GEORG FRIEDRICH HANDEL K UNS TZA KB OEKEN De wonderen van de sterrenhemel EEN k0ude revolutie op het platteland -••• Het graf van Shackleton in het zuidpoolijs inspireerde tot een geweldige omwenteling in voedingsgewoonten ZATERDAG 31 JANUARI 1959 Erbij PAGINA DRIE MUZIKALE HERDENKINGEN VAN EEN GENIAAL KRACHTMENS: De eenvoud van Handels muzikale middelen is niet minder dan echte toverkunst - Beethoven Tussen de componisten Handel en Bach zie ik geen werkelijke overeenkomst Fétis De ziel van Handel is klaar als een vriezende nachthemel vol gouden sterrenbloei Querido Boerenbevolking ontdekt gebruik van diepvrieskluis Mario Rossi gastdirigent DE wonderen, wil de zegswijze, zijn de wereld nog niet uit. Gelukkig niet. Stel u voor, dat dat wèl het geval was, dan zou een boek als „De wonderen van de sterrenhemel" niet be staan. Sinds kort bestaat het echter wel degelijk: het verscheen bij de uitgeverij Kosmos (Amsterdam-Ant- werpen) en is samengesteld door dr. Rudolf Kühn, di recteur van de sterren wacht van München. Met opzet hier „samen gesteld" en niet .geschre ven". Er staat ook wel tekst in het boek (een Neder landse, die door dr. A. J. M. Wanders is verzorgd, ook in die zin, dat er zorg aan is besteed!) maar het is toch in eerste opzet: een fotoalbum. Van de maan tot voorbij de Andromedanevel neemt de auteur pardon: samensteller ons mee. Dertig van de acht-en- veertig hier afgedrukte foto's zijn met de reus achtige telescopen van de sterrenwachten van Mount Wilson en Mount Palomar (Californië) gemaakt.. Dan weet u het wel, zou ik zeg gen. Kennelijk met de be doeling, deze nu en dan zelfs een emotie van esthe tische aard oproepende beelden niet te verstoren door onderschriften, is er een heel vernuftige oplos sing gevonden voor de uit leg bij de platen. Die be staat namelijk uiteen uitleg. In die zin dat men achteraan het boek twee pagina's naar buiten trekt met als resultaat, dat u vier bladzijden druks in één oogopslag bestrijkt. Links het plaatje, rechts het praatje. G. v. W. Het feit, dat tweehonderd jaar ge leden de verengelste Duitse compo nist Georg Friedrich Handel (te Londen op 14 april 1759) overleed, is aanleiding om in dit seizoen aan zijn oeuvre bijzonder veel aandacht te besteden en uit zijn zeer grote en veelomvattende geestelijke nalaten schap werken ter uitvoering te kie zen, die niet tot het overbekende repertoire behoren. Muzikaal Haar lem neemt aan deze herdenking in opvallend belangrijke mate deel. Reeds werd door de Christelijke Oratoriumvereniging het zelden ge knorde oratorium „Theodora" ten gehore gebracht, leverde Door Zang Vriendschap zijn bijdrage met „De Messias" en lieten de gecombineer de zangverenigingen Doopsgezind Zangkoor en Postaal Mannenkoor het Haarlemse publiek met het Det- tinger Te Deum kennismaken. Voor de boeg staan nu de volgende week twee manifestaties, die bijzondere aandacht verdienen: de uitvoering van een Concert voor orgel en or kest (solist Piet K:e) op het door Henri Arends geleide dinsdagavond- concert van het Noordhollands Phil- harmonisch Orkest en de vertolking van het machtige koororatorium „Israel in Egypt" op donderdagavond door het gecombineerde ensemble der Koninklijke Liedertafel Zang en Vriendschap, de Nederlandse Han- delvereniging en de C.O.V. uit Utrecht, onder leiding van Jac. P. Loorij, tezamen driehonderd stem men. Bovendien speelt Albert de Klerk, naar authentiek gebruik, tus sen de beide delen van het orato rium een orgelconcert van