Bloemlezingen GETEKENDE HUMOR IN PLASTIC BAND CA 1 INTEGREREND REALISME IN EEN KLEINE ROMAN VAN WARD RUYSLINCK I -VA, Lichte vrouwen voor zware zaken ZATERDAG 21 MAART 1959 Erbij PAGINA DRIE Litteraire Kanttekeningen KINDEREN VONDEN MAMMOET ZANDROZEN VOOR de vijfde keer heeft Esso Neder land n.v. bij Stols een bloemlezing van in het voorgaande jaar verschenen gedichten laten samenstellen, welke „Dichters Omni bus" door het bedrijf aan zijn relaties wordt aangeboden. De oplage is weer ver hoogd. Ditkeer telt zij zestien duizend exxemplaren. De uitgave van vorig jaar leek een wat lagere gemiddelde kwaliteit te hebben dan de drie eraan voorafgaande „Omnibussen" en het is opvallend dat dit jaar weer werk is opgenomen van enkelen, die ook vorig jaar de gemiddelde kwaliteit van de bundel enigszins verminderden. Wel licht is „de persoonlijke mening" van de samensteller wat regionaal beïnvloed, maar in die contreien zullen ook wel de meeste met dit geschenk te begunstigen personen wonen. Uiteindelijk doet echter alleen ter zake dat „Dichters Omnibus" een niet ge noeg te prijzen vorm is van mecenaat. IN DE SERIE „Literaire Pockets" van De Bezige Bij te Amsterdam is Chr. Leeflangs bloemlezing „Feesten der Kerk" versche nen, een vijfde druk van deze verzameling oude en nieuwe religieuze gedichten Het is misschien beter te spreken van oude en oudere religieuze gedichten, want men heeft geen aanleiding gezien deze sinds acht jaar niet meer herdrukte bloemlezing vermeerderd uit te geven. Daardoor ont breken gedichten van bijvoorbeeld Guil- laume van der Graft, Jan Wit, Michel van der Plas, Harriet Laurey, Ad den Besten, Willem van der Molen, Henk van Tien hoven en Schulte Nordholt. Bij alle waar dering voor de bundel zoals die was moet de onveranderde handhaving ervan bij de herdruk van 1958 toch betreurd worden. DE Grafische Kunstinrichting „De Re- produktie Compagnie" n.v. te Rotterdam verblijdt haar relaties jaarlijks met een kunstkalender, die een staalkaart is van het enorme technische kunnen van dit be drijf. Dit jaar heeft de filosoof, auteur en criticus Hans Redeker onder het motto „Naturalisme-Abstractie" van dertien levende Nederlandse kunstenaars werk uit gekozen dat naar de natuur is gemaakt. Zij zijn Melle, Jan Peters, Otto Dicke, Jef Diederen. Roger Chailloux, J. A. Cli. Fren- ken, Toon Wegner, Jeanne Bleruma Ous ting, Willem Rozendaal, Jacques van der He.yden, H. H. Kamerlingh Onnes, Frans Nols en Gerrit Benner. Zij verschillen niet alleen sterk in leeftijd. Redeker koos juist van hen werk om de talloze mogelijkheden te illustreren tussen naturalistisch (Melle) en abstract (Benner). Op de binnenzijde van de stevige map, waarin de kalender is vervat, staat een opstel van Redeker afge drukt (en dié druk is niet zo fraai....). Daarin ontdoet hij op een heldere en diep- peilende wijze vele stijlaanduidingen van tendentieuze gevoelswaarden, die wezen lijke verschillen kunnen suggereren. Er is geen wezenlijk verschil, schrijft hij, want een kunstenaar maakt ons de werkelijk heid werkelijker „zodat wij met hem tege lijk meer en meer compleet mens zijn". Verder: „De schijnbaar verwarrende hoe veelheid aan mogelijkheden tussen „figura tief" en „abstract" is niet anders dan de onontkoombare en onthullende uitdrukking van de ruimte binnen onze eigen mense lijke situatie". Behalve als illustratie van Redekers opzet voldoet de kalender weer opvallend goed aan het oogmerk dé rejpró- duktiemogelijkheden van De Reprodukfie Compagnie te doen blijken. EEN tweetal jaren geleden vroeg ik