Bloemlezingen
GETEKENDE HUMOR IN PLASTIC BAND
CA
1 INTEGREREND REALISME IN EEN
KLEINE ROMAN VAN
WARD RUYSLINCK
I
-VA,
Lichte vrouwen voor zware zaken
ZATERDAG 21 MAART 1959
Erbij
PAGINA DRIE
Litteraire
Kanttekeningen
KINDEREN VONDEN MAMMOET
ZANDROZEN
VOOR de vijfde keer heeft Esso Neder
land n.v. bij Stols een bloemlezing van in
het voorgaande jaar verschenen gedichten
laten samenstellen, welke „Dichters Omni
bus" door het bedrijf aan zijn relaties
wordt aangeboden. De oplage is weer ver
hoogd. Ditkeer telt zij zestien duizend
exxemplaren. De uitgave van vorig jaar
leek een wat lagere gemiddelde kwaliteit
te hebben dan de drie eraan voorafgaande
„Omnibussen" en het is opvallend dat dit
jaar weer werk is opgenomen van enkelen,
die ook vorig jaar de gemiddelde kwaliteit
van de bundel enigszins verminderden. Wel
licht is „de persoonlijke mening" van de
samensteller wat regionaal beïnvloed, maar
in die contreien zullen ook wel de meeste
met dit geschenk te begunstigen personen
wonen. Uiteindelijk doet echter alleen ter
zake dat „Dichters Omnibus" een niet ge
noeg te prijzen vorm is van mecenaat.
IN DE SERIE „Literaire Pockets" van De
Bezige Bij te Amsterdam is Chr. Leeflangs
bloemlezing „Feesten der Kerk" versche
nen, een vijfde druk van deze verzameling
oude en nieuwe religieuze gedichten Het is
misschien beter te spreken van oude en
oudere religieuze gedichten, want men
heeft geen aanleiding gezien deze sinds
acht jaar niet meer herdrukte bloemlezing
vermeerderd uit te geven. Daardoor ont
breken gedichten van bijvoorbeeld Guil-
laume van der Graft, Jan Wit, Michel van
der Plas, Harriet Laurey, Ad den Besten,
Willem van der Molen, Henk van Tien
hoven en Schulte Nordholt. Bij alle waar
dering voor de bundel zoals die was moet
de onveranderde handhaving ervan bij de
herdruk van 1958 toch betreurd worden.
DE Grafische Kunstinrichting „De Re-
produktie Compagnie" n.v. te Rotterdam
verblijdt haar relaties jaarlijks met een
kunstkalender, die een staalkaart is van
het enorme technische kunnen van dit be
drijf. Dit jaar heeft de filosoof, auteur en
criticus Hans Redeker onder het motto
„Naturalisme-Abstractie" van dertien
levende Nederlandse kunstenaars werk uit
gekozen dat naar de natuur is gemaakt. Zij
zijn Melle, Jan Peters, Otto Dicke, Jef
Diederen. Roger Chailloux, J. A. Cli. Fren-
ken, Toon Wegner, Jeanne Bleruma Ous
ting, Willem Rozendaal, Jacques van der
He.yden, H. H. Kamerlingh Onnes, Frans
Nols en Gerrit Benner. Zij verschillen niet
alleen sterk in leeftijd. Redeker koos juist
van hen werk om de talloze mogelijkheden
te illustreren tussen naturalistisch (Melle)
en abstract (Benner). Op de binnenzijde
van de stevige map, waarin de kalender is
vervat, staat een opstel van Redeker afge
drukt (en dié druk is niet zo fraai....).
Daarin ontdoet hij op een heldere en diep-
peilende wijze vele stijlaanduidingen van
tendentieuze gevoelswaarden, die wezen
lijke verschillen kunnen suggereren. Er is
geen wezenlijk verschil, schrijft hij, want
een kunstenaar maakt ons de werkelijk
heid werkelijker „zodat wij met hem tege
lijk meer en meer compleet mens zijn".
Verder: „De schijnbaar verwarrende hoe
veelheid aan mogelijkheden tussen „figura
tief" en „abstract" is niet anders dan de
onontkoombare en onthullende uitdrukking
van de ruimte binnen onze eigen mense
lijke situatie". Behalve als illustratie van
Redekers opzet voldoet de kalender weer
opvallend goed aan het oogmerk dé rejpró-
duktiemogelijkheden van De Reprodukfie
Compagnie te doen blijken.
