Slecht weer in binnenland maakte
start met volledig team onmogelijk
Een terugblik op de formatie-poging
DE NIEUW GUINEA-EXPEDITIE
Merkwaardige loonadministratie voor
medewerking der „Sibillers"
Zie Boven:
Venus nu en in de toekomst
Mensen in Amerika
SLOT DEFECT?
Op en om het
Binnenhof
PRINCETONIANEN
ZATERDAG 2 MEI 1959
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
9
Trailer drukt tegen boom
gereden auto in elkaar
Grensverkeer bij Zevenaar
urenlang gestremd
Nieuwe vakantieregeling
gemeentepersoneel
Australische minister naar
Nederland
Dr. E. van Raalte
Prof. H. J. Backer
overleden
INDRUKKEN VAN
EEN RONDREIS
DOOR DE V.S.
Advertentie
(door L. D. Brongersma, wetenschappelijk leider)
BASISKAMP SIBIL Onze expeditie heeft verschillende begindata. Voor de
twee leiders overste Venema en schrijver dezes was dat 4 maart, toen zij uit
Nederland naar Nieuw-Guinea vertrokken om daar de laatste voorbereidingen te
treffen. Men zocht echter naar een datum, die het officiële begin in Nieuw-
Guinea zou aangeven, omdat op die dag een postzegel zou worden uitgegeven
ter ere van de expeditie. Waar wij aannamen, dat op 10 april alle deelnemers in
het veld zouden zijn, werd dus deze datum als begindatum aangenomen.
Helemaal is dit niet gelukt, want vanochtend was het weer te slecht en het
vliegveld te zacht om de laatste deelnemers in te vliegen. Niettemin is al een
begin met het werk gemaakt. Na een kort verblijf op Biak reisden de leiders
door naar Hollandia, waar zij ongeveer twee weken bleven. Daarna een week
in Merauke en nog enige tijd in Tanah Merah aan de Digoel. Deze bezoeken
maakten het mogelijk om nog allerlei zaken over bevoorrading en aanvoer te
regelen. Plet werd voor Tanah Merah, waar de eerste Opslag geschiedde, een
drukke tijd. De schepen werden aan de steiger gelost, de grote laadkisten ter
plaatse uitgepakt en de inhoud gesorteerd. Met de jeep werden alle goederen
naar een magazijn in de politiekazerne gebracht. Voor de bevolking was de
komst van de jeep een evenement. De meesten hadden nog nooit een auto
gezien en vol bewondering sloegen zij ons bedrijf gade. Vier jaar geleden kende
Tanah Merah als enig vervoermiddel een fiets. Nu zijn er een aantal fietsen, een
scooter (van de Chinese tokohouder),, een ossewagen en een jeep. Het zal niet
lang meer duren of er moeten verkeersborden komen.
Een klein deel van de kampeeruitrus
ting en voorraden werd van Tanah Me
rah per vliegtuig (Twin Pioneer) naar
het basiskamp in de Sibilvallei gevlo
gen, zodat er voldoende is om de deel
nemers behoorlijk te huisvesten en te
voeden. De rest wordt met motorboten
en een lichter nog een eind de rivier op
gevoerd, waar bij Kawakit aan de Oost-
Digoel een doorvoerdepot wordt inge
richt. Daar zullen de helikopters voor
de verdere opvoer zorgen. Een geluk
kige omstandigheid was, dat het in de
bergen zwaar geregend had, zodat de
Digoel flink hoog stond. Dat maakte het
vervoer over de rivier gemakkelijker,
want er was nu geen gevaar voor stran
ding op de grintbanken. Een nadeel is
echter dat er veel boomstammen met
de stroom worden meegevoerd en dat
had weer enige schade aan de schroef
as van de motorboten tengevolge. Toen
de opvoer per vliegtuig begon, speelde
het weer goed mee. De pas naar de Sibil
bleef open en in drie dagen tijds konden
negen vluchten worden gemaakt. Elke
vlucht met een passagier en 900 kg
vracht. Het is van Tanah Merah tot
Sibil drie kwartier vliegen, zodat het
vliegtuig telkens na twee uur weer terug
was.
