Slecht weer in binnenland maakte start met volledig team onmogelijk Een terugblik op de formatie-poging DE NIEUW GUINEA-EXPEDITIE Merkwaardige loonadministratie voor medewerking der „Sibillers" Zie Boven: Venus nu en in de toekomst Mensen in Amerika SLOT DEFECT? Op en om het Binnenhof PRINCETONIANEN ZATERDAG 2 MEI 1959 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 9 Trailer drukt tegen boom gereden auto in elkaar Grensverkeer bij Zevenaar urenlang gestremd Nieuwe vakantieregeling gemeentepersoneel Australische minister naar Nederland Dr. E. van Raalte Prof. H. J. Backer overleden INDRUKKEN VAN EEN RONDREIS DOOR DE V.S. Advertentie (door L. D. Brongersma, wetenschappelijk leider) BASISKAMP SIBIL Onze expeditie heeft verschillende begindata. Voor de twee leiders overste Venema en schrijver dezes was dat 4 maart, toen zij uit Nederland naar Nieuw-Guinea vertrokken om daar de laatste voorbereidingen te treffen. Men zocht echter naar een datum, die het officiële begin in Nieuw- Guinea zou aangeven, omdat op die dag een postzegel zou worden uitgegeven ter ere van de expeditie. Waar wij aannamen, dat op 10 april alle deelnemers in het veld zouden zijn, werd dus deze datum als begindatum aangenomen. Helemaal is dit niet gelukt, want vanochtend was het weer te slecht en het vliegveld te zacht om de laatste deelnemers in te vliegen. Niettemin is al een begin met het werk gemaakt. Na een kort verblijf op Biak reisden de leiders door naar Hollandia, waar zij ongeveer twee weken bleven. Daarna een week in Merauke en nog enige tijd in Tanah Merah aan de Digoel. Deze bezoeken maakten het mogelijk om nog allerlei zaken over bevoorrading en aanvoer te regelen. Plet werd voor Tanah Merah, waar de eerste Opslag geschiedde, een drukke tijd. De schepen werden aan de steiger gelost, de grote laadkisten ter plaatse uitgepakt en de inhoud gesorteerd. Met de jeep werden alle goederen naar een magazijn in de politiekazerne gebracht. Voor de bevolking was de komst van de jeep een evenement. De meesten hadden nog nooit een auto gezien en vol bewondering sloegen zij ons bedrijf gade. Vier jaar geleden kende Tanah Merah als enig vervoermiddel een fiets. Nu zijn er een aantal fietsen, een scooter (van de Chinese tokohouder),, een ossewagen en een jeep. Het zal niet lang meer duren of er moeten verkeersborden komen. Een klein deel van de kampeeruitrus ting en voorraden werd van Tanah Me rah per vliegtuig (Twin Pioneer) naar het basiskamp in de Sibilvallei gevlo gen, zodat er voldoende is om de deel nemers behoorlijk te huisvesten en te voeden. De rest wordt met motorboten en een lichter nog een eind de rivier op gevoerd, waar bij Kawakit aan de Oost- Digoel een doorvoerdepot wordt inge richt. Daar zullen de helikopters voor de verdere opvoer zorgen. Een geluk kige omstandigheid was, dat het in de bergen zwaar geregend had, zodat de Digoel flink hoog stond. Dat maakte het vervoer over de rivier gemakkelijker, want er was nu geen gevaar voor stran ding op de grintbanken. Een nadeel is echter dat er veel boomstammen met de stroom worden meegevoerd en dat had weer enige schade aan de schroef as van de motorboten tengevolge. Toen de opvoer per vliegtuig begon, speelde het weer goed mee. De pas naar de Sibil bleef open en in drie dagen tijds konden negen vluchten worden gemaakt. Elke vlucht met een passagier en 900 kg vracht. Het is van Tanah Merah tot Sibil drie kwartier vliegen, zodat het vliegtuig telkens na twee uur weer terug was. Op het vliegveld van Tanah Merah hebben wij een aantal grote laadkisten neergezet. In elk waarvan de nauwkeu rig afgewogen lading voor één vlucht zit. Het laden van het vliegtuig kan dus in een minimum van tijd geschieden. Basiskamp De reis van Hollandia naar Merauke maakten de overste Venema en ik met een Twin Pioneer, die voor ons een tus senlanding te Sibil maakte. Men was daar met volle energie bezig aan de bouw van het basiskamp. Het is wel een ver rassing om op een vliegveld midden in de rimboe te landen en dan te zien, dat het geheel is afgezet met Afrikaantjes. Er wonen hier twee ambtenaren van het gouvernement, de heren J. Sneep en W. Herberts, die dit gebied besturen, voor het vliegveld zorgen, de meteorologische waarnemingen doen, injecties tegen framboesia geven, wonden verbinden en nog tal van andere zaken behartigen. Het dal van de Sibil is breed. De rivier kronkelt er door en is omgeven door moerassen, die met hoog riet zijn bedekt. Overdag als de zon schijnt (en dat komt wel eens voor), is het hier behaaglijk warm. 