HIANS EN VIIONNA Toon Bescherm uw planten bij vorst Hill TWEE TROUWE SCHIMMELS Een wit paardje HOLLANDSE KERAMIEK VAN TWEE GENERATIES Erbij Hoe oud is deze auto? Joan Haanappel behoort tot de favorieten ZATERDAG 24 JANUARI 1959 O PAGINA ZES TOEN IK nog naar school ging, bracht mijn moeder mij daar in het be gin steeds zelf heen. Later kwamen mijn vriendinnetjes mij afhalen en die brachten mij ook weer van school naar huis. Om beurten reden ze mijn wagen. Ik had altijd een heel clubje om mij heen. wat ik erg prettig vond. Eigen lijk ging ik nog liever met mijn clubje dan met moeder, want zij nam altijd de kortste weg. Achter ons huis waren bossen en iets verderop weilanden. Naar school was dat een hele omweg, maar de meisjes namen daar graag de tijd voor en kwamen mij dan vroeg halen-. Op zekere dag zei mijn vader: Jij krijgt nu van ons een peddelwagen, dat wil je toch zo graag, dan kun je ook alleen naar school gaan en verder over al komen. O, vader, wat vind ik dat fijn. Maar zou dat niet erg moeilijk zijn om zo'n wagen zelf te besturen? vroeg ik. Ja, kind, alle begin is moeilijk, maar als je flink doorzet, valt het heus wel mee. Anderen doen het toch ook! ELKE DAG keek ik naar de komst van de wagen uit. Eindelijk werd hij thuisbezorgd. Een prachtstuk was het. Ga nu maar eerst om het huis heen rijden. Als je dat kunt, dan ga je het maar in de stille lanen proberen, zei moeder. Maar o, wat was dat moeilijk om zo'n wagen te besturen. Ik zei dan ook wan hopig: Och, laat mij er maar mee uit scheiden, want dat leer ik toch nooit. Maar daar kwam natuurlijk niets van in. Eerst ging mijn moeder met mij mee en iedere dag vorderde het wat beter. Eindelijk kreeg ik het door en toen kon ik de weg op. Al gauw kon ik ook al leen naar school gaan. Ik nam er wel de tijd voor, want ik ging het liefst langs de weilanden. Het was al een eind in het voorjaar en ik genoot volop van de heerlijke natuur. De kieviten scheer den al roepende over het land. Ze had den blijkbaar jongen. De leeuweriken stegen jubelend omhoog en kwamen dan een eind verder op de akker neer. Je kon ze haast niet van een kluitje aarde onderscheiden. En ertussendoor riep de grutto aldoor zijn naam. Het vee liep grazende in de weide. Op zekere dag stond er in een van de weilanden een mooie schimmel te gra zen. Die had ik daar nog niet eerder gezien. Ik ben dol op paarden, dus ik ging er op af. Gelukkig was hij niet bang. Nieuwsgierig volgde hij mij langs het schrikdraad tot aan het einde van het weiland. Ik vond dat zo leuk, dat ik' terugreed. En zie, het paard liep weer met mij mee. Ik kon daar, jammer ge noeg, niet blijven, maar hij bleef mij nakijken, totdat ik verdwenen was. 's Middags ging ik er weer langs. Het spelletje van 's morgens herhaalde zich. Thuisgekomen vertelde ik mijn ken nismaking. Vader zei: Neem wat suikerklontjes mee, daar houden ze erg veel van. Maar denk er vooral om, dat je de palm van je hand met het klontje erop goed gestrekt houd, zodat het paard je niet in je vingers kan bijten. Vader kon het weten, want hij had vroeger ook paarden gehad. DE VOLGENDE DAG nam ik wat klontjes mee. Toen ik bij het weiland kwam, stond de schimmel er al weer. Ik gaf hem een klontje van mijn vlakke hand en streelde hem over zijn hoofd. Voortaan stond hij steeds naar mij uit te zien. Hij wist precies wanneer ik langs kwam. Ik