Op het vliegveld van Tanah Merah
hebben wij een aantal grote laadkisten
neergezet. In elk waarvan de nauwkeu
rig afgewogen lading voor één vlucht
zit. Het laden van het vliegtuig kan dus
in een minimum van tijd geschieden.
Basiskamp
De reis van Hollandia naar Merauke
maakten de overste Venema en ik met
een Twin Pioneer, die voor ons een tus
senlanding te Sibil maakte. Men was
daar met volle energie bezig aan de bouw
van het basiskamp. Het is wel een ver
rassing om op een vliegveld midden in
de rimboe te landen en dan te zien, dat
het geheel is afgezet met Afrikaantjes.
Er wonen hier twee ambtenaren van het
gouvernement, de heren J. Sneep en W.
Herberts, die dit gebied besturen, voor
het vliegveld zorgen, de meteorologische
waarnemingen doen, injecties tegen
framboesia geven, wonden verbinden en
nog tal van andere zaken behartigen.
Het dal van de Sibil is breed. De rivier
kronkelt er door en is omgeven door
moerassen, die met hoog riet zijn bedekt.
Overdag als de zon schijnt (en dat komt
wel eens voor), is het hier behaaglijk
warm. 's Avonds wordt het bepaald fris
en onze wollen truien en dekens zijn ze
ker geen overbodige luxe. Het wordt
's nachts erg vochtig, lakens en kleren
voelen dan kil en klam aan, maar dat
is iets waar je wel aan went.
Ons bivak ligt op een heuvel bij het
vliegveld. Hoewel de bestuurspost Sibil
is genoemd naar de rivier, heet de plaats
van ons kamp bij de bevolking Mabila-
bol. Er staan en verrijzen hier nu een
aantal „woningen". Het zijn goeddeels
eenvoudige barakken, die aan de kant
van het dal open zijn en met aluminium
golfplaten als dakbedekking.
Telsysteem
Bij de bouw werken mariniers, politie,
moejoe-koelies en de lokale bevolking
mee. De Sibillers mannen en jongens
halen uit de rivier de grint- en rol
stenen om de paden te verharden en om
de vloeren te verstevigen. Een man
krijgt per dag twee doosjes lucifers, een
jongen een doosje. Na zevenentwintig
dagen werken krijgt een man een kleine
ijzeren bijl. Deze periode is zo gekozen,
omdat de mensen hier tot 27 tellen. Zij
beginnen te tellen bij de vingers van de
linkerhand, dan de pols, de onderarm,
de elleboog, de bovenarm, biceps, schou
der, linker oor, linker oog, neus en zo
verder tot en met de vingers van de
rechterhand.
De Sibillers zijn vriendelijk van aard
en men kan hier zonder enig bezwaar
ongewapend rondlopen. Zoals de meeste
Papoea's zijn zij goedlachs. Zo nu en dan
komen er eens een paar op visite, wan
delen door ons huis en bekijken alles vol
bewondering. Het is alleen jammer, dat
wij nog niet met hen kunnen converse
ren. Wel zijn er al woordenlijsten, die
ioor de bestuursambtenaren zijn sa
mengesteld en wij kregen ook gegevens
van de zendelingen Greenfield en Hey-
'om Deze zendelingen wonen een paar
onderd meter van ons kamp in een
oort blokhut.
Onze contacten met de buitenwereld
zijn goed. 's Ochtends telefoonverbin
ding met Merauke en Hollandia en zo
nodig 's middags nog eens met Tanah
Merah. Behalve de luchtverbinding met
de Twin Pioneer, komt hier ook zo nu
en dan de Cessna van de zending om de
zendelingen te bevoorraden. Als de heli
kopters dezer dagen komen zijn onze
verbindingen compleet.