's Avonds wordt het bepaald fris en onze wollen truien en dekens zijn ze ker geen overbodige luxe. Het wordt 's nachts erg vochtig, lakens en kleren voelen dan kil en klam aan, maar dat is iets waar je wel aan went. Ons bivak ligt op een heuvel bij het vliegveld. Hoewel de bestuurspost Sibil is genoemd naar de rivier, heet de plaats van ons kamp bij de bevolking Mabila- bol. Er staan en verrijzen hier nu een aantal „woningen". Het zijn goeddeels eenvoudige barakken, die aan de kant van het dal open zijn en met aluminium golfplaten als dakbedekking. Telsysteem Bij de bouw werken mariniers, politie, moejoe-koelies en de lokale bevolking mee. De Sibillers mannen en jongens halen uit de rivier de grint- en rol stenen om de paden te verharden en om de vloeren te verstevigen. Een man krijgt per dag twee doosjes lucifers, een jongen een doosje. Na zevenentwintig dagen werken krijgt een man een kleine ijzeren bijl. Deze periode is zo gekozen, omdat de mensen hier tot 27 tellen. Zij beginnen te tellen bij de vingers van de linkerhand, dan de pols, de onderarm, de elleboog, de bovenarm, biceps, schou der, linker oor, linker oog, neus en zo verder tot en met de vingers van de rechterhand. De Sibillers zijn vriendelijk van aard en men kan hier zonder enig bezwaar ongewapend rondlopen. Zoals de meeste Papoea's zijn zij goedlachs. Zo nu en dan komen er eens een paar op visite, wan delen door ons huis en bekijken alles vol bewondering. Het is alleen jammer, dat wij nog niet met hen kunnen converse ren. Wel zijn er al woordenlijsten, die ioor de bestuursambtenaren zijn sa mengesteld en wij kregen ook gegevens van de zendelingen Greenfield en Hey- 'om Deze zendelingen wonen een paar onderd meter van ons kamp in een oort blokhut. Onze contacten met de buitenwereld zijn goed. 's Ochtends telefoonverbin ding met Merauke en Hollandia en zo nodig 's middags nog eens met Tanah Merah. Behalve de luchtverbinding met de Twin Pioneer, komt hier ook zo nu en dan de Cessna van de zending om de zendelingen te bevoorraden. Als de heli kopters dezer dagen komen zijn onze verbindingen compleet. Op 30 maart arriveerde met de Orion ir. Cortel te Tanah Merah, de dag daar na kwamen met een Catalina-vliegboot de heren Bar en Escher. Op 2 april gingen zij per motorboot de rivier op tot Kawakit. Vandaar gaan de heren Bar en Cortel met prauwen nog een eind de Oost-Digoel op, om dan verder te gaan lopen. Zij hebben als dekking twee ma riniers en drie man politie bij zich. Ver der nog vijfentwintig dragers, die uit Sausapor in Vogelkop komen. Onderweg zullen zij om de vijf kilometer open stukken in de rimboe kappen, die als landingsterreinen voor de helikopters moeten kunnen dienen. Hun tocht tot de Sibilvallei zal 21 dagen duren. De botani cus liep met een politiepatrouille van Waropko (aan de zuidvoet van de ber gen) in vijftien dagen naar Sibil. Zelf ging ik op. 5 april met een Twin Pioneer naar boven. Op 8 april arriveerden uit Hollandia de heren Anceaux (taalkunde), Pouwer (ethnologie), Reynders (agro- geologie) en de marine-arts Tissing. De overste Venema bleef in Tanah Merah om daar de laatste opvoer te regelen en om als gids voor de helikopters op te treden. Het wachten is nu verder op de deelnemers uit Nederland, die doorslecht weer in Hollandia zijn opgehouden. Voorproefje Gisteren hebben wij een klein voorproef'- je gehad van hetgeen ons hier in het ter rein te wachten staat. Wij maakten een wandeling naar de