HEILIGE BRONNEN VAN VERLICHTING
AARDOLIEBERICHTEN VAN ONTDEKKINGSREIZIGERS
DE EERSTE OLIERAFFINADERIJ STOND IN ROEMENIE
Erbij
ZATERDAG 11 APRIL 1959
PAGINA VIJF
w
DE 29STE AUGUSTUS 1859 WAS EEN DAG VAN WERELDHISTORI
SCHE BETEKENIS. OP DIE DAG TRAD EEN DER GROOTSTE WEL
DOENSTERS DER MENSHEID, DE GOEDE FEE PETROLEA, UIT HET
DUISTER DER EEUWEN EENSKLAPS IN HET VOLLE LICHT. OP DIE
DAG SLAAGDE DE MENS ER NAMELIJK VOOR HET EERST IN OM
DOOR MIDDEL VAN BORINGEN AARDOLIE NAAR DE OPPER
VLAKTE DER AARDE TE BRENGEN. DE MAN, DIE DIT FENOME
NALE SUCCES OP ZIJN NAAM HEEFT STAAN, WAS DE AMERI
KAANSE KOLONEL EDWIN L. DRAKE, DE PLAATS, WAAR HIJ ZIJN
SUCCES BOEKTE, IS TITUSVILLE, GELEGEN IN DE STAAT PENN-
SYLVANIë IN DE VERENIGDE STATEN. DE DOOR DRAKE MET
GOED GEVOLG TOEGEPASTE METHODE OM „PETROLEUM" TE
WINNEN, VOND WELDRA IN ZOWEL ALS BUITEN DE VERENIGDE
STATEN VEEL NAVOLGING. JA, HET IS VOLKOMEN VERANT
WOORD OM VAST TE STELLEN, DAT DRAKE'S SUCCES DE OPBLOEI
VAN DE HEDENDAAGSE AARDOLIE-INDUSTRIE INLUIDDE EN
HIERDOOR HET BEGINPUNT WERD VAN EEN NIEUWE PERIODE
IN DE GESCHIEDENIS VAN DE TECHNIEK, HET VERKEER EN HET
VÖORTBRENGINGSWEZEN. DRAKE BEVRIJDDE DE GOEDE FEE
PETROLEA UIT HAAR ONDERAARDSE KERKER. DANK ZIJ DEZE
BEVRIJDING KON ZIJ ZICII TEN VOLLE IN DIENST VAN DE
MENSHEID STELLEN. HAAR BEVRIJDING BETEKENDE TEVENS
HET EINDE VAN HAAR JEUCDEEUWEN. THANS GEEFT DE
ZOZEER BEGEERDE OLIE VAAK AANLEIDING TOT VURIGE STRIJD.
IEDEREEN WEET, dat het ver
keer, de techniek en het produktie-
apparaat van onze tijd slechts be
staan kunnen bij de gratie en dank
zij de goede gaven van Petrolea,
dus dank zij het bestaan van aard
olie en de vele manieren, waarop
de mens zich van deze stof en haar
talrijke derivaten heeft leren be
dienen. Ook het militaire apparaat
is in onze lijd slechts te hanteren,
als men de beschikking heeft over
voldoende hoeveelheden aardolie
en nevenprodukten van deze stof.
Daarom behoeft het eigenlijk geen
betoog, dat er na de ervaringen
van de oorlogsjaren 19141918
geen mogendheid van enige bete
kenis was, op welker programma
van buitenlandse politiek en de
fensie niet het punt voorkwam,
dat men in Washington eens kern
achtig samenvatte in de woorden:
„We fight for oil". Rustiger gefor
muleerd zou het kunnen luiden:
Verwerving van voldoende hoe
veelheden vloeibare brandstof zo
wel voor vredesdoeleinden als voor
oorlogsoogmerken.
