De Raadsman SCHUTSHEILIGE VAN RIDDERS SOLDATEN EN STRUIKROVERS MEISJE VAN VEERTIEN VING ZEVEN HA A TEN OP EEN DAG Haarlems meisje werkt als pottenbakster in Den Haag EEN INDISCH MEMORANDUM Litteraire Kanttekeningen VAN H. J. FRIEDERICY Sint Jorisdag - 23 april ZATERDAG 18 APRIL 1959 Erbij PAGINA DRIE STAATKUNDIG mag Indonesië, sinds de tragische breuk voor onafzienbare tijd onherstelbaar werd, nu voor Nederland wel verloren zijn gegaan, als „Indië", als het lndië-van-vroeger leeft het voort in saarse land van de vroegere vorsten van Gowa als standplaats aangewezen krijgt, is dunkt me de schrijver zelf. Hij bedeelt zich allerminst een heldenrol toe. Hij is de leerling; de Makassaarse Toe- de harten van tallozen die er noodge- wan Anwar, zijn assistent, beschouwt hij dwongen afscheid van moesten nemenop de goede gronden van een gezond idea- Voor wie er geboren en getogen is, bleef lisme als zijn leermeester, zijn raadsman het het onvergetelijke vaderland toaaraan en ten slotte als zijn oudere vriend een hij zich met onlosmakelijke banden ver- beproefd vriend, wiens gevoelens het po- bonden voelt. En voor wie er naar „uit- litieke debacle overleven. Aan deze figuur kwam" werd het de verre, onbereikbaar aan de wijze oprechte Toewan Anwar, de- geworden vriend, ook nadat deze zich van ze waardige vorstenzoon van een ont- hem had afgekeerd. Indië betoverde. Er is troond koningshuis, is dit boek in de eer- in de recente litteratuur, die met een zo ste plaats gewijd. In hèm, in deze vrome volkomen eigen, „onhollands" karakter uit Mohammedaan, wiens hoogste verlangen de herinnering aan de tropen voortkwam, iets van een magische kracht, van een at mosferische onontkoombaarheid, van een onweerstaanbare bekoring, die de liefde verklaart waarmee er over Insulinde werd geschreven sinds het als Indonesië het lot in eigen handen had genomen. Naarmate de vriend zich verder verwijderde van hetgeen in de loop der eeuwen was ge groeid tot een verstandhouding van eer bied en begrip, van waardering en gene- het was als hadsji naar Mekka te kunnen gaan, ligt het beste, het edelste van „In dië" verankerd. En zijn lot is al dis- tancieert Friedericy zich van elke politie ke tendens symbolisch voor de trage die, die zich in de ontwikkeling der over zeese verhoudingen dreigend ging samen ballen. HET ZIJN niet meer dan fragmentari sche memoires, die Friedericy te boek HET WAS vooral in de middeleeuwen, toen kerk en maatschappij ten nauwste met elkaar verweven waren, dat bijna elke groep der bevolking zich een bescherm heilige had uitverkoren. In eenvoudige vroomheid wendde men zich tot zijn schutspatroon om hulp en bijstand. Gilden noemden zich naar hem, zoals thans nog, vooral in katholieke streken, verenigingen naar heiligen genoemd worden. Zo kenden de jagers de heilige Hubertus, de soldaten de heilige Martinus, de kanonniers de heilige Barbara. En zo herinnert menig archiefstuk ons eraan, dat ook Sint Joris vooral door ruiters werd geëerd als machtig beschermheilige. In menige Hollandse stad kende men ook wel een Sint Jorisgilde, maar buiten onze grenzen stond over het algemeen deze schutspatroon in hoger aanzien. Vooral in de Duits-sprekende landen kant men hem als „Sankt Georg" of ook wel in meer noordelijke streken als „Sankt Jürgen". De legende verhaalt, dat ten tijde van de Romeinse keizer Diocletianus een Kleinaziatische stad in Capadocië door een woedende draak bedreigd werd. Teneinde te voorkomen, dat de draak het hele stadje zou verwoesten, offerde de bevolking van tijd tot tijd een mooi jong meisje aan het ondier, dat zich daarna blijkbaar voor enige tijd rustig hield. Toen het lot viel op de dochter het enige kind van de koning om geofferd te worden ten einde de stad voor algehele ondergang te behoeden, begaf de jonge vrouw zich buiten de stad naar het hol van de gevreesde draak. Daar zou, zo vertelt de legende, haar gebed verhoord zijn omdat namelijk plotseling voor het hol in de berg woning van de