joeg dan de lastige vliegen weg die om zijn hoofd vlogen en boven zijn ogen gingen zitten. Paar den hebben daar veel last van. Hij boog zijn hoofd dan naar omlaag, zo dat ik er goed bij kon. Typisch was het, dat hij direct aanvoelde dat ik niet het zelfde kon als een ander. Eens had ik niets bij mij. Dat zinde hem helemaal niet. Hij wist me toch te pakken te krijgen door aan mijn man tel te trekken. Hij besnuffelde me toen en wilde me niet laten gaan. Daar kwam de boer aan. Dag Dit paardje kun je maken van pijp- reinigers, een kraal, een papiertje voor de oortjes en wit handgaren. Op de tekening kun je duidelijk zien hoe je te werk moet gaan. Probeer het maar eens. jongejuffer, jij houdt zeker veel van paarden, hé. Ik zie je hier zo dikwijls bij de weide. Nou en of, ik hou van alle dieren, maar toch het meest van honden en van paarden. Ik vind het hoofd en de benen van een paard zo mooi. En dan die ogen! Ja, dat merk ik al aan de manier waarop je over paarden praat. Ik maak me altijd boos als mensen spreken van de kop en de poten van Hans. Heet hij Hans, o wat leuk, nu weet ik hoe ik hem roepen kan, zei ik. Nou, jongejuffer, ik heb al lang gezien dat Hans jou kent. Hij staat je gewoon op te wachten. Hij is een slimmerd. Ik denk dat het meer om de klontjes is dan om mij. Dat zou ik echt niet kunnen zeg gen, want ze worden ook heel graag aangehaald en vriendelijk toegesproken. HET MOOISTE was, dat hij ook wist wanneer het zondag was. Want als ik dan ook wel eens langs de weide kwam, stond hij niet op de uitkijk. Ik behoefde dan echter maar in mijn handen te klappen en dan kwam Hans direct aan draven. Hij hinnikte als hij dichtbij kwam. Het was zo'n mooi gezicht, die schimmel in de mooie groene weide te zien draven ZO VERLIEP ER enige tijd. Op een dag had Hans gezelschap gekregen van een schimmelmerrie. Die merrie was eerst wel bang voor mij, maar lang zamerhand won haar nieuwsgierigheid het van haar angst en al spoedig stond ze met Hans mij op te wachten. Jullie begrijpen wel, die klontjes.ik had nu voor een dubbele portie te zorgen. Ik denk dat ze, als ze de weg op hadden kunnen komen, mij naar mijn huis ge volgd zouden zijn. WEER EEN POOSJE later kwam Hans alleen aangelopen. Waar zou de merrie gebleven zijn? Zou ze geen klontjes meer lusten? Ik keek en keek en eindelijk ontdekte ik haar, een heel eind weg. Maar ze was niet alleen. Een mooi lichtbruin veulentje stond dicht tegen haar aan. In de met bloe men begroeide weide was 's nachts het veulentje geboren, kwam de boer mij vertellen. Vionna, zoals hij de merrie noemde, zou zich de eerstvolgende da gen wel een beetje op een afstand hou den om haar jong te beschermen. Na enkele weken, toen het veulen krachtiger werd, begonnen de spelletjes van moeder en kind, die bestonden in korte en langere holpartijen door het weiland. Soms deed Hans daar ook aan mee. Ik genoot er intens van de drie dieren zo te zien draven. Als het veulen moe werd, strekte het zich languit in de weide, goed door Vionna bewaakt. Hans kwam nog steeds klontjes halen. Pas na enige maanden, toen het veulen zelf gras begon te eten, was de grootste zorg voor Vionna voorbij en kwam ook zij weer naar mij toe. Het veulen was niet bang en smikkelde lekker mee van de klontjes. Toen het een half jaar oud was, kreeg het eenzelfde pakje aan als zijn moeder: het was