kampong Kigonmen- diep: drie kwartier lopen in een vrij hoog tempo. Afgezien van het waden door de rivier, waarbij onze schoenen behaaglijk vol liepen, ging onze weg over steenach tige bergpaadjes. Op de terugweg staken wij een stuk af en dat betekende zwoegen door de modder. Volgens de bestuurs ambtenaren was dit pad nog nooit zo droog geweest, maar voor ons betekende het tot over onze enkels en soms tot bijna aan de knieën ploeteren door zachte vette modder. Het schijnt, dat alle paden in het gebergte zo zijn en dat belooft dus wel wat voor de toekomst. Dit was nog maar een klein eindje zonder steile hellingen en dan zal het dus wel aanmerkelijk zwaar der worden. Al is het werk nog niet op volle gang, de eerste kleine zending insecten is al naar Leiden toe en een tweede volgt spoedig. Zolang hier nog niet voldoende droogap- paratuur is, moet alles zo spoedig moge lijk weg. Wij genieten hier 's avonds wel van onze elektrische verlichting, die het werken veel gemakkelijker maakt. Voor lopig brand het licht van zonsondergang tot negen uur in de avond. Iedereen gaat toch vroeg naar bed en staat om zes uur 's ochtends weer op. Als alle brandstof is opgevoerd zal het licht wat langer kun nen branden. In Tanah Merah, ivaar de eerste opslag geschiedde voor de expeditie naar het Sterrengebergte, zag men voor het eerst vierwielige motorvoertuigen, zoals jeeps, rijden bij het transport van het daar geloste materiaal. Gisteren is bij Zevenaar een ernstig verkeersongeluk gebeurd, waarbij drie personen ernstig werden gewond. Uit een lange file auto's, die uit Duitsland ons land binnenkwam, maakte zich op een gege ven moment een wagen los, waarvan de bestuurder trachtte een aantal wagens te passeren. Toen hij plotseling een tegen ligger tegenover zich zag, trachtte hij de ze te ontwijken, waardoor hij met grote snelheid tegen een boom vloog. Een trai ler met aanhangwagen, geladen met ste nen, reed daarna op de tegen de boom gebotste auto en drukte deze geheel in el kaar. Van de drie inzittenden konden een dame en een heer vrij spoedig uit de wrakstukken worden bevrijd. De bestuur der zat echter zo bekneld, dat men ge- ruime tijd nodig had om hem te bevrij den. Hij zal beide benen moeten missen. Door dit ongeluk ontstond op de weg een grote ravage, waardoor het zeer druk ke verkeer op de rijksweg Zevenaar—Arn hem geheel vastliep. Bijgaand staaltje van non-figuratieve kunst is een soort dubbelportret van onze buurplaneet Venus, die uitdagend helder staat te schit teren aan de westelijke avondhemel. En het lijkt wel of zij steeds helderder wordt. Dat is geen schijn; het is wer kelijkheid. Voor een deel komt dat, doordat de maan er in deze avonden niet is die begint pas vannacht na drie uur het sterrenlicht te overstemmen maar X'oor een ander deel doordat de lichtgevende oppervlakte van de Venusschijf in deze maanden steeds groter wordt. Om. nu eerst even deze tekening te verduide lijken: de binnenste fi- guur stelt de schijnge stalte van Venus voor op vandaag, 2 mei. De smalle sikkel daarom heen is Venus, zoals zij er op 15 augustus aan staande zal uitzien wan neer zij veel dichter bij de aarde staat dan thans maar een aanzienlijk kleiner deel van haar door de zon verlichte helft naar ons toe zal keren. De middellijn van de planeet zal dan schijnbaar meer dan drie keer zo lang zijn als vandaag. (Voor de pre- ciezen: op 1 mei bedroeg de Venus-middellijn 15,04 boogsecunden; op 15 augustus zal dat be drag zijn gegroeid tot 51,12 boogsecunden. Eén boogseconde is het 60ste deel van een boogmi- nuut; één boogminuut het 60ste deel van een booggraad; één boog- graad is het 90ste deel van de afstand van zenith tot horizon, ge meten langs het hemel gewelf). Venus' dampkring, zo onthullen ons spectro scopische waarnemingen bestaat voor een aan zienlijk deel uit kool zuur. Er worden in die dampkring (die de pla neet zelf aan ons oog onttrekt; niemand ziet ooit het oppervlak en men weet daardoor niet eens in hoeveel tijd zich de aswenteling