Op 30 maart arriveerde met de Orion
ir. Cortel te Tanah Merah, de dag daar
na kwamen met een Catalina-vliegboot
de heren Bar en Escher. Op 2 april
gingen zij per motorboot de rivier op tot
Kawakit. Vandaar gaan de heren Bar en
Cortel met prauwen nog een eind de
Oost-Digoel op, om dan verder te gaan
lopen. Zij hebben als dekking twee ma
riniers en drie man politie bij zich. Ver
der nog vijfentwintig dragers, die uit
Sausapor in Vogelkop komen. Onderweg
zullen zij om de vijf kilometer open
stukken in de rimboe kappen, die als
landingsterreinen voor de helikopters
moeten kunnen dienen. Hun tocht tot de
Sibilvallei zal 21 dagen duren. De botani
cus liep met een politiepatrouille van
Waropko (aan de zuidvoet van de ber
gen) in vijftien dagen naar Sibil. Zelf
ging ik op. 5 april met een Twin Pioneer
naar boven. Op 8 april arriveerden uit
Hollandia de heren Anceaux (taalkunde),
Pouwer (ethnologie), Reynders (agro-
geologie) en de marine-arts Tissing. De
overste Venema bleef in Tanah Merah
om daar de laatste opvoer te regelen en
om als gids voor de helikopters op te
treden. Het wachten is nu verder op de
deelnemers uit Nederland, die doorslecht
weer in Hollandia zijn opgehouden.
Voorproefje
Gisteren hebben wij een klein voorproef'-
je gehad van hetgeen ons hier in het ter
rein te wachten staat. Wij maakten een
wandeling naar de kampong Kigonmen-
diep: drie kwartier lopen in een vrij hoog
tempo. Afgezien van het waden door de
rivier, waarbij onze schoenen behaaglijk
vol liepen, ging onze weg over steenach
tige bergpaadjes. Op de terugweg staken
wij een stuk af en dat betekende zwoegen
door de modder. Volgens de bestuurs
ambtenaren was dit pad nog nooit zo
droog geweest, maar voor ons betekende
het tot over onze enkels en soms tot bijna
aan de knieën ploeteren door zachte vette
modder. Het schijnt, dat alle paden in het
gebergte zo zijn en dat belooft dus wel
wat voor de toekomst. Dit was nog maar
een klein eindje zonder steile hellingen en
dan zal het dus wel aanmerkelijk zwaar
der worden.
Al is het werk nog niet op volle gang,
de eerste kleine zending insecten is al naar
Leiden toe en een tweede volgt spoedig.
Zolang hier nog niet voldoende droogap-
paratuur is, moet alles zo spoedig moge
lijk weg. Wij genieten hier 's avonds wel
van onze elektrische verlichting, die het
werken veel gemakkelijker maakt. Voor
lopig brand het licht van zonsondergang
tot negen uur in de avond. Iedereen gaat
toch vroeg naar bed en staat om zes uur
's ochtends weer op. Als alle brandstof is
opgevoerd zal het licht wat langer kun
nen branden.
In Tanah Merah, ivaar de eerste opslag
geschiedde voor de expeditie naar het
Sterrengebergte, zag men voor het
eerst vierwielige motorvoertuigen,
zoals jeeps, rijden bij het transport
van het daar geloste materiaal.
Gisteren is bij Zevenaar een ernstig
verkeersongeluk gebeurd, waarbij drie
personen ernstig werden gewond. Uit een
lange file auto's, die uit Duitsland ons land
binnenkwam, maakte zich op een gege
ven moment een wagen los, waarvan de
bestuurder trachtte een aantal wagens te
passeren. Toen hij plotseling een tegen
ligger tegenover zich zag, trachtte hij de
ze te ontwijken, waardoor hij met grote
snelheid tegen een boom vloog. Een trai
ler met aanhangwagen, geladen met ste
nen, reed daarna op de tegen de boom
gebotste auto en drukte deze geheel in el
kaar. Van de drie inzittenden konden een
dame en een heer vrij spoedig uit de
wrakstukken worden bevrijd. De bestuur
der zat echter zo bekneld, dat men ge-
ruime tijd nodig had om hem te bevrij
den. Hij zal beide benen moeten missen.
Door dit ongeluk ontstond op de weg
een grote ravage, waardoor het zeer druk
ke verkeer op de rijksweg Zevenaar—Arn
hem geheel vastliep.