draak een jongeman verscheen die on verschrokken het monster doodde. genheid, kwamen de herinneringen boven stelde: de geschiedenis van een amokpar- aan het goede van een nabij, maar onher- - roepelijk verleden. Albert van der Hoogte, Maria Dermoüt, E. Breton de Nijs, H. J. Friedericy - ze schreven ieder op hun eigen wijze mee aan een nieuw hoofdstuk van onze letterkunde: dat van het heim wee naar het achter de horizon verzonken land. der „tienduizend dingen", zoals Maria Dermoüt het noemde. Ze schreven, voor dat het daarvoor te laat was, datgene wat door een vertroebelde politiek te niet werd gedaan: de ware geschiedenis van een menselijke ontmoeting tussen Oost en West. Dr. H. J. Friedericy thans ambassa deraad voor pers- en culturele zaken te Bonn schrijver van „Bontorio, de laat ste generaal" (onder het pseudoniem Merlijn), van „Vorsten, vissers en boe ren", neemt temidden van deze „Indi sche" auteurs een markante plaats in. Als stilist, als prozaïst van den bloede, schrijft hij een opmerkelijk sobere, zuivere taal, die zich verre houdt van elke neiging tot dramatische en bloemrijke effecten. Zijn gevoelstoon de ziel van zijn proza is beheerst tot op het straffe af, zodat een overigens begrijpelijke drang tot idealise ren van een in zoveel opzichten dierbaar verleden door een redelijke beschouwe lijkheid bedwongen wordt. Als kenner van Indië, van zijn verleden, zijn maatschap pelijke structuur, zijn vèrreikende meta fysische achtergrond, zijn zinrijke adat, zijn oosters-psychologische gesteldheid, is hij in hoge mate ter zake kundig: zijn ambtelijke loopbaan van bestuursambte naar Binnenlands Bestuur bracht hem, in overeenstemming met het doel dat hij zich als jong functionaris had gesteld, in nauw contact met de bevolking van verschillen de delen van de Archipel, van Zuid-Cele bes en Sumatra, van Java en in later ja ren van Malakka, dat hij op zijn zwerf tocht naar Indo-China, Birma en Thailand bereisde. Maar het is niet die kennis al lereerst, niet de wetenschappelijke gede genheid van zijn studie en zijn ervaringen neergelegd in zijn proefschrift over „De standen bij de Boeginezen en Makassa- ren" die hem onderscheiden. Deze ken nis vermenselijkte zich, groeide uit tot een liefde voor land en volk, voor dat van het Makassaarse bovenal. EVENMIN als in zijn vorige boeken neemt het landschap waaraan een goed deel van de jongste (trouwens ook van de oudere) „Indische" litteratuur haar be koring ontleent in zijn kortelings ver schenen verhaal „De raadsman" (Em. Querido's Uitgeversmaatschappij) een op vallende plaats in. Het is niet óm, maar in de mensen, het is alomtegenwoordig. En om die mensen is het Friedericy te doen. Hij heeft hen, over alles heen wat blank en gekleurd scheidt, ontmoet, van hart tot hart. En die ontmoeting opende voor hem de weg tot een cultuur, een levensvorm, een religieuze gesteldheid, een voortlevende traditie van eeuwen en eeuwen, die hij leerde achten en liefhebben. Van die men sen verhaalt hij, elke poëtiserende uitwei ding welbewust mijdend, elke verfraaiing van „het voorgoed voorbije" door een ge serreerde verteltrant (soms lijkt het of hij met ingehouden adem schrijft) de pas afsnijdend. Men kan aannemen dat „De raadsman" vrijwel geheel autobiografisch is. De jon ge Toewan Petoro, de niet met name ge noemde controleur die als piepjong amb tenaar Soenggoeminasa in Het Makas- tij, van een Toewan Kasklerk die lands- gelden verduistert, van de eerste activiteit der Partai Kommoenis Indonesia, van de communisten die met propagandistische leuzen vat op de kampongbewoners trach ten te krijgen en een uitgebreid complot smeden. Maar dat alles is, hoe suggestief ook geschreven en beeldend in zijn sober heid, niet meer dan de voorgrond. Daar achter speelt zich het andere af: het men selijke, de persoonlijke verhouding tussen een Nederlands gezagsdrager, die zich van zijn verantwoordelijkheid en roeping ter dege bewust is, en een „inheemse" be volking, die in de