de mees ter. Intussen bereidt Knor Katholiek Haarlem zich voor op de psalm Lau- date pueri Dominu. z en op de Ode for St. Cecilia's Day welke werken ten ihore zullen worden gebracht in het voorjaar en heeft Marinus Adam de „Watermuziek" op zijn programma van het V-concert van het N.Ph.O. op 13 februari. Temidden van het eeuwige ijs op South Georgia Eiland ligt het graf van Sir Ernest Shackleton, de beroemde En gelse zuidpool vorser. Shackleton stierf tijdens zijn derde expeditie naar Antarc tica in januari 1922 en zijn metgezellen begroeven hem ter plaatse. Zijn laatste rustplaats werd gemarkeerd met een eenvoudig houten hek. Nu, zevenender tig jaar later, zien de ongeverfde ruw houten planken van dat grafhek er nog even nieuw en gaaf uit, alsof zij gisteren gezaagd werden. De spijkers en kram men glimmen, alsof zij pas uit de winkel gekomen zijn. Er is geen spoor van roest of verwering. De tand des tijds schijnt Shackleton's graf vergeten te zijn ER IS EEN heel simpele verklaring voor dit ogenschijnlijk vreemde „natuurver schijnsel": het barre klimaat. In het zuid poolgebied stijgt het kwik in de thermo meter zelfs in de zomer vrijwel nergens boven het nulpunt, 's Winters heersen er temperaturen van vele tientallen graden onder nul. Tegen een dergelijke koude is geen enkele vorm van dierlijk leven be stand. Landdieren zal men op het Ant arctisch vasteland dan ook tevergeefs zoeken. Ook microben ontbreken er vrij wel volkomen: zij krijgen eenvoudig geen kans van leven. Met uitzondering van enkele virusziekten, zoals de doodgewone verkoudheid (ironie van het lot: Shackle ton stierf aan een verwaarloosde influen za!) komt er op heel het immense „Witte Continent" dan ook geen enkele (door bac- terieën veroorzaakte) ziekte, geen rotting en geen bederf voor. Het is niet slechts het gezondste klimaat ter wereld, maar ook de meest-ideale ijskast. De kennis van deze wonderlijke feiten dateert overigens niet van vandaag of gisteren. Reeds aan het begin van deze eeuw ontdekten zuidpoolvorsers, dat rob- benvlees en vis, bewaard onder een laag ijs, bijna onbeperkt vers en smakelijk bleven. Het zou echter tot in het begin van de dertiger jaren duren, voordat men deze wetenschap te gelde ging maken. Overal werden toen verwoede pogingen gedaan om in minder „bevoorrechte" stre ken een kunstmatig zuidpoolklimaat te mmwB Vier typen diepvrieskluizen kent men thans in ons land. Het meest in zwang is het hier afgebeelde „toonbanktype". Iedere huurder heeft zijn eigen loket, dat afgesloten kan worden met een hangslot. Een andere uitvoering is de carousselkluis, waarin de loketten in cirkels aan een verticale as zijn opgehangen. De huurder opent de kluisdeur en draait tot zijn eigen loket voor de opening verschijnt. scheppen. Het resultaat van die pogingen is onze moderne diepvriestechniek, die in de jaren kort voor de laatste oorlog in Amerika ontwikkeld is. Het principe is kinderlijk eenvoudig. Men behoeft slechts een normale koelcel of ijskast van een sterker aggregaat te voorzien, die de in wendige temperatuur op ten minste acht tien graden onder nul kan brengen en handhaven: de minimum-temperatuur die voor het doden van alle schadelijke kie men, rottingsbacterieën en enzymen nodig is. Het resultaat overtrof de stoutste ver wachtingen. Levensmiddelen, die op deze wijze ingevroren worden, zijn niet slechts afdoende gevrijwaard tegen bederf, zij blij ken tevens tijdens de gehele bewaar periode (zes maanden tot een