Vele aardolieproducerende lan
den hebben aan den lijve onder
vonden, welke betekenis hierboven
genoemd programpunt had en nog
steeds heeft. Roemenië, Mexico,
Mesopotamië, Arabië, Indonesië,
Venezuela, Birma en Argentinië
om ons tot dit achttal te beperken
weten uit, soms pijnlijke, erva
ring, hoe fel de strijd, de boven
grondse zowel als de ondergrondse,
om de aardolie kan zijn, zelfs in
perioden die officieel als „vredes
tijd" te boek staan. De geschiede
nis van de strijd om de aardolie
kan nog niet ten volle worden ge
schreven, maar wel kan reeds nu
geconstateerd worden, dat die ge
schiedenis harder en fantastischer
zal blijken te zijn dan de sterke
verhalen, die sommige meer of
minder grote aardoliewijsneuzen
reeds in druk lieten verschijnen.
WEL IS HET mogelijk de ge
schiedenis van Petrolea's jeugd tot
in bijzonderheden uit de doeken te
doen. Déze geschiedenis, verge
leken met de hedendaagse harde
aardoliewerkelijkheid, een gemoe
delijk en veelal zelfs romantisch
verhaal. Het begint duizenden
jaren geleden, want de toepassing
van aardolie door de mens is bij
na even oud als het mensdom zelf.
En over die toepassing staan ons
veel gegevens ter beschikking.
Wie de oude godsdienstige en
mythologische geschriften van
vele volken bestudeert, komt overal
op aarde opmerkingen over of toe
spelingen op aardolie legen. Waren,
bij voorbeeld, de naden van de
Arke Noach's niet met pek (een
aardolieachtige stof) bestreken
Ook in ander verband vermeldt
de bijbel het voorkomen en het
gebruik van aardolieachtige stof
fen. Zo is er in het boek Macca-
beeën sprake van enige godvruch
tige priesters, die het heilige vuur
verborgen hadden in een droge
put. De nakomelingen dier pries
ters deelden echter aan Nehemias
mede, dat zij in die put geen vuur,
maar wel „dik water" hadden aan
getroffen. Dit was voor Nehemias
aanleiding om hun te gebieden
„datse het souden putten ende
brengen: ende als het gene tot de
offerhanden behoordegeoffert
was geboodt Nehemias den
Priesters het hout ende dat daer
op lagh te besprenken met dat
water. Hetwelk gedaen zijnde als
de tijt quarn dat de sonne te
voren met woleken bedeckt zijnde
wederom scheen soo wiert dae
een groot vuur ontsteken dat zij
haer alle verwonderden". Wat er
gebeurd was, is duidelijk. Dor
hout, besprenkeld, met petroleum,
brandt voortreffelijk. De ver
bazing der priesters sproot voort
uit het feit, dat zij de eigenschap
pen van de vloeistof, die zij „dik
water" noemden, niet kenden.
Toch kwamen aardolieachtige stof
fen in de bijbelse landen tamelijk
veel voor. Dit blijkt ook uit andere
dan de hierboven gesiteerde pas
sages. Zo lezen wij in Genesis
XIV, 10: „Het dal nu van Siddim
was vol lijmputten ende de Ko-
ninghh van Sodom ende Gomorra
vluchteden ende vielen aldaar:
ende de overgeblevene vluchteden
na het geberghte". In Deuteroono-
mium XXXII, 13 heet het: „Hij
dede hem rijden op de hooghten
der aerde dat hij ale de inkom
sten des velts: ende hij deed hem
honich zuygen uyt de steenrotze
ende olie uyt de keije der rotze"-
De „lijmputten" in het dal van
Siddim waren winplaatsen van
aardolieachtige materie en de „ol>.e
uyt de keije der rotze"" was petro
leum (steenolie).
UITERAARD werkte een -'O
licht brandbare en (mede hierom)
geheimzinnige stof als aardolie
sterk op de verbeelding van de
magisch-animistish denkende na
tuurmens. Geen wonder dus, dat
primitieve volken in 't voorkomen
van aardolie op hun grondgebied
een bron vonden van eerbied,
vrees en bijgeloof. Vooral bran
dende aardgasbronnen hielden de
primitieve mensen hoog in ere.
