ante revue van bedrijfsautomobielen lietMst in het oude gebouw i Overheid als „constructeur van bedrijfsauto's MORGEN BEGINT DE VEERTIGSTE RAI-TENTOONSTELLING Dure hobby van Engelsman Wist u, dat CONCURRENTEN VAN HET BUSVERVOER Morgen opent de voorzitter van de Tweede Kamer, dr. L. G. Kortenliorst, in Amsterdam de veertigste RA I-autotentoonstelling, die een overzicht geeft van de ontwikkeling van de bedrijfsauto voor goederen- en personenvervoer sinds de vorige expositie in 1957. Het is de eerste internationale autotentoonstelling van dit jaar en tevens de laatste wat bedrijfsauto's betreft die in het tegenwoor dige RAI-gebouw aan de Ferdinand Bolstraat in de hoofdstad wordt gehouden. Want over twee jaar, als weer een expositie van bedrijfsvoertuigen wordt ge houden, zal het nieuwe RAI-gebouw, dat thans op het Europaplein verrijst, gereed zijn om de exposanten uit binnen- en buitenland een fraaiere en ruimere huisvesting te bieden. In het huidige RAI-gebouw nemen thans 185 exposanten de totale oppervlakte van ongeveer 23.000 vierkante meter in beslag. Het inter nationale karakter van deze tentoonstelling wordt onderstreept door deelneming uit tien landen, te weten Engeland met 17 merken, West-Duitsland met 17 mer ken, de Verenigde Staten met 8 merken, Frankrijk met 4 merken, Oost-Dwitsland met 3 merken. Zweden met 2 merken en Italië, Oostenrijk en Zwitserland ieder met 1 merk. Met de Nederlandse inzendingen erbij zijn in het RAI-gebouw 76 merken bedrijfsauto's en chassis, autobussen, speciale voertuigen, aanhang wagens en opleggers vertegenwoordigd. In een honderdtal stands vindt men voorts auto-onderdelen, toebehoren en garage-uitrustingen. Ongeveer 25 Neder landse toeleveringsbedrijven exposeren hun produkten weer in een „Nederlands paviljoen", dat ditmaal in het teken van de Euromarkt staat. kunnen worden. Op de vorige bedrijfs autotentoonstelling waren reeds enkele laag gebouwde aanhangwagens te zien. Ook hier wordt luchtvering steeds meer toe gepast. Er zijn enkele opleggers en aan hangwagens, die met deze vering zijn uit gerust. Door de luchtvering kan in vele gevallen de hoogte van het chassis nog meer beperkt worden. Een groot aantal combinatie-auto's ruim 25 verschillende merken in diverse uitvoeringen zijn op deze RAI geëxpo seerd. Ze lopen sterk uiteen in prijs. r~"- gedurfde en soms vreemde lijn van de Amerikaanse produkten zal wel sterk de aandacht trekken. Bij enkele nieuwste typen zwaardere frontstuur bestelauto's is onafhankelijke voorwielvering aangebracht teneinde de precies boven de voorwielen zittende chauffeur meer comfort te geven. Men durft met de kleine IV2 liter personenauto- motor veel aan, zelfs is er een zeer royale bestelauto te zien met een totaal geladen gewicht van 3500 kg, een niet geringe belasting voor een IV2 liter motor. De toepassing van L.P.G. als motorbrand stof blijft onder bepaalde bedrijfsomstan digheden interessant. Het benzineverbruik van de 1 a l'/z tons wagen bedraagt in de stad 1 op 5, bij welk verbruik men aan de toepassing van L.P.G. kan gaan denken, ook al is het aantal kilometers dat per jaar gereden wordt zelden meer dan circa 25.000 km. Tussen 1957 en 1959 hebben zich op bedrijfsautogebied niet direct revoluties voltrokken. Toch is er weer veel technisch nieuws te zien. Het meest belangwekkend blijft de ontwikkeling van de luchtvering, vooral voor de autobussen. Wie indertijd de film „Genevieve" heeft gezien weet dat de hobby van vele Engelsen bestaat uit het poetsen en „sleutelen" aan bejaarde automobielen, die er dan weer „als nieuw" gaan uitzien. En het is voor aeze lieden de grootste voldoening, als zij met hun overjarig vehikel de jaarlijkse „snelheidsrace" naar Brighton kunnen winnen. De heer Douglas Fitzpatrick uit Sheringham in het Engelse graafschap Norfolk is één van deze hobby-tsten. Hij bezit een hoog bejaarde, maar nog steeds indrukwekkende