GEORG FRIEDRICH HANDEL
K UNS TZA KB OEKEN
De wonderen van de sterrenhemel EEN k0ude revolutie op het platteland
-••• Het graf van Shackleton
in het zuidpoolijs inspireerde tot
een geweldige omwenteling in voedingsgewoonten
ZATERDAG 31 JANUARI 1959
Erbij
PAGINA DRIE
MUZIKALE HERDENKINGEN VAN
EEN GENIAAL KRACHTMENS:
De eenvoud van Handels
muzikale middelen is
niet minder dan echte
toverkunst - Beethoven
Tussen de componisten
Handel en Bach
zie ik geen werkelijke
overeenkomst Fétis
De ziel van Handel
is klaar als een vriezende
nachthemel vol gouden
sterrenbloei Querido
Boerenbevolking ontdekt
gebruik van diepvrieskluis
Mario Rossi gastdirigent
DE wonderen, wil de
zegswijze, zijn de wereld
nog niet uit. Gelukkig niet.
Stel u voor, dat dat wèl het
geval was, dan zou een
boek als „De wonderen van
de sterrenhemel" niet be
staan. Sinds kort bestaat
het echter wel degelijk: het
verscheen bij de uitgeverij
Kosmos (Amsterdam-Ant-
werpen) en is samengesteld
door dr. Rudolf Kühn, di
recteur van de sterren
wacht van München.
Met opzet hier „samen
gesteld" en niet .geschre
ven". Er staat ook wel tekst
in het boek (een Neder
landse, die door dr. A. J. M.
Wanders is verzorgd, ook in
die zin, dat er zorg aan is
besteed!) maar het is
toch in eerste opzet: een
fotoalbum. Van de maan tot
voorbij de Andromedanevel
neemt de auteur pardon:
samensteller ons mee.
Dertig van de acht-en-
veertig hier afgedrukte
foto's zijn met de reus
achtige telescopen van de
sterrenwachten van Mount
Wilson en Mount Palomar
(Californië) gemaakt.. Dan
weet u het wel, zou ik zeg
gen. Kennelijk met de be
doeling, deze nu en dan
zelfs een emotie van esthe
tische aard oproepende
beelden niet te verstoren
door onderschriften, is er
een heel vernuftige oplos
sing gevonden voor de uit
leg bij de platen. Die be
staat namelijk uiteen
uitleg. In die zin dat men
achteraan het boek twee
pagina's naar buiten trekt
met als resultaat, dat u vier
bladzijden druks in één
oogopslag bestrijkt. Links
het plaatje, rechts het
praatje. G. v. W.
Het feit, dat tweehonderd jaar ge
leden de verengelste Duitse compo
nist Georg Friedrich Handel (te
Londen op 14 april 1759) overleed, is
aanleiding om in dit seizoen aan zijn
oeuvre bijzonder veel aandacht te
besteden en uit zijn zeer grote en
veelomvattende geestelijke nalaten
schap werken ter uitvoering te kie
zen, die niet tot het overbekende
repertoire behoren. Muzikaal Haar
lem neemt aan deze herdenking in
opvallend belangrijke mate deel.
Reeds werd door de Christelijke
Oratoriumvereniging het zelden ge
knorde oratorium „Theodora" ten
gehore gebracht, leverde Door Zang
Vriendschap zijn bijdrage met „De
Messias" en lieten de gecombineer
de zangverenigingen Doopsgezind
Zangkoor en Postaal Mannenkoor het
Haarlemse publiek met het Det-
tinger Te Deum kennismaken. Voor
de boeg staan nu de volgende week
twee manifestaties, die bijzondere
aandacht verdienen: de uitvoering
van een Concert voor orgel en or
kest (solist Piet K:e) op het door
Henri Arends geleide dinsdagavond-
concert van het Noordhollands Phil-
harmonisch Orkest en de vertolking
van het machtige koororatorium
„Israel in Egypt" op donderdagavond
door het gecombineerde ensemble
der Koninklijke Liedertafel Zang en
Vriendschap, de Nederlandse Han-
delvereniging en de C.O.V. uit
Utrecht, onder leiding van Jac. P.