naar aanleiding van de roman „De ontaarde slapers" aandacht voor Ward Ruyslinck, één van de Vlaamse jongeren, nu alweer dertigers, die zich van het psychologische en vooral van het „psychologiserende" ro mantype hebben afgekeerd in de over tuiging, dat de realiteit van het ogenblik en van de naaste toekomst te ernstig is dan dat het de romancier nog veroorloofd zou zijn om met de microscoop de „duis tere diepten" van de individuele ziel te be spieden. Louis-Paul Boon, Piet van Aken, Bert van Aerschot, jongeren als Libera Carlier, Prosper de Smet en Ward Ruys linck, zijn ieder op hun eigen wijze „ge- engageerd". Zij voelen zich, tegen roil en dank wellicht, bij de werkelijkheid be trokken, ze schrijven in de overtuiging dal zij als auteur, als „woordvoerder" dus, de menselijke plicht hebben om te signaleren. Van een programma is bij hen geen sprake. Ze móéten niet zo schrijven voor zo'n „moeten" zijn de dictaturen de aangewezen tuchtplaats. Maar ze kunnen ten gevolge van hun jeugdervaringen en het gerucht makende heden nu eenmaal niet anders. Ik ben ervan overtuigd dat een schrijver als Ruyslinck de hemel zou danken als hij zich onbezwaard zou kunnen overgeven aan zijn „droom" van het leven, aan die andere werkelijkheid, die er óók nog is en in zijn werk dan ook steeds op de achter, grond staat, maar door de actuele ver wording wordt weggedrongen naar het rijk der haast verboden verlangens. Zelfs de meer psychologisch getinte romans van Wim Meeuwis, Frans van Isacker en An- dré de Splenter hebben een reëler karak ter dan het zielkundig peilende en analy serende werk der oudere generatie. RUYSLINCK heeft zich voor eigen reke ning onlangs in het voortreffelijke Nieuw Vlaams Tijdschrift ondubbelzinnig uitge sproken voor een terugkeer tot het rea lisme (of, als men wil, het naturalisme). Wat hij de psychologiserende romancier verwijt is, dat deze de mens heeft losge maakt van zijn omgeving, van de alom vattendheid van het leven, van de natuur, het milieu, de dagelijks onontkoombare realiteit. Dat alles is, zegt Ruyslinck. geen schouwburgdecor, maar „een wereld die laaft en voedt, de mens van lucht en licht voorziet, hem optilt en neerdrukt. En het is de taak van de romancier (in dit tijdsgewricht, zal hij wel bedoelen) dp verbanden te zien en aan te voelen tus sen de verschillende levensverschijnse len". Zijn conclusie is, indien men het axioma aanvaardt, logisch en overtui gend: ..Wij moeten de homunculus, het onverteerbare laboratoriumprodukt, dat wij met grote honger ingeslikt hebben, weer uitspuwen en naar nieuwe mogelijk heden uitzien". Onder die mogelijkheden verstaat hij dan een „nieuw" realisme, dat ik een „integraal realisme" zou wil len noemen, een romankunst waarin de mens weer is opgenomen in de sociale en organische veelheid van het leven. Heeft Ruyslinck die mogelijkheden waargemaakt? Ik geloof dat hij op weg is om dat ernstig té. doén, in zijn ,.D° ont aarde slapers" nqg mag-r- (tast,end. in d° kleine roman „Wierook en tranen" (die hij dezer dagen in de welverzorgde Ad Multosreeks van A. Manteau te Brussel deed verschijnen) met een heel wat vas tere hand. Aan schrijfoefening heeft het hem niet ontbroken. Als jongen al schreef en publiceerde hij korte verhaaltjes, die uiteraard kenmerkender waren voor zijn drang zich uit te spreken dan voor de kwa liteit daarvan. Zijn eigenlijke litteraire loopbaan begon, wat aarzelend nog, met de in 1951 verschenen verzenbundel „De citer van de tijd". Maar wat hij was en wilde en uit innerlijke aandrift moest, bleek onmiskenbaar