automobiel van het merk „Metallur- gique", die nog gemakkelijk 160 kilometer per uur kan halen, dank zij de gewel dige Maybach-Zeppelin-motor. Deze krachtbron worat nier door een speciaal daarvoor uit Duitsland ontboden monteur onderhanden genomen. Links ziet men de heer Fitzpatrick met één van de acht enorme zuigers. Hij gebruikt de wagen geregeld, hoewel de benzinerekening wel erg aan de hoge kant zal zijn. Want aan de pomp moet hij de motor afzetten, anders komt de tank nooit vol Een tentoonstelling van autobussen en vrachtauto's is minder spectaculair dan een expositie van personenwagens, waal meer kijkers dan kopers zich komen ver gapen aan het fraaie lijnenspel en de glin stering van chroom en lak. De RAI, die morgen begint, zal meer de belangstelling trekken van de direct belanghebbenden bij het wegvervoer, die zich willen oriënteren op het nieuws in deze sector. Het zal voor hen wellicht moeilijk zijn, direct een nieu we technische vooruitgang te ontdekken. Toch is die er wel degelijk. Kleinere diesels Wat opvalt op deze tentoonstelling is, dat de opmars van de dieselmotor nog steeds voortgaat. De toepassing ervan bliikt. zich langzaam uit te breiden tot de kleinere voertuigen. Dit type motor, dat „ter zee" de stoom bijna heeft verdrongen (uitgezonderd dan bij de grote turbineschepen) en „ter rail" de stoomlocomotief vrijwel volledig heeft verslagen, is al jarenlang de econo mische krachtbron voor het zware weg vervoer. Wil de toepassing in kleinere voertuigen economisch verantwoord zijn, dan moet allereerst het prijsverschii tussen de benzine- en dieselmotor zo gering mo gelijk zijn. Eén van de bekendste kleine dieselmotoren is onlangs in prijs verlaagd en kost nog slechts 400 a 500 gulden meer dan een even grote benzinemotor. De kleine dieselmotor blijkt een grote promotor te zijn voor de automatische transmissie. De automatische transmissie geeft nu eenmaal steeds een iets hoger brandstofverbruik, maar dat maakt weinig uit bij een dieselmotor, die zo zuinig is, dat een iets hoger verbruik van geen invloed is op de exploitatiekosten. A utomatischc transmissie Voor de toepassing op de bedrijfsauto en vooral de autobus is een automatische ver snellingsbak meer noodzakelijk dan voor de zware tegenwoordig met een paar honderd pk voorziene Amerikaanse personenauto. Bij een bus met automatische transmissie zorgt deze ervoor dat de motor steeds in zijn meest gunstige toerentallen blijft „hangen". Zij schakelt ook in een bocht, hetgeen de chauffeur nooit kan klaarspelen. De schakelmomenten bij deze automatische bak zijn door verstelling van het bedie ningsmechanisme instelbaar Op de RAI kan men automatische transmissies zien op huisvuilophaalwagens, autobussen en truckchassis. Het prijsverschil, 4 a 5000 gulden, speelt echter een belangrijke rol. Aan de bediening van de koppeling wordt ook meer aandacht besteed. Op de RAI- tentoonstelling staat een frontstuurdiesel- truck met drukluchtbediening van de kop peling. De versnellingsbakken vertonen in het algemeen „synchromess" op alle ver snellingen, waardoor het schakelen ver eenvoudigd wordt, zelfs ziet men de „syn chromess" toegepast op hulpversnellings bakken. Luchtvering Datgene, wat zich in de loop van de laatste twee jaar schuchter aankondigde, zal op deze RAI-tentoonstelling in diverse toe passingen zijn te zien: luchtvering. Bij vrachtauto's," bussen, opleggers en aanhangwagens bestaat een zeer groot ver schil tussen het lege en het beladen voer tuig. De vering moet dus aangepast zijn aan die maximum-lading, maar er komt weinig van terecht als het voertuig leeg is. Men zou dus de veer progressief werkend willen maken, maar dit is met de huidige veersystemen zeer moeilijk bereikbaar. Luchtvering maakt het echter mogelijk de vering aan te passen aan de belasting. Bovendien is onafhankelijke voorwiel- vering bij een luchtveersysteem eerder mogelijk dan bij