Missionarissen, zendelingen en
ontdekkingsreizigers maakten in
het relaas hunner tochten en erva
ringen herhaaldelijk gewag van de
De monstrueuze oliestad Abadan in Perzië.
heilige vuren der Noordameri-
kaanse roodhuiden. Maar ook uit
tal van andere landen bij voor
beeld uit Indonesië staan ons
mededelingen ter beschikking, die
onmiskenbaar wijzen op „aardgas
verering" in vervlogen eeuwen.
Ook in het godsdienstig leven
van ontwikkelde landen nam de
aardolie veelal een belangrijke
plaats in. Eén enkel voorbeeld ter
ondersteuning van deze uitspraak.
De bewoners van Perzië hechtten
eeuwen geleden veel waarde aan
in hun land voorkomende aardgas
bronnen. En vele eeuwen achter
een gingen de aanhangers van Zo
roaster uit Perzië en sommige aan
grenzende landstreken naar de
„heilige vuren" nabij de stad Ba
koe, toen nog onderhorig aan het
Perzische rijk, op het schiereiland
Apscheron (Kaspische Zee) ter
bedevaart. Ja, tot ongeveer 1900
stond er op dat schiereiland nog
een tempel met zo'n heilig vuur en
was die tempel een bekend pel
grimsoord.
NIET SLECHTS in godsdienstig
verband, ook in ander opzicht
vindt men in de historische anna
len vele vermeldingen van de toe
passing van aardolieachtige stoffen
in tal van landen.
De beroemde schrijver Herodo
tus stelde in de vijfde eeuw voor
Christus vast, dat de muren van
Babyion waren opgetrokken met
behulp van asfalt. Dit werd ge
wonnen (deelde hij mede) in het
stroomgebied van de rivier, die
stroomde langs de landweg naar
Indië, dus in Mesopotamië, dat
thans een der rijkste aardoliege-
bieden ter wereld is. Plutarchus
deelde in de begintijd van onze
jaartelling zijn lezers mede dat hij
in de nabijheid van Ecbatana in
Perzië een brandend petroleum-
meer had waargenomen. Volgens
een oude legende liet Alexander de
Grote eens een jonkman ter dood
brengen door hem „brandend wa
ter" te laten drinken. De bewoners
van de oeverlanden der Dode Zee
(Asfaltmeer noemden de Romeinen
dit) dreven vele eeuwen geleden
handel in aardolieprodukten. De
Egyptenaren. meesters in de kunst
van balsemen, waren gretige klan
ten, want zij gebruikten die stoffen
bij het conserveren hunner doden.
De Romeinen pasten aardolieach
tige stoffen toe en zulks ver
moedelijk in nabootsing van de
volken van het Midden-Oosten
bij de bouw van bruggen en water
leidingen. Op Sicilië gebruikte men
te Girgenti (Agrigentium) aardolie
ter verlichting van een aan Jupiter
gewijde tempel. Dit is wel een der
allereerste voorbeelden van het
gebruik in Europa van petroleum
voor verlichtingsoogmerken
DE BEWAARDGEBLEVEN his
torische bronnen bevatten de eerste
eeuwen na de val van het West-
romeinse Rijk, voorzover 't Europa
betreft, vrijwel geen aanwijzingen
omtrent het voorkomen en de toe
passing van aardolie. In de late
middeleeuwen echter doemen die
berichten weer op. Niemand min
der dan Marco Polo, de Venetiaan,
die te boek staat als de prins der
ontdekkingsreizigers, stelde om
streeks 1300 een relaas over net
voorkomen van „petroleum" in het
zuiden van Rusland samen. Hij be
zocht de „produktiegebieden" daar
zelf. Hij wist te vertellen, dat de
aardolie als brandstof werd ge
bruikt en dat men er voorts handel
in dreef. Op de rug van kamelen
transporteerden de kooplieden de
aardolie naar tamelijk ver verwij
derde steden, naar Bagdad bij
voorbeeld. Voor geneeskundige
doeleinden paste men in Zuid-Rus
land aardolie eveneens toe. Marco
Polo's reisverhaal bevat een be
schrijving van een naftafontein,
die zulke grote hoeveelheden aard
olie uitwierp, dat honderd schepen
er in een uur tijds mee konden
worden gevuld. Om in hedendaag
se aardolieterminologie te spre
ken: een spuiter dus, die in onze
tijd iedere aardoliemaatschappij
gaarne op haar terreinen zou aan
boren!
