Discussie met Zo'n groot ouderwets huis kan wat gezellig zijn vier deskundigen Hang naar het verleden of: modernmaar gezellig VAN UW TOONLADDERS Zelfs uw afwas gebeurt machinaal DE BUREN HOUDEN NIET BIJ ONS THUIS MEUBEL EN MODE LACUNE IN ONDERWIJS in de droomkeuken WOENSDAG 11 MAART 1959 heeft en men weer wat anders wil." De heer Jansen: „Waaruit blijkt dat het meu bel wordt gekocht uit de lust om mee te doen of juist niet mee te doen, maar niet uit eigen smaak, omdat men het zelf mooi vindt." De heer Das: „Het zijn niet zozeer de jonge mensen die vragen naar het stijlmeubel, maar de mensen op gepo- rn unrT i 7 7 seerde leeftijd en die missen in het mo- „Lli MULL nog veel gedaan worden der materiaal maken." De heer Das: „La- derne interieur een soort sfeer. Het is na- aan cle smaakontwikkeling van het nu- ten we eerlijk zijn en toegeven dat een tuurlijk een misverstand van die mensen, bliek op het gebied van de meubilerinc trek" en krimPvrii multiplexpaneel de want ze moeien zich helemaal omschake- „wb.'nnt'mWnnV/./.'nrr T>, ,i voorkGUr kan verdienen boven een mas- len, maar dat kunnen ze niet. De mensen A t>* "Ie,was sief. De industrie en de techniek hebben die de periode hebben meegemaakt tus- óooral op de lagere school, worden de ons zover gebracht dat wij heel gemak- sen de beide oorlogen, die kunnen zich Stijlkennis en de ontwikkeling van het lelijk het oude kwaliteitswerk kunnen ver- moeilijk aanpassen. Ik ken er wel, die er pcvoel voor schoonheid te zeer verwaar- ua,n^enl E.en «ctrokken tafelblad van meu- moeite voor doen en die zitten ook met lieert rw,™.» belplaat bestaat niet meer. Ze zijn zelfs mooie buisverlichting, lichte muren en l°os('- heeft men nog eet} lange al verder: ze gebruiken nu spaanders, met rechte, vierkante meubels, maar als ze weg VOO) de boeg voor er sprake kan fineer er overheen, en dat is eigenlijk nog dan weer in een oude sfeer komen voelen zijn van een algemeen verbreide woon- be,er- ze zich daar beter thuis." De heer Jans- cultuur." De 'ieer Koemjm: „Wanneer ik de hon- sen: „Ze beleven dus aan dat moderne ger naar allerlei stijl-namaak beschouw, dressoir niets en ze beleven dus aan dat vraag ik mij toch wel eens af waar dat andere ding wel iets. Dat is misschien wel Tot deze conclusies kwam een gespreks- aan ligt. Mankeert er soms iets aan ons zo, maar wij geloven dat ze ook niet per groep van een viertal Haarlemse deskun- moderne meubel?" De leek: „Het grote se juist iets aan dat dressoir moeten be- digen op het gebied van de woninginrich- gevaar lijkt mij, dat we op een gegeven leven. We beleven iets aan die hele ruim- ting, waarbij zich een leek had gevoegd ogenblik in het hedendaagse meubel het te, aan die wanden die vloer en die gor- om in bescheiden mate de stem van het Biedermeyer gestileerd herleeft." De heer dijnen en al die dingen tezamen maken publiek te laten horen. De woninginrich- Das: „Dat. zie ik zo niet. Er is een heel het interieur. We maken 1oeh voor alles ters en meubelontwerpers die voor dat doel tezamen kwamen waren de heren H. W. L. Das. J. C. A. Janssen, A. M. Koeman en P. J. Tork. De eerste en de laatstgenoemde vertegenwoordi gen daarbij inzonderheid het ambachtelijk bedrijf. De heer Tork heeft zich in het voetspoor van zijn vader gespecialiseerd op oude meubelstijlen, de heer Das, die reeds een halve eeuw de ontwikkeling in de woning inrichting meemaakt, heeft vooral naam gemaakt als een oorspronkelijk meubelontwer per die nog de tijd heeft gekend dat de woninginrichting eet kamer, slaapkamer, zitkamer geheel op ontwerp werd besteld, hetgeen