conventionele systemen. Ook kan men op de RAI zien, dat bij een in Nederland vervaardigde oplegger een reeds bestaand ophangingssysteem van de in tandem opgestelde wielen op bijzonder gelukkige wijze aangepast wordt aan de luchtvering. Er rijden nu in ons land enkele tientallen opleggers met luchtvering, on langs gevolgd door de eerste autobussen. Dat voor de luchtvering druklucht nodig is, vormt bij trucks, bussen en combinaties niet zo'n groot probleem, omdat de lucht- drukrem toch steeds meer terrein wint, daar steeds meer dieselmotoren worden toegepast, waarop toch een pneumatische pomp moet worden aangebracht. Verbeterde remmen inter- ....in 1957 per bus lokaal en lokaal 624 miljoen passagiers werden vervoerd, d.w.z. ruim 1,6 miljoen per werkdag? twintig jaar Wet Autovervoer Per sonen (1939) tot een dicht net van totaal 815 interlokale autobusdiensten met een gezamenlijke lengte van rond 22.000 km heeft geleid en dat bovendien in een vijf tigtal gemeenten lokale autobusdiensten worden geëxploiteerd? volgens de laatste cijfers van het C.B.S. (1957) de autobus van het totale reizigers- vervoer in Nederland per trein, tram en autobus 55,8 pet. voor haar rekening nam? de totaal door alle autobussen in 1957 afgelegde afstand 370 miljoen km of 900 maal de omtrek van de aarde of 1150 maal de afstand aardemaan bedroeg? bijzonder in het lokale vervoer zich de gevolgen van de bestedingsbeperking heb ben laten gelden en dat ondanks de daling van de werkgelegenheid het groepsvervoer (arbeiders- en personeelsvervoer) vrijwel op peil bleef? dat in 1957 van de 25 miljard reizigers kilometers bijna 40 pet werd afgelegd per bus en tram en het aandeel van de per sonenauto steeg tot ruim 60 pet en dat ook de invloed van de bromfiets en de televisie merkbaar was? uitbreiding en vervanging van het autobuspark tot 1970 naar raming ruim 1,1 miljard gulden zal vragen en dat het autobuspark dan gegroeid zal zijn van de 8000 van thans tot circa 11.800 bussen? op de R.A.I.-tentoonstelling blijkt, dat het rij comfort voor passagier en bestuur der wordt verhoogd door toepassing van luchtvering, gebruik van automatische en half-automatische versnellingsbak alsmede servo-stuur? er enerzijds veel kleine busmodellen zijn geëxposeerd, maar dat anderzijds het streven naar zitplaatsvermeerdering bij de grotere uitvoeringen voor lijndiensten en het groot-toerisme opvallend is? De vrachtautobezittel houdt van een degelijk koetswerk, maar een hoog gewicht wordt door hem niet op prijs gesteld, want enerzijds wordt bij een hoog gewicht van de laadbak de nuttige lading minder, an derzijds moet hij nog steeds 3,2 maal zoveel motorrijtuigenbelasting betalen, indien het voertuig door een diesel of L.P.G.-motor wordt voortbewogen. Tot nu toe wordt in ons land voornamelijk aluminium gebruikt voor het bouwen van lichte carrosserieën, maar het polyester- op glasmat (glaswol) wint veld. De nieuwste reportagewagens van de Nederlandse Radio Unie hebben polyester-glaswol koetswerken. Het materiaal blijkt stevig, corrosie- bestendig en licht te zijn. en daarbij in hoge BEROEPSGOEDERENVER- VOER IN ONS LAND miljoen ton 1957 mate geluiddempend. De bezoeker zal motorkappen van dit materiaal cp deze RAI aantreffen. Ook wordt in ons land gekleurde polyester beplating reeds toe gepast. Het is mogelijk de polyester te kleuren. Op deze wijze wordt éen koets werk in duurzame kleuren verkregen, na genoeg ongevoelig voor lichte beschadigin gen. Op deze RAI blijkt, dat gestreefd wordt naar een zo laag mogelijke laadvloer, waar door bruikbaarheid en stabiliteit verhoogd De komst van supertankers en straal vliegtuigen is geen op zichzelf staand verschijnsel. In de gehele vervoerssector is er een drang naar grotere eenheden waar te nemen, niet onder invloed van een bepaalde mode, maar als resultaat van het tegen elkaar afwegen van technische en economische factoren. Grotere