EEN tweetal jaren geleden vroeg ik naar
aanleiding van de roman „De ontaarde
slapers" aandacht voor Ward Ruyslinck,
één van de Vlaamse jongeren, nu alweer
dertigers, die zich van het psychologische
en vooral van het „psychologiserende" ro
mantype hebben afgekeerd in de over
tuiging, dat de realiteit van het ogenblik
en van de naaste toekomst te ernstig is
dan dat het de romancier nog veroorloofd
zou zijn om met de microscoop de „duis
tere diepten" van de individuele ziel te be
spieden. Louis-Paul Boon, Piet van Aken,
Bert van Aerschot, jongeren als Libera
Carlier, Prosper de Smet en Ward Ruys
linck, zijn ieder op hun eigen wijze „ge-
engageerd". Zij voelen zich, tegen roil en
dank wellicht, bij de werkelijkheid be
trokken, ze schrijven in de overtuiging dal
zij als auteur, als „woordvoerder" dus, de
menselijke plicht hebben om te signaleren.
Van een programma is bij hen geen sprake.
Ze móéten niet zo schrijven voor zo'n
„moeten" zijn de dictaturen de aangewezen
tuchtplaats. Maar ze kunnen ten gevolge
van hun jeugdervaringen en het gerucht
makende heden nu eenmaal niet anders.
Ik ben ervan overtuigd dat een schrijver
als Ruyslinck de hemel zou danken als hij
zich onbezwaard zou kunnen overgeven
aan zijn „droom" van het leven, aan die
andere werkelijkheid, die er óók nog is en
in zijn werk dan ook steeds op de achter,
grond staat, maar door de actuele ver
wording wordt weggedrongen naar het
rijk der haast verboden verlangens. Zelfs
de meer psychologisch getinte romans van
Wim Meeuwis, Frans van Isacker en An-
dré de Splenter hebben een reëler karak
ter dan het zielkundig peilende en analy
serende werk der oudere generatie.
RUYSLINCK heeft zich voor eigen reke
ning onlangs in het voortreffelijke Nieuw
Vlaams Tijdschrift ondubbelzinnig uitge
sproken voor een terugkeer tot het rea
lisme (of, als men wil, het naturalisme).
Wat hij de psychologiserende romancier
verwijt is, dat deze de mens heeft losge
maakt van zijn omgeving, van de alom
vattendheid van het leven, van de natuur,
het milieu, de dagelijks onontkoombare
realiteit. Dat alles is, zegt Ruyslinck. geen
schouwburgdecor, maar „een wereld die
laaft en voedt, de mens van lucht en licht
voorziet, hem optilt en neerdrukt. En het
is de taak van de romancier (in dit
tijdsgewricht, zal hij wel bedoelen) dp
verbanden te zien en aan te voelen tus
sen de verschillende levensverschijnse
len". Zijn conclusie is, indien men het
axioma aanvaardt, logisch en overtui
gend: ..Wij moeten de homunculus, het
onverteerbare laboratoriumprodukt, dat
wij met grote honger ingeslikt hebben,
weer uitspuwen en naar nieuwe mogelijk
heden uitzien". Onder die mogelijkheden
verstaat hij dan een „nieuw" realisme,
dat ik een „integraal realisme" zou wil
len noemen, een romankunst waarin de
mens weer is opgenomen in de sociale en
organische veelheid van het leven.
Heeft Ruyslinck die mogelijkheden
waargemaakt? Ik geloof dat hij op weg is
om dat ernstig té. doén, in zijn ,.D° ont
aarde slapers" nqg mag-r- (tast,end. in d°
kleine roman „Wierook en tranen" (die
hij dezer dagen in de welverzorgde Ad
Multosreeks van A. Manteau te Brussel
deed verschijnen) met een heel wat vas
tere hand. Aan schrijfoefening heeft het
hem niet ontbroken. Als jongen al schreef
en publiceerde hij korte verhaaltjes, die
uiteraard kenmerkender waren voor zijn
drang zich uit te spreken dan voor de kwa
liteit daarvan. Zijn eigenlijke litteraire
loopbaan begon, wat aarzelend nog, met
de in 1951 verschenen verzenbundel „De
citer van de tijd". Maar wat hij was en
wilde en uit innerlijke aandrift moest,
bleek onmiskenbaar uit zijn pacifistische
epos „Fanaal in de mist" (in 1955 met de
poëzieprijs van de Algemene Kunstkamer
bekroond). Hoeveel talent er fragmenta
risch uit dat jeugdwerk ook sprak, het
was nog maar voorspel. „De ontaarde
slapers" gaf Ruyslinck pas een eigen
stem. „Wierook en tranen" gaf aan die
stem een klank en een diepte, een over
tuigende kracht, die aan dit zeer eigen
„integrerend realisme" het waarmerk ver
leent van de zuiverheid.