tegenwoordig een hoge uitzondering is geworden. Dc heren Janssen en Koeman zijn daarentegen principiële voor standers van een eigentijdse woninginrichting, waarin het massaprodukt, mits goed ont worpen en vervaardigd, een be langrijke plaats inneemt- Het gezelschap was dus van vol doende verscheidenheid om een boeiende botsing van meningen te waarborgen, waaruit waar heid zou kunnen ontspringen. Het gesprek was dan ook geen vijf mi nuten op gang of de heren waren al in de strijdvraag gewikkeld of het in deze tijd nog wel zin heeft het „oude meubel" te vervaardigen. „Ik zie er geen enkel be zwaar in, mits het maar goed gemaakt, andere weg ingeslagen. Onze technische een interieur en niet een stelletje ameu- wordt dus geheel in overeenstemming hulpmiddelen zijn niet in staat bepaalde blementen. Het gaat toch om de inrich- met de oorspronkelijke stijlprincipes versieringen na te maken. Ook het moder- ting van de woning, niet om afzonderlijke maar je mag 't niet als antiek verkopen, ne materiaal laat een dergelijke werkwij- meubelstukken." dat vind ik het gemene," aldus de heren ze niet toe." De heer Koeman: „Dat moet De heer Koeman: „Vreemd, men dineert Das en Tork, waar tegenover de heer Koe- je dan ook helemaal niet willen. En dus in een modern ingericht restaurant, men man opmerkte: „Maar 't getuigt toch wel horen die meubelen in onze tijd niet thuis." rijdt erheen in een Amerikaanse wagen van een zekere geestelijke armoede." De heer Jansen: „En daarom verplaatsen van de laatste gemakken voorzien en men De leek in het gezelschap wilde zich lie- wij ons van het ambacht naar de industrie- komt thuis in z'n Louis XVI-interieur." De ver op concreet terrein begeven en vroeg: le vormgeving." De heer Koeman: „Daar heer Das: „Een soort verbondenheid met „Maar neemt die vraag naar het oude zijn we dan ook een aardig eind mee op het verleden." meubel nu toe of af?" „Er is natuurlijk weg geweest, maar dan krijg je de men- De leek: „Toch zit het met die modcr- een verschil tussen jong en oud publiek," sen uit de categorie der snobs en die zeg- ne meubelproduktie toch niet helemaal aldus de heer Tork. „de ouderen zijn er gen: „Ja maar Jantje heeft ook die stoel goed. Een door „Goed Wonen" indertijd wat ontvankelijker voor, maar er zijn toch van Pietersen. geef mij maar Bieder- ondernomen poging om tot de produktie ook heel wat jongeren die eerst van ouder- meyer." En daardoor krijgt je een aan- van standaardmodellen tegen lage prijzen wetse en later van antieke meubelen hou- maak in Biedermeyer tot iedereen het te komen liep op een mislukking uit. En den. Er is echter nog een heel ander pro bleem. Het oude meubel vraagt een grote vakbekwaamheid en dat wordt wel een struikelblok. De meubelmakers voelen ook niet zoveel meer voor dit sterk ambachte lijk genre omdat het zo loonintensief is. In de tweede plaats is er, zeker in Haar lem, een schrijnend gebrek aan bekwa me beeldhouwers en andere vaklieden, bij voorbeeld voor het hang- en sluitwerk. De leek: „Is dat niet een gevolg van een lacune in ons onderwijs wat betreft de opvoeding tot stijlkennis?" De heer Das: „Toch niet wat de vakkennis der meubel makers betreft: die wordt: op de examens voor de vestigingsvergunning wel degelijk gevraagd. En overigens is mijn ervaring, dat ook het publiek de laatste jaren meer naar stijlmeubelen, vooral Biedermeyer, vraagt." De heer Tork: „Het gebrek aan goede materialen en die zijn voor stijl meubelen onontbeerlijk verhindert ech ter de ontplooiing van het ambacht. Het is op het ogenblik beslist onmogelijk een Cu- ba-mahoniehoulen