transportmiddelen zijn in het al gemeen goedkoper per vervoerd gewicht en economischer in exploitatie. Het goede renvervoer over de weg maakt hierop geen uitzondering. Bij het vervoer van gro tere hoeveelheden over langere afstanden zal de bedrijfsautohouder er dan ook steeds op uit zijn materieel met zo groot mogelijke transportcapaciteit op de weg te brengen. Maar de auto heeft geen eigen „baan" en moet de beschikbare ruimte delen met andere weggebruikers van diverse plui mage. Het is daarom niet verwonderlijk, dat de overheid de grootte van bedrijfswa gens aan bepaalde maxima bindt. Dat bete kent dat de wettelijk toegestane lengte, breedte en hoogte, de wiel- of asdruk en to taal geladen gewicht van vrachtauto en vrachtautocombinaties van overheidswe ge zijn vastgelegd. Deze overheidsvoorschriften blijken van zo ingrijpende aard te zijn op de construc tieve uitvoering, dat zonder overdrijving de overheid in deze als constructeur hier ten nauwste bij betrokken is, heeft de over heid in deze kwaliteit al of niet gewild eveneens invloed op de kostprijs van het vervoer. II-wegen-probleem Nederland kent twee soorten wegen A- en B.-wegen. Op A-wegen mogen bedrijfs wagens een maximum-breedte hebben van 2,50 m. terwijl de maximum-wieldruk 4.000 kg. niet mag overschrijden. Deze maxima liggen voor B-wegen aanzienlijk lager en wel op 2,20 m. voor wat de breed te betreft, terwijl de toegestane wieldruk 2.400 kg. is. Deze maxima bepalen in be langrijke mate het maximum-laadvermo gen, dat voor vervoermaterieel te realise ren is. Houdt men voor ogen, dat vele stre ken van Nederland bijzonder rijk met B- wegen „gezegend" zijn —zonder dat in de aanwijzing als B-wegen overigens veel lijn valt te ontdekken dan zal het duide lijk zijn, dat handel en industrie bij het B- wegen-probleem ten nauwste betrokken De zoveeel lagere toegestane wiel- zijn. druk betekent een ernstige beperking van de verkeerscapaciteit, waardoor de trans portkosten zullen stijgen. Teneinde dit zo veel mogelijk tegen te gaan, zijn speciale constructies ontwikkeld, gekenmerkt door een groot aantal wielen, om zodoende toch ook op B-wegen een redelijke laadcapaci- teit te kunnen bereiken, zonder met de wet in conflict te komen. De maximum breedte van 2,20 m. is, vrijwel nergens el ders in Europa voorgeschreven. Het terug brengen op een breedt van 2,20 m van hier te lande geïmporteerde of geassembleer de chassis moet dan ook op steeds grote re schaal plaatsvinden. Geen Europese oplossing Ook in het buitenland zijn de maximum toegestane afmetingen en gewichten van bedrijfsauto's van overheidswege vastge legd. Het ligt voor de hand dat met toene mende betekenis van het grensoverschrij dend vervoer over de weg de noodzaak van enige eenheid ten aanzien van zo belang rijke maxima als afmetingen en gewich ten groeide. In 1949 werd in Genève een in- wegverkeer gesloten met een apart hoofd stuk over de aan de afmetingen en gewich ten gestelde grenzen, waaraan bedrijfswa gens in het internationale vervoer moesten voldoen om in de deelnemende landen te worden toegelaten. Ongetwijfeld heeft de ze overeenkomst tot een zekere uniforme ring van de op dit punt van kracht gewor den bepalingen in verschillende landen ge leid. Van een werkelijk Europese oplos sing van het probleem kan echter geens zins worden gesproken. In West-Duitsland bijvoorbeeld liggen de beperkingen aanzienlijk ten achter bij die van de overige partners in de Euro- markt. De gevolgen van deze ongelijkheid doen zich in het internationale beroep bij zonder sterk voelen als gevolg van de aard rijkskundige ligging van West-Duitsland, dat in Europa een centrale positie in neemt. Het zijn echter niet de verkeers technische overwegingen geweest, welke in Duitsland hebben geleid tot een zo aan zienlijke beperking van de transportcapa citeit van het wegvervoer, maar een stre ven tot bescherming van de spoorwegen