van deze planeet voltrekt!) echter ook wolken waarge nomen van afwijkende kleur lichtgeel. Wat zij voorstellen weet nie mand. Venus, nogmaals: een van de uitdagendste hemellichten, tart ons ook in dat opzicht. Wij weten van deze planeet, een van de naaste buren van onze aarde en bijna even groot als onze eigen planeet, betrekkelijk zo weinig, dat zij in ver houding tot de andere leden van ons pla netenstelsel vrijwel de grootste onbekende is. G. v. W. In de woensdag te houden vergadering van de gemeenteraad van Haarlem zal een voorstel van B. en W. aan de orde komen om het aantal vakantiedagen voor het gemeentepersoneel vast te stellen. De va kantie-aanspraken worden verruimd. Het voorstel van B. en W. luidt: de vakantie bedraagt voor hoofden van takken van dienst 28 werkdagen per jaar en voor de overige ambtenaren: 15 werkdagen bij een salaris tot 4655; 17 werkdagen bij een salaris tot 5700; 20 werkdagen bij een salaris tot 8832; 24 werkdagen bij een salaris van 8832 en hoger. Voor de amb tenaar, die de leeftijd van 19 jaar nog niet heeft bereikt, bedraagt de vakantie per jaar 18 werkdagen, voor de ambtenaar, die de leeftijd van 20 jaar heeft bereikt 16 werk dagen. Zodra hij de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt is de andere regeling van kracht. Voor ambtenaren die een bepaalde diensttijd achter de rug hebben kunnen extra-dagen krijgen tot een maximum van 26 dagen per kalenderjaar. De Australische minister voor Immi gratie, de heer A. R. Downer, en de staatssecretaris' van hef Australische dé partement voor immigratie,' dé 'heer Tasmöhlj Hayes, zullen ^volgende maand een bezoek aan Nederland brengen. Zij zullen 24 juni arriveren en 27 juni weer vertrekken. Tijdens hun bezoek zullen zij besprekingen hebben met Nederlandse emigratie-autoriteiten. Het doel van deze besprekingen is de emigratie van Neder landers naar Australië te bevorderen. Advertentie ,DE SLEUTELSPECIAIIST" I.ANGE VEERSTRAAT 10 - TEL. 11483 Politiek is ook een vak Nu we, ongeveer zeven weken sinds de kiezers-uitspraak op 12 maart, nog steeds geen nieuw kabinet hebben, kan men hier en daar kennis nemen van de kreet: Laat een aantal geheel en al buiten de poli tiek staande flinke en krachtige kerels het nu maar eens opknappen. Dit is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Want, zo leert wel de ervaring, personen die op staatkundig gebied bij wijze van spreken vreemde eenden in de bijt zijn, lopen veelal, wanneer zij op een of andere wijze op dat terrein iets moeten gaan onderne men, aanmerkelijk gevaar stukken te maken. Het is bij voorbeeld kenmerkend dat er tal van gevallen aanwijsbaar zijn, waarin geheel en al buiten het politieke leven staande figuren, als zij een minis terspost te bekleden kregen, er tenslotte weinig van terecht brachten. Meer dan eens bleek het hun parten te spelen dat zij de knepen van het vak niet of te weinig beheersten. Ten dele was dit dan te mer ken bij hun optreden binnen het door hen geleide departement en daarnaast bleken zij het niet te kunnen rooien wat het con tact met en in de volksvertegenwoordi ging betreft. Om op staatkundig gebied met een re delijke kans op succes werkzaam te kun nen zijn moet men daarvoor liefst over een flinke dosis ondervinding beschikken en er op zijn minst, onder meer door een ge regeld acht slaan op en een actieve be langstelling vóór het politieke leven, een zekere „feeling" voor hebben. Daaraan nu pleegt het in ons land bij zovelen die op gans ander gebied werkzaam zijn kop stukken in het zakenleven bij voorbeeld al te zeer te ontbreken. Opgepast voor avonturen Na bovenstaande opmerkingen moet het mij terstond uit de pen, dat in het bijzonder de opdracht van een formatie aan een buitenstander extra risico kan opleveren. De jongste gang van zaken heeft dit ontegenzeglijk aangetoond. Want professor de Quay moge nog zo zeer thuis zijn in de wetenschap van de psychologie en in de psycho-techniek, toen hij tot taak kreeg te pogen een kabinet samen te