ameublement te maken of aan palissander te komen." De heer Das demonstreert op vaardige wijze op hel teketibprd de stijl ontwikkeling van de stoelpoot. Zijn collega's Koeman, Janssen en Tork (van links naar rechts) kijken belangstellend toe. ik sta versteld wanneer ik kennis neem van meubelmagazijnen die hun klanten uitnodigen hun vijftienhonderd toonka- mers te bezoeken, waarin ze' keuze kun nen maken uit wel honderd modellen fau teuils. Iemand heeft eens uitgerekend, dat er in de wereldlitteratuur zesendertig stan daardsituaties voorkomen en ik dacht zo dat een dergelijke beperking evenzeer geldt voor de meubelindustrie. Zo'n pro duktie in het wilde weg lijkt me niet in het belang van het publiek en ook niet in dat van fabrikant en handelaar." De heer Koeman: „Dat komt omdat wij Hollanders van die onverbeterlijke indivi dualisten zijn. De een wil beslist niet heb ben wat de ander heeft." De heer Das: „Ik heb het idee, dat er heel wat men sen zijn, die lijden aan een overdreven kwantiteitsromantiek. Die willen door duur bewerkte meubelen een soort rijk dom demonstreren." De heer Janssen: „Dat fiasco met de meubeltjes van „Goed Wonen" heb ik van zeer nabij meege maakt. Die dingen werden gemaakt met de gedachte iets te doen voor de verbete ring van het arbeidcrsintericur. De groep waarvoor deze meubelen bestemd waren heeft ze echter niet gekocht. Wel kwamen ze terecht bij dokters en ingenieurs met smaak voor een modern inte rieur. „Goed Wonen" heeft zich met de beste bedoelingen tot het verkeerde publiek "ewend: het was er nog niet rijp voor." De leek: „Ik kan toch niet aan de indruk ontkomen, dat ook de zogenaamde moderne zaken hoe !&anger hoe meer in een mo dieuze stroom belanden". De heer Koeman: „U moet niet vergeten, dat de lijd zeer snel cn levendig en mobiel is". De heer Janssen: „Toch zullen de dingen die tien jaar geleden goed waren het over tien jaar nog wel zijn. Maar er zijn na- tuurlijk maar heel weinig wer kelijk goede dingen. Ze zijn op de tien vingers af te tellen". De heer Koeman: „De tijd gaat zo snel. Wanneer een jaar geleden rood in de mode was en nu is het blauw, dan is het toch wel begrijpelijk dat men nu blauwe gordijnen wil hebben en dat men dan minder kostbare materialen koopt om ze sneller te kunnen vervangen". De heer Las: „Ik ben zo bang, dat het komt omdat de mensen op het moderne in terieur vlugger uitgekeken raken omdat er minder variatie in zit". De leek: „Nu is het voor mij nog een der raadselen van de meubelbranche, dat het met de massa- produktie van de werkelijk goede model len maar niet lukken wil. Ik denk wel eens dat er met een aantal leuzen in de trant van „Gezelligheid is niet afhankelijk van stijlen", „gerieflijkheid is even belang rijk" of „sfeer moet met uw persoonlijk heid harmoniëren" niet alleen open deu- ren worden opengetrapt, maar ook een ont stellende onwaarachtigheid wordt bedre ven". De heer Janssen: .Tk vind het inder daad frapperend dat een van onze. nou ja laten we zeggen moderne meubelfabrikan ten reclame maakt met de slagzin: Mo dern en tóch gezellig". Onder algemene hi lariteit eindigt daar op de discussie. Kindje, naar ik zo merk, is er deze week van studeren niet veel ge komen Helaas niet, mijnheer; en ik had toch zo'n zin om eens flink te werken; maar iedere keer als ik begon met mijn toonladderoefe ning, werd ik gestoord door de buren: tok, tok, tok op de muur, eerst zachtjes, dan wat harder, en einde lijk furioso. Toen heb ik het maar opgegeven. En dat was iedere dag het zelfde liedje. 