Levensruimte Naarmate de bedrijfswagen nationaal en internationaal aan meer beperkende afmetingen en gewichten wordt gebonden wordt het voor het bedrijfsleven noodzake lijker de beschikbare „levensruimte" tot op de laatste centimeter en kilogram uit te buiten. Dit heeft tot gevolg dat de „inge bouwde" motor meer en meer in zwang komt en het type met voorbesturing der halve terrein wint ten koste van de wagen met naar voren uitstekende motorkap. Een andere consequentie is, dat waar mo gelijk op het dode gewicht van het mate rieel moet worden bespaard, wat het ge bruik van lichtmetaal als bouwmateriaal voor carrosserieën in de hand werkt. Bei de ontwikkelingen zijn op de R.A.I.-ten toonstelling in velerlei uitvoeringen te zien. Het beeld van deze bedrijfsautoten toonstelling in de klasse van het zwaarde re materieel wordt dus in niet onbelangrij ke mate bepaald door de overheid, als (overigens weinig gewaardeerde) „con structeur" van bedrijfsautomobielen. Onderdelen en gereedschap Een groot gedeelte van het RAI-gebouw wordt ingenomen door de stands van im porteurs en fabrikanten van onderdelen, accessoires, gereedschappen en garageuit rustingen. Het feit. dat steeds meer auto mobielen moeten worden onderhouden en gerepareerd, houdt in dat in nagenoeg al le reparatiebedrijven behoefte gevoeld wordt aan goed gereedschap, want het ty pisch Nederlandse spreekwoord: „Goed gereedschap is het halve werk" geldt ook hier in zijn volle omvang. Uit alle grote auto-producerende landen betrekken onze importeurs hun gereed schappen en grotere artikelen voor gara ge-inrichting. Was in de eerste na-oorlogse jaren de toevloed van nieuwe artikelen op dit gebied enorm, uit de aard der zaak is er nu enige stabilisering gekomen en be perkt zich het nieuws veelal in perfectio nering van de zo enorm uitgebreide appa ratuur. Voor de vijfde keer treden de Nederland se toeleveranciers voor het voetlicht in een gemeenschappelijke inzending „Het Nederlands Paviljoen", ditmaal in het te ken van de Euromarkt. Met het voortschrijden van de motori sering hield de Nederlandse industrie ge lijke tred. Zij deed meer, zij kwam zelfs tot exporteren. Zo worden thans zeer ge renommeerde buitenlandse automobiel- merken uitgerust met Nederlandse schok- brekers. Deze industrialisatie is ge baseerd op uitgebreide onderzoekingen. In Delft zijn beproevingsmogelijkheden uitgedacht en in toepassing gebracht, welke men in het buitenland nog niet kent. „Shot-peening" wordt nu ook in ons land toegepast. Een Nederlandse firma kwam tot licen tie-bouw van een pneumatische stuurbe krachtiging. Een paar bedrijven bezitten reeds dochterondernemingen in het bui tenland. Remvoering, glas, spiegels, veren, ra- diateurs, ventilateurriemen, radiateur- slangen, profielrubber voor de koetsbouw accu's, autoverwarming, koplampen, clig- noteurs, stop-achterlampen, snelheidsme ters, allerlei soorten pakkingen, zeer mo derne verf- en laksoorten afkomstig uit de petroleumindustrie, autoradiotoestellen gloeilampen, bekledingsstoffen, auto-test- apparatuur, benzinepompen, brandstof- en smeeroliefilters, zuurbestandige bedrijfs kleding en autobuszittingen worden reeds in ons land gefabriceerd, zoals men op deze speciale RAI-afdeling kan zien. Sedert de vorige R.A.I.-tentoonstelling van bedrijfsautomobielen is een economi sche depressie over ons land heengegaan van welke de bekende maatregelen tot be perking van investeringen en bestedingen het gevolg zijn geweest. Het is interes sant, uitgaande van de situatie in 1956, na te gaan, welke invloed de bestedingsbe perking op het personenvervoer per auto bus en tram heeft gehad. Een bestudering van de verschillende cijfers leert, dat in het bijzonder in het lokale vervoer de ge volgen van de bestedingsbeperking zich hebben doen gelden. Het dieptepunt blijkt daarbij te zijn be reikt in oktober 1957, toen het vervoer slechts 91 pet. bedroeg van