Coster en Gutenberg door lergenthaler overtroffen STILLE UREN IN ONS POLDERLAND OP ZOEK NAAR DE OORSPRONG VAN DE „HAARLEMSE" TEGELTJES ZATERDAG 23 MEI 1959 PAGINA DRIf Erbij HET GELUID van een stevige tik waarschuwt de chef van de machinezetterij van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant, dat er weer een koker met persklare kopij van de redactie of advertentie-afdeling via de buizenpost naar zijn werktafel is geblazen. Vooral in de ochtenduren vormen die tikken een bijna ononderbroken roffel: berichten, verslagen, artikelen, reportages en advertenties bereiken in bonte rij de plaats waar de belangrijke technische schakel begint, de produklieketting van een dagblad. Daar ook blijkt dat de krant niet alleen een loon- maar tevens een kapitaalintensief bedrijf is. VOOR HET ZETTEN van de kopij zijn al dadelijk veertien ingewikkelde „lino- type"-zetmachines nodig. Zij vertegen woordigen veel meer dan een geldswaar de welke met zes cijfers geschreven wordt: tezamen met de rotatiepers vormen zij de ruggegraat van de krant; Bovendien is de linotype-zetmachine een technisch won der van de eerste rang. Op 26 juli zal het vijfenzeventig jaar geleden zijn, dat de eerste regel op een linotype werd gegoten in de werkplaats van de uitvinder Ottmar Mergenthaler in Baltimore. Toen tien jaar later de eerste regelzetmachine in Neder land en zelfs op het vaste land van Euro pa in de drukkerij van „De Nederland- sche Financier" werd geïnstalleerd, wa ren er al vier miljoen gulden van negen tiende eeuwse kwaliteit in de ontwikke ling van de linotype gestoken. Die perfec tionering is sindsdien voortgezet tot op de huidige dag. De regelzetmachine bestaat uit drie ge deelten: het zetmechanisme, het gietme- chanisme en het distributie-apparaat. De typografen die deze machines bedienen zetten eigenlijk geen letters, maar ma trijzen (gietvormen) waarin letterbeelden gegraveerd zijn. Er bevinden zich niet minder dan veertienhonderd matrijzen in het magazijn van elke regelzetmachine. Slaat de zetter een van de eenennegen tig toetsen der machine aan, dan glijdt het matrijsje van de corresponderende letter uit het magazijn naar een verzamel- haak, waarin de tweeënveertig letters wel ke in onze krant een kolombreedte vullen, een regel vormen. Wanneer die tweeënveertig matrijsjes op een rij staan, drukt de machinezetter een hendel omlaag, waarop de gehele inge wikkelde mekaniek van zetten en distri bueren in gang komt. De regel met ma trijzen past. precies op een gietvorm, waar in met behulp van een pomp vloeibaar lood met een temperatuur van 280 graden Celsius wordt gespoten. Na de afkoeling van het lood blijven de letters der matrij zen daarop in spiegelschrift achter. Zo be landt regel na regel in een verzamelgalei, vandaar de naam regelzetmachine. Deze doet echter nog meer. Wanneer de regel- De even ingenieuze als tere en ingewik kelde onderdelen van de zetmachine vergen een voortdurend zorgvuldig onderhoud om de bedrijfszekerheid in stand te houden. De machinezetters besteden dan ook grote zorg aan hun machines. (Foto Stxidio Lohr). ARCHIEVEN ZIJN voor vele mensen vervelende nare dingen, die men beter kan laten rusten. Maar er zijn ook velen die niets liever doen dan juist in deze oude, vergeelde paperassen snuffelen en die er dan dikwijls in slagen merk waardige feiten uit langvervlogen en vergeten jaren aan het licht te brengen. Zo vermeldt F. Hudig in deel 2 van „Alt Hollandische Fliesen". hoe in het jaar 1662 Anniesken Pieters haar zoon voor zes jaren bij Maritge Versluijs brengt „omnie steentiens te schilderen". Er is niet veel voorstellingsvermogen voor nodig om het tafereel duidelijk voor ogen te zien: een bezorgde moeder, die haar onmondige zoon een toekomst wil geven in een onzekere tijd. Ze gaat naar de eigenares van een plateelbakkerij op de Burgwal te Haarlem en sluit er een arbeidsovereenkomst voor haar zoon, in welk contract wederzijdse rechten en plichten worden vermeld. Maritge Versluijs is waarschijnlijk de weduwe van Jacob Jansz. Versluijs, die reeds in 1642 aan de Burgwal een werkplaats bezat en die in 1658 een bestuursfunctie in het St. Lucasgilde bekleedde. Dit stuk