stel len, heeft hij, zelfs in sommige opzichten wat de psychologie van het geval betreft, een tekort aan inzicht aan de dag gelegd. Zonder hier nader op een en ander in te gaan bepaal ik mij er toe vast te stellen, dat hij, ra professor de Gaay Fortman in 1956, een sprekend voorbeeld is geweest van de juistheid der stelling, dat politiek ook een vak is en dat daardoor iemand die er niet in thuis is, grote kans loopt feilen te begaan die anders allicht verme den zouden zijn. Hieraan zij echter onmiddellijk toege voegd, dat het bepaald onbillijk ware de mislukking van de door hem ondernomen formatie-pogingen uitsluitend of bovenal aan hem te wijten. Ongetwijfeld heeft hij fouten gemaakt, maar daarnaast zijn in niet mindere mate tevens allerlei perso nen, die geen vreemdelingen in het poli tieke Jeruzalem zijn, op meer dan één punt in gebreke gebleven. Programma op de voorgrond De hele methode die bij het streven om een kabinet in het leven te roepen in de afgelopen zeven weken gevolgd is, was mijns inziens bedenkelijk. Zoals ik de vo rige week reeds aanstipte, werd de zake lijkheid onvoldoende op de voorgrond ge plaatst. De juistheid van deze kritiek kreeg ik zo pas bevestigd door iemand die tot de allerbeste kenners van de praktijk van ons staatsrecht en de Nederlandse staat kunde behoort. Hij gaf grif toe dat in het onderhavige geval bepaald de fout begaan was, dat niet eerst een programma het onderwerp van zakelijk beraad en over leg had uitgemaakt en dat dit zeker niet voldoende afgerond was geweest vóór het ogenblik aanbrak waarop het spreken met personen, het uitnodigen voor bepaalde ministersposten, een aanvang nam. Min of meer een gevolg hiervan was een ietwat verwarde situatie in de fase waarin de formateur met allerlei mensen contact op nam en waarbij door elkaar gingen lopen: enerzijds het probleem van verdeling als ook toewijzing van portefeuilles, ander zijds dat van de zakelijke aangelegenhe den waarmee de ministers, en uiteindelijk het komende kabinet, zich bezig zouden hebben te houden. Andere fouten Zo nu en dan had zich ook het ver schijnsel voorgedaan van een teveel bot vieren van de neiging om als sub-forma teur „behulpzaam te zijn". Laat ik er maar niet meer van zeggen dan dat niet iedereen de politieke maarschalk-staf in zijn ransel draagt die nodig is om inder daad een geschikte sub-formateur te kun nen zijn, ook al moge hij zichzelf daartoe wél de geroepene achten! Een andere fout die zich openbaarde was dat op een gegeven ogenblik een fractie voorzitter wel de eis stelde, dat een of meer bepaalde portefeuilles aan geestver wanten moesten worden toegewezen, maar dan als puntje bij paaltje kwam, niet in staat bleek voldoende krachten te „leve ren". Van tweeën een: ofwel men zorgt er voor op het ogenblik waarop men het ver langen uitspreekt een of meer departe menten door politieke medestanders bezet te krijgen, meteen namen van daartoe in staat en bereid zijnde personen te kunnen opgeven, ofwel men stelt niet zulke eisen als men zelf niet in staat is het nodige tot de verwezenlijking daarvan bij te dragen. Buitengewoon verkeerd was natuurlijk ook dat zich, in het bijzonder in het laat ste stadium van de mislukte formatiepo ging-De Quay, in enige gevallen een frac tievoorzitter zich het mes op de keel ge plaatst zag. Op onredelijk en onmogelijk korte termijn moest de „leverantie" ge schieden van een aspirant-minister en het schijnt zelfs te zijn voorgekomen, dat het antwoord binnen een half uur tijds binnen moest wezen. Pijnlijk verschijnsel Wanneer men nagaat wat al moeilijkhe den in de afgelopen weken aan de dag zijn getreden, dan valt onder meer op hoe beperkt eigenlijk in ons land het aantal voor ministersposten beschikbare perso nen is. Het valt niet te ontkennen, dat men ook hiermee in niet onbelangrijke mate te kampen heeft gehad, misschien mede doordat een groep waarbinnen er wel wat keuze in dat opzicht bestaat, al heel spoedig was uitgesloten, namelijk die van de Partij van de