het vervoer in oktober 1956. Pas in mei 1958 is het peil van 1956 weer bereikt. Naast de bestedingsbeperking, die stel lig de reislust heeft doen afnemen, zijn ook nog andere faktoren aan te wijzen, welke op de afbrokkeling van het vervoer van invloed zijn geweest. In de eerste plaats is er het privé-vervoermiddel, waarvan de bromfiets in het bijzonder een gevoelige concurrent voor het openbare vervoer op de korte, afstand is. Voorts echter zal men in de teruggang van het vervoer vooral in de avonduren ook de invloed van de televisie moeten zien. Tenslotte zal men ook de invloed van de personenauto niet mogen onderschat ten. De totale omvang van het vervoer, uit gezonderd het vervoer per trein, bedroeg in 1938 rond 7 miljard reizigerskilometers, welk totaal in 1957 was gestegen tot rond 25 miljard. Van deze 7 miljard in 1938 werd 47 pet. afgelegd per bus en tram en derhalve 53 pet. per personenauto. Van de 25 miljard reizigerskilometers in 1957 werd nog slechts 39,8 pet. afgelegd per bus en tram. terwijl het aandeel van de personenauto steeg tot 60,2 pet. Van het totale openbare vervoer (incl. het treinvervoer) nam het wegvervoer in 1938 31 pet. voor zijn rekening en de spoor wegen 33 pet. In 1957 was dit resp. 30 en 24 pet. Binnen de sektor van het openba re vervoer is dus de positie van het weg vervoer versterkt ten opzichte van het rail vervoer en is een verschuiving opgetreden naar die sektoren van het autobusvervoer, waar men met de verlangens van de indi viduele reizigers het meeste rekening kan houden, namelijk het toerwagenvervoer en het groepsvervoer. Vooral deze laatste conclusie vindt haar bevestiging in de ab solute omvang van het groepsvervoer, dat sedert 1938 met löüu pet. toenam. Ondanks de concurrentiepositie waarin de autobus ten opzichte van het privé-ver voermiddel verkeert, waarbij het laatste aan de winnende hand is, zal de autobus een belangrijke plaats blijven innemen. Voorwaarde daartoe is dat de voor de ver vanging en de uitbreiding van het autobus- senpark noodzakelijke financiële middelen ter beschikking komen, dat haar techni sche betrouwbaarheid boven alle twijfel verheven dient te zijn en dat aan het rij- comfort de uiterste zorg wordt besteed. Luchtvering Op het gebied van de technische be trouwbaarheid is reeds zeer veel bereikt. De R.A.I.-tentoonstelling geeft daarvan een duidelijk beeld, zonder dat overigens op dit terrein van revolutionaire tenden- zen kan worden gesproken. Wat de ver betering van het rij comfort zowel voor de passagiers als voor de chauffeur betreft hebben zich niet onbelangrijke ontwikke lingen voorgedaan. In de eerste plaats dient de toepassing van veersystemen met samengeperste lucht genoemd te worden. Op de R.A.I. staan diverse autobussen die van dit veersysteem zijn voorzien. Op het gebied van de automatisering heeft de ontwikkeling evenmin stilgestaan. Hoe langer hoe meer worden automati sche en semi-automatische versnellings bakken toegepast. Dit geldt eveneens voor het servo-stuur, een hulpmiddel waardoor bij het draaien aan het stuurwiel minder kracht behoeft te worden uitgeoefend. Zoals reeds is opgemerkt treedt de laat ste tijd een verschuiving op naar die sek toren van het autobusvervoer, waar het individuele vervoer het meest wordt be naderd. Deze ontwikkeling weerspiegelt zich op de R.A.I.-tentoonstelling. Een ta melijk groot aantal kleine autobussen, waarbij zeer veel zorg aan het comfort is besteed, is tentoongesteld. Daarnaast zijn er uiteraard de stoere „grote broers" in velerlei verschijningsvorm, waarbij er zelfs een is met 74 zitplaatsen. En dan na tuurlijk de paleizen op wielen, bestemd voor het groot-toerisme, voorzien van luxe fauteuils, tafeltjes met schemerlampjes, ijskast, bar en toilet, verschillende exem plaren hiervan zijn te bewonderen. Ook de bus met televisie ontbreekt niet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 13