HET GEGEVEN van deze kleine ro
man kan men in ettelijke spectaculaire
oorlogsromans van naam heel wat sen
sationeler verteld vinden. Geen feitelijk
heid van dit verhaal is „nieuw". We wé
ten het allemaal wel, we konden het ten
minste weten als we, gespaard gebleven
voor het allergruwelijkste, voldoende ver
beeldingskracht hadden. Maar zoals het
hier verteld staat is het nieuw, gebeurt
het nog stééds, met al zijn bestiale mens
onwaardigheid. Ruyslinck vertelt geen
gruwelverhalen. Zijn kunst is die van het
aanduiden, zowel in het ongerepte als in
het besmeurde. Want ook dat is er en
wel zeer indringend en zeer wezenlijk
in deze geschiedenis van de massale bur
geruittocht in de meidagen van 1940: het
ongerepte. De negenjarige Waldo is een
vluchteling temidden van honderdduizen
den. Wat er „gebeurt" is zijn kindererva
ring, waarvoor een oorlog nauwelijks be
grip, ten hoogste een met onheil geladen
woord was tot de werkelijkheid de ar
geloosheid achterhaalt. Wierook en tra
nen, droom en realiteit dat zijn de te
genstrijdige wederwaardigheden van zijn
kinderlijke onbevangenheid, die door de
oorlogsgebeurtenissen in enkele dagen
aan flarden wordt gescheurd. Wat als een
spookachtige vakantietocht-op-de-fiets be
gon, eindigt al spoedig met de dood van
zijn vader en zijn moeder, van wie hij,
na een bombardement op de vluchtende
drommen, niet meer terugvindt dan het
bloedig verminkte lijk van de eerste en
een schoen '-n de tweede. Tot schrille ta
ferelen heeft Ruyslinck niet rijn toevlucht
behoeven te nemen om de nameloze en
onmenselijke verschrikking van het dui-
vehsv'ork dat oorlog heet. zó u't te beel
den, dat de lezer er persoonlijk bij betrok
ken is. De kracht van zijn boek ligt trou
wens allerminst in de beschrijving van
het afscljuwwekkend-al-te-ware. Het is ei
alles, onverbloemd: de zinloos zwerven
de mensenstromen, uit het verstoorde
mierennest verdreven, de angst, de ont
bering, de panische vrees voor de nade
rende Duitsers, *de ronkende vliegtuigen,
de monsterachtige tankcolonnes, de bran
den, de verwoestingen, de demonische
sprinkhanenplaag van de alomtegenwoor
dige vijand. Maar reliëf krijgt dit onmen
selijke pas tegen de achtergrond van het
menselijke en wel in zijn zuiverste ge
stalte: die van het veertienjarige meisje
Vera, het buurmeisje. Alle ongereptheid,
alle lieflijkheid van Waldo's kinderdroom
zijn op de gemeenschappelijke zwerftocht
door het bloeiende meiland gevlucht in dit
éne meisjesfiguurtje.
ALLES IS HIER „werkelijkheid": oor
logsgeweld, honger, pijn, verering van het
kind Waldo voor het. meisje Vera, de uit
lopende heggen, het bulderende geschut,
de bloeiende weide, de liederlijkheid, de
tere gevoelens. Maar overeenkomstig de
reële feiten wordt het binn»n enkele da
gen een verminkte werkelijkheid, waarin
voor verering en zuivere gevoelens en na-
tuurschoon geen plaats, geen ménselijke
plaats meer is. Vera, meegelokt en dron
ken gevoerd door Duitsers, wordt ver
kracht. Ze sterft in het Gentse hospitaal.