't Is dus bij jullie erg gehorig? Nou, dat merk je pas goed wanneer er bij de buren verschil van mening is. Op bezoek bij een be roepsmusicus: Zeg, vent, wat woon je hier vorstelijk. En waar heb je nu je grote vleugel •staan? Die is de deur uit. Het ging niet: hinder voor de buren. Ik zit nu te compo neren en les te geven in een hok, dat ik daar spe ciaal voor gehuurd heb. Prettig! Jongens, om een goed muzikant te worden, moet je van tijd tot tijd eens ruzie hebben met je buren! Dit zijn mijn eigen woor den in een toespraak, na af loop van een concours voor harmonie en fanfa're, als voorzitter van de jury. De bedoeling tot individuele studie aan te zetten, deed mij voor wie mijn ora tie letterlijk zou kunnen opnemen de zaak nog al scherp stellen. Maar de grappige reflexie die er op volgde: „onze dirigent raadt ons aan in de kleerkast te oefenen of in bed te stu deren onder de dekens" toonde aan dat het pro bleem waarop ik doelde hier ook reeds accuut ge steld was. Want, het obstakel „over last door muziekbeoefe ning" is in steden en gro- lere plaatsen met hun com pacte behuizing niet weg te denken. En uiteraard vormt het een ernstig probleem voor de „vrijetijdsbeste ding" van de muziekdilet- tant en voor de ontwikke ling van het korps wezen in 't algemeen, evengoed als het zijn remmende invloed doet gelden op alle vormen van huismuziek en helaas ook op de vorming in het métier van de vakmusicus en op de taak van de toon kunstenaar. Het probleem dateert na tuurlijk niet van vandaag of gisteren: ruim een eeuw geleden was het reeds een dankbaar onderwerp voor karikaturisten. Maar met de komst van de flat woningen heeft het zich in de laatste jaren dermate toegespitst, dat het tijd wordt naar oplossingen te zoeken. Dat er een veer zal moe ten worden gelaten is zeker; tenzij de moderne woningbouwers een isoleer methode zouden vinden die afdoende is. Maar om die te ontdekken zal men haar bewust moeten zoeken en het probleem ernstig onder ogen zien. Misschien zou begonnen kunnen worden met het inrichten van een speciaal studeervertrek, een soort geïsoleerde cel, hoe wel de idee dagelijks een uur celstraf te moeten on dergaan terwille van de muziekstudie, niet erg be vorderlijk zou zijn om de liefde voor de muziek aan te wakkeren. Of men zou kunnen den- ke aan een apart gebouw per huizenblok, waar in onderscheidene cellen (of laat ik deze iets vriende lijker „kamertjes" noemen) de lust om muziek te ma ken kan worden botge vierd. In de hoop dan. dat het middel niet als een da gelijkse celstraf wordt aan gevoeld. Maar. zo zal men allicht opmerken, wie plaatst er nu zijn piano die toch tot het meubilair van de huiskamer behoort buiten zijn woning? Maar wat heb je aan een piano als je er toch niet op moogt spelen? Een zo goed als geruisloos instrument, het „clavicord", zou in dit conflict nog een kans maken de plaats van de piano in de woonkamer in te nemen, indien het niet absurd zou zijn de evolutie van de instrumentenbouw uit te schakelen terwille van een probleem dat de vrijheid van de muziekbe oefening beknot en de zin voor zelfwerkzaamheid bij de amateur volkomen dreigt te verstikken. Jos. de Klerk De leek: „De omvang van het ambacht wordt daardoor dus wat gereduceerd. Ik heb trouwens de indruk, dat het ambacht maar een beperkte klantenkring bestrijkt. Het werkt niet voor de woningwetwoning, De heer Das: „We kunnen er voor wer ken, maar we doen het niet zo goed als de moderne woninginrichting." De heer Tork: „Vergist u zich niet: ook die men sen verlangen vaak een zeer goed meu bel, goed nagemaakt of van een zeer goed materiaal gemaakt." De heer