helemaal wit ge worden. Wisten jullie, dat schimmel veulens bij de geboorte bruin zijn en later pas wit worden? NOG heel wat keren werd Vionna opnieuw moeder. Maar de jonge dieren werden na enige tijd verkocht, zodat Hans en Vionna steeds weer samen overbleven. Anita Er waait een gure oostenwind, Op straat zie je geen enkel kind. Het is zo koud daarbuiten! Ik zie de mensen huiv'rend gaan. De sneeuwvlokjes, die plakken aan De dichtgevroren ruiten. Het vriest al vele weken lang, De vogeltjes zijn koud en bang. Zo hong'rig zijn die armen. Ze zitten kleumend op 't balkon, Er is zelfs niet één straaltje zon, Om zich wat in te warmen Ik strooi wat korstjes brood er neer. O kijk eens, steeds komen er meer! Ze vechten om een hapje. Mijn mammie zegt: „Ze hebben dorst, Nu 't water met een dikke korst Van ijs bedekt is, snap je?" Ze drinken uit een grote schaal En hebben vast een heerlijk maal, Dat kun je heus geloven! En als het straks weer voorjaar is, Dan fluiten ze voor mij geivis Hun mooiste lied van boven. Marianne van Raait Tel alle cijfers, die je in deze tekening kunt vinden, bij elkaar op en je weet hoe oud de auto is. (De 9 is er niet bij). EINDE vorige week werd in het Centraal Museum in Utrecht de tentoonstelling „Nederlandse Ke ramiek" geopend, die dagelijks tot 15 februari te bezichtigen is. Me juffrouw M. E. Houtzager, direc trice van het museum, vertelde dat het materiaal voor deze expo sitie door de Koninklijke Acade mie voor Kunst en Vormgeving in 's Hertogenbosch bijeen werd ge bracht. Men heeft uit een groot aantal Nederlandse keramisten de moeilijke keus van een tiental moeten doen. De tentoonstelling begint met het werk van Lanooy en Nienhuis, omdat daarmee een wending in de Nederlandse kera miek is opgetreden wat vorm, kleur en glazuur betreft. Het woord keramiek zo lezen we in de catalogus is afgeleid van het Oudgriekse keramikè technè, dat „de kunde om dingen te maken uit klei" betekent. „Ke- ramos" is pottenbakkersaarde, later „alles wat gemaakt wordt uit klei". Over de oorsprong van dit woord lopen de meningen nog uiteen, maar men neemt aan, dat het afgeleid is van het werkwoord „kerannymi, keraoo" (mengen). Nienhuis, Lanooy, Andrée en de industriële keramiekontwerper Bellefroid vertegenwoordigen op deze expositie de „oudere" gene ratie. Bert Nienhuis werd in 1873 in Groningen geboren en ontving aan de kunstnijverheidsschool in Amsterdam zijn opleiding. In 1897 richtte hij een plateelbakkerij op, in 1905 werd hij leraar aan de kunstnijverheidsschool in Haar lem en van 1917 was hij aan de Quellinusschool in Amsterdam verbonden. Chris Lanooy werd geboren in 1881 en overleed in 1947. Hij was oorspronkelijk de corateur. Later is hij als potten bakker in Scheveningen eft Gouda werkzaam geweest. Hij vestigde zich tenslotte in 1922 in Epe. Het werk van de oude generatie op de tentoonstelling „Neder landse Keramiek" vertoont veel overeenkomst, maar kent toch ook essentiële verschillen: Lanooy leefde zich vooral uit in de kleur (zeegroen, bruin en lichtgeel). Nienhuis vond zijn inspiratie vooral in het samengaan van vorm en glazuur. Andrée daaren tegen heeft de grove materie wil len handhaven. Zijn werk, dat voornamelijk bestaat uit sierstuk- ken en niet uit gebruiksvoorwer pen, is grillig van vorm en zou men kunnen zeggen eentonig van kleur (lichtbruin, groen en grijs). Vaas