En zelfs de dood laat haar niet de onge
reptheid, waarvan zij het levende zinne
beeld was: als Waldo afscheid van haar
neemt is ze een gemutileerde dode. het
einde van alle illusies.
Deze kleine roman van Ruyslinck is
hier en daar verstrikt geraakt in de moei
lijkheden van de ikvorm, die een terug
blik betekent van de volwassene op een
diep ingekerfde jeugdervaring en ars zo
danig in de woordkeuze wel eens de Kin
derlijke naïveteit uit het oog verliest
niet „volmaakt". Maar het doet. er niet
toe. Er is een schrijver aan het woord in
wie men gelooft. Er is door Ward Ruys
linck een boek geschreven, dat in zijn
schrijnende tegenstelling tussen idylle en
verachtelijke werkelijkheid een vernieti
gender aanklacht betekent dan menig ge
renommeerde oorlogsroman. ..Wierook en
tranen" is een zuiver, een waar, een no
bel bock. Een der,Wo,:jk ..integrerend rea
lisme"- geeft hoop op een verjonging van
de romankunst.
C. J. E. Dinaux
(Van onze correspondent in Washington)
NIEUW is het euvel niet, maar het komt
tegenwoordig herhaaldelijk voor, dat
Amerikaanse firma's, wanneer er con
tracten moeten worden afgesloten, de hulp
inroepen van vrouwen van lichte zeden.
Haar veile attractie wordt dan gebruikt
om een inkoper of een geldschieter vlot
ter over de brug te doen komen. Deze
praktijken zijn het onderwerp geweest van
een radiouitzending van Columbia Broad
casting System en niemand minder dan
de befaamde Edward R. Murrow was de
voornaamste spreker in dit programma.
De uitzending duurde een uur en werd
aangekondigd als „alleen bestemd voor
volwassenen". C.E.S. en Ed. Murrow heb
ben een tè goede reputatie om pikante
verhalen op te dissen, wanneer deze niet
waar zijn en publikatie geen nobel oog
merk heeft. Zij konden een flinke deining
voorzien naar aanleiding van deze uitzen
ding en die heeft dan ook niet lang op zich
laten wachten. Columbia Broadcasting
System heeft ons, op ons verzoek, de
tekst van het gehele programma ter be
schikking gesteld. Citaten in dit artikel
zijn daaraan ontleend.
Vrijwel overal ter wereld probeert men
zakenrelaties te bevorderen door kleine of
grote attenties. Men stuurt kerstcadeaus,
nodigt „zakenvrienden" mee uit eten en
zovoorts. In Amerika is het vermaak, dat
men aan zakenrelaties verschaft, een be
langrijke post geworden op de onkosten-
rekening in het bedrijfsleven. Grote fir
ma's in New York zorgen er bijvoorbeeld
altijd voor, dat zij iedere avond een flink
aantal kaartjes in voorraad hebben van
een populaire show. zoals ,.My fair Lady".
Komen er afnemers of geldschieters op
bezoek, dan kunnen zij hun op die manier
een plezierige avond bezorgen: eerst
cocktails, dan een diner, daarna theater
bezoek. Die gastvrijheid is des te overda
diger. omdat men veel van deze kosten van
zijn belastingen mag aftrekken.
De concurrentie is groot en men zint
op steeds effectievere middelen om de
bankiers of de inkopers, die voor zaken in
de stad zijn, voor zich te winnen. „Stem
hen vrolijk, maak hen murw!" moet de
leus zijn, waaronder deze gastvrijheid
wordt bedreven. Ook na de schouwburg
kan het quasi-vrolijke zakenspel nog wor
den voortgezet. Maar dan bereikt men de
uren van de nacht, waarin al gauw ..call
girls" in het vermaak worden betrokken.
„Call girls" behoren tot de „elite" onder
de vrouwen van lichte zeden. Het zijn meis
jes en vrouwen, die doorgaans een eigen
woning hebben. Een „madam" verleent
meestal bemiddeling. Drie maanden zijn
Ed. Murrow en zijn medewerkers bezig
geweest om gegevens bijeen te bi-engen
over de rol, die met name de „call girls"
tegenwoordig in het zakenleven vervullen.