Marco Polo vond bij zijn tijdge
noten echter weinig geloof. Men
wierp hem zelfs in de gevangenis
en bestempelde hem als een aarts
leugenaar. Later is echter boven
iedere twijfel komen vast te staan,
dat zijn „aardolieberichten" vol
komen juist waren, evenals trou
wens al zijn andere reismededelin-
gen.
NIET SLECHTS in Europa en
andere oude cultuurlanden rond
de Middellandse Zee waren de
aardolie en haar toepassing reeds
vele, vele eeuwen bekend vóór.
Drake zijn eerste boorsuccessen
kon boeken. Zo staat het vast, dat
de Chinezen al vóór het begin
onzer jaartelling aardolie gebruik
ten voor verlichtingsdoeleinden.
Zeer waarschijnlijk was dit ook
met de Japanners het geval. Hoe
lang de inheemse bevolking van
Amerika aardolie aan zich dienstig
had gemaakt vóór Drake's succes,
is niet met zekerheid te zeggen.
Sommige wetenschappelijke onder
zoekers zijn van oordeel, dat pre
historische in de delta van de Mis
sissippi wonende volksstammen
de nuttige eigenschappen van
aardolie gekend en toegepast heb
ben. Wat hier van zij, zeker is het
in ieder geval, dat de inheemse
Amerikanen bij de komst der
Europeanen vertrouwd waren met
het gebruik van aardolie voor ver
lichting en voor medische behan
deling. Dit geldt niet slechts voor
de zeer beschaafde volken, die toen
in Peru en Mexico woonden, doch
tevens voor vele „achtergebleven"
stammen. Zowel Spaanse als En
gelse en Franse pioniers en ver
overaars hebben daarover zeer
stellige berichten naar Europa ge
zonden.
Laten wij thans de blik op Indo
nesië, op de bakermat van onze
grootste Nederlandse aardoliemaat
schappij, de Koninklijke, richten.
Wat weten wij omtrent de Indo
nesische aardolie in lang vervlogen
tijden? Zeker is het, dat reeds vóór
het jaar duizend in Indonesië
aardolie werd gewonnen. Chinese
en andere bronnen bewijzen dit.
Zo vervaardigde om ons tot één
voorbeeld te beperken in het
jaar 971 de vorst van Shrividjaja
(Palembang) een gezantschap naar
de keizer van China af. Het moest
de „Zoon des Hemels" (zo noemde
men de Chinese keizer) schatting
en geschenken brengen. Onder de
geschenken bevond zich een hoe
veelheid aardolie, hetgeen de kei
zer zeer veel genoegen deed.
De vroegste Europese bronnen
betreffende Indonesië bij voor
beeld Jan Huyghen van Linscho-
tens bekende relaas „Itinerario
Voyage ofte schipvaert naer Oost
ofte Portugaels Indien 1579—1592"
maken reeds van het voorkomen
van aardolie op Sumatra gewag.
Latere bronnen doen dit evenzeer.
Een berichtgever uit de achttiende
eeuw verstrekte de volgende aar
dige bijzonderheden:
In grote tankwagens gaat de eerste
olie uit de Sahara door het woeste
landschap naar Philippeville, de
Franse havenstad aan de Middel
landse Zee, vanwaar het transport
verder gaat naar de raffinaderijen
in het moederland.