door Van Deventer. Dat deze drie ouderen veel in vloed hebben gehad op de jongere generatie is duidelijk te merken. Een voorbeeld is Just van Deven ter: ook hij streeft evenals An drée naar een zo oorspronkelijk mogelijke vorm van keramiek. Zijn werk is voor het grootste gedeelte dan ook met de hand vervaardigd en niet met de pot tenbakkersschijf. De belangrijkste van deze generatie mogen we on getwijfeld Meindert Zaalberg noe men, wiens zoon, de vierentwin tigjarige Herman Zaalberg even eens in het Centraal Museum ex poseert. Meindert H. Zaalberg werd in 1907 in Leiden geboren. Op twaalfjarige leeftijd was hij reeds werkzaam in de potterij van zijn vader. Thans is hij met de leiding van de potterij Zaalberg in Zoeterwoude belast. De keramie- ken van Meindert en Herman Zaalberg zijn haast alle gebruiks voorwerpen, verrassend door hun eenvoud, strakke vorm en kleur. Het lichte geel, bruin en grijs maakte plaats voor een fel geel, groen en rood. EEN ANDERE belangrijke plaats op deze prachtige expositie nemen natuurlijk ook de ontwerpers van industriële keramiek in. Naast de reeds genoemde Bellefroid zien we ook werk van onder meer De Vries, Daems en Landsheer, dat duidelijk bewijst, dat ook indu strieel aardewerk en porselein echt mooi kan zijn. Bij deze laatste ontwikkeling, treedt ook „De Porceleyne Fles" uit Delft op de voorgrond. Sinds 1955 bestaat daar namelijk een afdeling, die zich gespecialiseerd heeft op deze tak van kunst. Onder leiding van dr. Dobbelman en Iep Valkema werkt een aantal kunstenaars aan het tot stand komen van één eind- produkt. Voor de vorm zorgt Jet Sielcken, voor het ontwerp van de versiering het decor Lies Cozijn. Helaas hebben we niet alle na men van de exposerende kera misten kunnen noemen. Dat zou te veel zijn. Om het werk van al deze kunstenaars te leren kennen moet men een bezoek brengen aan het Centraal Museum in Utrecht en dan bij voorkeur op de mid dagen van woensdag en zaterdag, want dan zal men niet alleen van hun werk kunnen genieten, maar bovendien zal men kunnen zien hoe zo'n kunstwerk tot stand komt: potterij Zaalberg geeft dan namelijk van 14.30lri.30 uur demonstraties op de draaischijf. MET MEVROUW HERMANS praten be tekent: met het echtpaar Hermans praten. Want deze charmante, haast verlegen vrouw houdt er niet van om alleen geïn terviewd te worden. Daarom zit Toon Her mans ook in die grote zitkamer aan de Zuidboulevard in Zandvoort. Toch richten we onze vragen hoofdzake lijk tot haar. Ze beantwoordt ze allemaal wat zachtjes met een vriendelijk glimlach je. Wat mijn liefhebberijen zijn? Ik lees en schilder graag, vroeger tenminste, toen de kinderen nog veel kleiner waren en ik er nog tijd voor had. Maar het liefst doe ik aan binnenhuisarchitectuur. Dat laatste hadden we al geraden. Direct toen we bin nenkwamen hadden we het gezien: de van smaak getuigende, erg persoonlijk inge richte zitkamer. HET IS AVOND, tegen negenen. In de ruime kamer branden een paar schemer lampen en kaarsen, die in de grote lage vensterbank staan. De witte piano staat open. Er naast, op een kleine tafel, liggen grammofoonplaten, allemaal door elkaar. Bij het raam staat een antieke witte bank, goudgeel bekleed. Op de effen sofa liggen helgekleurde kussens. Over de ronde tafel ligt een prachtig cretonne tafelkleed. De hoge donkere boekenkast staat vol met