Een man, die een ingewijde is in deze
praktijken, vertelde tijdens de radiouit
zending:
„Er is een heel beroemde „madam" in
New York. die alleen zorgt voor multi
miljonairs. Ieder jaar geeft ze een boek
'lit met portretten van de meisjes, die voor
haar werken. Dat boek stuurt ze naar haar
héél exclusieve klanten. Die vrouw nu is
iemand, die werkelijk zaken doet met het
grote bedrijfsleven. Als grote maatschap
pijen éen fëesf'.op tbuw zetten, dan zoeken
zij. contgrt met.deze vrouw. Zij rekent een
rond bedrag, drie duizend dollar, vijf dui
zend. al naar gelang het aantal meisjes dat
zij vragen. Ze stuurt hun een boek en zij
kiezen de meisjes uit. Niets wordt aan het
toeval overgelaten".
Een andere zakenman, betrokken in
deze praktijken, vertelde via de radio, hoe
hij en een van zijn medewerkers gedu
rende weekeinden herhaaldelijk uit vissen
gingen met twee inkopers van een levens-
middelenbedrijf, met twee vertegenwoor
digers van een hypotheekbank enzovoorts.
Die geïnviteerde zakenrelaties konden dan
thuis vertellen met wie zij een weekeind
waren gaan vissen doch zij zeiden er
niet bij, dat er aan boord van het jacht
ook nog vier „call girls" van de partij
waren.
Vaak beschrijven zakenlieden dergelij
ke methoden als de meest efficiënte om
een werkelijk persoonlijke relatie tot stand
te brengen. Het klinkt allemaal zo braaf.
Maar één zakenman voor de radio wond
er geen doekjes om: „De hoofdzaak is,
dat ik weet dat de inkoper de nacht heeft
doorgebracht met een vrouw, die ik
heb verschaft. Die inkopers zijn meestal
getrouwd, zij hebben e<m gezin. Dat geeft
me een zekere macht. Nou ja, ik wil het
niet precies chantage noemen, maar het
is een onbewuste macht over de inkoper.
Het is een wapen dat ik in de hand heb.
Of deze man het ontkent of niet. hij ge
bruikt chantage als een onuitgesproken be
dreiging. Maar chantage is niet het enige
wapen. Vaak weet men op vrolijke avonden
zakenbeloften los te krijgen van half
dronken gasten. Zelfs als ze niets beloofd
hebben, dan is het nog moeilijk voor hen
op een dag na de pi-etavond al te
star te zijn tegenover de zakenvriend, die
zo'n overdadige gastvrijheid betoonde
DAT DEZE praktijken voorkomen, daar
behoeft men beslist niet aan te twijfelen.
De vraag is alleen, in hoeverre is deze
manier van zakendoen thans schering en
inslag geworden? Op die vraag gaf ook
de radioreportage geen antwoord. Alles
wat men kon zeggen was: het komt veel
voor en zeer voorname maatschappijen
doen er aan mee. In Chicago, St. Louis
en Cleveland zou deze methode nog meer
toegepast worden dan in New York.
Maar wie is in staat betrouwbare gege
vens te verstrekken over de omvang van
het euvel? De politie te New York is zeer
actief in de bestrijding van de prostitutie.
Zelden of nooit ziet men daar „tot het gilde
behorende vrouwen" op straat. Maar wat
er achter de schermen gebeurt, is heel
moeilijk te controleren. Brengt men al
eens een „call girl" voor het gerecht, dan
wordt zij zelden veroordeeld. De grote
maatschappijen die de meisjes soms
zelfs voor „public-relations"-werk formeel
in dienst hebben beschikken ook over
knappe advocaten' De schatting van het
aantal „call girls" in New York varieert
van drie tot dertig duizend. Indien de
waarheid in het midden ligt, toch nog een
indrukwekkend getal!
De politie te New York heeft terstond
Ed. Murrow, de leider van dit radiopro
gramma, bij zich ontboden. Murrow wei
gerde echter de namen te noemen van hen,
die hem gegevens hadden verstrekt. Even
eens handhaafde hij de anonimiteit van
hen, wier stemmen hij in zijn uitzending
had doen horen. Hij had deze medewer
kers beloofd, dat hun naam niet zou wor
den genoemd en hij beschouwt hun infor
maties thans als beroepsgeheim.