Loorij, tezamen driehonderd stem
men. Bovendien speelt Albert de
Klerk, naar authentiek gebruik, tus
sen de beide delen van het orato
rium een orgelconcert van de mees
ter. Intussen bereidt Knor Katholiek
Haarlem zich voor op de psalm Lau-
date pueri Dominu. z en op de Ode
for St. Cecilia's Day welke werken
ten ihore zullen worden gebracht
in het voorjaar en heeft Marinus
Adam de „Watermuziek" op zijn
programma van het V-concert van
het N.Ph.O. op 13 februari.
Temidden van het eeuwige ijs op
South Georgia Eiland ligt het graf van
Sir Ernest Shackleton, de beroemde En
gelse zuidpool vorser. Shackleton stierf
tijdens zijn derde expeditie naar Antarc
tica in januari 1922 en zijn metgezellen
begroeven hem ter plaatse. Zijn laatste
rustplaats werd gemarkeerd met een
eenvoudig houten hek. Nu, zevenender
tig jaar later, zien de ongeverfde ruw
houten planken van dat grafhek er nog
even nieuw en gaaf uit, alsof zij gisteren
gezaagd werden. De spijkers en kram
men glimmen, alsof zij pas uit de winkel
gekomen zijn. Er is geen spoor van roest
of verwering. De tand des tijds schijnt
Shackleton's graf vergeten te zijn
ER IS EEN heel simpele verklaring voor
dit ogenschijnlijk vreemde „natuurver
schijnsel": het barre klimaat. In het zuid
poolgebied stijgt het kwik in de thermo
meter zelfs in de zomer vrijwel nergens
boven het nulpunt, 's Winters heersen er
temperaturen van vele tientallen graden
onder nul. Tegen een dergelijke koude is
geen enkele vorm van dierlijk leven be
stand. Landdieren zal men op het Ant
arctisch vasteland dan ook tevergeefs
zoeken. Ook microben ontbreken er vrij
wel volkomen: zij krijgen eenvoudig geen
kans van leven. Met uitzondering van
enkele virusziekten, zoals de doodgewone
verkoudheid (ironie van het lot: Shackle
ton stierf aan een verwaarloosde influen
za!) komt er op heel het immense „Witte
Continent" dan ook geen enkele (door bac-
terieën veroorzaakte) ziekte, geen rotting
en geen bederf voor. Het is niet slechts
het gezondste klimaat ter wereld, maar
ook de meest-ideale ijskast.
De kennis van deze wonderlijke feiten
dateert overigens niet van vandaag of
gisteren. Reeds aan het begin van deze
eeuw ontdekten zuidpoolvorsers, dat rob-
benvlees en vis, bewaard onder een laag
ijs, bijna onbeperkt vers en smakelijk
bleven. Het zou echter tot in het begin
van de dertiger jaren duren, voordat men
deze wetenschap te gelde ging maken.
Overal werden toen verwoede pogingen
gedaan om in minder „bevoorrechte" stre
ken een kunstmatig zuidpoolklimaat te
mmwB
Vier typen diepvrieskluizen kent men
thans in ons land. Het meest in zwang is
het hier afgebeelde „toonbanktype".
Iedere huurder heeft zijn eigen loket, dat
afgesloten kan worden met een hangslot.
Een andere uitvoering is de carousselkluis,
waarin de loketten in cirkels aan een
verticale as zijn opgehangen. De huurder
opent de kluisdeur en draait tot zijn eigen
loket voor de opening verschijnt.
scheppen. Het resultaat van die pogingen
is onze moderne diepvriestechniek, die in
de jaren kort voor de laatste oorlog in
Amerika ontwikkeld is. Het principe is
kinderlijk eenvoudig. Men behoeft slechts
een normale koelcel of ijskast van een
sterker aggregaat te voorzien, die de in
wendige temperatuur op ten minste acht
tien graden onder nul kan brengen en
handhaven: de minimum-temperatuur die
voor het doden van alle schadelijke kie
men, rottingsbacterieën en enzymen nodig
is. Het resultaat overtrof de stoutste ver
wachtingen. Levensmiddelen, die op deze
wijze ingevroren worden, zijn niet slechts
afdoende gevrijwaard tegen bederf, zij blij
ken tevens tijdens de gehele bewaar
periode (zes maanden tot een jaar) niets
van hun geur en smaak, hun kleur en hun
rijkdom aan vitaminen in te boeten.