„Men vindt in de Indien een
zekere olie of liever naphta, welke
uit Sumatra wordt overgebragt en'
minjak tanah genoemd, hetwelk
olie der aarde betekent, wijl de
zelve, evenals bij ons de naphta.
uit den grond opborrelt. Deze olie
is zoo kostbaar en geacht bij de
inlanders, dat de koning van
Acheen (dit is Atjeh) het uitvoeren
daarvan op lijfstraffe heeft ver
boden, waarom dezelve niet dan
ter sluik kan worden gekreegen
door de scheepen, die ten dien
einde des nachts langs de kusten
kruissen, en deezen schat in het
donker van de bewoners der kus
ten weeten te bekomen. Deeze olie
bezit een wonderbaare pijnstillen
de en doordringende kracht, waar
door lijders, hiermeede ingewre
ven, niet zelden merkelijke ver
lichting krijgen
NA LEZING van het voorgaande
is het volkomen begrijpelijk, dat
de Heren Zeventien van de Ver
enigde Oost-Indische Compagnie
en andere vooraanstaande Neder
landers zo nu en dan de kapiteins
der Oostinjevaarders opdracht ga
ven, een paar kruikjes van die
„wonderbare" Sumatraolie mee re
brengen. Dit vocht werd immers
(zoals zij het uitdrukken) „zeer ge-
extimeert, ende tot verstramde
beenen ende leden met goede
operatie gebruickt". Ook in andere
bronnen vindt men vermeldingen
van het voorkomen van aardolie
zowel op Java als op Sumatra.
IN ONZE TIJD is geen militair
apparaat en zeker geen moderne
oorlog bestaanbaar zonder aard
olie. De geallieerden zei men in
1919 dreven op een golf van olie
naar de overwinning in de eerste
wereldoorlog De aardolie als „oor
logsinstrument" is echter geen uit
vinding van de laatste honderd
jaren. Ook in lang vervlogen tijden
bediende de strijdende mens zich
van aardolie. Tevens was aardolie
ook lang vóór Drake's eerste bo
ringen een begeerd goed. Armeense
en Perzische heersers bij voorbeeld
voerden enige malen een bloedige
strijd om het bezit van aardolie-
vindplaatsen
Doch niet alleen als casus belli,
ook als geducht wapen bediende
de mens zich vroeger van aard
olie. Zo liet de Oostromeinse veld
heer Belisarius tijdens een oorlog
rnet de Vandalen in Noord-Afrika
(omstreeks 535) een groot aantal
varkens inwrijven met een aard
olieachtige stof. Vervolgens liet
hij de aldus bewerkte dieren „aan
steken" en gaf hij zijn mannen op
dracht de gillende, brandende
horde te drijven in de richting van
oe vijand. DP leidde tot grote ver
warring in de Vandaalse gelederen
en deze kwam Belisarius militair
zeer te stade. Ook in sommige
Aziatische landen verstond men
de kunst om aardolie voor oorlogs
doeleinden te gebruiken. De ver
dedigers van Byzantium maakten
in de vijftiende eeuw dankbaar
van de brandbaarheid van aard
olie in hun strijd tegen de opdrin
gende Aziaten gebruik. De Atjehers
kenden het „aardolievak" eveneens.
In de zeventiende eeuw gebruik
ten zij herhaaldelijk petroleum om
Portugese galjoenen in brand te
steken. De Engelsen deden om
streeks 1825 een dergelijke erva
ring op als de Portugezen, in de
oorlogen tegen Burma namelijk.
De voor Rangoon liggende Engelse
schepen werden door de Birmanen
aangevallen en met „fire rafts"
(vuurpotten) bestookt, die als
„branders" dienst deden. Het wa
ren tot vlotten verenigde bamboe
stengels. waarop de Birmanen een
aantal met aardolie gevulde krui
ken zetten. In brandende toestand
waren die vlotten allesbehalve be
gerenswaardige buren voor de
toenmalige houten Engelse oor
logsschepen. De officieren en man
schappen der Engelse schepen wa
ren aanvankelijk niet bekend met
de Birmaanse manier van bran-
dervechten. zodat zij heel wat be
nauwde uurtjes doorleefden. Zelfs
gingen voor Rangoon enige En
gelse schepen ten onder, nadat zij
door de petroleumvlotten met vuur
„besmet" waren.