Bijgaand staaltje van
non-figuratieve kunst is
een soort dubbelportret
van onze buurplaneet
Venus, die uitdagend
helder staat te schit
teren aan de westelijke
avondhemel. En het
lijkt wel of zij steeds
helderder wordt. Dat is
geen schijn; het is wer
kelijkheid. Voor een
deel komt dat, doordat
de maan er in deze
avonden niet is die
begint pas vannacht na
drie uur het sterrenlicht
te overstemmen maar
X'oor een ander deel
doordat de lichtgevende
oppervlakte van de
Venusschijf in deze
maanden steeds groter
wordt.
Om. nu eerst even deze
tekening te verduide
lijken: de binnenste fi-
guur stelt de schijnge
stalte van Venus voor op
vandaag, 2 mei. De
smalle sikkel daarom
heen is Venus, zoals zij
er op 15 augustus aan
staande zal uitzien wan
neer zij veel dichter bij
de aarde staat dan thans
maar een aanzienlijk
kleiner deel van haar
door de zon verlichte
helft naar ons toe zal
keren. De middellijn
van de planeet zal dan
schijnbaar meer dan
drie keer zo lang zijn als
vandaag. (Voor de pre-
ciezen: op 1 mei bedroeg
de Venus-middellijn
15,04 boogsecunden; op
15 augustus zal dat be
drag zijn gegroeid tot
51,12 boogsecunden. Eén
boogseconde is het 60ste
deel van een boogmi-
nuut; één boogminuut
het 60ste deel van een
booggraad; één boog-
graad is het 90ste deel
van de afstand van
zenith tot horizon, ge
meten langs het hemel
gewelf).
Venus' dampkring, zo
onthullen ons spectro
scopische waarnemingen
bestaat voor een aan
zienlijk deel uit kool
zuur. Er worden in die
dampkring (die de pla
neet zelf aan ons oog
onttrekt; niemand ziet
ooit het oppervlak en
men weet daardoor niet
eens in hoeveel tijd zich
de aswenteling van deze
planeet voltrekt!) echter
ook wolken waarge
nomen van afwijkende
kleur lichtgeel. Wat
zij voorstellen weet nie
mand. Venus, nogmaals:
een van de uitdagendste
hemellichten, tart ons
ook in dat opzicht. Wij
weten van deze planeet,
een van de naaste buren
van onze aarde en bijna
even groot als onze eigen
planeet, betrekkelijk zo
weinig, dat zij in ver
houding tot de andere
leden van ons pla
netenstelsel vrijwel de
grootste onbekende is.
G. v. W.
In de woensdag te houden vergadering
van de gemeenteraad van Haarlem zal een
voorstel van B. en W. aan de orde komen
om het aantal vakantiedagen voor het
gemeentepersoneel vast te stellen. De va
kantie-aanspraken worden verruimd. Het
voorstel van B. en W. luidt: de vakantie
bedraagt voor hoofden van takken van
dienst 28 werkdagen per jaar en voor de
overige ambtenaren: 15 werkdagen bij een
salaris tot 4655; 17 werkdagen bij een
salaris tot 5700; 20 werkdagen bij een
salaris tot 8832; 24 werkdagen bij een
salaris van 8832 en hoger. Voor de amb
tenaar, die de leeftijd van 19 jaar nog niet
heeft bereikt, bedraagt de vakantie per jaar
18 werkdagen, voor de ambtenaar, die de
leeftijd van 20 jaar heeft bereikt 16 werk
dagen. Zodra hij de leeftijd van 21 jaar
heeft bereikt is de andere regeling van
kracht. Voor ambtenaren die een bepaalde
diensttijd achter de rug hebben kunnen
extra-dagen krijgen tot een maximum van
26 dagen per kalenderjaar.
De Australische minister voor Immi
gratie, de heer A. R. Downer, en de
staatssecretaris' van hef Australische dé
partement voor immigratie,' dé 'heer
Tasmöhlj Hayes, zullen ^volgende maand
een bezoek aan Nederland brengen. Zij
zullen 24 juni arriveren en 27 juni weer
vertrekken. Tijdens hun bezoek zullen zij
besprekingen hebben met Nederlandse
emigratie-autoriteiten. Het doel van deze
besprekingen is de emigratie van Neder
landers naar Australië te bevorderen.