Gegraveerd portret van Handel, naar een schilderij van
Hudson, dat zich in de universiteitsbibliotheek van
Hamburg bevindt.
REEDS twee eeuwen overleven de muzikale scheppin
gen van Handel hun maker, zonder dat het feitelijk nodig
was door speciale acties dit oeuvre te propageren. Dat
de componist tijdens zijn strijdhaftig bestaan zo nu en
dan in diskrediet raakte bij het publiek, zal wel hoofd
zakelijk zijn hooghartige natuur en de niets of niemand
ontziende ruwheid van zijn optreden tot oorzaak hebben
gehad, benevens een verward raken in partijschappen
meer althans dan dat het zijn muziek gold, want
weinig was er nodig om het getij te doen keren en hem
tot de held van de dag te maken en hem bij wijze van
spreken tot vorst van het klankenrijk uit te roepen.
Dezelfde dwingende macht van zijn persoonlijkheid wist
dan weer met eenvoudig-klare maar steeds bezielde
middelen, doeltreffend en op de man af, zijn meerder
waardigheidsgevoel te doen gelden bij de massa. Dit alles
wijst op een dominerende heroïek in deze extroverte
natuur, die zelfs in
bedenkelijke ontle
ningen, in simplici-
teiten en slordige
concepties zijn „gran
dezza" toonde, alsof
hij zeggen wilde: Wie
doet me wat! Het
werkelijk grandioze
van zijn kunnen en
zorgde steeds voor een niet te miskennen overwicht.
Observeer zijn trotse houding op het portret van Hud
son of beluister zijn muziek: de indrukken van zelfbe
wustheid, van onverzettelijkheid en warmbloedig pathos,
van dominerende suggestie zijn dezelfde. Er is muziek
die dieper graaft dan de zijne, maar de kracht om voor
ledereen aanvaardbaar te zijn, te boeien en te ontroe
ren, heeft de kunst van Handel blijkbaar voor eeuwen
meegekregen.
IN HETZELFDE JAAR, 1685, dat Bach geboren werd,
zag ook Handel, op ettelijke mijlen afstands van diens
bakermat, het eerste levenslicht. Beiden groeiden Op tot
grootmeester van de toonkunst, maar in zeer uiteen
lopende richting. Toen Anton Rubinstein die tegenstel
ling met de vergelijking „Bach: een kathedraal, Handel:
een koninklijk slot" belichtte, trof hij de kern wel bij
zonder raak. Bach bleef in zijn eenvoudige betrekkin
gen dicht bij huis. terwijl Handel met zijn natuur van
„Streber" en vechter als cosmopoliet het leven leidde
van een „grand seigneur". Vroegtijdig tot vaardig orga
nist, clavecinist, hoboïst, violist en componist in zijn
vaderland opgeleid, lokte het hem niet aan zich als or
ganist aan een bepaalde stad te binden. Wel werd hij
gefascineerd door het operabedrijf van Hamburg, waar
zijn eerste drie muziekdramatische scheppingen in scène
werden gezet. Daarna ging hij zich in Italië aanpassen
bij de toen aldaar heersende kerkelijke koorstijl en bij
de operagebruiken. Dan vinden wij hem als kapelmeester
in dienst van de keurvorst van Hannover, die hem een
verlof naar Engeland toestond. Handel profiteerde daar
van om te Londen belangrijke contacten te leggen en
zijn opera „Rinaldo" opgevoerd te krijgen. Daarna was
hij weer even in dienst van zijn keurvorst. Doch Enge
land trok hem. Hij vroeg opnieuw verlof. Zo groot was
zijn bijval „zelfs aan het koninklijke hof, dat hij er niet
aandacht naar Hannover terug te keren. Weldra echter
bracht zijn contractbreuk hem in moeilijkheden, toen
zijn wettige „heer" namelijk, de Hannoverse keurvorst,
koning van Engeland werd. Na het componeren van de
„Watermusic" zou, volgens een legende, de breuk tussen
de koning en Handel zijn bijgelegd. Het leven van de
componist speelde zich verder met ups and downs in En
geland af. Alleen voor dienstreizen en voor herstel van
zijn gezondheid betrad hij weer het vasteland.