uit zijn pacifistische epos „Fanaal in de mist" (in 1955 met de poëzieprijs van de Algemene Kunstkamer bekroond). Hoeveel talent er fragmenta risch uit dat jeugdwerk ook sprak, het was nog maar voorspel. „De ontaarde slapers" gaf Ruyslinck pas een eigen stem. „Wierook en tranen" gaf aan die stem een klank en een diepte, een over tuigende kracht, die aan dit zeer eigen „integrerend realisme" het waarmerk ver leent van de zuiverheid. HET GEGEVEN van deze kleine ro man kan men in ettelijke spectaculaire oorlogsromans van naam heel wat sen sationeler verteld vinden. Geen feitelijk heid van dit verhaal is „nieuw". We wé ten het allemaal wel, we konden het ten minste weten als we, gespaard gebleven voor het allergruwelijkste, voldoende ver beeldingskracht hadden. Maar zoals het hier verteld staat is het nieuw, gebeurt het nog stééds, met al zijn bestiale mens onwaardigheid. Ruyslinck vertelt geen gruwelverhalen. Zijn kunst is die van het aanduiden, zowel in het ongerepte als in het besmeurde. Want ook dat is er en wel zeer indringend en zeer wezenlijk in deze geschiedenis van de massale bur geruittocht in de meidagen van 1940: het ongerepte. De negenjarige Waldo is een vluchteling temidden van honderdduizen den. Wat er „gebeurt" is zijn kindererva ring, waarvoor een oorlog nauwelijks be grip, ten hoogste een met onheil geladen woord was tot de werkelijkheid de ar geloosheid achterhaalt. Wierook en tra nen, droom en realiteit dat zijn de te genstrijdige wederwaardigheden van zijn kinderlijke onbevangenheid, die door de oorlogsgebeurtenissen in enkele dagen aan flarden wordt gescheurd. Wat als een spookachtige vakantietocht-op-de-fiets be gon, eindigt al spoedig met de dood van zijn vader en zijn moeder, van wie hij, na een bombardement op de vluchtende drommen, niet meer terugvindt dan het bloedig verminkte lijk van de eerste en een schoen '-n de tweede. Tot schrille ta ferelen heeft Ruyslinck niet rijn toevlucht behoeven te nemen om de nameloze en onmenselijke verschrikking van het dui- vehsv'ork dat oorlog heet. zó u't te beel den, dat de lezer er persoonlijk bij betrok ken is. De kracht van zijn boek ligt trou wens allerminst in de beschrijving van het afscljuwwekkend-al-te-ware. Het is ei alles, onverbloemd: de zinloos zwerven de mensenstromen, uit het verstoorde mierennest verdreven, de angst, de ont bering, de panische vrees voor de nade rende Duitsers, *de ronkende vliegtuigen, de monsterachtige tankcolonnes, de bran den, de verwoestingen, de demonische sprinkhanenplaag van de alomtegenwoor dige vijand. Maar reliëf krijgt dit onmen selijke pas tegen de achtergrond van het menselijke en wel in zijn zuiverste ge stalte: die van het veertienjarige meisje Vera, het buurmeisje. Alle ongereptheid, alle lieflijkheid van Waldo's kinderdroom zijn op de gemeenschappelijke zwerftocht door het bloeiende meiland gevlucht in dit éne meisjesfiguurtje. ALLES IS HIER „werkelijkheid": oor logsgeweld, honger, pijn, verering van het kind Waldo voor het. meisje Vera, de uit lopende heggen, het bulderende geschut, de bloeiende weide, de liederlijkheid, de tere gevoelens. Maar overeenkomstig de reële feiten wordt het binn»n enkele da gen een verminkte werkelijkheid, waarin voor verering en zuivere gevoelens en na- tuurschoon geen plaats, geen ménselijke plaats meer is. Vera, meegelokt en dron ken gevoerd door Duitsers, wordt ver kracht. Ze sterft in het Gentse hospitaal. En zelfs de dood laat haar niet de onge reptheid, waarvan zij het levende zinne beeld was: als Waldo afscheid van haar