«y,.,
Bij werkzaamheden ten behoeve van
de aanleg, van een nieuwe weg voor
het snelverkeer buiten Rome, onge
veer drie kilometer achter Vaticaan
stad, ontdekten spelende kinderen een
eigenaardig skelet. De vondst is door
professor G. cTAmico, hoofd van de
Romeinse oudheidkundige dienst,
uiterst belangrijk genoemd. Men ge
looft namelijk dat het thatis geheel
blootgelegde, nog volkomen intact
zijnde gebeente van een mammoet,
althans van een reusachtige olifant,
van omstreeks een miljoen jaar ge
leden is. Bijgaande afbeeldingen
geven een indruk van het door bull
dozers bewerkte terrein en van de af
metingen van kop en bovenkaak in
vergelijking met. een mens (de foto
graaf in dit geval) en een liniaal. De
opnamen zijn gemaakt door Massimo
Ascani van United Press International.
OP MIJN BUREAU ligt een
klein stenen boeketje van
miniatuurrozen. De kleur er
van is rossig geel. Als de zon
er op schijnt spatten er von
ken van de vlakjes der kris
tallen, waaruit ieder bloempje
gevormd is. De rozen zijn
zwaar. Er zit nog goudgeel
zand uit de Sahara in de sple
ten tussen de kristallen. Het
zijn rozen uit El Oued.
Zandrozen of roses de sable
zijn in de Sahara niets bijzon
ders. Ieder toeristenwinkeltje
biedt ze te koop aan voor een
paar franken. Maar die zand
rozen op mijn bureau komen
niet uit een winkeltje, ze zijn
voor mij de tot steen gewor
den dromen uit een land., dat
ik voorlopig wel niet meer zal
kunnen bezoeken. Ik heb die
rozen zelf „geplukt" uit hel
warme zand, toen de zon ach
ter de eindeloos naar de hori
zon wegdeinende duinen om
El Oued wegzakte. Ik zat op
de rand van een kuil, waarin
de dadeltuinen in dit vreemde
land gelegen zijn. En zo diep
was die kuil, dat ik precies in
het hart der hoge palmen kon
kijken. Er ritselden daar
kleine vogeltjes. De hemel
stond bleek paarsblauw en
grondeloos diep over de woes
tijn gekoepeld, alleen in het
westen hingen drie kleine,
dunne wolkjes als lichtende
flarden boven de duinen. In
de blauwe schemering dreef
een dunne keten van fluit-
klanken, hoog en tierelierend.
Een herdersjongen blies voor
zijn kudde op een fluit. En de
wind sliep in dat stille halve
uurtje tussen dag en nacht.
Met mijn handen woelde ik
in het fluweelzachte zand dat
nog de daghitte vasthield,
maar dal even dieper kil en
koud aanvoelde. Mijn diva len
de vingels voelden iets hards
en kantigs en haalden dat uit
het zand te voorschijn. Het
was een kleine boeket zand
rozen, fijne stenen bloempjes
dicht opeen-geschikt. In dat
licht zonder kleur leken ze
bleker dan ze overdag waren.
Ik hield het bosje met voor
zichtige handen op mijn
knieën. Het voelde koud aan,
dezelfde koude die onder het
zand gevangen lag. Het was
zwaar voor zo'n luchtig bij-
eengeschikt boeketje kris
tallen. De klanken van de fluit
buitelden om me heen, de vo
geltjes piepten in de bomen.
Uit de duinen om me heen
steeg de nacht omhoog, aan de
hemel knipten de sterren aan.
Een rijtje vrouwen gleed een
zand.pad. af en de kuil in om
haar harde werk van de nacht
te beginnen, het wegdragen
uit de kuil van het gedurende
de dag neergestoven zand. In
hun sombere draperieën leken
ze spoken, die een bezoek
gingen brengen aan de fetisjen,
die daar diep beneden me de
tuintjes bewaakten.
De fluit zweeg en een im
mense stilte viel over de aar
de. De vogeltjes sliepen al. De
palmen hielden hun adem in.
De nacht werd volkomen. En
toen klonk er ineens een volle,
diepe, donkere stem door de
stilte. Een stem die zong dat
Allah groot en dat er geen
God dan God is. De stem klonk
hoog van de blanke minaret,
die als een wijzende vinger
boven de koepeldaken van El
Oued uitstak en deinde weg
over de verte. De stem ver
telde van vertrouwen, van
overgave, van vrede.