Zijn muzikale activiteit is veelomvattend en zeer ver
scheiden geweest. Korte tijd was hij kapelmeester van
de hertog van Chandos, in wiens dienst hij zijn beroemde
Anthems schreef. Daarna wierp hij zich hals over kop in
het operabedrijf, als ondernemer en rusteloos werkende
componist. In totaal staan zesenveertig opera's op zijn
naam. Zij bezorgden hem triomfen maar ook felle tegen
slagen. Maar zelfs de ergste financiële en lichamelijke
inzinking kwam hij te boven, echter niet zonder van
koers te veranderen Nu wijdde hij zich hoofdzakelijk
aan het oratorium, in vele gevallen een verkapte vorm
van'de opera, namelijk in concerfvorm uitgevoerd'. Déze
nieuwe scheppingsperiode leidde tot hoogtepunten die
Handél tot de grootmeester en in feite de grondlegger
van het moderne oratorium gemaakt hebben. Rekenen
wij zijn Passies en enkele andere werken in het genre
mee, dan tellen wij meer dan dertig oratoriums in zijn
oeuvre. Tijdens het componeren van het oratorium
„Jephta" verminderde zijn gezichtsvermogen. De zes
laatste jaren van zijn leven was hij totaal blind, wat
niet verhinderde, dat hij zijn oratoriumuitvoeringen
bleef dirigeren en zich als improviserend organist liet
gelden.
De laatste levensperiode die der oratoriums is
ook niet zonder strijd en tegenslag verlopen, maar toen
Handels vurige hart was stilgevallen bleek de triomf
van zijn streven volledig. Het pantheon der Engelse gro
ten, Westminster Abbey, werd zijn laatste rustplaats.
HANDEL WAS van het. orgel uitgegaan. Geheel zijn
oeuvre draagt er de sporen van. De toestanden in Enge
land op het gebied van het orgel varen echter minder
gunstig en niet te vergelijken met die welke hij in zijn
jeugd in Duitsland had leren kennen en waarmee hij
later op zijn reizen, in Holland onder meer, waar hij ook
Haarlem terwille van het beroemde instrument van
Miiller in de Grote Kerk bezocht, kennismaakte. Het
pedaalklavier om slechts dit onderdeel van het orgel
te noemen was in Engeland over het algemeen weinig
ontwikkeld of ontbrak geheel. Dit heeft een geheel apart
karakter gegeven aan de vele composities, die Handel
voor het orgel schreef en dit des te meer daar hij ze niet
voor de kerkdiensten maar voor concertdoeleinden be
stemde en ze dus doorgaans een profane geest meegaf.
Zo staan er op zijn naam twintig concerten voor orgel
en orkest, waarvan er echter enkele van twijfelachtige
herkomst zijn. Twaalf concerten zijn als authentiek te
beschouwen en nog vier andere zo goed als zeker ook.
De rest zijn complicaties uit instrumentale werken, ope
ra's en oratoriums van de meester, door meer of minder
handige nabootsers samengesteld en op Handels naam
in het licht gegeven.
Handel beschouwde zijn orgelwerken om ze als inter
mezzo tussen de delen van zijn oratoriums te vertolken.
Dat hij daarbij zijn rijk improvisatievermogen te pas
bracht is een uitgemaakte zaak. Want het komt in de
originele uitgaven voor, dat de thematiek slechts schets
matig is aangegeven of dat hij een sologedeelte (bijvoor
beeld een adagio) als vrije improvisatie aanduidde met
een „ad libitum" (naar goeddunken). Bovendien laten
zijn partituren ruimte voor harmonische vulling, zoals
het in de generaalbastijd trouwens gebruikelijk was. Er
bleef dus altijd iets spontaans van de solist te verwach
ten en men kan dit. rekenen tot een bijzondere attractie.