boeken. Aan de muur hangen een paar re- produkties, een aquarel van mevrouw Her mans, een groot geschilderd portret van een héél blond jongetje met een blauw jas je aan, van Toon Hermans en dan overal tekeningen en soms ook gedichtjes van Maurice en Michèle, de oudste zonen van het echtpaar Hermans. Ik heb mijn huis wel eens laten inrichten door een binnen huisarchitect, maar ik heb me er nooit echt in thuis gevoeld. Het was niet van mezelf. Ik voelde me als een kat in een vreemd pakhuis. Hier is het heerlijk, zelfs nu ze kijkt naar buiten met dit weer. Nou, zeg nou maar gerust, dat we hier thans aan de Cote d'Aguur zitten, zegt Toon Hermans ineens. Wij moeten er erg om lachen. Mevrouw Hermans ook, maar ze laat het niet zo merken. Ze glimlacht alleen heel even, net alsof ze van te voren had geweten, dat hij zoiets zeggen zou. Ook als we met haar praten en Toon Her mans voor haar antwoordt, zit ze stil te luisteren. Slechts af en toe knikt ze instem mend of voegt er wat aan toe. Ze houdt zich het liefst op de achtergrond. We vragen hoe mevrouw Hermans haar huishouden regelt. Voor ze wat aarzelend wil gaan antwoorden, zegt Toon Hermans het al weer: Schrijft u nou maar ge rust dat het een rotzootje is, een lekkere, gezellige rotzooi. Weer lachen wij. Me vrouw Hermans glimlacht slechts weer even. Dat maakt haar sympathiek. Dan vertelt ze: Ja, ons huishouden is na tuurlijk wel wat ongeregeld, vooral als Maurice en Michèle thuis zijn. Die zijn in Zuid-Limburg, in een internaat. Ik mis ze vaak. Vooral als ze hier de vakantie heb ben doorgebracht Als ze dan weg zijn, is het ineens zo stil in huis, hoewel ik toch nog genoeg drukte heb van Gabriël, onze „baby". Nee, we gaan haast nooit uit, niet naar de film, schouwburg of naar het ca baret. Sinds Toon aan die film werkt, heb ik geen man maar een brok film naast me. Ja, zegt Toon, zo'n film sloopt je. 's Avonds kom ik doodmoe thuis en plof het liefst meteen mijn bed in. Het is na- tuurlijk enig werk, want ik doe haast alles zelf. Ik maak de decors, schrijf het sena- rio, maak de liedjes en speel vaak voor cameraman. Eigenlijk is ons landje te klein voor de film, wist u dat? In Ameri ka doen ze met zijn veertigen hetzelfde werk, dat wij met vijf man moeten doen. Wat betekent nou dat kleine studiootje aan dat watertje in Duivendrecht vergeleken bij die honderden, die er in Hollywood staan? En zo is het ook al met de televisie. Holland is maar een heel klein stipje op die onnoemelijke grote landkaart. Het moet en kan eenvoudig niet. dezelfde eisen op dit'gebied stellen als de grote concur rerende landen. Neemt u nou bijvoorbeeld eens zo'n Perry Comoshow, dat is toch ge weldig! Alleen al qua opzet en dan die de cors en al die beroemde componisten en artiesten, die aan dit programma mee werken. U moest maar eens weten, wat die Perry allemaal met die kleine oogjes van hem ziet en wat hij met dat koppie van hem denkt. dat is beslist heel wat! Zo'n show is hier natuurlijk onmogelijk. Gewoon omdat we er de mensen niet voor hebben en natuurlijk ontbreekt ook de pingping. Uit dit alles moet u beslist niet opmaken, dat ik het hier in Holland niet fijn vind, integendeel, ik houd van ons landje en ik zou nooit willen verhuizen. Nééééé, zelfs niet naar Amerika. Ja, mis schien weieens voor een tournee, maar nooit, voor goed. Ik wil hier blijven, hier in