jaar) niets van hun geur en smaak, hun kleur en hun rijkdom aan vitaminen in te boeten. Gegraveerd portret van Handel, naar een schilderij van Hudson, dat zich in de universiteitsbibliotheek van Hamburg bevindt. REEDS twee eeuwen overleven de muzikale scheppin gen van Handel hun maker, zonder dat het feitelijk nodig was door speciale acties dit oeuvre te propageren. Dat de componist tijdens zijn strijdhaftig bestaan zo nu en dan in diskrediet raakte bij het publiek, zal wel hoofd zakelijk zijn hooghartige natuur en de niets of niemand ontziende ruwheid van zijn optreden tot oorzaak hebben gehad, benevens een verward raken in partijschappen meer althans dan dat het zijn muziek gold, want weinig was er nodig om het getij te doen keren en hem tot de held van de dag te maken en hem bij wijze van spreken tot vorst van het klankenrijk uit te roepen. Dezelfde dwingende macht van zijn persoonlijkheid wist dan weer met eenvoudig-klare maar steeds bezielde middelen, doeltreffend en op de man af, zijn meerder waardigheidsgevoel te doen gelden bij de massa. Dit alles wijst op een dominerende heroïek in deze extroverte natuur, die zelfs in bedenkelijke ontle ningen, in simplici- teiten en slordige concepties zijn „gran dezza" toonde, alsof hij zeggen wilde: Wie doet me wat! Het werkelijk grandioze van zijn kunnen en zorgde steeds voor een niet te miskennen overwicht. Observeer zijn trotse houding op het portret van Hud son of beluister zijn muziek: de indrukken van zelfbe wustheid, van onverzettelijkheid en warmbloedig pathos, van dominerende suggestie zijn dezelfde. Er is muziek die dieper graaft dan de zijne, maar de kracht om voor ledereen aanvaardbaar te zijn, te boeien en te ontroe ren, heeft de kunst van Handel blijkbaar voor eeuwen meegekregen. IN HETZELFDE JAAR, 1685, dat Bach geboren werd, zag ook Handel, op ettelijke mijlen afstands van diens bakermat, het eerste levenslicht. Beiden groeiden Op tot grootmeester van de toonkunst, maar in zeer uiteen lopende richting. Toen Anton Rubinstein die tegenstel ling met de vergelijking „Bach: een kathedraal, Handel: een koninklijk slot" belichtte, trof hij de kern wel bij zonder raak. Bach bleef in zijn eenvoudige betrekkin gen dicht bij huis. terwijl Handel met zijn natuur van „Streber" en vechter als cosmopoliet het leven leidde van een „grand seigneur". Vroegtijdig tot vaardig orga nist, clavecinist, hoboïst, violist en componist in zijn vaderland opgeleid, lokte het hem niet aan zich als or ganist aan een bepaalde stad te binden. Wel werd hij gefascineerd door het operabedrijf van Hamburg, waar zijn eerste drie muziekdramatische scheppingen in scène werden gezet. Daarna ging hij zich in Italië aanpassen bij de toen aldaar heersende kerkelijke koorstijl en bij de operagebruiken. Dan vinden wij hem als kapelmeester in dienst van de keurvorst van Hannover, die hem een verlof naar Engeland toestond. Handel profiteerde daar van om te Londen belangrijke contacten te leggen en zijn opera „Rinaldo" opgevoerd te krijgen. Daarna was hij weer even in dienst van zijn keurvorst. Doch Enge land trok hem. Hij vroeg opnieuw verlof. Zo groot was zijn bijval „zelfs aan het koninklijke hof, dat hij er niet aandacht naar Hannover terug te keren. Weldra echter bracht zijn contractbreuk hem in moeilijkheden, toen zijn wettige „heer" namelijk, de Hannoverse keurvorst, koning van Engeland werd. Na het componeren van de „Watermusic" zou, volgens een legende, de breuk tussen de koning en