Arbeid. Men versta mij wel, dit behoeft op zichzelf geenszins reden te zijn om het onjuist te achten, dat onder een bepaalde constellatie de P.v.d.A. niet deelneemt. Maar tegelijker- tijd rust dan op degenen, die gegronde re denen aanwezig zien om nu eens zonder die partij een kabinet in het leven te doen roepen, de zedelijke verplichting daad werkelijk te tonen daartoe in staat te zijn. Moeilijk valt te ontkennen, dat althans op dit ogenblik de niet-socialisten gezamen lijk een niet bijster gelukkig figuur heb ben geslagen. Intussen haast ik mij hier meteen aan te stippen, dat één partij in dit opzicht allerminst kritiek verdient en er veeleer recht op heeft, geprezen te worden. Ik heb hier het oog op de Volks partij voor Vrijheid en Democratie. Zij toch heeft in geen enkel opzicht verstek laten gaan, zodat professor De Quay voor de drie portefeuilles waarop de V.V.D. aanspraak meende te moeten of te kun nen maken, over even zovele daarvoor ten volle op hun plaats zijnde kandidaten de beschikking kreeg. Daarentegen was het bij de Katholieke Volkspartij nogal droevig gesteld, gezien de serie bedankjes van uitgenodigden die tot die richting be hoorden, tei'wijl het nog veel meer voeten in de aarde heeft gehad om voor de mi nistersposten waarom het ging, geschik te personen uit de Christelijk Historische Unie te vinden. In het algemeen valt het te betreuren dat de kring van hen uit wier midden men ministers vermag aan te trekken, hier te lande zo beperkt is. Zoëven had ik het erover dat de P.v.d.A. tot dusverre buiten spel is ge bleven. Sommigen zeggen, dat zij zelf buiten spel is gaan staan, maar mis schien zit er toch ook wel iets juists in de redenering van anderen, dat er eer der sprake zou kunnen zijn van een bui ten spel zetten. Professor De Quay heeft immers al heel spoedig vastgesteld, dat hij de Partij van de Arbeid niet verder wilde betrekken in de door hem te on dernemen formatie. Naar hij nog uit drukkelijk op de jl. dinsdag gehouden persconferentie verklaarde, dat hij dat standpunt ingenomen zonder dat hij na der met mr. Burger, de voorzitter van de Tweede-Kamerfractie van de P.v.d.A., aan onderhandelen over programmapun ten was toegekomen. De formateur had de door de P.v.d.A. gekoesterde eis in zake binding aan een programma te ver gaand gevonden om ook met die partij in zee te willen gaan. De vraag kan rijzen of die conclusie niet wat te voorbarig is geweest En ook of het beeld dat zich hier en daar heeft gevormd omtrent het verlangen van de P.v.d.A. inzake „bin ding" niet enigermate karikaturale af metingen is gaan aannemen. Heb ik het wel, dan staat ook de P.v.d.A. niet op het standpunt dat er .als het ware een soort notarieel contract omtrent een pro gramma moet worden opgemaakt, aleer zij kabinetspartner zou willen worden; maar wel verlangt zij dat men te voren concrete overeenstemming bereikt om trent bepaalde actuele controversiële punten. Mits men ook daarbij rekening blijft houden met de mogelijkheid dat plotseling gewijzigde omstandigheden tot afwijking van het eerst afgesprokene kunnen noodzaken, schuilt er in een der gelijke wens, naar het mij wil voorko men, toch waarlijk niets dat op zichzelf ongezond zou zijn. Wat nu? Hoe dit alles uok zij, te hopen is nu maar, dat men in het eerstkomende sta dium van de kabinetsformatie blijk zal geven leergeld betaald te hebben dank zij de jongste waarlijk niet zo gelukkige ervaring omtrent verkeerde formatie methodiek. Men kan zeggen: het is nodig dat de nieuwe informateur als een soort „padvinder", bijkans in de letterlijke zin van het woord, aan het werk zal gaan. De aangewezene kan in elk geval van de jongste lessen profiteren door zich ten minste niet aan dezelfde stenen te stoten als professor De Quay. Nu prof. Beel tot taak heeft deze „pad vinderij" te gaan beoefenen, durf ik met zekerheid aan te nemen dat hij in staat en bereid zal zijn, deze „stenen des aanstoots" uit de weg te gaan. Prof. dr. H. J. Backer, oud-hoogleraar in de organische