neemt is ze een gemutileerde dode. het einde van alle illusies. Deze kleine roman van Ruyslinck is hier en daar verstrikt geraakt in de moei lijkheden van de ikvorm, die een terug blik betekent van de volwassene op een diep ingekerfde jeugdervaring en ars zo danig in de woordkeuze wel eens de Kin derlijke naïveteit uit het oog verliest niet „volmaakt". Maar het doet. er niet toe. Er is een schrijver aan het woord in wie men gelooft. Er is door Ward Ruys linck een boek geschreven, dat in zijn schrijnende tegenstelling tussen idylle en verachtelijke werkelijkheid een vernieti gender aanklacht betekent dan menig ge renommeerde oorlogsroman. ..Wierook en tranen" is een zuiver, een waar, een no bel bock. Een der,Wo,:jk ..integrerend rea lisme"- geeft hoop op een verjonging van de romankunst. C. J. E. Dinaux (Van onze correspondent in Washington) NIEUW is het euvel niet, maar het komt tegenwoordig herhaaldelijk voor, dat Amerikaanse firma's, wanneer er con tracten moeten worden afgesloten, de hulp inroepen van vrouwen van lichte zeden. Haar veile attractie wordt dan gebruikt om een inkoper of een geldschieter vlot ter over de brug te doen komen. Deze praktijken zijn het onderwerp geweest van een radiouitzending van Columbia Broad casting System en niemand minder dan de befaamde Edward R. Murrow was de voornaamste spreker in dit programma. De uitzending duurde een uur en werd aangekondigd als „alleen bestemd voor volwassenen". C.E.S. en Ed. Murrow heb ben een tè goede reputatie om pikante verhalen op te dissen, wanneer deze niet waar zijn en publikatie geen nobel oog merk heeft. Zij konden een flinke deining voorzien naar aanleiding van deze uitzen ding en die heeft dan ook niet lang op zich laten wachten. Columbia Broadcasting System heeft ons, op ons verzoek, de tekst van het gehele programma ter be schikking gesteld. Citaten in dit artikel zijn daaraan ontleend. Vrijwel overal ter wereld probeert men zakenrelaties te bevorderen door kleine of grote attenties. Men stuurt kerstcadeaus, nodigt „zakenvrienden" mee uit eten en zovoorts. In Amerika is het vermaak, dat men aan zakenrelaties verschaft, een be langrijke post geworden op de onkosten- rekening in het bedrijfsleven. Grote fir ma's in New York zorgen er bijvoorbeeld altijd voor, dat zij iedere avond een flink aantal kaartjes in voorraad hebben van een populaire show. zoals ,.My fair Lady". Komen er afnemers of geldschieters op bezoek, dan kunnen zij hun op die manier een plezierige avond bezorgen: eerst cocktails, dan een diner, daarna theater bezoek. Die gastvrijheid is des te overda diger. omdat men veel van deze kosten van zijn belastingen mag aftrekken. De concurrentie is groot en men zint op steeds effectievere middelen om de bankiers of de inkopers, die voor zaken in de stad zijn, voor zich te winnen. „Stem hen vrolijk, maak hen murw!" moet de leus zijn, waaronder deze gastvrijheid wordt bedreven. Ook na de schouwburg kan het quasi-vrolijke zakenspel nog wor den voortgezet. Maar dan bereikt men de uren van de nacht, waarin al gauw ..call girls" in het vermaak worden betrokken. „Call girls" behoren tot de „elite" onder de vrouwen van lichte zeden. Het zijn meis jes en vrouwen, die doorgaans een eigen woning hebben. Een „madam" verleent meestal bemiddeling. Drie maanden zijn Ed. Murrow en zijn medewerkers bezig geweest om gegevens bijeen te bi-engen over de rol, die met name de „call girls" tegenwoordig in het zakenleven vervullen. Een man, die een ingewijde is in deze praktijken, vertelde tijdens de radiouit zending: „Er is een heel beroemde „madam" in New York. die alleen zorgt voor multi miljonairs. Ieder jaar geeft ze een boek 'lit met portretten van de meisjes, die voor haar werken. Dat boek stuurt ze naar haar héél exclusieve klanten. Die vrouw nu is iemand, die werkelijk zaken doet met het grote bedrijfsleven. Als grote maatschap pijen éen fëesf'.op tbuw zetten, dan zoeken zij. contgrt met.deze vrouw. Zij rekent een rond bedrag, drie duizend dollar, vijf dui zend. al naar gelang het aantal meisjes dat zij vragen. Ze stuurt hun een boek en zij kiezen de meisjes uit. Niets wordt aan het toeval overgelaten". Een andere zakenman, betrokken in deze praktijken, vertelde via de radio, hoe hij en een van zijn medewerkers gedu rende weekeinden herhaaldelijk uit vissen gingen met twee inkopers van een levens- middelenbedrijf, met twee vertegenwoor digers van een hypotheekbank enzovoorts. Die geïnviteerde zakenrelaties konden dan thuis vertellen met wie zij een weekeind waren gaan vissen doch zij zeiden er niet bij, dat er aan boord van het jacht ook nog vier „call girls" van de partij waren. Vaak beschrijven zakenlieden dergelij ke methoden als de meest efficiënte om een werkelijk persoonlijke relatie tot stand te brengen. Het klinkt allemaal zo braaf. Maar één zakenman voor de radio wond er geen doekjes om: „De hoofdzaak is, dat ik weet dat de inkoper de nacht heeft doorgebracht met een vrouw, die ik heb verschaft. Die inkopers zijn meestal getrouwd, zij hebben e<m gezin. Dat geeft me een zekere macht. Nou ja, ik wil het niet precies chantage noemen, maar het is een onbewuste macht over de inkoper. Het is een wapen dat ik in de hand heb. Of deze man het ontkent of niet. hij ge bruikt chantage als een onuitgesproken be dreiging. Maar chantage is niet het enige wapen. Vaak weet men op vrolijke avonden zakenbeloften los te krijgen van half dronken gasten. Zelfs als ze niets beloofd hebben, dan is het nog moeilijk voor hen op een dag na de pi-etavond al te star te zijn tegenover de zakenvriend, die zo'n overdadige gastvrijheid betoonde DAT DEZE praktijken voorkomen, daar behoeft men beslist niet aan te twijfelen. De vraag is alleen, in hoeverre is deze manier van zakendoen thans schering en inslag geworden? Op die vraag gaf ook de radioreportage geen antwoord. Alles wat men kon zeggen was: het komt veel voor en zeer voorname maatschappijen doen er aan mee. In Chicago, St. Louis en Cleveland zou deze methode nog meer toegepast worden dan in New York. Maar wie is in staat betrouwbare gege vens te verstrekken over de omvang van het euvel? De politie te New York is zeer actief in de bestrijding van de prostitutie. Zelden of nooit ziet men daar „tot het gilde behorende vrouwen" op straat. Maar wat er achter de schermen gebeurt, is heel moeilijk te controleren. Brengt men al eens een „call girl" voor het gerecht, dan wordt zij zelden veroordeeld. De grote maatschappijen die de meisjes soms zelfs voor „public-relations"-werk formeel in dienst hebben beschikken ook over knappe advocaten' De schatting van het aantal „call girls" in New York varieert van drie tot dertig duizend. Indien de waarheid in het midden ligt, toch nog een indrukwekkend getal! De politie te New York heeft terstond Ed. Murrow, de leider van dit radiopro gramma, bij zich ontboden. Murrow wei gerde echter de namen te noemen van hen, die hem gegevens hadden verstrekt. Even eens handhaafde hij de anonimiteit van hen, wier stemmen hij in zijn uitzending had doen horen. Hij had deze medewer kers beloofd, dat hun naam niet zou wor den