De aanhouding „Handel speelt in de pauze een nieuw
orgelconcert" gold dan ook als een trekpleister voor de
oratoriumuitvoeringen. Het orgel, dat hij daarvoor had
laten plaatsen in Covent. Garden, was slechts van klein
formaat: het bevatte niet meer dan zeven spelen. Maai
de ervaring heeft geleerd dat het concertante spel in
Handels orgelconcerten met deze beperkte dispositie
voortreffelijk gediend is.
Ik sprak hierboven van complicaties door vreemde
navolgers, doch daartoe had Handel zelf aanleiding ge
geven door oudere
instrumentale compo
sities om te werken
of een thema uit een
oratorium (bijvoor
beeld het Halleluja
uit. „De Messias") te
pas te brengen. We
kunnen dit verklaren
als haastwerk, maar
ook als een probaat middel van Handel om zijn
publiek te boeien. Wat er van zij, de orgelconcerten van
Handel, ingesteld als zij zijn op het directe effect, missen
nooit hun werking op het publiek en behoren, door hun
muzikanteske allure, tot de kostelijke dingen van het
repertoire.
HET IS OPVALLEND hoe vaak Handel voor zijn ora
toriums een onderwerp uit het Oude Testament koos.
Deze voorkeurtendens is bij hem sterk overwegend. Een
bijzonder machtig monument van epische kracht bouwde
hij op het bijbelse gegeven van de uittocht der Israëlie
ten uit de Egyptische ballingschap. Hij had hier Mozes
en Aaron, als de leiders van het verzet en van de emi
gratie, tot centrale figuren van het werk kunnen ma-
fresco echter als
stam Israel" als
een bij uitstek
ken. Hij concipieerde zijn oratorisch
een massale volksbeweging, met „de
hoofdfiguur. Zo is „Israel in Egypt'
koororatorium geworden, waarin achtentwintig koor
nummers (waaronder verscheidene dubbelkorige) zich
verhouden tot een betrekkelijk gering aantal solo
nummers (vier recitatieven, vier aria's en drie duo's).
Dit is dan ook de reden waarom het werk zo zeldzaam
tot uitvoering komt; want waar vindt men het koor dat
het behoorlijk kan bezetten? Toen „Israel in Egypt" een
kleine vijf jaar ge
leden voor het eerst
in de Haarlemse
Concertzaal klonk
(namelijk onder lei
ding van George Ro
bert) gebeurde het
door een combinatie
van de Haarlemse
en de Heemsteedse
'C.O.V. Nu zullën zelfs drie grote koren samenwerken,
zodat het zal gaan lijken op een muziekfeest uit de da
gen, dat Mendelssohn het machtige tpos met een mas
saal koor aan de vergetelheid ontrukte. Want zoals deze
pionier Bach's Matheuspassie in zijn waarde herstelde,
zorgde hij er ook voor dat. de muzikale kringen niet
van Handels „Israel in Egypt" onkundig bleven. Met dat
al is het koor-epos een opgave voor bijzondere muziek
feesten gebleven.
„ISRAEL IN EGYPT" is als titel van het werk niet
geheel correct, want het gaat niet om de slavendienst in
Egyptische ballingschap, doch om de verlossing daarvan,
met de doortocht door de Rode Zee, de ondergang van
farao's legerscharen en de dankhymne van Mirjam, die
door Handel voor solo en dubbelkoor als slotapotheose
aangewend is. Feitelijk is heel het tweede gedeelte (dat
is meer dan de helft van het oratorium) gewijd aan dank
en lofprijzing en aan een terugblik op wat voorafgegaan
is. Want in het eerste deel heeft zich reeds heel de actie
voltrokken. Dit begon daar met een klacht van de onder-
Karikatuur het zogenaamde „Handelkoor" door
Hogarth uit 1731, gemaakt naar aanleiding van een-
uitvoering van een oratorium van de Nederlandse
componist Willem de Fesch.
