HEILIGE BRONNEN VAN VERLICHTING AARDOLIEBERICHTEN VAN ONTDEKKINGSREIZIGERS DE EERSTE OLIERAFFINADERIJ STOND IN ROEMENIE Erbij ZATERDAG 11 APRIL 1959 PAGINA VIJF w DE 29STE AUGUSTUS 1859 WAS EEN DAG VAN WERELDHISTORI SCHE BETEKENIS. OP DIE DAG TRAD EEN DER GROOTSTE WEL DOENSTERS DER MENSHEID, DE GOEDE FEE PETROLEA, UIT HET DUISTER DER EEUWEN EENSKLAPS IN HET VOLLE LICHT. OP DIE DAG SLAAGDE DE MENS ER NAMELIJK VOOR HET EERST IN OM DOOR MIDDEL VAN BORINGEN AARDOLIE NAAR DE OPPER VLAKTE DER AARDE TE BRENGEN. DE MAN, DIE DIT FENOME NALE SUCCES OP ZIJN NAAM HEEFT STAAN, WAS DE AMERI KAANSE KOLONEL EDWIN L. DRAKE, DE PLAATS, WAAR HIJ ZIJN SUCCES BOEKTE, IS TITUSVILLE, GELEGEN IN DE STAAT PENN- SYLVANIë IN DE VERENIGDE STATEN. DE DOOR DRAKE MET GOED GEVOLG TOEGEPASTE METHODE OM „PETROLEUM" TE WINNEN, VOND WELDRA IN ZOWEL ALS BUITEN DE VERENIGDE STATEN VEEL NAVOLGING. JA, HET IS VOLKOMEN VERANT WOORD OM VAST TE STELLEN, DAT DRAKE'S SUCCES DE OPBLOEI VAN DE HEDENDAAGSE AARDOLIE-INDUSTRIE INLUIDDE EN HIERDOOR HET BEGINPUNT WERD VAN EEN NIEUWE PERIODE IN DE GESCHIEDENIS VAN DE TECHNIEK, HET VERKEER EN HET VÖORTBRENGINGSWEZEN. DRAKE BEVRIJDDE DE GOEDE FEE PETROLEA UIT HAAR ONDERAARDSE KERKER. DANK ZIJ DEZE BEVRIJDING KON ZIJ ZICII TEN VOLLE IN DIENST VAN DE MENSHEID STELLEN. HAAR BEVRIJDING BETEKENDE TEVENS HET EINDE VAN HAAR JEUCDEEUWEN. THANS GEEFT DE ZOZEER BEGEERDE OLIE VAAK AANLEIDING TOT VURIGE STRIJD. IEDEREEN WEET, dat het ver keer, de techniek en het produktie- apparaat van onze tijd slechts be staan kunnen bij de gratie en dank zij de goede gaven van Petrolea, dus dank zij het bestaan van aard olie en de vele manieren, waarop de mens zich van deze stof en haar talrijke derivaten heeft leren be dienen. Ook het militaire apparaat is in onze lijd slechts te hanteren, als men de beschikking heeft over voldoende hoeveelheden aardolie en nevenprodukten van deze stof. Daarom behoeft het eigenlijk geen betoog, dat er na de ervaringen van de oorlogsjaren 19141918 geen mogendheid van enige bete kenis was, op welker programma van buitenlandse politiek en de fensie niet het punt voorkwam, dat men in Washington eens kern achtig samenvatte in de woorden: „We fight for oil". Rustiger gefor muleerd zou het kunnen luiden: Verwerving van voldoende hoe veelheden vloeibare brandstof zo wel voor vredesdoeleinden als voor oorlogsoogmerken. Vele aardolieproducerende lan den hebben aan den lijve onder vonden, welke betekenis hierboven genoemd programpunt had en nog steeds heeft. Roemenië, Mexico, Mesopotamië, Arabië, Indonesië, Venezuela, Birma en Argentinië om ons tot dit achttal te beperken weten uit, soms pijnlijke, erva ring, hoe fel de strijd, de boven grondse zowel als de ondergrondse, om de aardolie kan zijn, zelfs in perioden die officieel als „vredes tijd" te boek staan. De geschiede nis van de strijd om de aardolie kan nog niet ten volle worden ge schreven, maar wel kan reeds nu geconstateerd worden, dat die ge schiedenis harder en fantastischer zal blijken te zijn dan de sterke verhalen, die sommige meer of minder grote aardoliewijsneuzen reeds in druk lieten verschijnen. WEL IS HET mogelijk de ge schiedenis van Petrolea's jeugd tot in bijzonderheden uit de doeken te doen. Déze geschiedenis, verge leken met de hedendaagse harde aardoliewerkelijkheid, een gemoe delijk en veelal zelfs romantisch verhaal. Het begint duizenden jaren geleden, want de toepassing van aardolie door de mens is bij na even oud als het mensdom zelf. En over die toepassing staan ons veel gegevens ter beschikking. Wie de oude godsdienstige en mythologische geschriften van vele volken bestudeert, komt overal op aarde opmerkingen over of toe spelingen op aardolie legen. Waren, bij voorbeeld, de