genoemd en hij beschouwt hun infor maties thans als beroepsgeheim. «y,., Bij werkzaamheden ten behoeve van de aanleg, van een nieuwe weg voor het snelverkeer buiten Rome, onge veer drie kilometer achter Vaticaan stad, ontdekten spelende kinderen een eigenaardig skelet. De vondst is door professor G. cTAmico, hoofd van de Romeinse oudheidkundige dienst, uiterst belangrijk genoemd. Men ge looft namelijk dat het thatis geheel blootgelegde, nog volkomen intact zijnde gebeente van een mammoet, althans van een reusachtige olifant, van omstreeks een miljoen jaar ge leden is. Bijgaande afbeeldingen geven een indruk van het door bull dozers bewerkte terrein en van de af metingen van kop en bovenkaak in vergelijking met. een mens (de foto graaf in dit geval) en een liniaal. De opnamen zijn gemaakt door Massimo Ascani van United Press International. OP MIJN BUREAU ligt een klein stenen boeketje van miniatuurrozen. De kleur er van is rossig geel. Als de zon er op schijnt spatten er von ken van de vlakjes der kris tallen, waaruit ieder bloempje gevormd is. De rozen zijn zwaar. Er zit nog goudgeel zand uit de Sahara in de sple ten tussen de kristallen. Het zijn rozen uit El Oued. Zandrozen of roses de sable zijn in de Sahara niets bijzon ders. Ieder toeristenwinkeltje biedt ze te koop aan voor een paar franken. Maar die zand rozen op mijn bureau komen niet uit een winkeltje, ze zijn voor mij de tot steen gewor den dromen uit een land., dat ik voorlopig wel niet meer zal kunnen bezoeken. Ik heb die rozen zelf „geplukt" uit hel warme zand, toen de zon ach ter de eindeloos naar de hori zon wegdeinende duinen om El Oued wegzakte. Ik zat op de rand van een kuil, waarin de dadeltuinen in dit vreemde land gelegen zijn. En zo diep was die kuil, dat ik precies in het hart der hoge palmen kon kijken. Er ritselden daar kleine vogeltjes. De hemel stond bleek paarsblauw en grondeloos diep over de woes tijn gekoepeld, alleen in het westen hingen drie kleine, dunne wolkjes als lichtende flarden boven de duinen. In de blauwe schemering dreef een dunne keten van fluit- klanken, hoog en tierelierend. Een herdersjongen blies voor zijn kudde op een fluit. En de wind sliep in dat stille halve uurtje tussen dag en nacht. Met mijn handen woelde ik in het fluweelzachte zand dat nog de daghitte vasthield, maar dal even dieper kil en koud aanvoelde. Mijn diva len de vingels voelden iets hards en kantigs en haalden dat uit het zand te voorschijn. Het was een kleine boeket zand rozen, fijne stenen bloempjes dicht opeen-geschikt. In dat licht zonder kleur leken ze bleker dan ze overdag waren. Ik hield het bosje met voor zichtige handen op mijn knieën. Het voelde koud aan, dezelfde koude die onder het zand gevangen lag. Het was zwaar voor zo'n luchtig bij- eengeschikt boeketje kris tallen. De klanken van de fluit buitelden om me heen, de vo geltjes piepten in de bomen. Uit de duinen om me heen steeg de nacht omhoog, aan de hemel knipten de sterren aan. Een rijtje vrouwen gleed een zand.pad. af en de kuil in om haar harde werk van de nacht te beginnen, het wegdragen uit de kuil van het gedurende de dag neergestoven zand. In hun sombere draperieën leken ze spoken, die een bezoek gingen brengen aan de fetisjen, die daar diep beneden me de tuintjes bewaakten. De fluit zweeg en een im mense stilte viel over de aar de. De vogeltjes sliepen al. De palmen hielden hun adem in. De nacht werd volkomen. En toen klonk er ineens een volle, diepe, donkere stem door de stilte. Een stem die zong dat Allah groot en dat er geen God