Handel zijn bijgelegd. Het leven van de componist speelde zich verder met ups and downs in En geland af. Alleen voor dienstreizen en voor herstel van zijn gezondheid betrad hij weer het vasteland. Zijn muzikale activiteit is veelomvattend en zeer ver scheiden geweest. Korte tijd was hij kapelmeester van de hertog van Chandos, in wiens dienst hij zijn beroemde Anthems schreef. Daarna wierp hij zich hals over kop in het operabedrijf, als ondernemer en rusteloos werkende componist. In totaal staan zesenveertig opera's op zijn naam. Zij bezorgden hem triomfen maar ook felle tegen slagen. Maar zelfs de ergste financiële en lichamelijke inzinking kwam hij te boven, echter niet zonder van koers te veranderen Nu wijdde hij zich hoofdzakelijk aan het oratorium, in vele gevallen een verkapte vorm van'de opera, namelijk in concerfvorm uitgevoerd'. Déze nieuwe scheppingsperiode leidde tot hoogtepunten die Handél tot de grootmeester en in feite de grondlegger van het moderne oratorium gemaakt hebben. Rekenen wij zijn Passies en enkele andere werken in het genre mee, dan tellen wij meer dan dertig oratoriums in zijn oeuvre. Tijdens het componeren van het oratorium „Jephta" verminderde zijn gezichtsvermogen. De zes laatste jaren van zijn leven was hij totaal blind, wat niet verhinderde, dat hij zijn oratoriumuitvoeringen bleef dirigeren en zich als improviserend organist liet gelden. De laatste levensperiode die der oratoriums is ook niet zonder strijd en tegenslag verlopen, maar toen Handels vurige hart was stilgevallen bleek de triomf van zijn streven volledig. Het pantheon der Engelse gro ten, Westminster Abbey, werd zijn laatste rustplaats. HANDEL WAS van het. orgel uitgegaan. Geheel zijn oeuvre draagt er de sporen van. De toestanden in Enge land op het gebied van het orgel varen echter minder gunstig en niet te vergelijken met die welke hij in zijn jeugd in Duitsland had leren kennen en waarmee hij later op zijn reizen, in Holland onder meer, waar hij ook Haarlem terwille van het beroemde instrument van Miiller in de Grote Kerk bezocht, kennismaakte. Het pedaalklavier om slechts dit onderdeel van het orgel te noemen was in Engeland over het algemeen weinig ontwikkeld of ontbrak geheel. Dit heeft een geheel apart karakter gegeven aan de vele composities, die Handel voor het orgel schreef en dit des te meer daar hij ze niet voor de kerkdiensten maar voor concertdoeleinden be stemde en ze dus doorgaans een profane geest meegaf. Zo staan er op zijn naam twintig concerten voor orgel en orkest, waarvan er echter enkele van twijfelachtige herkomst zijn. Twaalf concerten zijn als authentiek te beschouwen en nog vier andere zo goed als zeker ook. De rest zijn complicaties uit instrumentale werken, ope ra's en oratoriums van de meester, door meer of minder handige nabootsers samengesteld en op Handels naam in het licht gegeven. Handel beschouwde zijn orgelwerken om ze als inter mezzo tussen de delen van zijn oratoriums te vertolken. Dat hij daarbij zijn rijk improvisatievermogen te pas bracht is een uitgemaakte zaak. Want het komt in de originele uitgaven voor, dat de thematiek slechts schets matig is aangegeven of dat hij een sologedeelte (bijvoor beeld een adagio) als vrije improvisatie aanduidde met een „ad libitum" (naar goeddunken). Bovendien laten zijn partituren ruimte voor harmonische vulling, zoals het in de generaalbastijd trouwens gebruikelijk was. Er bleef dus altijd iets spontaans van de solist te verwach ten