Advertentie
,DE SLEUTELSPECIAIIST"
I.ANGE VEERSTRAAT 10 - TEL. 11483
Politiek is ook een vak
Nu we, ongeveer zeven weken sinds de
kiezers-uitspraak op 12 maart, nog steeds
geen nieuw kabinet hebben, kan men hier
en daar kennis nemen van de kreet: Laat
een aantal geheel en al buiten de poli
tiek staande flinke en krachtige kerels het
nu maar eens opknappen. Dit is echter
gemakkelijker gezegd dan gedaan. Want,
zo leert wel de ervaring, personen die op
staatkundig gebied bij wijze van spreken
vreemde eenden in de bijt zijn, lopen
veelal, wanneer zij op een of andere wijze
op dat terrein iets moeten gaan onderne
men, aanmerkelijk gevaar stukken te
maken. Het is bij voorbeeld kenmerkend
dat er tal van gevallen aanwijsbaar zijn,
waarin geheel en al buiten het politieke
leven staande figuren, als zij een minis
terspost te bekleden kregen, er tenslotte
weinig van terecht brachten. Meer dan
eens bleek het hun parten te spelen dat zij
de knepen van het vak niet of te weinig
beheersten. Ten dele was dit dan te mer
ken bij hun optreden binnen het door hen
geleide departement en daarnaast bleken
zij het niet te kunnen rooien wat het con
tact met en in de volksvertegenwoordi
ging betreft.
Om op staatkundig gebied met een re
delijke kans op succes werkzaam te kun
nen zijn moet men daarvoor liefst over een
flinke dosis ondervinding beschikken en
er op zijn minst, onder meer door een ge
regeld acht slaan op en een actieve be
langstelling vóór het politieke leven, een
zekere „feeling" voor hebben. Daaraan nu
pleegt het in ons land bij zovelen die op
gans ander gebied werkzaam zijn kop
stukken in het zakenleven bij voorbeeld
al te zeer te ontbreken.
Opgepast voor avonturen
Na bovenstaande opmerkingen moet
het mij terstond uit de pen, dat in het
bijzonder de opdracht van een formatie
aan een buitenstander extra risico kan
opleveren. De jongste gang van zaken
heeft dit ontegenzeglijk aangetoond. Want
professor de Quay moge nog zo zeer thuis
zijn in de wetenschap van de psychologie
en in de psycho-techniek, toen hij tot taak
kreeg te pogen een kabinet samen te stel
len, heeft hij, zelfs in sommige opzichten
wat de psychologie van het geval betreft,
een tekort aan inzicht aan de dag gelegd.
Zonder hier nader op een en ander in te
gaan bepaal ik mij er toe vast te stellen,
dat hij, ra professor de Gaay Fortman in
1956, een sprekend voorbeeld is geweest
van de juistheid der stelling, dat politiek
ook een vak is en dat daardoor iemand
die er niet in thuis is, grote kans loopt
feilen te begaan die anders allicht verme
den zouden zijn.
Hieraan zij echter onmiddellijk toege
voegd, dat het bepaald onbillijk ware de
mislukking van de door hem ondernomen
formatie-pogingen uitsluitend of bovenal
aan hem te wijten. Ongetwijfeld heeft hij
fouten gemaakt, maar daarnaast zijn in
niet mindere mate tevens allerlei perso
nen, die geen vreemdelingen in het poli
tieke Jeruzalem zijn, op meer dan één punt
in gebreke gebleven.