naden van de Arke Noach's niet met pek (een aardolieachtige stof) bestreken Ook in ander verband vermeldt de bijbel het voorkomen en het gebruik van aardolieachtige stof fen. Zo is er in het boek Macca- beeën sprake van enige godvruch tige priesters, die het heilige vuur verborgen hadden in een droge put. De nakomelingen dier pries ters deelden echter aan Nehemias mede, dat zij in die put geen vuur, maar wel „dik water" hadden aan getroffen. Dit was voor Nehemias aanleiding om hun te gebieden „datse het souden putten ende brengen: ende als het gene tot de offerhanden behoordegeoffert was geboodt Nehemias den Priesters het hout ende dat daer op lagh te besprenken met dat water. Hetwelk gedaen zijnde als de tijt quarn dat de sonne te voren met woleken bedeckt zijnde wederom scheen soo wiert dae een groot vuur ontsteken dat zij haer alle verwonderden". Wat er gebeurd was, is duidelijk. Dor hout, besprenkeld, met petroleum, brandt voortreffelijk. De ver bazing der priesters sproot voort uit het feit, dat zij de eigenschap pen van de vloeistof, die zij „dik water" noemden, niet kenden. Toch kwamen aardolieachtige stof fen in de bijbelse landen tamelijk veel voor. Dit blijkt ook uit andere dan de hierboven gesiteerde pas sages. Zo lezen wij in Genesis XIV, 10: „Het dal nu van Siddim was vol lijmputten ende de Ko- ninghh van Sodom ende Gomorra vluchteden ende vielen aldaar: ende de overgeblevene vluchteden na het geberghte". In Deuteroono- mium XXXII, 13 heet het: „Hij dede hem rijden op de hooghten der aerde dat hij ale de inkom sten des velts: ende hij deed hem honich zuygen uyt de steenrotze ende olie uyt de keije der rotze"- De „lijmputten" in het dal van Siddim waren winplaatsen van aardolieachtige materie en de „ol>.e uyt de keije der rotze"" was petro leum (steenolie). UITERAARD werkte een -'O licht brandbare en (mede hierom) geheimzinnige stof als aardolie sterk op de verbeelding van de magisch-animistish denkende na tuurmens. Geen wonder dus, dat primitieve volken in 't voorkomen van aardolie op hun grondgebied een bron vonden van eerbied, vrees en bijgeloof. Vooral bran dende aardgasbronnen hielden de primitieve mensen hoog in ere. Missionarissen, zendelingen en ontdekkingsreizigers maakten in het relaas hunner tochten en erva ringen herhaaldelijk gewag van de De monstrueuze oliestad Abadan in Perzië. heilige vuren der Noordameri- kaanse roodhuiden. Maar ook uit tal van andere landen bij voor beeld uit Indonesië staan ons mededelingen ter beschikking, die onmiskenbaar wijzen op „aardgas verering" in vervlogen eeuwen. Ook in het godsdienstig leven van ontwikkelde landen nam de aardolie veelal een belangrijke plaats in. Eén enkel voorbeeld ter ondersteuning van deze uitspraak. De bewoners van Perzië hechtten eeuwen geleden veel waarde aan in hun land voorkomende aardgas bronnen. En vele eeuwen achter een gingen de aanhangers van Zo roaster uit Perzië en sommige aan grenzende landstreken naar de „heilige vuren" nabij de stad Ba koe, toen nog onderhorig aan het Perzische rijk, op het schiereiland Apscheron (Kaspische Zee) ter bedevaart. Ja, tot ongeveer 1900 stond er op dat schiereiland nog een tempel met zo'n heilig vuur en was die tempel een bekend pel grimsoord. NIET SLECHTS in godsdienstig verband, ook in ander opzicht vindt men in de historische anna len vele vermeldingen van de toe passing van aardolieachtige stoffen in tal van landen. De beroemde schrijver Herodo tus stelde in de vijfde eeuw voor Christus vast, dat de muren van Babyion waren opgetrokken met behulp van asfalt. Dit werd ge wonnen (deelde hij mede) in het stroomgebied van de rivier, die stroomde langs de landweg naar Indië, dus in Mesopotamië, dat thans een der rijkste