Jansen: „Het is toch onjuist om deze kwaliteitseisen te koppelen aan een bepaalde stijl. Ik geloof dat het moderne meubel die kwaliteit wel degelijk evenzeer bezit. Een van de narigheden van het mo derne meubel is natuurlijk, dat doordat er zoveel gemaakt wordt er ook zoveel slecht gemaakt wordt. De eis dat het goed moet zijn geldt even sterk als voor het oude meubel. Je kan het echter op een andere manier maken en je kan het ook van an- HET IS BEKEND dat een huis voor de middenstand dat veertig jaar geleden werd gebouwd wat ruimer van opzet en wat rianter van aanzien is dan het eenheidsprodukt dat tegen woordig herenhuis heet. Waar zijn vandaag het dienstboden kamertje, de logeerkamer en het studeervertrek, om niet te spreken van de hall, de zolder en de kelder? Goed, er zijn ook nadelen. Er is geen centrale verwarming en de aanleg ervan in een ouderwets herenhuis met acht of meer hoge kamers, is meestal niet alleen te duur in aanleg en gebruik, maar veelal niet eens verantwoord, omdat bij een eventuele verkoop deze meerwaarde niet ten volle vergoed wordt. Er is geen garage, en zo er al ruimte is om er een te bouwen, dan dient zich het bezwaar van kosten en opbrengst weer aan. Desondanks zouden wij mijn vrouw en ik (met vier kinderen plus drie inwonende verpleegsters) niet terugwillen naar de vierkamerflat. die al een grote verbetering was na de inwoning op twee kamers en een geïmproviseerde keuken in een badkamer annex toilet. De inrichting van het grote huis was een probleem, dat het best wordt geïllustreerd door de belangstellende vraag van een der schilders of de verhuizing al gauw zou komen. „Die is er al", was het laconieke antwoord van mijn vrouw. Inderdaad, de inhoud van onze flat stond onopvallend opgetast op de zolder, ter weerszijden van een grote hang- en legkast, die we van de vroegere bewoners hadden overgenomen. De waarheid gebiedt te vertellen dat er nog een verhuizing onderweg was, dank zij de omstandigheid dat onze woningruil samenviel met het ver trek van mijn schoonmoeder van een groot herenhuis naar een grote middenstandswoning. waarbij een aantal kapitale meubel stukken overtollig werd. Toen het vulprobleem was opgelost, deed zich dat van de verwarming voor. Onze kamers en suite zijn van voor tot achter bijna dertien meter lang en meer dan drie meter hoog, desnoods te scheiden door dichte houten schuif- deui-en. Achter staat een vulhaard, die, evenals het huis, veertig jaar oud is en via een trechter dagelijks een cafékit anthraciet aankan. Vóór een oliehaard, waarvoor we een uitvoering ge kozen hebben, die het meest op een kachel en het minst op een radiomeubel lijkt. De keuken en de zitkamer van de meisjes worden eveneens met oliehaarden verwarmd. Voor de trappen hebben we een onverslijtbare rubberbedekking gekozen, voor de vloeren van de grote kamers, behalve beneden, waar een triplexparket ligt, geplakt linoleum en in de granité-gang en vestibule gekleurde kokosmatten voor de drempels. In de keuken liggen synthetische tegels, die we graag ook in de badkamer hadden gezien, maar de verwarring van buizen van gas-, water en elektriciteit onder de vloer is zo groot, dat een opneembare linoleumbedekking daar aangewezen was. De wanden van de drie kamers op de tweede verdieping zijn in functionele kleuren met muurverf bestreken en elders is het donkere behang vervangen door licht behang. De inrichting is eenvoudig en modern, maar, met het oog op de kos ten, nog niet gereed. Beneden hebben we geen eenvormig meubilair. In de voorkamer een strak ka binet, een tuigkist, een grote rechthoekige