en men kan dit. rekenen tot een bijzondere attractie. De aanhouding „Handel speelt in de pauze een nieuw orgelconcert" gold dan ook als een trekpleister voor de oratoriumuitvoeringen. Het orgel, dat hij daarvoor had laten plaatsen in Covent. Garden, was slechts van klein formaat: het bevatte niet meer dan zeven spelen. Maai de ervaring heeft geleerd dat het concertante spel in Handels orgelconcerten met deze beperkte dispositie voortreffelijk gediend is. Ik sprak hierboven van complicaties door vreemde navolgers, doch daartoe had Handel zelf aanleiding ge geven door oudere instrumentale compo sities om te werken of een thema uit een oratorium (bijvoor beeld het Halleluja uit. „De Messias") te pas te brengen. We kunnen dit verklaren als haastwerk, maar ook als een probaat middel van Handel om zijn publiek te boeien. Wat er van zij, de orgelconcerten van Handel, ingesteld als zij zijn op het directe effect, missen nooit hun werking op het publiek en behoren, door hun muzikanteske allure, tot de kostelijke dingen van het repertoire. HET IS OPVALLEND hoe vaak Handel voor zijn ora toriums een onderwerp uit het Oude Testament koos. Deze voorkeurtendens is bij hem sterk overwegend. Een bijzonder machtig monument van epische kracht bouwde hij op het bijbelse gegeven van de uittocht der Israëlie ten uit de Egyptische ballingschap. Hij had hier Mozes en Aaron, als de leiders van het verzet en van de emi gratie, tot centrale figuren van het werk kunnen ma- fresco echter als stam Israel" als een bij uitstek ken. Hij concipieerde zijn oratorisch een massale volksbeweging, met „de hoofdfiguur. Zo is „Israel in Egypt' koororatorium geworden, waarin achtentwintig koor nummers (waaronder verscheidene dubbelkorige) zich verhouden tot een betrekkelijk gering aantal solo nummers (vier recitatieven, vier aria's en drie duo's). Dit is dan ook de reden waarom het werk zo zeldzaam tot uitvoering komt; want waar vindt men het koor dat het behoorlijk kan bezetten? Toen „Israel in Egypt" een kleine vijf jaar ge leden voor het eerst in de Haarlemse Concertzaal klonk (namelijk onder lei ding van George Ro bert) gebeurde het door een combinatie van de Haarlemse en de Heemsteedse 'C.O.V. Nu zullën zelfs drie grote koren samenwerken, zodat het zal gaan lijken op een muziekfeest uit de da gen, dat Mendelssohn het machtige tpos met een mas saal koor aan de vergetelheid ontrukte. Want zoals deze pionier Bach's Matheuspassie in zijn waarde herstelde, zorgde hij er ook voor dat. de muzikale kringen niet van Handels „Israel in Egypt" onkundig bleven. Met dat al is het koor-epos een opgave voor bijzondere muziek feesten gebleven. „ISRAEL IN EGYPT" is als titel van het werk niet geheel correct, want het gaat niet om de slavendienst in Egyptische ballingschap, doch om de verlossing daarvan, met de doortocht door de Rode Zee, de ondergang van farao's legerscharen en de dankhymne van Mirjam, die door Handel voor solo en dubbelkoor als slotapotheose aangewend is. Feitelijk is heel het tweede gedeelte (dat is meer dan de helft van het oratorium) gewijd aan dank en lofprijzing en aan een terugblik op wat voorafgegaan is. Want in het eerste deel heeft zich reeds heel de actie voltrokken. Dit begon daar met een klacht van de onder- Karikatuur het zogenaamde „Handelkoor" door Hogarth uit 1731, gemaakt naar aanleiding van een- uitvoering van een oratorium van de Nederlandse componist Willem de Fesch. drukte Israëlieten, gevolgd door een aantal koornum