dan God is. De stem klonk hoog van de blanke minaret, die als een wijzende vinger boven de koepeldaken van El Oued uitstak en deinde weg over de verte. De stem ver telde van vertrouwen, van overgave, van vrede. En ik nam mijn zandrozen en keerde terug naar de stille oa»e Sporry DE BEZIGE BIJ te Amsterdam heeft in de „Diogenes"-serie (kleine handzame geplasticeerde kleurige boekjes) twee cartoon"-verzamelingetjes uitgegeven: „Kraaienflora" van de Oostenrijkse teke naar Paul Flora en „Zoek het vrouwtje" met grappen van negentien tekenaai-s. Paul Flora tekent met zijn fijne rechte pen (hij lijkt op een gestyleerde Yrrah) ta ferelen uit het leven van drie aan hun be roep hartstochtelijk verslaafde doodgra vers, die uit innige romantische liefde voor het vak de dood graag een handje helpen, hun kansen zéér bij voorbaat zien aanko men, nooit te beroerd zijn om voor hun stiel wat risico te lopen en bij gebrek aan klandizie er niet voor terugdeinzen het vriendelijke oog op elkaar te richten.. Zij zijn pas gelukkig als er klanten zijn. Het zijn uitstekend getekende en voor het me rendeel originele grappen. Als de drie man netjes het voor het zeggen hadden: om je dood te lachen. In „Zoek het vrouwtje" zijn met bizarre smaak humoristische tekeningen van Bosc, Chaval, Cobean, Dubout, Effel, Flo ra, Francois, Henri, Loriot, Manzi, Mose, Peynet, Ru, Searle, Steger, Steig, Thur- ber, Van den Born en Vip bijeengebracht, stuk voor stuk befaamde cartoonisten en wat deze verzameling betreft stuk voor stuk beste cartoons. Tussen de „lachertjes" schuilen talrijke „pijnlachertjes". Er zijn wat citaten over de vrouw en het huwelijk over het boekje verspreid. Het is een wat opzettelijk maar toch geslaagd bokeje. Roger Price en Jan Blokker stelden een nieuw boekje met „droedels" samen: „Vers(ch)e droedels". Het „droedel" doen is een kunst, waarin de meest ab stract lijkende voorstelling plotseling krachtens een niet onbelangrijk superieur inzicht van de droedelartiest. een uiterst naturalistische weergeving van een ont hutsende werkelijkheid blijkt te zijn. Een duidelijk voorbeeld: een lijn met een strikje is de feilloos weergegeven situa tie van een man in smoking die te dicht bij de deuren van de lift stond toen deze gesloten werden. Maar ook kan het een sliertje spaghetti zijn, als geschenkje in gepakt. Droedelen is een bezigheid voor hersens, die op toptoerental uitrusten, die geweldig ingespannen niets bereiken, een lege ballon kunnen laten klappen. Het is superieure kolder en dit tweede boekje is nog beter geslaagd dan het eerste. Blok kers teksten hebben een heel eigen humor thans, die in het vorige droedelstandaard- werk nog ontbrak. De twee nieuwe boekjes van John O'Mill bij Andries Blitz te Laren onder de titels „Tafellarijmvet" en „Curious Couplets" verschenen, bevatten wel weer enkele aar dige vondsten, maar deze uitschieters kun nen al niet meer doen vergeten hoe flauw, aan anderen ontleend en geforceerd dit werk grotendeels toch is. 0IMZF Mf RKW44RD8GÏ IVERHD Vw/ -V- de oudste gevonden insecten(bewaard in het ijs) zijn ca 60miljoen jaar oud de langste kade is in le Havre (Frankrijk) lengte ca.1,5km Hf de langzaamst groei ende boom isdeSitka Spruce.welkein98jr slechts ca 28cm qrcei t witte mieren leggen de meeste eieren n.L gem80000st.p.mnd. het grootste portret is een beeldhouw werk v Washing ton inAmerika.afstandv. hoofd tot kinca 18mtr i VA r {""F de grootste cactus is de Saguaro inAme- nka met een lengte van ca 21 meter

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 19