scheikunde aan de rijks universiteit te Groningen, is op 77-jarige leeftijd te Glimmen overleden. In 1916 werd dr. Backer te Groningen tot hoogleraar benoemd. Hij heeft in Groningen het onderwijs in de organische chemie van de grond af opgebouwd. In 1941 werd ean Backerfonds gesticht om studenten bijdragen te verlenen voor een studieverblijf in het buitenland. Midden in dit oostelijk deel van de Ver enigde Staten, dat één groot conglomeraat lijkt van drukke steden, drukke auto wegen en drukke mensen, ligt dan opeens als een oase het universiteitsstadje Prin ceton. Nadat de mens wekenlang slechts autoclaxons heeft gehoord als begeleiding van het gesprek, vindt hij hier stilte, lange glooiende grasvlakten, vijvers en bomer, die door geen straatstof beroerd zijn. .Princeton, een universiteit van het kali ber van de nog veel bekender colleges Harvard en Yale, is oud voorzover iets echt oud is in dit land. Maar er staan gebouwen uit de achttiende eeuw en dat betekent al zeer veel in Amerika. Sedert dien is er veel bijgebouwd op de bijzon der uitgestrekte universiteitsterreinen van Princeton. En helaas heeft men ook hier de neiging niet kunnen onderdrukken „oude" gebouwen te maken. In deze eeuw nog heeft Princeton University gebouwen gezet in wat men hier „collegiate-Gothic" noemt een imitatie van wat vele eeu wen tevoren in steden als Oxford en Cam bridge is gepresteerd. Dat is jammer, maar het doet aan de nadenkende rust van Princeton niets af. Die rust wordt zelfs niet verstoord als ex-gens op een stoep in de stad met krijt is geschreven: „Cyrus W. Hamilton II haat Yale. Doet u dat ook?" Het blijkt, dat Princeton de volgende dag een basket ball-wedstrijd tegen Yale moet spelen en dat is voldoende voor het opwekken van dei-gelijke gevoelens bij de studenten. Maar het hoort bij een universiteitsstad en het feit, dat geen overijverig stadsrei niger verontwaardigd deze tekst aan het wegboenen is, wekt vertrouwen. Opvallend is het, dat er op een zondag in Princeton door talloze studenten bijzon der hard gewerkt wordt. Overal in de bibliotheek zitten jonge mannen te stude ren; wie een kamer in een van de woon gebouwen binnen kijkt, ziet daar een of twee studenten diep over de boeken ge bogen. En overal hangt een sfeer van rust en tijdloosheid. Voor het eerst zie ik in Princeton ook fietsen in dit land. Het is de studenten vex-boden hier auto's te heb ben en dat heeft de populariteit van de fiets een zwaar, onhandig instrument, in Amerika uiteraard in de hand ge werkt. Later op de zondag komt een aantal vooraanstaande Princetonianen bijeen om te praten en een glas te drinken. Dat is een wonderlijk gezelschap. Er zijn een paar slordig geklede, vage intellectuelen bij en een paar duidelijk carrière-maken- de, zakelijk optx-edende professoren, enkele New Yorkse journalisten die hier wonen, een advocaat, een rechter en een multi-miljardair, die volkomen oprecht klaagt over het feit, dat zijn privé-Con- stellation waarmee hij voortdurend naar zijn mijnen in Afrika vliegt de laatste tijd zoveel moeilijkheden geeft. (Een alleraardigste man overigens, een levend argument voor de mogelijkheid voor multi-miljardairs om charmante, intelligente mensen te zijn een stelling, die wel eens bestx-eden wordt.) Als we later door stille, landelijke lanen naar de universiteit teruglopen, horen we heel in de verte een mannenkoor zingen. De woorden zijn niet te herkennen, maar mijn gastheer kent de tekst. Het is het lied, dat handelt over de mooie, inten sieve haat tegen Yale, vlak voor belang rijke wedstrijden. In de bibliotheek woi-dt nog steeds gewerkt; het eiland in de Ver enigde Staten blijft zijn eigen leven lei den. Een bedachtzaam, rustig leven te midden van zeer veel boeken en gesprek ken en een verfrissende belangstelling voor zaken, die een dergelijke belang stelling niet waard zijn. Geld vindt men hier lang zo interessant niet als in andere delen van dit land. E. Rotnayn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 3