Programma op de voorgrond
De hele methode die bij het streven om
een kabinet in het leven te roepen in de
afgelopen zeven weken gevolgd is, was
mijns inziens bedenkelijk. Zoals ik de vo
rige week reeds aanstipte, werd de zake
lijkheid onvoldoende op de voorgrond ge
plaatst. De juistheid van deze kritiek kreeg
ik zo pas bevestigd door iemand die tot
de allerbeste kenners van de praktijk van
ons staatsrecht en de Nederlandse staat
kunde behoort. Hij gaf grif toe dat in het
onderhavige geval bepaald de fout begaan
was, dat niet eerst een programma het
onderwerp van zakelijk beraad en over
leg had uitgemaakt en dat dit zeker niet
voldoende afgerond was geweest vóór het
ogenblik aanbrak waarop het spreken met
personen, het uitnodigen voor bepaalde
ministersposten, een aanvang nam. Min of
meer een gevolg hiervan was een ietwat
verwarde situatie in de fase waarin de
formateur met allerlei mensen contact op
nam en waarbij door elkaar gingen lopen:
enerzijds het probleem van verdeling als
ook toewijzing van portefeuilles, ander
zijds dat van de zakelijke aangelegenhe
den waarmee de ministers, en uiteindelijk
het komende kabinet, zich bezig zouden
hebben te houden.
Andere fouten
Zo nu en dan had zich ook het ver
schijnsel voorgedaan van een teveel bot
vieren van de neiging om als sub-forma
teur „behulpzaam te zijn". Laat ik er
maar niet meer van zeggen dan dat niet
iedereen de politieke maarschalk-staf in
zijn ransel draagt die nodig is om inder
daad een geschikte sub-formateur te kun
nen zijn, ook al moge hij zichzelf daartoe
wél de geroepene achten!
Een andere fout die zich openbaarde was
dat op een gegeven ogenblik een fractie
voorzitter wel de eis stelde, dat een of
meer bepaalde portefeuilles aan geestver
wanten moesten worden toegewezen, maar
dan als puntje bij paaltje kwam, niet in
staat bleek voldoende krachten te „leve
ren". Van tweeën een: ofwel men zorgt er
voor op het ogenblik waarop men het ver
langen uitspreekt een of meer departe
menten door politieke medestanders bezet
te krijgen, meteen namen van daartoe in
staat en bereid zijnde personen te kunnen
opgeven, ofwel men stelt niet zulke eisen
als men zelf niet in staat is het nodige tot
de verwezenlijking daarvan bij te dragen.
Buitengewoon verkeerd was natuurlijk
ook dat zich, in het bijzonder in het laat
ste stadium van de mislukte formatiepo
ging-De Quay, in enige gevallen een frac
tievoorzitter zich het mes op de keel ge
plaatst zag. Op onredelijk en onmogelijk
korte termijn moest de „leverantie" ge
schieden van een aspirant-minister en het
schijnt zelfs te zijn voorgekomen, dat het
antwoord binnen een half uur tijds binnen
moest wezen.
Pijnlijk verschijnsel
Wanneer men nagaat wat al moeilijkhe
den in de afgelopen weken aan de dag
zijn getreden, dan valt onder meer op hoe
beperkt eigenlijk in ons land het aantal
voor ministersposten beschikbare perso
nen is. Het valt niet te ontkennen, dat
men ook hiermee in niet onbelangrijke
mate te kampen heeft gehad, misschien
mede doordat een groep waarbinnen er
wel wat keuze in dat opzicht bestaat, al
heel spoedig was uitgesloten, namelijk die
van de Partij van de Arbeid. Men versta
mij wel, dit behoeft op zichzelf geenszins
reden te zijn om het onjuist te achten,
dat onder een bepaalde constellatie de
P.v.d.A. niet deelneemt. Maar tegelijker-
tijd rust dan op degenen, die gegronde re
denen aanwezig zien om nu eens zonder
die partij een kabinet in het leven te doen
roepen, de zedelijke verplichting daad
werkelijk te tonen daartoe in staat te zijn.
Moeilijk valt te ontkennen, dat althans op
dit ogenblik de niet-socialisten gezamen
lijk een niet bijster gelukkig figuur heb
ben geslagen. Intussen haast ik mij hier
meteen aan te stippen, dat één partij in
dit opzicht allerminst kritiek verdient en
er veeleer recht op heeft, geprezen te
worden. Ik heb hier het oog op de Volks
partij voor Vrijheid en Democratie. Zij
toch heeft in geen enkel opzicht verstek
laten gaan, zodat professor De Quay voor
de drie portefeuilles waarop de V.V.D.
aanspraak meende te moeten of te kun
nen maken, over even zovele daarvoor
ten volle op hun plaats zijnde kandidaten
de beschikking kreeg. Daarentegen was
het bij de Katholieke Volkspartij nogal
droevig gesteld, gezien de serie bedankjes
van uitgenodigden die tot die richting be
hoorden, tei'wijl het nog veel meer voeten
in de aarde heeft gehad om voor de mi
nistersposten waarom het ging, geschik
te personen uit de Christelijk Historische
Unie te vinden.