mers en een altaria, die vertellen van de plagen die Jehovah over Egypte zond. Daarna wordt de uittocht der Joden en het doortrekken van de Rode Zee behan deld, dit laatste met een merkwaardige fuga voor dub belkoor. En dan is er tenslotte tamelijk kort uitge werkt de ondergang van het Egyptische leger. In de tweede helft van het werk is er ruimte genoeg gelaten om die vernietiging in een haast wrede vreugderoes te herdenken, onder meer door een duo van twee bassen, die, Jehovah lofzingend, de dood van de farao bejube len, bij een markant geritmeerde vreugdedans. De karakteristieke effecten die Handel bij het schetsen van de Egyptische plagen te pas bracht, behoren tot de merkwaardigste dingen van de partituur. Zo in de kik- vorsenplaag (altsolo) met een typisch ritmisch naboot sende begeleiding. Verder in de plagen der vliegen, mug gen en sprinkhanen, alsmede in het achtstemmige koor van de hagel. Maar bijzonder suggestief is het koor „He sent a thick darkness" en ook dat van de dood van de eerstgeborenen. Handel heeft en dit niet alleen met dit werk zijn publiek een rijk verluchte Bijbel voorgehouden, waar van de muzikale illustratie twee eeuwen na zijn dood nog van zijn genialiteit getuigt. Want deze krachtmens was een genie. Jos. de Klerk TOEN DEZE FEITEN, geboekstaafd door laboratoriumproeven van officiële keuringsdiensten, bekend werden, ontstond er in Amerika een ware diepvriesrage. Later in het begin van de vijftiger jaren maakte de diepvries zijn entree in ons werelddeel. In Scandinavië en in Duitsland zijn bij voorbeeld de complete toebereide maaltijd, die men via de diep vriesdetaillisten betrekt, uitermate popu lair geworden. In ons land beperkt de om zet zich in hoofdzaak tot diepgevroren groente en fruitprimeurs. Er is groot scheepse en aanlokkelijke reclame „Gun uzelf hartje winter eens het genot van een portie verse aardbeien!" voor ge voerd, maar het haalde weinig uit. Om de een of andere reden wilde de gemiddelde Nederlandse huisvrouw er niet aan. Vooral in de grote steden is het nooit een goed lopend artikel geworden. ANDERS LIGT DE ZAAK op het platte land, waar de diepvries de laatste jaren de oude huiselijke conserveermethoden be gint te verdringen. Vele boerenvrouwen, die vroeger het mestkalf of „huisvarken" plachten te roken, te wecken of in te pekelen, hebben zich thans een zogenaam de diepvrieskist aangeschaft, die hun niet slechts veel tijd en werk bespaart, maar bovendien de gezondheid van hun gezin nen ten goede komt. Doch helaas kost zo'n diepvrieskist al gauw vijftienhonderd tot tweeduizend gulden, zodat lang niet iedere huisslachter zich deze luxe kan permit teren. Maar er is wel een andere mogelijk heid. Enkele jaren geleden heeft een onder nemende fruitkweker uit het Overbetuwse plaatsje Cothen namelijk in zijn dorp een diepvriesinstallatie laten bouwen, die in dertig afzonderlijke kastjes verdeeld was. Elk van deze kastjes of loketten had een "inhoud van tweehonderd liter (dubbel zo veel als een normale huishoudkoelkast) en kon mét een hangslot afgesloten worden. Toen het geval klaar was, bood de kweker zijn kastjes aan de dorpelingen te huur aan, net als de bankier zijn safeloketten. Aanvankelijk wilden de dorpelingen er niet aan. De kweker moest enkele loketten gratis beschikbaar stellen om hen te over tuigen. Maar reeds het tweede jaar moest de Cothense diepvrieskluis uitgebreid wor den met dertig nieuwe loketten. Mondreclame deed de rest en al spoedig verrezen