IN VEEL LANDEN, waar men
thans aardolie op grote schaal
wint, bestond reeds eeuwen vóór
Drake de fee Petrolea ontkluister-
de, een primitieve vorm van aard
oliewinning. De geschiedboeken en
archieven leren, dat zowel in het
midden als het westen van Europa
van de late middeleeuwen af op
sommige plaatsen geringe hoeveel
heden aardolie gewonnen werden.
De olie was vrijwel alleen bestemd
voor geneeskundige doeleinden. Zo
zijn er berichten over het voor
komen van aardolie nabij de
Tegernzee in Beieren uit de vijf
tiende eeuw. Onder de naam „St.
Quirinusolie" verkreeg het Beierse
produkt een zekere vermaardheid.
'Uit het iaar 1698 wij doen slechts
hier en daar een greep stamt een
beschrijving van Ariotti over het
voorkomen in de Italiaanse steden
Parma en Modena van .aardolie.
Een tamelijk belangrijke vindplaats
was gelegen nabij de plaats
Pechelbronn (de naam is al veel
zeggend!) in de Elzas, waar om
streeks 1740 zelfs een primitieve
raffinaderij in bedrijf was. De
raffinage was mogelijk geworden
dank zij het feit, dat een student
uit Straatsburg in de jaren dertig
der achttiende eeuw het procédé
der gefractioneerde destillatie had
uitgevonden. Genua gaat er prat
op. dat het al vóór 1850 verlicht
was met petroleumlantaarns. ja,
men heeft wel eens gezegd, dat die
Italiaanse stad een eeuw geleden
meer recht dan Parijs had op de
naam „ville lumière". Men wist
toen nog niet, wat later bleek,
namelijk dat nog eerder dan
Genua de Roemeense hoofdstad
Boekarest straatverlichting met
behulp van petroleum had als eer
ste ter wereld.
ROEMENIë VERDIENT iets
nader bekeken te worden, omdat
daar de primitieve aardoliewinning
heel oud was, toen Drake zijn ge
slaagde boringen volbracht. Tot in
de oudste tijden gaan de berichten
terug, waarin sprake is van aard
olie. Deze stof diende voor de ver
lichting der boerderijen en kastelen
en voorts voor het smeren van
wagenassen. Verscheidene Roe
meense plaatsnamen duiden op de
aanwezigheid van aardolie, bij
voorbeeld Pacureti, waarin net
Wallachijse woord aardolie te
weten „pacura" duidelijk te
herkennen is. Uit mededelingen
van mannen, die Roemenië in de
zeventiende eeuw bereisden, blijkt,
dat er toen alreeds tamelijk veel
aardolie gewonnen werd. Heel
dikwijls waren de „aardolieputten"
collectief bezit van de boeren ener
streek, zoals wij in Nederland in
stellingen kenden als de „meent"
en andere vormen van gezamenlijk
bezit.
De aardolie was vroeger geen
Roemeens uitvoerartikel. Wat men
won, was bestemd voor eigen ge
bruik in dorp of streek. Het is
verbazingwekkend, hoe de boeren
de juiste vindplaatsen wisten op
te sporen en hoe ze met uiterst
eenvoudige middelen de olie aan
de aarde ontworstelden. De win
ning geschiedde in met. de hand
gegraven putten of schachten, die
aanvankelijk twintig tot dertig
meter diep waren, maar later een
diepte bereikten van honderdvijf
tig tot tweehonderdvijftig meter.