In het algemeen valt het te betreuren
dat de kring van hen uit wier midden men
ministers vermag aan te trekken, hier te
lande zo beperkt is.
Zoëven had ik het erover dat de
P.v.d.A. tot dusverre buiten spel is ge
bleven. Sommigen zeggen, dat zij zelf
buiten spel is gaan staan, maar mis
schien zit er toch ook wel iets juists in
de redenering van anderen, dat er eer
der sprake zou kunnen zijn van een bui
ten spel zetten. Professor De Quay heeft
immers al heel spoedig vastgesteld, dat
hij de Partij van de Arbeid niet verder
wilde betrekken in de door hem te on
dernemen formatie. Naar hij nog uit
drukkelijk op de jl. dinsdag gehouden
persconferentie verklaarde, dat hij dat
standpunt ingenomen zonder dat hij na
der met mr. Burger, de voorzitter van
de Tweede-Kamerfractie van de P.v.d.A.,
aan onderhandelen over programmapun
ten was toegekomen. De formateur had
de door de P.v.d.A. gekoesterde eis in
zake binding aan een programma te ver
gaand gevonden om ook met die partij in
zee te willen gaan. De vraag kan rijzen
of die conclusie niet wat te voorbarig is
geweest En ook of het beeld dat zich
hier en daar heeft gevormd omtrent het
verlangen van de P.v.d.A. inzake „bin
ding" niet enigermate karikaturale af
metingen is gaan aannemen. Heb ik het
wel, dan staat ook de P.v.d.A. niet op
het standpunt dat er .als het ware een
soort notarieel contract omtrent een pro
gramma moet worden opgemaakt, aleer
zij kabinetspartner zou willen worden;
maar wel verlangt zij dat men te voren
concrete overeenstemming bereikt om
trent bepaalde actuele controversiële
punten. Mits men ook daarbij rekening
blijft houden met de mogelijkheid dat
plotseling gewijzigde omstandigheden tot
afwijking van het eerst afgesprokene
kunnen noodzaken, schuilt er in een der
gelijke wens, naar het mij wil voorko
men, toch waarlijk niets dat op zichzelf
ongezond zou zijn.
Wat nu?
Hoe dit alles uok zij, te hopen is nu
maar, dat men in het eerstkomende sta
dium van de kabinetsformatie blijk zal
geven leergeld betaald te hebben dank
zij de jongste waarlijk niet zo gelukkige
ervaring omtrent verkeerde formatie
methodiek. Men kan zeggen: het is nodig
dat de nieuwe informateur als een soort
„padvinder", bijkans in de letterlijke zin
van het woord, aan het werk zal gaan. De
aangewezene kan in elk geval van de
jongste lessen profiteren door zich ten
minste niet aan dezelfde stenen te stoten
als professor De Quay.
Nu prof. Beel tot taak heeft deze „pad
vinderij" te gaan beoefenen, durf ik met
zekerheid aan te nemen dat hij in staat en
bereid zal zijn, deze „stenen des aanstoots"
uit de weg te gaan.
Prof. dr. H. J. Backer, oud-hoogleraar
in de organische scheikunde aan de rijks
universiteit te Groningen, is op 77-jarige
leeftijd te Glimmen overleden.
In 1916 werd dr. Backer te Groningen
tot hoogleraar benoemd. Hij heeft in
Groningen het onderwijs in de organische
chemie van de grond af opgebouwd. In
1941 werd ean Backerfonds gesticht om
studenten bijdragen te verlenen voor een
studieverblijf in het buitenland.