ontmoeting van de Toe wan Petoro met Moedertje Manoedjoe, een bejaarde, voorname vrouw, een ontroerend hoogtepunt vindt. Ook daar, in dit inge togen geschreven hoofdstukje, is van een verheerlijking geen sprake. Zoals Friederi cy deze waardige matrone, gekleed „in het eenvoudige, zwarte, lange gewaad der Makassaarse vrouwen" in enkele trekken Karaëng Manoedjoe... tekent, is zij representatief voor een in nerlijke adel, die men allicht en Frie dericy is er èn als man van ervaring èn als schrijver van distinctie de figuur niet naar om dat te doen niet moet generalise ren, maar die een traditie vertegenwoor digt, welke ten nauwste verbonden is met dat Indië waarnaar het heimwee van zijn verstoten vrienden uitgaat. Moedertje Manoedjoe bewijst de Hollandse Toewan Petoro de hoogst denkbare eer, ze geeft de jonge controleur het onmiskenbaarste bewijs van haar moederlijke liefde door hem te aanvaarden „als haar zoon". En GEEN WONDER, dat zulk een legende voor uitbouv; naar alle zijden uitermate geschikt bleek te zijn en zo zien wij dan ook op de vele, vele afbeeldingen, welke in de loop der eeuwen van Sint Joris' heldenstuk wer den vervaardigd, de ridder in middeleeuwse wapen rusting te paard een lans hanteren, waarmede de ver vaarlijk onder hem kronkelende draak de genadestoot wordt gegeven. Het is begrijpelijk, dat het volk voor een jonge man, die zulk een moed toonde en zijn jonge leven waagde in het belang van velen, grote verering koesterde en tenslotte riep men hem aan, wanneer men evenals de koningsdochter in levensgevaar verkeerde. Dat waren vooral zij, die voortdurend aan grote gevaren blootstonden, zoals soldaten, ridders en ander krijgsvolk. Ook wapensmeden en geweermakers in Macedonië zelfs de.... struikrovers kozen hem, uit een soort solidariteit met de krijgslieden, tot schuts patroon! Er werden geldstukken geslagen, welke in de 30-jarige oorlog zeer gezocht waren als amulet. Zij kregen de naam van „Geox-gstaler" en hadden de faam kogels en sabelhouwen te kunnen afweren. Er waren zelfs kogelwerende textielwaren in de naam van „Georgshemden". Belangrijk was echter, dat zowel de munten als ook de hemden door jonge, onschuldige meisjes vervaardigd moesten zijn. In rumoerige tijden kende men ook vaandels en banieren met Sint Joris- afbeeldingen, vooral in de strijd tegen de opdringende Turken. Een sage vermeldt nog, dat de landgraaf van Thüringen zulk een vaandel „van God ten geschenke" zou hebben gekregen. TOEN DE SINT-JORIS-VERERING minder prak tische en meer symbolische betekenis ging krijgen smukten zich tal van corporaties rnet de naam van deze legendarische held. Basis was daarbij voornamelijk de gedachte aan de onvoorwaardelijke zelfopofferende be reidheid om overal hulp te verlenen, waar zulks nodig mocht zijn. Tal van gestichten van weldadigheid en menslievendheid werden onder de naam van Sint Joris opgericht. Zo vermeldt dr. Lehmann, aan wiens artikel in „Der Pferdefreund" wij enkele bijzonderheden ont lenen, dat er alleen al in Sleeswijk Holstein tussen Hamburg, Lübeck, Flensburg en Tondern eenentwintig van zulke gestichten, „Sankt Jürgen Hospitaier", waren. Tal van geneeskrachtige bronnen in Midden- en Zuid- Duitsland zijn Sint Joris gewijd. Ook hebben vele gebruiken verband met de verering van deze heilige de eeuwen door stand gehouden. Zo zegt de Oostpruis, dat de winter wel spoedig voorbij zal zijn, wanneer Sint Joris op een schimmel aangereden komt (wanneer het op 23 april sneeuwt). Sint Joris mag bij ons dan iets minder bekend zijn, iets minder „populair", onbekend is hij zeker niet. De „huzaren van Boreel" dragen op het zilveren schildje zijn afbeelding als drakendoder en was het indertijd niet de zoon van Philip Kok, de Haarlemse manege directeur, die een troep bereden padvinders leidde, welke troep ook naar Sint Joris genoemd was? Sint Joris verenigt in zich moed, zelfverloochening, opoffe ringsgezindheid, onbevreesdheid, maar ook vaardigheid in het voeren van het wapen