drukte Israëlieten, gevolgd door een aantal koornum
mers en een altaria, die vertellen van de plagen die
Jehovah over Egypte zond. Daarna wordt de uittocht
der Joden en het doortrekken van de Rode Zee behan
deld, dit laatste met een merkwaardige fuga voor dub
belkoor. En dan is er tenslotte tamelijk kort uitge
werkt de ondergang van het Egyptische leger. In de
tweede helft van het werk is er ruimte genoeg gelaten
om die vernietiging in een haast wrede vreugderoes te
herdenken, onder meer door een duo van twee bassen,
die, Jehovah lofzingend, de dood van de farao bejube
len, bij een markant geritmeerde vreugdedans.
De karakteristieke effecten die Handel bij het schetsen
van de Egyptische plagen te pas bracht, behoren tot de
merkwaardigste dingen van de partituur. Zo in de kik-
vorsenplaag (altsolo) met een typisch ritmisch naboot
sende begeleiding. Verder in de plagen der vliegen, mug
gen en sprinkhanen, alsmede in het achtstemmige koor
van de hagel. Maar bijzonder suggestief is het koor „He
sent a thick darkness" en ook dat van de dood van de
eerstgeborenen.
Handel heeft en dit niet alleen met dit werk zijn
publiek een rijk verluchte Bijbel voorgehouden, waar
van de muzikale illustratie twee eeuwen na zijn dood
nog van zijn genialiteit getuigt. Want deze krachtmens
was een genie.
Jos. de Klerk
TOEN DEZE FEITEN, geboekstaafd
door laboratoriumproeven van officiële
keuringsdiensten, bekend werden, ontstond
er in Amerika een ware diepvriesrage.
Later in het begin van de vijftiger
jaren maakte de diepvries zijn entree
in ons werelddeel. In Scandinavië en in
Duitsland zijn bij voorbeeld de complete
toebereide maaltijd, die men via de diep
vriesdetaillisten betrekt, uitermate popu
lair geworden. In ons land beperkt de om
zet zich in hoofdzaak tot diepgevroren
groente en fruitprimeurs. Er is groot
scheepse en aanlokkelijke reclame „Gun
uzelf hartje winter eens het genot van
een portie verse aardbeien!" voor ge
voerd, maar het haalde weinig uit. Om de
een of andere reden wilde de gemiddelde
Nederlandse huisvrouw er niet aan. Vooral
in de grote steden is het nooit een goed
lopend artikel geworden.
ANDERS LIGT DE ZAAK op het platte
land, waar de diepvries de laatste jaren
de oude huiselijke conserveermethoden be
gint te verdringen. Vele boerenvrouwen,
die vroeger het mestkalf of „huisvarken"
plachten te roken, te wecken of in te
pekelen, hebben zich thans een zogenaam
de diepvrieskist aangeschaft, die hun niet
slechts veel tijd en werk bespaart, maar
bovendien de gezondheid van hun gezin
nen ten goede komt. Doch helaas kost zo'n
diepvrieskist al gauw vijftienhonderd tot
tweeduizend gulden, zodat lang niet iedere
huisslachter zich deze luxe kan permit
teren. Maar er is wel een andere mogelijk
heid. Enkele jaren geleden heeft een onder
nemende fruitkweker uit het Overbetuwse
plaatsje Cothen namelijk in zijn dorp een
diepvriesinstallatie laten bouwen, die in
dertig afzonderlijke kastjes verdeeld was.
Elk van deze kastjes of loketten had een
"inhoud van tweehonderd liter (dubbel zo
veel als een normale huishoudkoelkast) en
kon mét een hangslot afgesloten worden.
Toen het geval klaar was, bood de kweker
zijn kastjes aan de dorpelingen te huur
aan, net als de bankier zijn safeloketten.
Aanvankelijk wilden de dorpelingen er
niet aan. De kweker moest enkele loketten
gratis beschikbaar stellen om hen te over
tuigen. Maar reeds het tweede jaar moest
de Cothense diepvrieskluis uitgebreid wor
den met dertig nieuwe loketten.