aardoliege- bieden ter wereld is. Plutarchus deelde in de begintijd van onze jaartelling zijn lezers mede dat hij in de nabijheid van Ecbatana in Perzië een brandend petroleum- meer had waargenomen. Volgens een oude legende liet Alexander de Grote eens een jonkman ter dood brengen door hem „brandend wa ter" te laten drinken. De bewoners van de oeverlanden der Dode Zee (Asfaltmeer noemden de Romeinen dit) dreven vele eeuwen geleden handel in aardolieprodukten. De Egyptenaren. meesters in de kunst van balsemen, waren gretige klan ten, want zij gebruikten die stoffen bij het conserveren hunner doden. De Romeinen pasten aardolieach tige stoffen toe en zulks ver moedelijk in nabootsing van de volken van het Midden-Oosten bij de bouw van bruggen en water leidingen. Op Sicilië gebruikte men te Girgenti (Agrigentium) aardolie ter verlichting van een aan Jupiter gewijde tempel. Dit is wel een der allereerste voorbeelden van het gebruik in Europa van petroleum voor verlichtingsoogmerken DE BEWAARDGEBLEVEN his torische bronnen bevatten de eerste eeuwen na de val van het West- romeinse Rijk, voorzover 't Europa betreft, vrijwel geen aanwijzingen omtrent het voorkomen en de toe passing van aardolie. In de late middeleeuwen echter doemen die berichten weer op. Niemand min der dan Marco Polo, de Venetiaan, die te boek staat als de prins der ontdekkingsreizigers, stelde om streeks 1300 een relaas over net voorkomen van „petroleum" in het zuiden van Rusland samen. Hij be zocht de „produktiegebieden" daar zelf. Hij wist te vertellen, dat de aardolie als brandstof werd ge bruikt en dat men er voorts handel in dreef. Op de rug van kamelen transporteerden de kooplieden de aardolie naar tamelijk ver verwij derde steden, naar Bagdad bij voorbeeld. Voor geneeskundige doeleinden paste men in Zuid-Rus land aardolie eveneens toe. Marco Polo's reisverhaal bevat een be schrijving van een naftafontein, die zulke grote hoeveelheden aard olie uitwierp, dat honderd schepen er in een uur tijds mee konden worden gevuld. Om in hedendaag se aardolieterminologie te spre ken: een spuiter dus, die in onze tijd iedere aardoliemaatschappij gaarne op haar terreinen zou aan boren! Marco Polo vond bij zijn tijdge noten echter weinig geloof. Men wierp hem zelfs in de gevangenis en bestempelde hem als een aarts leugenaar. Later is echter boven iedere twijfel komen vast te staan, dat zijn „aardolieberichten" vol komen juist waren, evenals trou wens al zijn andere reismededelin- gen. NIET SLECHTS in Europa en andere oude cultuurlanden rond de Middellandse Zee waren de aardolie en haar toepassing reeds vele, vele eeuwen bekend vóór. Drake zijn eerste boorsuccessen kon boeken. Zo staat het vast, dat de Chinezen al vóór het begin onzer jaartelling aardolie gebruik ten voor verlichtingsdoeleinden. Zeer waarschijnlijk was dit ook met de Japanners het geval. Hoe lang de inheemse bevolking van Amerika aardolie aan zich dienstig had gemaakt vóór Drake's succes, is niet met zekerheid te zeggen. Sommige wetenschappelijke onder zoekers zijn van oordeel, dat pre historische in de delta van de Mis sissippi wonende volksstammen de nuttige eigenschappen van aardolie gekend en toegepast heb ben. Wat hier van zij, zeker is het in ieder geval, dat de inheemse Amerikanen bij de komst der Europeanen vertrouwd waren met het gebruik van aardolie voor ver lichting en voor medische behan deling. Dit geldt niet slechts voor de zeer beschaafde volken, die toen in Peru en Mexico woonden, doch tevens voor vele „achtergebleven" stammen. Zowel Spaanse als En gelse en Franse pioniers en ver overaars hebben daarover zeer stellige berichten naar Europa ge zonden. Laten wij thans de blik op Indo nesië, op de bakermat van onze grootste