ook in de naburige dorpen der gelijke verhuurinrichtingen. De landbouw coöperaties en de organisaties van platte landsvrouwen gingen zich ermee bemoeien. De boerenleenbanken verschaften bouw- kredieten. de Landbouwhogeschool in Wa- geningen verzorgde de voorlichting. Goede voorlichting is geboden, omdat de tech niek van het diepvriezen, net als koken en bakken, geleerd moet worden. Vele honderden landbouwhuishoudschoollera- ressen hebben in de afgelopen zes jaar in Wageningen een vierdaagse diepvriescur sus gevolgd en via hen is de kennis van deze nieuwe conserveermethoden over de plattelandsbevolking verspreid. Welk een snelle vlucht dit alles ge nomen heeft, blijkt uit het feit, dat er thans reeds in driehonderd plattelands gemeenten in Nederland diepvrieskluizen zijn. Alleen in het afgelopen jaar zijn er honderdtachtig nieuwe bijgekomen, waar onder enkele met vijfhonderd kluisloket- ten. In totaal maken nu al dertigduizend gezinnen van deze inrichtingen gebruik. De meeste kluizen hebben lange wacht lijsten van nieuwe gegadigden. De huur prijs voor een loket van tweehonderd liter bedraagt van één tot anderhalve gul den per week, de huurders verbinden zich voor minimaal een jaar. Sommige kluizen worden geëxploiteerd door particuliere ondernemers, andere staan onder beheer van de genoemde plattelandsorganisaties, maar alle melden zij goede bedrijfsuit- komsten. Na de initiale kosten van bouw en inrichting (een investering van onge veer vijfhonderd gulden per kluisloket) heeft de exploitant geen grote uitgaven meer te doen. Zijn vaste lasten bepalen zich tot het loon voor een kluisbewaarder en een gering bedrag aan elektrische stroom en onderhoudskosten. Geen wonder dan ook, dat er in vele gemeenten alweer nieuwe diepvrieskluizen in aanbouw of in voorbereiding zijn. Over een paar jaar zal waarschijnlijk zelfs het kleinste dorp in Nederland zijn eigen diepvriesverhuureën- trale hebben, met uitzondering echter van de provincies Noordholland, Zuid-Holland en Friesland, waar de belangstelling vrij wel nihil is. In Friesland ligt dit aan het feit dat de boerenbevolking aldaar voor namelijk bestaat uit landbouwers en grote veeboeren, die om verschillende redenen geen interesse hebben voor huisslacht. In „Holland" waar alleen Hoofddorp een diepvrieskluis heeft is het gebrek aan animo te verklaren uit het voorschrift, dat alle vee in deze provincies in een abat toir geslacht moet worden. In alle andere provincies is de diepvrieskluis echter al volkomen ingeburgerd. In vele delen van Zeeland, Limburg en de streek tussen de grote rivieren heeft dit reeds geleid tot een totale revolutie in de voedingsgewoon ten van de boerenbevolking, die zich thans, dankzij de diepvries in de wintermaanden veel goedkoper, beter en gezonder voedt dan de gemiddelde stedeling. Het „achter lijke" platteland is in dit opzicht de stad ver vooruit. H. Croesen DE HEER E. R. Meijer, van de Educa tieve Dienst van het Rijksmuseum, schrijft in zijn inleiding tot Casper de Jongs in de ,,Prisma"-reeks van het Spec trum verschenen boekje „Schilderijen zien" ondermeer: „Het bezwaar, dat ik heb tegen vele boeken, die handelen over het zien en beleven van kunst, is dat zij het verhaal geven van de verhouding van de schrijver tot zijn onderwerp". En vei- der: „De kunst, die men als beeldende kunst aanduidt, bereikt ons via het oog en onze verhouding tot de beeldende kunst is een zeer persoonlijke. Daarom zal een schrijver over kunst alleen dan