Mondreclame deed de rest en al spoedig
verrezen ook in de naburige dorpen der
gelijke verhuurinrichtingen. De landbouw
coöperaties en de organisaties van platte
landsvrouwen gingen zich ermee bemoeien.
De boerenleenbanken verschaften bouw-
kredieten. de Landbouwhogeschool in Wa-
geningen verzorgde de voorlichting. Goede
voorlichting is geboden, omdat de tech
niek van het diepvriezen, net als koken
en bakken, geleerd moet worden. Vele
honderden landbouwhuishoudschoollera-
ressen hebben in de afgelopen zes jaar in
Wageningen een vierdaagse diepvriescur
sus gevolgd en via hen is de kennis van
deze nieuwe conserveermethoden over de
plattelandsbevolking verspreid.
Welk een snelle vlucht dit alles ge
nomen heeft, blijkt uit het feit, dat er
thans reeds in driehonderd plattelands
gemeenten in Nederland diepvrieskluizen
zijn. Alleen in het afgelopen jaar zijn er
honderdtachtig nieuwe bijgekomen, waar
onder enkele met vijfhonderd kluisloket-
ten. In totaal maken nu al dertigduizend
gezinnen van deze inrichtingen gebruik.
De meeste kluizen hebben lange wacht
lijsten van nieuwe gegadigden. De huur
prijs voor een loket van tweehonderd
liter bedraagt van één tot anderhalve gul
den per week, de huurders verbinden zich
voor minimaal een jaar. Sommige kluizen
worden geëxploiteerd door particuliere
ondernemers, andere staan onder beheer
van de genoemde plattelandsorganisaties,
maar alle melden zij goede bedrijfsuit-
komsten. Na de initiale kosten van bouw
en inrichting (een investering van onge
veer vijfhonderd gulden per kluisloket)
heeft de exploitant geen grote uitgaven
meer te doen. Zijn vaste lasten bepalen
zich tot het loon voor een kluisbewaarder
en een gering bedrag aan elektrische
stroom en onderhoudskosten. Geen wonder
dan ook, dat er in vele gemeenten alweer
nieuwe diepvrieskluizen in aanbouw of in
voorbereiding zijn. Over een paar jaar zal
waarschijnlijk zelfs het kleinste dorp in
Nederland zijn eigen diepvriesverhuureën-
trale hebben, met uitzondering echter van
de provincies Noordholland, Zuid-Holland
en Friesland, waar de belangstelling vrij
wel nihil is. In Friesland ligt dit aan het
feit dat de boerenbevolking aldaar voor
namelijk bestaat uit landbouwers en grote
veeboeren, die om verschillende redenen
geen interesse hebben voor huisslacht. In
„Holland" waar alleen Hoofddorp een
diepvrieskluis heeft is het gebrek aan
animo te verklaren uit het voorschrift, dat
alle vee in deze provincies in een abat
toir geslacht moet worden. In alle andere
provincies is de diepvrieskluis echter al
volkomen ingeburgerd. In vele delen van
Zeeland, Limburg en de streek tussen de
grote rivieren heeft dit reeds geleid tot
een totale revolutie in de voedingsgewoon
ten van de boerenbevolking, die zich thans,
dankzij de diepvries in de wintermaanden
veel goedkoper, beter en gezonder voedt
dan de gemiddelde stedeling. Het „achter
lijke" platteland is in dit opzicht de stad
ver vooruit.
H. Croesen
DE HEER E. R. Meijer, van de Educa
tieve Dienst van het Rijksmuseum,
schrijft in zijn inleiding tot Casper de
Jongs in de ,,Prisma"-reeks van het Spec
trum verschenen boekje „Schilderijen
zien" ondermeer: „Het bezwaar, dat ik
heb tegen vele boeken, die handelen over
het zien en beleven van kunst, is dat zij
het verhaal geven van de verhouding van
de schrijver tot zijn onderwerp". En vei-
der: „De kunst, die men als beeldende
kunst aanduidt, bereikt ons via het oog en
onze verhouding tot de beeldende kunst is
een zeer persoonlijke. Daarom zal een
schrijver over kunst alleen dan boeien,
wanneer zijn opinie onverwachte, algeme
ne aspecten opent, waardoor het inzicht
van de lezer wordt verhelderd".