Nederlandse aardoliemaat schappij, de Koninklijke, richten. Wat weten wij omtrent de Indo nesische aardolie in lang vervlogen tijden? Zeker is het, dat reeds vóór het jaar duizend in Indonesië aardolie werd gewonnen. Chinese en andere bronnen bewijzen dit. Zo vervaardigde om ons tot één voorbeeld te beperken in het jaar 971 de vorst van Shrividjaja (Palembang) een gezantschap naar de keizer van China af. Het moest de „Zoon des Hemels" (zo noemde men de Chinese keizer) schatting en geschenken brengen. Onder de geschenken bevond zich een hoe veelheid aardolie, hetgeen de kei zer zeer veel genoegen deed. De vroegste Europese bronnen betreffende Indonesië bij voor beeld Jan Huyghen van Linscho- tens bekende relaas „Itinerario Voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579—1592" maken reeds van het voorkomen van aardolie op Sumatra gewag. Latere bronnen doen dit evenzeer. Een berichtgever uit de achttiende eeuw verstrekte de volgende aar dige bijzonderheden: In grote tankwagens gaat de eerste olie uit de Sahara door het woeste landschap naar Philippeville, de Franse havenstad aan de Middel landse Zee, vanwaar het transport verder gaat naar de raffinaderijen in het moederland. „Men vindt in de Indien een zekere olie of liever naphta, welke uit Sumatra wordt overgebragt en' minjak tanah genoemd, hetwelk olie der aarde betekent, wijl de zelve, evenals bij ons de naphta. uit den grond opborrelt. Deze olie is zoo kostbaar en geacht bij de inlanders, dat de koning van Acheen (dit is Atjeh) het uitvoeren daarvan op lijfstraffe heeft ver boden, waarom dezelve niet dan ter sluik kan worden gekreegen door de scheepen, die ten dien einde des nachts langs de kusten kruissen, en deezen schat in het donker van de bewoners der kus ten weeten te bekomen. Deeze olie bezit een wonderbaare pijnstillen de en doordringende kracht, waar door lijders, hiermeede ingewre ven, niet zelden merkelijke ver lichting krijgen NA LEZING van het voorgaande is het volkomen begrijpelijk, dat de Heren Zeventien van de Ver enigde Oost-Indische Compagnie en andere vooraanstaande Neder landers zo nu en dan de kapiteins der Oostinjevaarders opdracht ga ven, een paar kruikjes van die „wonderbare" Sumatraolie mee re brengen. Dit vocht werd immers (zoals zij het uitdrukken) „zeer ge- extimeert, ende tot verstramde beenen ende leden met goede operatie gebruickt". Ook in andere bronnen vindt men vermeldingen van het voorkomen van aardolie zowel op Java als op Sumatra. IN ONZE TIJD is geen militair apparaat en zeker geen moderne oorlog bestaanbaar zonder aard olie. De geallieerden zei men in 1919 dreven op een golf van olie naar de overwinning in de eerste wereldoorlog De aardolie als „oor logsinstrument" is echter geen uit vinding van de laatste honderd jaren. Ook in lang vervlogen tijden bediende de strijdende mens zich van aardolie. Tevens was aardolie ook lang vóór Drake's eerste bo ringen een begeerd goed. Armeense en Perzische heersers bij voorbeeld voerden enige malen een bloedige strijd om het bezit van aardolie- vindplaatsen Doch niet alleen als casus belli, ook als geducht wapen bediende de mens zich vroeger van aard olie. Zo liet de Oostromeinse veld heer Belisarius tijdens een oorlog rnet de Vandalen in Noord-Afrika (omstreeks 535) een groot aantal varkens inwrijven met een aard olieachtige stof. Vervolgens liet hij de aldus bewerkte dieren „aan steken" en gaf hij zijn mannen op dracht de gillende, brandende horde te drijven in de richting van oe vijand. DP leidde tot grote ver warring in de Vandaalse gelederen en deze kwam Belisarius militair zeer te stade. Ook in sommige Aziatische landen verstond men de kunst om aardolie voor oorlogs doeleinden te gebruiken. De ver dedigers