ter bestrijding van on recht en vaardigheid te paard als zij hem, uit dank voor de geneesmid delen die hij haar tijdens haar ziekte ge zonden heeft, geschenken laat aanbieden door haar bejaarde gemaal, bevindt zich daaronder een kind, de zoon van de oude „DE RAADSMAN" wordt besloten met een tragisch einde. Over de bezettingsja ren en de chaos na de bevrijding wordt met geen woord gerept. Maar als de Toe wan Petoro in 1947 zijn oude leermeester nog eens en voor het laatst bezoekt, als zij de armen om elkaar heengeslagen hou den, is wat bindt sterker gebleken dan wat scheidt. Van die innerlijke verbondenheid is dit derde boek van Friedericy zowel menselijk als litterair een waardig getui genis. C. J. E. Dinaux „KOM JE soms uit Scandinavië?", wordt haar herhaaldelijk gevraagd. Ze is hoogblond, lang en slank. Nenne van Dijk, van beroep pottenbakster, werd in Haar lem geboren, eenentwintig jaar geleden. Daar was haar vader reclame-ontwerper. „Van hem heb ik het", vertelt ze als het gesprek op haar handwerk, dat tegelijk haar hobby is, komt. Op de kleuterschool in Haarlem is het eigenlijk begonnen: tekenen, plakken, boetseren waren LOOE is een schilderachtig kustplaatsje in Cornwall in het zuidwesten van Engeland. Het is een dorp met ongeveer vier duizend inwoners. Looe is de laatste jaren een middelpunt ge worden van de jacht op groot zeewild. Het is het hoofdkwartier van de „Club der Britse Haai-Hengelaars". Nog geen twintig kilometer uit de kust van Cornwall komen duizenden haaien in zee voor. Deze „tijgers der zee" zijn gezocht wild voor de sport- hengelaar. Daarom komen er in de zomermaanden steeds meer Engelsen en mensen van andere nationaliteit naar Looe om er hun geluk op de haaienvangst te beproeven. De brigade-generaal J. A. L. Caunter, die in het dorpje woont, vertelde mij dat blauwe haaien (de soort, die men het veelvuldigs! aantreft voor de kust van Cornwall) reeds vele jaren worden gevangen met de hengel, maar dat pas in 1953 twaalf enthousiaste sportvissers (waaronder hij zelf en één vrouw) de Haai-Hengelaarsclub op richtten. Nog steeds is de generaal Caunter voorzitter van de club, die reeds verscheidene honderden leden telt. IN 1953, het oprichtingsjaar van de club, vingen de haai- hengelaars van Looe 450 haaien. In 1957 (toen de club 340 leden telde, waaronder ruim veertig vrouwen) verschalkten de hengelaars maar liefst 4172 „zeetijgers". Een der gevangen vissen bleek een wereldrecord te zijn. Het was een haringhaai van 122,9 kilogram. De beste haaigronden liggen bij de Eddy- stone-vuurtoren op de grens van het warme water van de Golfstroom. Meer naar de kust toe zijn haaien zeer zeldzaam. Sinds mensenheugenis is het nooit voorgekomen, dat een haai zwemmers bij de kust aanviel. Al was de in clubverband ge organiseerde haaienvangst-met-de-hengel iets nieuws, toch stelden de van huis uit behoudende beroepsvissers van Looe zich direct ter beschikking om te helpen. Tegenwoordig zijn zij even fel als de sportvissers. Dit heeft twee oorzaken. De eerste is, dat de beroepsvissers jaarlijks tienduizenden guldens verloren door de schade die de haaien aan hun netten toe brachten. Die schade is nu heel wat geringer geworden, omdat de leden zeer veel haaien vangen buiten de haringvisgronden. Dit heeft tot gevolg, dat er heel wat minder haaien dan vroeger op de haringgronden komen. De tweede oorzaak is, dat de beroepsvissers van Looe in de zomer niet ter vangst gaan en dus vroeger weinig of niets verdienden, terwijl zij de laatste jaren uitvaren met de sportvissers. Dit brengt een flinke extra duit in de lade. Vroegex was de perioue haar geliefde vakken. Toen ze de kleuter school verliet, prijkte haar werk als „kas stukken" in de af zwaaiers - expositie. Sinds de familie Van Dijk Haarlem ver liet, woont Nenne in Den Haag; thans op het randje van Den Haag en Voorbui-g, waar ze als potten bakster werkt. Na haar schoolopleiding kreeg ze les van P. Groeneveld, die in Voorschoten jongelui