is het bewijs dat ook in Haarlem, net als in zovele andere Hollandse steden „steentiens", dat wil zeggen tegels werden gemaakt. Wie er naar gaat speuren zal spoedig in een museum of bij een antiquair merkwaardig geornamenteerde tegels tegenkomen die als „Haarlemse tegels" te boek staan. Een gedeelte van de machinezetterij die in totaal zestien zetmachines omvat. (Foto W. J. van Borselen). HET VALT ONS OP, dat al die „Haar lemse tegels" enkele kenmerken gemeen hebben die in andere tegelsoorten niet voorkomen. Die familiekenmerken zijn: het matrijzen hun dienst hebben gedaan, wordt via een vernuftig distribueersysteem elk matrijsje weer op zijn eigen plaats in het magazijn terug gebracht. HET GIETMATERIAAL een legering van 85 pet. lood, 11 pet. antimonium en 4 pet. tin maakt een ware kringloop door het bedrijf. Het hangt eerst in staven van zeven kilo aan de zetmachine in de loodpot, waarin het gesmolten wordt voor het gietprocedé. Dan wordt het lood tot letters. Op een „normale" pagina slaan niet minder dan veertigduizend letters, die tezamen eenenveertig kilo wegen. Dat klopt vrij aardig met de dagelijkse produktie van een zetter: een pagina per dag. Hij ver bruikt daarvoor dan ook zes van die lood- staven. De volgende dag gebruikt hij dat zelfde lood weer, want als de gezette pa gina zijn dienst heeft gedaan wordt zij weer omgesmolten tot staven lood DE AUTOMATISERING dringt echter geleidelijk ook het krantenbedrijf bin nen. Gebrek aan bekwame jonge typogra fen, de noodzaak om dikwijls binnen een zeer kort tijdsbestek grote hoeveelheden actuele kopij te verwerken gepaard aan het inzicht, dat het door de voortdurende kostenstijgingen noodzakelijk is het hoog ste rendement uit de geïnvesteerde kapita len te verkrijgen, hebben ertoe geleid dat men naar middelen heeft gezocht om de capaciteit der regelzetmachines op te voe ren. De uitvinding van het teletypesysteem kwam aan die behoefte tegemoet. De pro duktie van de regelzetmachines kon ver sneld en daardoor vergroot worden door het zetten voortaan automatisch te laten gebeuren. De machinezetter werd vervangen door een geperforeerde papierstrook. De gaat jes in deze ponsband vormen een code welke te vergelijken is met het Morse alfabet of het Brailleschrift. Die band zet de matrijzen heel wat, sneller op een rij dan de machinezetter dat kan doen. En onze teletypisten, die de ponsbanden met een soort schrijfmachine perforeren, slaan eveneens alle snelheidsrecords. De machinezetter haalt gemiddeld zesdui zend aanslagen per uur hij moet im mers ook op het gietmechanisme letten de teletypisten brengen het bij grote vakbekwaamheid zelfs tot achttien duizend aanslagen per uur, het drievou dige. Zo houdt de grafische techniek de wedloop met de steeds snellere bericht geving vol. Volgens het niexLWste procédé worden tevoren klaar geponste bandjes met groter snelheid dan de mens kan bijhouden door de zetmachine geleid. Op deze wijze kunnen per minuut tot twaalf regels gegoten worden. (Foto Studio Lohr). voorkomen in alle „Haarlemse tegels" van zeer karakteristieke krulletjes, die aan weerszijden van een denkbeeldige lijn een ijl en speels ornament vormen dat de tegel een luchtig aanzien geeft; de middellijnen en diagonalen van het tegelvierkant wor den duidelijk geaccentueerd, waardoor rust en harmonie in het wandvlak ontstaat; en tenslotte is de eenvoudige kleurencombi natie van de „Haarlemse tegels" bepaald sober te noemen; zij bestaat gewoonlijk uit slechts drie kleuren, waarbij het diep- donkerblauw domineert. Dit laatste is be slist in scherpe tegenstelling tot de rijke, soms zelfs overdadige toepassing van kleur bij de contemporaine Nederlandse tegels. Wij kunnen namelijk op grond van verge lijking met andere tegelsoorten het ont staan van de „Haarlemse tegels" stellen- omstreeks de twintiger jaren van de zeven tiende eeuw. Waarschijnlijk werden de diverse soorten „Haarlemse tegels" gedu rende lange tijd in alle mogelijke varian ten toegepast; het aantal verschillende typen is dan ook ontstellend groot. En er zijn soorten bij die zeer goed door de zoon van Anniesken Pietex-s omstreeks 1662 geschilderd konden zijn. Maar dat