En ik nam mijn zandrozen
en keerde terug naar de stille
oa»e
Sporry
DE BEZIGE BIJ te Amsterdam heeft in
de „Diogenes"-serie (kleine handzame
geplasticeerde kleurige boekjes) twee
cartoon"-verzamelingetjes uitgegeven:
„Kraaienflora" van de Oostenrijkse teke
naar Paul Flora en „Zoek het vrouwtje"
met grappen van negentien tekenaai-s.
Paul Flora tekent met zijn fijne rechte
pen (hij lijkt op een gestyleerde Yrrah) ta
ferelen uit het leven van drie aan hun be
roep hartstochtelijk verslaafde doodgra
vers, die uit innige romantische liefde voor
het vak de dood graag een handje helpen,
hun kansen zéér bij voorbaat zien aanko
men, nooit te beroerd zijn om voor hun
stiel wat risico te lopen en bij gebrek aan
klandizie er niet voor terugdeinzen het
vriendelijke oog op elkaar te richten.. Zij
zijn pas gelukkig als er klanten zijn. Het
zijn uitstekend getekende en voor het me
rendeel originele grappen. Als de drie man
netjes het voor het zeggen hadden: om je
dood te lachen.
In „Zoek het vrouwtje" zijn met bizarre
smaak humoristische tekeningen van
Bosc, Chaval, Cobean, Dubout, Effel, Flo
ra, Francois, Henri, Loriot, Manzi, Mose,
Peynet, Ru, Searle, Steger, Steig, Thur-
ber, Van den Born en Vip bijeengebracht,
stuk voor stuk befaamde cartoonisten en
wat deze verzameling betreft stuk voor
stuk beste cartoons. Tussen de „lachertjes"
schuilen talrijke „pijnlachertjes". Er zijn
wat citaten over de vrouw en het huwelijk
over het boekje verspreid. Het is een wat
opzettelijk maar toch geslaagd bokeje.
Roger Price en Jan Blokker stelden een
nieuw boekje met „droedels" samen:
„Vers(ch)e droedels". Het „droedel"
doen is een kunst, waarin de meest ab
stract lijkende voorstelling plotseling
krachtens een niet onbelangrijk superieur
inzicht van de droedelartiest. een uiterst
naturalistische weergeving van een ont
hutsende werkelijkheid blijkt te zijn. Een
duidelijk voorbeeld: een lijn met een
strikje is de feilloos weergegeven situa
tie van een man in smoking die te dicht
bij de deuren van de lift stond toen deze
gesloten werden. Maar ook kan het een
sliertje spaghetti zijn, als geschenkje in
gepakt. Droedelen is een bezigheid voor
hersens, die op toptoerental uitrusten, die
geweldig ingespannen niets bereiken, een
lege ballon kunnen laten klappen. Het is
superieure kolder en dit tweede boekje is
nog beter geslaagd dan het eerste. Blok
kers teksten hebben een heel eigen humor
thans, die in het vorige droedelstandaard-
werk nog ontbrak.
De twee nieuwe boekjes van John O'Mill
bij Andries Blitz te Laren onder de titels
„Tafellarijmvet" en „Curious Couplets"
verschenen, bevatten wel weer enkele aar
dige vondsten, maar deze uitschieters kun
nen al niet meer doen vergeten hoe flauw,
aan anderen ontleend en geforceerd dit
werk grotendeels toch is.
0IMZF Mf RKW44RD8GÏ IVERHD
Vw/
-V-
de oudste gevonden
insecten(bewaard
in het ijs) zijn ca
60miljoen jaar oud
de langste kade is in
le Havre (Frankrijk)
lengte ca.1,5km
Hf
de langzaamst groei
ende boom isdeSitka
Spruce.welkein98jr
slechts ca 28cm qrcei t
witte mieren leggen
de meeste eieren n.L
gem80000st.p.mnd.
het grootste portret
is een beeldhouw
werk v Washing ton
inAmerika.afstandv.
hoofd tot kinca 18mtr
i VA r {""F
de grootste cactus
is de Saguaro inAme-
nka met een lengte
van ca 21 meter