tafel, stoelen met gedraaide stijlen een schommelstoel, een lage armstoel met ho ge rugleuning en een Dagobert-armstoel, alles eiken. Achter staat een satijnnoten- JAN CA5TEN5 BEPLEIT DE „OPEN KEUKEN" De uitgeverij Moussault in Bussum heeft in de loop der jaren een aantrekkelijk •fonds opgebouwd van boeken over bou wen en wonen. Een der laatste deze vruchtbare stam is „Het praktisch huis'' van Jan Castens. In opzet en inde üng, maar vooral door de behandelde stc vertoont net enige overeenkomst me „Hoe wilt u wonen?" van Jan Penraa. dat bij „Kosmos" verscheen. Het kan o; dezelfde kwaliteiten bogen: het is over zichtelijk en prettig leesbaar, doeltref fend geïllustreerd en iedereen, om he' even of hij pas met een huishouding be gint of reeds jaren zelfstandig gevestigc is, kan er wel iets van zijn gading in vin den. Bovendien is het werkje redelijk goed gedocumenteerd, al vinden wij dergelijke handleidingen niet compleet zonder enig-^ prijsaanduiding. Naar ons gevoel streve' de auteurs op dit terrein nog altijd tevee r.aar een inrichting, welke de mogelijk- neden van het gemiddelde Nederlandse gezinsbudget te boven gaan- Dat geldt inzonderheid voor het stok paardje, dat Jan Castens berijdt, namelij! de keukeninrichting. Hij bepleit de ge deeltelijk en geheel open keuken, welk- dus in directe verbinding met het woon vertrek staat. Er is geen reden om dez' oplossing a priori te verwerpen zij kar zelfs onder bepaalde omstandigheden zee aantrekkelijk zjjn mits men maar be denkt, dat daarbij aan twee voorwaarden voldaan dient te worden. In de eerste plaats vergt de outillage van de keuken extra zorg. ook in esthetisch opzicht, en dat brengt uiteraard hogere kosten met zich en vervolgens wordt de noodzaak van een tweede woonvertrek groter. Dat laat ste achten wij een redelijke eis voor elk gezin met kinderen, waaraan tot nu toe veel te weinig aandacht werd besteed. ke gasten aan een toonbank en mannelij ke gasten bezoekers stellen nog al eens voor er hoge krukken bij te zetten en het geestelijk bezit gedeeltelijk te vervangen door een batterij flessen met geestrijk vocht. Een andere wens van de heren is de rechthoekige tafel een café-biljart te zien in de plaats van de tafel, die onge veer dezelfde afmetingen heeft. In de hoek die de boekenkast vormt, staat een ronde tafel met twee houten armstoelen met ho ge rug. De kolenhaard, die met koper is beslagen, wordt geflankeerd door eën maisgele chaise longue en een rotanstoel Alleen de entree al tot zo'n statig herenhuis van de vroege twintiger jaren geeft een indrukwekkend idee. Dit. is de xioordeur van een eengezins woning, zoals die in 1919 werd ge bouwd in de Haarlemse randgemeenten. houten lage, L-vormige boekenkast, met met hoge rugleuning, die bekleed is met het lange eind tegen de binnenmuur. Het korte eind steekt de kamer in, bij wijze van afscheiding. Het herinnert vrouwelij- maisgroene kussens. Bij gebrek aan ven sterbanken staat er een langwerpig ma honie bloementafeltje voor de openslaande deuren in de voormalige serre. In de binnenwand is een doorgeefluik ge maakt, dat uitkomt in een van de beide kasten in de keuken. In de serre staat een ouderwets dressoir met marmeren tuau, waarvan de bergruimte als speelgoedkast dienst doet. Voor het servies zijn er twee grote kasten ter weerszijden van de schuif deuren. Een kastenvraagstuk kennen wij niet: er zien er zestien, waaronder een die pe werkkast in de gang en een garderobe- kast op de tweede verdieping waarin des noods ook een kinderwagen kan staan. Speelruimte voor de kinderen is er in overvloed, 