De putwanden werden bekleed
met eiken planken of gevlochten
wilgentenen. Via een spiegel ent-
vingen de in de diepte werkende
mannen licht en door middel van
een blaasbalg kregen zij frisse
lucht. De produktiekosten waren
natuurlijk zeer laag. zó laag zelfs,
dat „met de hand gewonnen"
aardolie in de tweede helft dei-
vorige eeuw nog werd uitgevoerd,
omdat het veel goedkoper was
dan „geboorde" aardolie.
De eerste werkelijke aardolie
raffinaderij ter wereld, die voor
export werkte, verrees eveneens
in Roemenië, in 1856. De man, die
deze liet bouwen, was Theodor
Mehedinteanu genaamd. Zij stond
te Rafov, niet ver van Ploesti, het
later zo bekend geworden pro-
duktiegebied. Dank zij deze raffi
naderij was Roemenië het eerste
land, dat aardolie op noemens
waardige schaal uitvoerde en in
de wereldproduktiestatistieften
werd opgenomen. Daarna kwamen
achtereenvolgens de Verenigde
Staten in 1360, Rusland in 1863,
Indonesië in 1893, Mexico in 1901,
Iran in 1913, Venezuela in 1917,
Columbia in 1922 en Irak in 1927.
KOLONEL DRAKE, aldus het
algemene oordeel, was de man die
een eeuw geleden voor het eerst
aardolie door boringen aan de op
pervlakte bracht. De laatste jaren
brengt men in Canada een andere
pionier der industrie op de voor
grond, te weten James Miller Wil
liams, een pientere zakenman, die
als „business genius" geld en winst
leek te „ruiken". Hij was het, die
de eerste commerciële aardolie-
put in Canada bij Oil Springs liet
graven. In 1857 een jaar na óe
Roemeen Mehedinteanu bouw
de hij een primitief raffinagebe-
drijfie. Er zijn petroleumgeschied-
kundigen, die het waarschijnlijk
achten, dat Williams het in de ja
ren vijftig der vorige eeuw ook
met boringen probeerde en dat hij
daarmede succes had vóór kolonel
Drake op 29 augustus 1859 olie bij
Titusville „aansloeg". Daarom zijn
velen geneigd de Canadees James
Miller Williams en niet de Ameri
kaan Edwin L. Drake te bestem
pelen als de „vader der Ameri
kaanse aardoliewinning".
Intussen mag men niet vergeten
dat de eigenlijke „vaders" der
Amerikaanse aardoliewinning de
Indianen waren. Wij wezen er
reeds op, dat de roodhuiden hei
lige vuren vereerden en dat zij
aardolie toepasten om hun zieken
te helpen. Dat zij inderdaad syste
matisch aardolie wonnen lang
vóór de Europeanen hun land ver
overden, blijkt bij voorbeeld uit
mededelingen van missionarissen
uit het begin der zeventiende
eeuw, mededelingen, die behelzen
dat die monniken in Pennsylvanië
verlaten „aardolieputten" aantrof
fen, die overgroeid waren met
bomen en struikgewas. De dikte
der bomen wees er op, dat die put
ten enige eeuwen oud waren. En
toen de mannen van Williams de
eerste olieputten groeven, vonden
zij op vrij grote diepte duidelijke
sporen van vroegere exploitatie.
WIJ willen het voorlopig nog
maar houden op Drake en hem de
eer geven, de eerste boorderte
zijn geweest. Niemand droomde n%
die geslaagde boringen van de legio
toepassingen, die de aardolie in
later jaren in oorlogstijd en voor
vreedzame doeleinden zou krijgen
Niemand kon zelfs maar 't flauw
ste vermoeden hebben, hoeveel
aardolie er een eeuw na Drake's
succes alom op aarde zou worden
gewonnen. Inderdaad. Drake heat
de fee Petrolea ontkluisterd. Hó
bracht haar op de aarde en plaat
ste haar in het volle licht. Schoor
voetend begon Petrolea haar tocht
over de aarde, haar tocht, die al
vrij snel na haar eerste optreden
werd tot een zegetocht zonder
weerga.