kunnen we helaas niet bewijzen, en het is tevens de reden waai'om tot dusver van „Haarlemse tegels" (met aanhalingstekens) spx-ake was. TOEN IK ONLANGS bij een handelaar zo'n tegel kocht, verzekerde hij me met grote stelligheid dat dit nu een echte Haar lemse tegel was. Ik vroeg of hij dat wel zeker wist en kreeg als antwooi-d: „Maar mijnheex-, dat staat toch in de litteratuur, en die kent u toch wel?" Maar hier zit nu .juist de kneep: alleen in het boekje van IJ. Kok, „De Hollandse Tegel" (Heem- schutserie No. 67) worden deze tegels in één groep ondergebracht en Haarlems ge noemd. Maar de term Haarlems is hier als HOE MOOIER het weer op zon- of feest dag, hoe sterker ik me telkens opnieuw verwonder over de xiitixigen van menselijk massa-instinct, welke dan worden ge demonstreerd. Anders gezegd: ik begrijp niets van de honderdduizenden, die op zulke dagen allemaal verschrikkelijk nodig over zeer bepaalde wegen naar zeer be paalde oorden schijnen te moeten, waar ze elkander dan lopen of zitten of liggen te verdringen, waar aan de lopende band kinderen zoekraken, xvaar het parkeerpro bleem .tot fabelachtige uitbarstingen komt en waarvandaan men slechts met grote moeite en in een slakkegangetje op huis aan kan trekken aan het eind van zo'n „heerlijke" dag. En dit alles terwijl door gaans op weinige honderden, ja soms op enkele tientallen meters afstand van de druktehaarden de weldadigste stilte te midden van een rijke en onbekommerde natuur valt te genieten. MOCHT U, op deze gedachtengang door bordurend, het eens willen proberen met die „stilte" in de natuur, zoek het dan juist in deze dagen eens in ons lage pol derland, op de kleine en zeer kleine weg jes en op de landelijke voetpaden, die er zelfs vlakbij een stad als Haarlem nog zijn. De stilte, welke u daar vindt, is ge kenmerkt. door tal van geluiden en gebeur tenissen. Ze is namelijk helemaal niet stil maar het grote geheel ademt een bijna onvoorstelbare rust. Ondanks het aanhou dende geroep van de grutto, de felle schreeuw van de om u heen buitelende kie vit, het zachte gekwaak van een eende moeder die haar kroost door de sloot voert en de nimmer aflatende achtergrond van kikkermuziek, is het alles niet anders dan een illustratie van de landelijke rust, een symfonie van geluiden, die in decibels gemeten het in de verste verte niet kan opnemen tegen auto's, motoi-en en (boven al) bi-omfietsen. Hier in het platte, groe ne polderland is de stilte mét al haar ge luiden een verademing. GROEN POLDERLAND? Nee, eigenlijk helemaal niet groen, maar heerlijk veel- kleui-ig door een overdaad van bloemen, met wat groen ertussen. De jonge glorie van de scherpe botei'bloemen, groot van stuk maar nog laag boven de grond, is overweldigend. En mocht u willen weten waarom die schex-pe botex-bloem scherp heet, neem dan eens een stukje van haar blad tussen uw tanden en bijt het flink fijn. Overigens is het behalve bijzonder scherp op de tong ook een tikje vergiftig; slik het dus niet in. Het lila van de pink sterbloemen nu in haar laatste dagen kleurt vooral de greppelkanten en de la ge plekken in het hooiland. En aan de rand van het pad of langs de slootkant, daar zijn de uitbundig gele boeketten van „ordinaire" paardebloemen. Een vx-eugd voor het onbevangen genietend oog! En wel een kleine overpeinzing waard voor wie van lekker eten houdt. Want wie kent de paardebloem of (zoals de Haarlemse jongens haar noemen) paardestek nog in een andere kwaliteit dan als prima ko- nijnevoer? Wie weet er nog mee te px-a- ten over molsla? Dat heeft de hedendaag se groenteboer niet meer. En als u het wilt eten, zult u paardestekken moeten gaan kweken, in de lente hun jonge sprui ten zorgvuldig afdekkend met grond op dat de bladex-en zich niet kunnen kleui-en en u van onder de aax'de de bleke molsla zult kunnen oogsten. IN TEGENSTELLING tot de gele paar debloemen zijn er aan dezelfde slootkan ten de dieppaarse, rose of witte klokbloe- men van de smeerwortel. Een grove plant met ruw aanvoelende spitse bladeren, wier wortel, met water gewi-even een zeer slij- mige substantie oplevert; vandaar de. naam. Nog natter dan paax-debloem en smeerwortel staat af en toe