In zeker opzicht is Marinus Schroevers,
schrijver van het boekje „Europa Schil
dert" verschenen in de serie Servire's
Luxe Pockets eenzelfde mening toege
daan. In zijn monografie over Van Gogh
in dit werkje zegt hij: „Mijn weerzin tegen
deze boeken (van Irving Stone, Julius
Meier Graefe en Halbo C. Kool) zal duide
lijk zijn: ik wens zoveel mogelijk in mij
op te nemen van wat Van Gogh de wereld
schonk, ik wens Van Gogh zelf te benade
ren". Schroevers had de opdracht om
steeds weer in enkele pagina's druks een
markant picturaal genie van het cultuur
land Europa te schetsen een te moeilij
ke opgave, meen ik, omdat met vieren
twintig monografieën iets duidelijk ge
maakt moet worden, dat tot ons kwam uit
zovele eeuwen en cultuursferen. Het kan
dan bijna niet anders, dat toch een te per
soonlijke kijk op het onderwerp getoond
wordt. Daarmee verkreeg dan wel het re
sultaat iets onverwachts, maar ik ver
moed dat ook de heer Meijer hierop niet
zat te wachten. Zelf was ik nogal verwon
derd onder de markante picturale genieën
een Jan Sluijters en een Raoul Hynckes
tegen te komen. Mag de laatste misschien
nog markant genoemd worden, het woord
geniaal komt me toch al te groot voor.
Schroevers noemt Hynckes „technisch
een uitzonderlijk grootmeester" en be
wijst daarmee de op Hynckes' in 1956 ge
houden tentoonstelling enige duidelijke te
kortkomingen niet gezien te hebben. Dat
was bijvoorbeeld een lucht, die in plaats
van achter een huis daarvoor stond. Of
Sluijters ooit die waardering zal vinden in
Europa, die men toch van een markant
genie verwacht, lijkt me zeer de vraag.
Met Schroevers kan ik in onze knapste
schilder van de laatste tijd een typisch
Amsterdamse figuur zien, maar niet
iemand die boven de beperkingen daar
van uitkomt zoals Rembrandt dat deed.
Ik geloof, dat Schroevers voor alles toch
op zoek is naar de voor hem als markant
geldende mens en dat is me sympathiek.
Wie nog maar kort met de schilderskunst
leeft en als Nederlander geboren werd,
waardeert eerst Van Gogh en Gauguin en
meestal pas veel later Cézanne, van wie
als mens zo moeilijk een beeld te vormen
is. Wanneer het gaat om schilderend Euro
pa, dan is het toch moeilijk te begrijpen,
waarom Cézanne en ook een Velasquez
ontbreken, die voor alles pure schilders
waren. Hun namen worden wel genoemd,
maar echt een monografie werd niet aan
hen gewijd. Want Schroevers' boekje heeft
toch de litterair-filosofische inslag, die de
heer Meijer naar mijn mening terecht een
bezwaar acht. Nu is inderdaad Schroe
vers' geschrift niet in de eerste plaats be
doeld als een inleiding tot het zien van
schilderijen. Hij wil een beeld van de
Europese schilderkunst schetsen. Men
moet al voldoende op de hoogte zijn van de
schilderkunst om „Europa Schildert" te
kunnen lezen. En voor wie van schilde
ren weet zijn Velasquez en Cézanne mar
kanter en genialer dan Sluijters, Jan
Toorop en Hynckes.
Wie zich in de schilderkunst wil verdie
pen, beveel ik dan zonder verder com
mentaar Casper de Jongs „Schilderijen
Zien" aan.
Bob Buys
Van 5 februari tot 11 februari zal het
Residentie Orkest gedirigeerd worden door
de Italiaanse gastdirigent Mario Rossi, die
enige jaren geleden het orkest in de zomer-
concerten in de Kurzaal heeft geleid. Mario
Rossi zal een aantal concerten in Den Haag
en een in Leiden dirigeren.