opleidt. Vijf meisjes kregen les op zijn atelier, en een van haar was Nenne van Dijk, die nog tijdens haar studietijd werk verkocht aan het nieuwgebouwde Pro vinciehuis in de Gelderse hoofdstad. Daarna werkze ze een poosje voor zich zelf. Toen ging ze naar Utrecht waar ze in een keldertje aan een van de grachten haar atelier had. Nu is ze weer thuis en assisteert Dick Loef in Den Haag. Maar het plan blijft om weer eens voor zich zelf te be ginnen. Misschien in Haarlem, hoopt ze. „HANDKNEED" is een wellicht wat Engels aandoend maar toch ingeburgerd woord. Het is de omschrijving van de Nenne van Dijk aan het werk. in het Haagse atelier met enkele van haar kneedvazen. bestellingen, uit heel het land. Haar kunst- produkten gingen zelfs naar Amerika en het is niet uitgesloten dat ze plotseling methodiek, die Nenne van Dijkvoor haar „ergens in Nederland" tegenover haar eigen kunstpx-odukt bezigt. De andere mogelijk heid is de draaischijf; de pottenbakker maakt dan gebruik van een schijf, die door voetbewegingen aan het draaien gebracht wordt. Nenne wil dat niet. zij prefereert handkneed-wei-k, dat meer mogelijkheden biedt. De draaischijf verplicht immers tot de ronde vorm van pot of vaas, maar bij handkneed-methodiek is de kunstenaar volledig vrij in de vormgeving. oeuvre komt te staan. „Je weet nu een maal niet waar 't blijft", vindt ze, wat spijtig. „Verkopen is bemoedigend, maar ergens geef je er iets van jezelf mee weg". OOK VOOR BEELDHOUWEN heeft ze een grote voorliefde. Haar stijl is karak teristiek; ze wil er in teruggrijpen „naar langvervlogen eeuwen, ver vóór automatie en stroomlijntechniek'. Vandaar ook haar Uit met gruis „doorspekt" klei vormt passi,e voor het handkneed-werk. Haar T7/"\r»vl.rr^n rtoat 111+ noor nriminoxxa Trnrx-n ^.ase in cie regex georuikt, is een zeer ge- van midden juni tot eind september wei- zocht man gedurende het haai-hengel- nig lucratief; nu echter vei'dienen zij flink seizoen in Looe. Edgar hij is zijn gehele in deze haaienvangstmaanden. leven visser geweest vertelde me, dat „op de haai gaan" betekent, dat je lange DE BLAUWE HAAI dus de soort die dagen maakt en hard moet werken. Een het meest voor de kust van Cornwall andere bekende visser, Bill Butters van voorkomt is nu ook erkend voor we reldrecords. Men kan lid worden als men voor de Engelse kust een haai van min stens 34 kg met de hengel heeft gevangen. Mevrouw Daphne Case, met wie ik sprak in haar op het haventje van Looe uit ziende huis, heeft een zeventien jaar oude Nenne van Dijk een rechte koker, al dan niet rond, soms driehoekig, soms vierkant. Met de handen kneed ze dan de gewenste vorm. Zo'n volkomen vrije basis geeft haar de kans tot ongedachte voi-mgeving te ge raken. Iedere vaas is geheel enig. Hand- kneed betekent natuurlijk wel dat ieder werkstuk de vingerafdrukken van Nenne draagt. Duidelijk zijn die op een vaas te zien, maar dat betekent niet dat het oeuvre er door ontsierd wordt. Integendeel, een vaas kan door deze „sporen" een levens echte en warme aanblik krijgen. In andere gevallen worden de afdrukken wegge werkt. Glazuren kan zowel bij handkneed- over de kunst van haaien vangen. „Een mengsel van haringkoppen en ander afval wordt in oude stukken net buiten boord gehangen, terwijl men de boot op drift laat. De geur van het visafval drijft dan weg van de boot en vormt een „baan van dochter. Dit meisje is evenals haar moe- verleiding". De haaien komen er van verre de „Paula'', vertelde mij het een en ander werk als bjj df.aaiwerk toegepast worden. der een zeer succesvolle haai-hengelaar- ster. Toen zij veertien was, begon ze die opwindende sport te beoefenen. Het is voorgekomen, dat zij zeven „zeetijgers" op één dag ving. Haar moeder begon in 1953 „op de haai" te gaan en kan er nu op bogen, er ruim vierhonderd te hebben op af. Achter de boot, bevinden zich de van aas voorziene haken en dan is ex- gewoonlijk heel spoedig werk aan de winkel voor de hengelaars en de beman ning. Is de haai eenmaal