boeien, wanneer zijn opinie onverwachte, algeme ne aspecten opent, waardoor het inzicht van de lezer wordt verhelderd". In zeker opzicht is Marinus Schroevers, schrijver van het boekje „Europa Schil dert" verschenen in de serie Servire's Luxe Pockets eenzelfde mening toege daan. In zijn monografie over Van Gogh in dit werkje zegt hij: „Mijn weerzin tegen deze boeken (van Irving Stone, Julius Meier Graefe en Halbo C. Kool) zal duide lijk zijn: ik wens zoveel mogelijk in mij op te nemen van wat Van Gogh de wereld schonk, ik wens Van Gogh zelf te benade ren". Schroevers had de opdracht om steeds weer in enkele pagina's druks een markant picturaal genie van het cultuur land Europa te schetsen een te moeilij ke opgave, meen ik, omdat met vieren twintig monografieën iets duidelijk ge maakt moet worden, dat tot ons kwam uit zovele eeuwen en cultuursferen. Het kan dan bijna niet anders, dat toch een te per soonlijke kijk op het onderwerp getoond wordt. Daarmee verkreeg dan wel het re sultaat iets onverwachts, maar ik ver moed dat ook de heer Meijer hierop niet zat te wachten. Zelf was ik nogal verwon derd onder de markante picturale genieën een Jan Sluijters en een Raoul Hynckes tegen te komen. Mag de laatste misschien nog markant genoemd worden, het woord geniaal komt me toch al te groot voor. Schroevers noemt Hynckes „technisch een uitzonderlijk grootmeester" en be wijst daarmee de op Hynckes' in 1956 ge houden tentoonstelling enige duidelijke te kortkomingen niet gezien te hebben. Dat was bijvoorbeeld een lucht, die in plaats van achter een huis daarvoor stond. Of Sluijters ooit die waardering zal vinden in Europa, die men toch van een markant genie verwacht, lijkt me zeer de vraag. Met Schroevers kan ik in onze knapste schilder van de laatste tijd een typisch Amsterdamse figuur zien, maar niet iemand die boven de beperkingen daar van uitkomt zoals Rembrandt dat deed. Ik geloof, dat Schroevers voor alles toch op zoek is naar de voor hem als markant geldende mens en dat is me sympathiek. Wie nog maar kort met de schilderskunst leeft en als Nederlander geboren werd, waardeert eerst Van Gogh en Gauguin en meestal pas veel later Cézanne, van wie als mens zo moeilijk een beeld te vormen is. Wanneer het gaat om schilderend Euro pa, dan is het toch moeilijk te begrijpen, waarom Cézanne en ook een Velasquez ontbreken, die voor alles pure schilders waren. Hun namen worden wel genoemd, maar echt een monografie werd niet aan hen gewijd. Want Schroevers' boekje heeft toch de litterair-filosofische inslag, die de heer Meijer naar mijn mening terecht een bezwaar acht. Nu is inderdaad Schroe vers' geschrift niet in de eerste plaats be doeld als een inleiding tot het zien van schilderijen. Hij wil een beeld van de Europese schilderkunst schetsen. Men moet al voldoende op de hoogte zijn van de schilderkunst om „Europa Schildert" te kunnen lezen. En voor wie van schilde ren weet zijn Velasquez en Cézanne mar kanter en genialer dan Sluijters, Jan Toorop en Hynckes. Wie zich in de schilderkunst wil verdie pen, beveel ik dan zonder verder com mentaar Casper de Jongs „Schilderijen Zien" aan. Bob Buys Van 5 februari tot 11 februari zal het Residentie Orkest gedirigeerd worden door de Italiaanse gastdirigent Mario Rossi, die enige jaren geleden het orkest in de zomer- concerten in de Kurzaal heeft geleid. Mario Rossi zal een aantal concerten in Den Haag en een in Leiden dirigeren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 15