van Byzantium maakten in de vijftiende eeuw dankbaar van de brandbaarheid van aard olie in hun strijd tegen de opdrin gende Aziaten gebruik. De Atjehers kenden het „aardolievak" eveneens. In de zeventiende eeuw gebruik ten zij herhaaldelijk petroleum om Portugese galjoenen in brand te steken. De Engelsen deden om streeks 1825 een dergelijke erva ring op als de Portugezen, in de oorlogen tegen Burma namelijk. De voor Rangoon liggende Engelse schepen werden door de Birmanen aangevallen en met „fire rafts" (vuurpotten) bestookt, die als „branders" dienst deden. Het wa ren tot vlotten verenigde bamboe stengels. waarop de Birmanen een aantal met aardolie gevulde krui ken zetten. In brandende toestand waren die vlotten allesbehalve be gerenswaardige buren voor de toenmalige houten Engelse oor logsschepen. De officieren en man schappen der Engelse schepen wa ren aanvankelijk niet bekend met de Birmaanse manier van bran- dervechten. zodat zij heel wat be nauwde uurtjes doorleefden. Zelfs gingen voor Rangoon enige En gelse schepen ten onder, nadat zij door de petroleumvlotten met vuur „besmet" waren. IN VEEL LANDEN, waar men thans aardolie op grote schaal wint, bestond reeds eeuwen vóór Drake de fee Petrolea ontkluister- de, een primitieve vorm van aard oliewinning. De geschiedboeken en archieven leren, dat zowel in het midden als het westen van Europa van de late middeleeuwen af op sommige plaatsen geringe hoeveel heden aardolie gewonnen werden. De olie was vrijwel alleen bestemd voor geneeskundige doeleinden. Zo zijn er berichten over het voor komen van aardolie nabij de Tegernzee in Beieren uit de vijf tiende eeuw. Onder de naam „St. Quirinusolie" verkreeg het Beierse produkt een zekere vermaardheid. 'Uit het iaar 1698 wij doen slechts hier en daar een greep stamt een beschrijving van Ariotti over het voorkomen in de Italiaanse steden Parma en Modena van .aardolie. Een tamelijk belangrijke vindplaats was gelegen nabij de plaats Pechelbronn (de naam is al veel zeggend!) in de Elzas, waar om streeks 1740 zelfs een primitieve raffinaderij in bedrijf was. De raffinage was mogelijk geworden dank zij het feit, dat een student uit Straatsburg in de jaren dertig der achttiende eeuw het procédé der gefractioneerde destillatie had uitgevonden. Genua gaat er prat op. dat het al vóór 1850 verlicht was met petroleumlantaarns. ja, men heeft wel eens gezegd, dat die Italiaanse stad een eeuw geleden meer recht dan Parijs had op de naam „ville lumière". Men wist toen nog niet, wat later bleek, namelijk dat nog eerder dan Genua de Roemeense hoofdstad Boekarest straatverlichting met behulp van petroleum had als eer ste ter wereld. ROEMENIë VERDIENT iets nader bekeken te worden, omdat daar de primitieve aardoliewinning heel oud was, toen Drake zijn ge slaagde boringen volbracht. Tot in de oudste tijden gaan de berichten terug, waarin sprake is van aard olie. Deze stof diende voor de ver lichting der boerderijen en kastelen en voorts voor het smeren van wagenassen. Verscheidene Roe meense plaatsnamen duiden op de aanwezigheid van aardolie, bij voorbeeld Pacureti, waarin net Wallachijse woord aardolie te weten „pacura" duidelijk te herkennen is. Uit mededelingen van mannen, die Roemenië in de zeventiende eeuw bereisden, blijkt, dat er toen alreeds tamelijk veel aardolie gewonnen werd. Heel dikwijls waren de „aardolieputten" collectief bezit van de boeren ener streek, zoals wij in Nederland in stellingen kenden als de „meent" en andere vormen van gezamenlijk bezit. De aardolie was vroeger geen Roemeens uitvoerartikel. Wat men won, was bestemd voor eigen ge bruik in dorp of streek. Het is verbazingwekkend, hoe de boeren de juiste vindplaatsen wisten op te sporen en hoe ze met