aan de haak, dan moet de hengelaar het dier afmatten tot het binnen boord gehaald kan worden. Tweeënhalve dag duurt het doorgaans eer een vaas of pul gereed is. Twee maal moet de uit klei gevormde vaas in de oven ge bakken worden; de afwerking er van is even belangrijk als het eerste deel van het scheppingsproces. BLOEMENVAZEN. pullen, wat doe ie er mee? Nenne van Dijk, wie zal haar dat kwalijk nemen, geeft daar graag wat om standig antwoord op. „Het publiek", zegt ze en het is duidelijk dat ze daar niet m kan komen, „koopt een vaas niet zozeer verschalkt. Vooral de laatste week van Pas dan mag de hengelaar geholpen wor- het seizoen in 1956 was opwindend voor mevrouw Case. Op één dag ving zij name lijk dertig blauwe haaien, een record vangst. Het was die dag ruw weer en zij was de enige, die uitgevaren was om „op de haai te gaan". Later in die gedenk- den. Een der leden van de bemanning pakt dan de lijn vast en hijst met behulp van een pikhaak de vis naar binnen. een vaas is geen vel boterhampapier, dat alleen maar nuttig is als er een lunchpak- pet in steekt. Een vaas is niet alleen maar werktuig, niet alleen maar herberg, die Een van de grootste bewonderaarsters bloemen gastvrijheid en onderdak ver leent. Een vaas heeft een functie op zich, kan die althans hebben". „Een vaas meent ze is er niet alleen om zijn func tie, maar ook, vooral, om zijn vorm. Doel en functie worden daarbij dan volledig Het geweld is ten einde. van visser Butters en zijn zeemanschap is waardige week op de allerlaatste dag mevrouw Hettie Eathorne (uit Brixon in van het seizoen - ving zij een blauwe Devonshire), wereldrecordhoudster haring- haal van 60,781 kilogram, een wereld- haai. In 1957 ving zij voor de kust van record voor vrouwen! Zij had vertelde J-*°oe namelijk een haringhaai van 122,9 zij een uur nodig om de rover binnen kilogram. In 1955 ving zij zelfs een haai secundair boord te brengen van bijna 160 kilogram, maar dit bleek Vanzelfsprekend is een werkstuk uit bij nader onderzoek een mako-haai te klei, dat uniek van vormgeving is en EDGAR WILLIAMS, de schipper van zijn. een soort, die tot dan toe nooit in de waarin zoveel werkuren zijn gaan zitten, de „Silver Spray", de boot die mevrouw zeeën nabij Engeland was waargenomen, kostbaar. Toch ontvangt Nenne regelmatig voorkeur gaat uit naar primitieve vorm geving, naar de lijnen en rondingen die pre-historische volken brachten. Af en toe wordt er iets van gevonden, van dat pri mitieve en ongekunstelde van voorbij gegane eeuwen. Glazuur acht Nenne van Dijk in veel gevallen niet nodig, namelijk als het afleidt, als men erdoor de vorm over het hoofd zou zien. En dat is juist, wat dit Haarlemse kunstenaresje, dat in Den Haag als pottenbakster werkt, voor komen wil. VLIEGENDE INFANTERIST IN CALIFORNIë is een „vlieg-gordel" voor infanteristen ontwikkeld. De ontwer pers zeggen dat dit apparaat met raket aandrijving, „aero-pak" genaamd, het zijn drager mogelijk zal maken over mijnen velden te springen, moeilijk terrein over te steken en voet aan land te zetten op on toegankelijke kusten. Met dit apparaat, dat een gewicht van 100 pond heeft zal een man in 20 sekonden een sprong van een halve kilometer kunnen maken. Het toe stel is reeds beproefd, en luchtwaardig be- vodenOver een paar maanden zal een normaal produktie-model gereed zijn ter demonstratie voor de strijdkrachten. Een der ontwerpers, ir. Trudeau, heeft meege deeld dat de „aero-pak" op de rug wordt vastgebonden zoals een opgevouwen para chute. De drager kan korte vluchten ma ken met een snelheid van 100 kilometer per uur. Hij bedient slechts twee handgre pen, één om de vlieghoek en een andere om de snelheid te regelen. De aandrij vingskracht wordt geleverd door water stofperoxide. De lanceertemperatuur bin nen de raketten zal 1300 graden Fahren heit zijn, doch op anderhalve meter van de straalpijpen is het uitlaatgas reeds afge koeld tot 102 graden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 17