Midden in dit oostelijk deel van de Ver
enigde Staten, dat één groot conglomeraat
lijkt van drukke steden, drukke auto
wegen en drukke mensen, ligt dan opeens
als een oase het universiteitsstadje Prin
ceton. Nadat de mens wekenlang slechts
autoclaxons heeft gehoord als begeleiding
van het gesprek, vindt hij hier stilte, lange
glooiende grasvlakten, vijvers en bomer,
die door geen straatstof beroerd zijn.
.Princeton, een universiteit van het kali
ber van de nog veel bekender colleges
Harvard en Yale, is oud voorzover iets
echt oud is in dit land. Maar er staan
gebouwen uit de achttiende eeuw en dat
betekent al zeer veel in Amerika. Sedert
dien is er veel bijgebouwd op de bijzon
der uitgestrekte universiteitsterreinen
van Princeton. En helaas heeft men ook
hier de neiging niet kunnen onderdrukken
„oude" gebouwen te maken. In deze eeuw
nog heeft Princeton University gebouwen
gezet in wat men hier „collegiate-Gothic"
noemt een imitatie van wat vele eeu
wen tevoren in steden als Oxford en Cam
bridge is gepresteerd.
Dat is jammer,
maar het doet aan de
nadenkende rust van
Princeton niets af.
Die rust wordt zelfs
niet verstoord als
ex-gens op een stoep
in de stad met krijt
is geschreven: „Cyrus
W. Hamilton II haat
Yale. Doet u dat ook?" Het blijkt, dat
Princeton de volgende dag een basket
ball-wedstrijd tegen Yale moet spelen en
dat is voldoende voor het opwekken van
dei-gelijke gevoelens bij de studenten.
Maar het hoort bij een universiteitsstad
en het feit, dat geen overijverig stadsrei
niger verontwaardigd deze tekst aan het
wegboenen is, wekt vertrouwen.
Opvallend is het, dat er op een zondag
in Princeton door talloze studenten bijzon
der hard gewerkt wordt. Overal in de
bibliotheek zitten jonge mannen te stude
ren; wie een kamer in een van de woon
gebouwen binnen kijkt, ziet daar een of
twee studenten diep over de boeken ge
bogen. En overal hangt een sfeer van rust
en tijdloosheid. Voor het eerst zie ik in
Princeton ook fietsen in dit land. Het is
de studenten vex-boden hier auto's te heb
ben en dat heeft de populariteit van de
fiets een zwaar, onhandig instrument,
in Amerika uiteraard in de hand ge
werkt.
Later op de zondag komt een aantal
vooraanstaande Princetonianen bijeen om
te praten en een glas te drinken. Dat is
een wonderlijk gezelschap. Er zijn een
paar slordig geklede, vage intellectuelen
bij en een paar duidelijk carrière-maken-
de, zakelijk optx-edende professoren,
enkele New Yorkse journalisten die hier
wonen, een advocaat, een rechter en een
multi-miljardair, die volkomen oprecht
klaagt over het feit, dat zijn privé-Con-
stellation waarmee hij voortdurend
naar zijn mijnen in Afrika vliegt de
laatste tijd zoveel moeilijkheden geeft.
(Een alleraardigste man overigens, een
levend argument voor de mogelijkheid
voor multi-miljardairs om charmante,
intelligente mensen te zijn een stelling,
die wel eens bestx-eden wordt.)
Als we later door stille, landelijke lanen
naar de universiteit teruglopen, horen we
heel in de verte een mannenkoor zingen.
De woorden zijn niet te herkennen, maar
mijn gastheer kent de tekst. Het is het
lied, dat handelt over de mooie, inten
sieve haat tegen Yale, vlak voor belang
rijke wedstrijden. In de bibliotheek woi-dt
nog steeds gewerkt; het eiland in de Ver
enigde Staten blijft zijn eigen leven lei
den. Een bedachtzaam, rustig leven te
midden van zeer veel boeken en gesprek
ken en een verfrissende belangstelling
voor zaken, die een dergelijke belang
stelling niet waard zijn. Geld vindt men
hier lang zo interessant niet als in andere
delen van dit land.
E. Rotnayn