uiterst eenvoudige middelen de olie aan de aarde ontworstelden. De win ning geschiedde in met. de hand gegraven putten of schachten, die aanvankelijk twintig tot dertig meter diep waren, maar later een diepte bereikten van honderdvijf tig tot tweehonderdvijftig meter. De putwanden werden bekleed met eiken planken of gevlochten wilgentenen. Via een spiegel ent- vingen de in de diepte werkende mannen licht en door middel van een blaasbalg kregen zij frisse lucht. De produktiekosten waren natuurlijk zeer laag. zó laag zelfs, dat „met de hand gewonnen" aardolie in de tweede helft dei- vorige eeuw nog werd uitgevoerd, omdat het veel goedkoper was dan „geboorde" aardolie. De eerste werkelijke aardolie raffinaderij ter wereld, die voor export werkte, verrees eveneens in Roemenië, in 1856. De man, die deze liet bouwen, was Theodor Mehedinteanu genaamd. Zij stond te Rafov, niet ver van Ploesti, het later zo bekend geworden pro- duktiegebied. Dank zij deze raffi naderij was Roemenië het eerste land, dat aardolie op noemens waardige schaal uitvoerde en in de wereldproduktiestatistieften werd opgenomen. Daarna kwamen achtereenvolgens de Verenigde Staten in 1360, Rusland in 1863, Indonesië in 1893, Mexico in 1901, Iran in 1913, Venezuela in 1917, Columbia in 1922 en Irak in 1927. KOLONEL DRAKE, aldus het algemene oordeel, was de man die een eeuw geleden voor het eerst aardolie door boringen aan de op pervlakte bracht. De laatste jaren brengt men in Canada een andere pionier der industrie op de voor grond, te weten James Miller Wil liams, een pientere zakenman, die als „business genius" geld en winst leek te „ruiken". Hij was het, die de eerste commerciële aardolie- put in Canada bij Oil Springs liet graven. In 1857 een jaar na óe Roemeen Mehedinteanu bouw de hij een primitief raffinagebe- drijfie. Er zijn petroleumgeschied- kundigen, die het waarschijnlijk achten, dat Williams het in de ja ren vijftig der vorige eeuw ook met boringen probeerde en dat hij daarmede succes had vóór kolonel Drake op 29 augustus 1859 olie bij Titusville „aansloeg". Daarom zijn velen geneigd de Canadees James Miller Williams en niet de Ameri kaan Edwin L. Drake te bestem pelen als de „vader der Ameri kaanse aardoliewinning". Intussen mag men niet vergeten dat de eigenlijke „vaders" der Amerikaanse aardoliewinning de Indianen waren. Wij wezen er reeds op, dat de roodhuiden hei lige vuren vereerden en dat zij aardolie toepasten om hun zieken te helpen. Dat zij inderdaad syste matisch aardolie wonnen lang vóór de Europeanen hun land ver overden, blijkt bij voorbeeld uit mededelingen van missionarissen uit het begin der zeventiende eeuw, mededelingen, die behelzen dat die monniken in Pennsylvanië verlaten „aardolieputten" aantrof fen, die overgroeid waren met bomen en struikgewas. De dikte der bomen wees er op, dat die put ten enige eeuwen oud waren. En toen de mannen van Williams de eerste olieputten groeven, vonden zij op vrij grote diepte duidelijke sporen van vroegere exploitatie. WIJ willen het voorlopig nog maar houden op Drake en hem de eer geven, de eerste boorderte zijn geweest. Niemand droomde n% die geslaagde boringen van de legio toepassingen, die de aardolie in later jaren in oorlogstijd en voor vreedzame doeleinden zou krijgen Niemand kon zelfs maar 't flauw ste vermoeden hebben, hoeveel aardolie er een eeuw na Drake's succes alom op aarde zou worden gewonnen. Inderdaad. Drake heat de fee Petrolea ontkluisterd. Hó bracht haar op de aarde en plaat ste haar in het volle licht. Schoor voetend begon Petrolea haar tocht over de aarde, haar tocht, die al vrij snel na haar eerste optreden werd tot een zegetocht zonder weerga.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 17