Holland, waar mijn kinderen naai school gaan en waar ik mijn vrouw leerde kennen. En vooral dan hier in Zandvoort, in dit huis met dat uitzicht op zee. Als hij dit zegt kijken we allemaal naar buiten. De gordijnen voor het grote raam zijn niet gesloten. Het is buiten stikkedon- ker. Wij zien niets. Alleen de kaarsen, die soms heel kort even opflikkeren. Maar het is alsof het echtpaar Hermans door die donkerte heen kijkt, alsof ze zien hoe het weer zomer is en hoe hun zoontjes Maurice en Michèle bruinverbrand de weg oversteken, het duin afrennen op weg naar die grote, fijne zee. j. In de serie Amstelboeken van L. J. Veen in Amsterdam is een herdruk verschenen van Het manneneiland, geschreven door Henri van Wermeskerken en verscheidene jaren voor de oorlog voor het eerst uitge geven. Het is een fantasierijk avonturen verhaal over enkele mannen, die na een schipbreuk op het strand van een onbe woond eilandje in de Stille Oceaan zijn ge worpen. Jarenlang leven de mannen onge stoord op het eiland, maar de rust wordt doorbroken door twee vrouwelijke piloten die als eersten van hun geslacht de oceaan willen overvliegen maar in zwaar weel moeten landen. Het vlotte, in de stijl van jongensboeken geschreven verhaal is nu sterk verouderd. Vooral de reacties van de wereldvreemde mannen op de komst van de vrouwelijke piloten en de romanti sche avonturen daarna doen nu belache lijk aan. Kamerplanten verlangen in de winter een bijzonder goede verzorging. Tijdens strenge vorst kunnen ze het vlak voor het venster wel eens te kwaad krijgen. U dient hen speciaal tegen de avond en in ce nacht te beschermen. De planten kunnen tijdelijk iets naar achteren gezet worden. Over het Ugemeen zal het eenvoudiger zijn wat kranten tussen glas en planten aan te bren gen; kranten houden de kou goed tegen. In ieder geval moet u er voor zorgen dat geen bladpunten tegen het glas komen want die kunnen bij vriezend weer als verloren be schouwd worden heerst is er geen schade te zien, doch later komen die dóde punten wel te voorschijn. Als de planten toch trots uw goede zorgen last van de vorst gehad heb ben, tracht het blad en de stengels dan'niet le ontdooien door er met uw warme han den aan te zitten of er met uw adem boven te komen; het is veel beter zulke planten voorzichtig op te pakken en die in een vorst- vrije, doch vooral koele kelder te zetten. Daar kunnen de planten dan oversproeid worden met koud water, zo uit de kraan. Laat ze drie dagen in het donker staan; meestal zijn ze dan wel gered. G. Kiomdijk Europese titel kunstrijden Aan de Europese kampioenschappen kunstrijden, die van 1 tot en met 8 fe bruari in Davos worden gehouden, zullen meer dan 80 kunstrijders en rijdsters deel nemen. Alleen bij de heren zal de titel worden verdedigd door de Tjech Karol Divin, terwijl bij het ijsdansen de Engels man Courtney Jones een nieuwe partner heeft moeten zoeken, namelijk Doreen Denny. Het lijstje met deelnemersaantallen en de door expert genoemde favorieten ziet er als volgt uit: Dames: 32 deelnemers uit 13 landen: fa vorieten: Joan Haanappel (Ned.), Diana Clifton Peach IG.B.), Hanna Walter (Oos- tem-ijk), Ina Bauer (West-Duitsland) en Jindra Kramperova (Tsjech.) I.Jsdansen: 17 paren uit 10 landen: favo rieten: Courtney Jones en Doreen Denny (Groot-Brittannië).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 18