's Winters de serre en de ruim te voor het dubbele stel openslaande deu ren naar het tegelterras in de voorkamer, 's Zomers de kinderkamer, met een dubbe le stel openslaande deuren naar het om muurde balkon, en bij mooi weer de voor- en achtertuin. De klacht dat oude huizen vaak kleine •amen hebben en somber zijn kunnen wij niet delen. Er is een overvloed van hoge brede ramen in alle kamers. Alleen de gang is donker omdat de voordeur maar een klein raampje heeft. Dat bezwaar is ondervangen door een t.l.buis, die 's mor gens en 's avonds brandt. Er zijn nog wel meer nadelen in ons geval. De delen van de muur op het zuidwesten slaan bij aanhoudend nat weer door. Dat euvel kan men gedeeltelijk be strijden door permanent een raam op een kier laten staan. Een afdoend middel is er niet. Een ander ongerief vormt het condenswater dat neerstroomt van de vijf glas-in-lood vensters in het trappen huis die zonder kozijnen in de buitenmuur zijn aangebracht. Hiervoor is maar één oplossing: nieuwe ramen met kozijnen en dubbel glas waartussen een isolerend va cuum is. Een tegenvaller is de hoge brand stofrekening, omdat het stoken in hoge ruimten onvoordelig is. Wij tellen deze ongemakken evenwel licht, omdat wij eindelijk gevonden heb ben wat we zochten: ruimte, ook voor de kinderen, die wij graag zo lang mogelijk van de straat en in huis willen houden. „De ideale keuken" staat er op de fol dertjes te lezen. En dat is het dan ook wel, de naar de laatste uit Amerika af komstige ideeën ingerichte keuken aan de Gonnetsstraat 30 in Haarlem. Zodra men binnenkomt merkt men, dat alles in die toch betrekkelijk kleine keuken zo licht is. En dat komt beslist niet alleen door dat ene grote raam. Nee, die indruk wordt veel meer versterkt doordat haast alles wit geëmailleerd is: de ijskast, de wasma chine, de vaatwasmachine, de gootsteen, de hangkasten enz. De vloer is bekleed met lichtbeige colovinyl tegels, die evenals de tegelmuur boven de aanrecht, afwasbaar is. Deze kleine keuken is een droom. Alles is ingesteld op het. gemak van de vrouw: ze hoeft bijna niet meer te bukken, de af was is in een wip gebeurd en zelfs een de ken wassen vormt geen probleem meer. De deuren van de hangkasten sluiten on hoorbaar: ze zijn voorzien van versterkte, geruisloze scharnieren, evenals de laden, die bevestigd zijn op wieljes, welke op ko gellagers lopen. Deze keuken heeft vooral het grote voordeel dat hij de vrouw en vooral dan de werkende vrouw zoveel tijd bespaart. Wat vroeger een uur in be slag nam kost nu nog maar enke'n minu ten. Zo bijvoorbeeld de afwas. Voorheen betekende dat: eerst afspoelen, dan afwas sen en tenslotte nog afdrogen. Nu hoeft men alleen de vuile vaat in de afwas machine te stoppen. Een krachtige heet- water sproeier zorgt voor de verwijdering van zelfs de hardnekkigste etensresten. Eveneens een belangrijke tijdsbesparing in deze droomkeuken is het elektrische fornuis met de kookautomaat, een elek trische klok die ook de oven op een vooraf gekozen tijdstip voor u in- of uits-hakelt. Ook de automatische wasmachine is bijna onmisbaar in de ideale keuken. Ook het drogen waarbij men vroeger toch goeddeels afhankelijk was van het weer, geschiedt in een ommezien. Zelfs de- Wij zien ons huis als een centrum van ge- kens vormen geen probleem meer. Deze zelligheidsleven voor kinderen en kennis- ..denkende" wasmachine is bovendien uit- sen. waartoe wij een aantal verstokte vrij- gerust met een ozonlamp, die het goed een gezellen rekenen. aangename frisse geur geeft.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 21