zelfs in het water, nu ook de scherpe zegge in volle luister te bloeien. U hoeft er geen stukje van te proeven, want smaak heeft ze na genoeg niet, maar u zou eens even met uw vingers langs haar driekante stengels kunnen gaan om te voelen, waarin de scherpte van deze scherpe zegge is gele gen. Dit heeft het voordeel, dat u er dan meteen zo dichtbij bent, dat u de aartjes van deze moei-asplant goed kunt bekijken. De bovenste, nogal dik en breed van uiter lijk, puilen letterlijk uit van de gele meel draden; en meer naar beneden, daar zit- Paardebloemen, ordinair, mooi en lekker. ten de vx-ouwelijke ai-en met alleen maar stamperbloemen. U ziet de stampers als sierlijke witte pluimpjes tussen de kafjes uit steken, klaar om het door de wind ver spreide stuifmeel op te vangen. Overigens is de scheiding tussen mannelijke en vrou welijke aren lang niet steeds volledig. Bij nadere beschouwing vindt u wel gemeng de, bijvoorbeeld met een onderste helft van stamperbloemen en een bovenste vol meeldraden. Of ook wel het omgekeerde. Daar heeft de wetenschap natuurlijk fraaie namen vooi', maar die doen hier niet ter zake. Het ging er immers alleen maar om, wat te genieten van de stilte in het pol derland? Kees Hana een soortnaam gebruikt, zoals ieder spreekt van Brussels lof en Weesper moppen. Als we deze tegels aan Haarlemse tegelbakkers willen toeschrijven dienen we met meer steekhoudende, argumenten te komen. Die bewijzen kunnen we in vei-schillende rich tingen zoeken. In de eerste plaats zijn ex- de archieven. Wanneer we van een nog bestaande schouw de bestelling, of opdracht tot aanmaak van de tegels zouden vinden, dan zou uit dit stuk al gauw blijken of deze ox-der in Haarlem werd geplaatst. EEN TWEEDE MOGELIJKHEID tot het opsporen van de werkplaats waar tegels werden vervaardigd, is het vinden in ar chieven van de „sponsen" die bij het be schilderen van deze tegels hebben gediend. Die sponsen zijn namelijk tekeningen van een tegeldessin, Waarvan de oxntreklijnen met een naald werden doorgeprikt. Deze tekening werd op de tegel gelegd en met houtkoolpoeder d ooi-gestoven, zodat het vei-loop van de lijnen met zwarte stipjes op de witte ondei'grond zichtbaar werd. Deze lijnen werden dan overgetrokken met een penseel met blauwe of paarse glazuurverf, waarna men de verschillende vakken kon invullen. Van de werkplaats van Pieter Grauda te Harlingen zijn dergelijke spon sen te zien in het Museum Prinsessehof te Leeuwai-den. De derde kans op een door slaggevend bewijs ligt op een geheel ander terx-ein, en daartoe gaan we eerst eens naar Rottex-dam en Gouda. Bij graafwerkzaam heden ten behoeve van het stadhuis aan de Coolsingel te Rottex-dam werden grote hoe veelheden schei-ven gevonden, waarbij die van schotels, kommen, schalen en tegels. A. Hoinck van Papendrecht maakt in zijn boek: „De Rotterdamse plateel- en tegel bakkers" aannemelijk dat dit puin afkom stig is van Rotterdamse wei-kplaatsen, die met dit wrakke goed drassige grond in en bij de stad ophoogden. Tegels die wat ma teriaal, kleur en tekening betreft overeen stemmen met de gevonden fi-agmenten, kunnen we veilig als Rottei'damse tegels beschouwen. Evenzo werd volgens een ar tikel van G. C. Helbers in het Mededelin- blad van de Vereniging van Vrienden van de Nederlandse Ceramiek in 1953 in Gouda een afvalput van de voormalige plateel bakkerij de Swaen gevonden, waarin onder meer tegelfragmenten aanwezig waren. EN DUS WACHTEN WE erop of in Haaxdem, of eventueel in een andex-e plaats bij graafwex-k het geluk ons dienstig zal zijn, en we afvalhopen vinden waarin de zogenaamde Haarlemse tegelsoorten voor komen. Wat de situatie van de Haarlemse werkplaatsen betreft, kunnen we een aan tal stx-aten opnoemen, waarin plateelbak kerijen waren gevestigd: Dit is onder meer het geval met de reeds genoemde Burgwal; er was ook een plateelbakkerij aan het Oude Bagijnhof, waar Willem Jansz. Ver- straeten een stuk grond van de stad Haar lem ontving voor de opx-ichting van twee ovens en drie molens (voor het fijnmalen van de grondstoffen). Wat de grootte van zijn bedrijf betreft weten we dat hij in 1629 in een verzoek om dit stuk grond in eigendom te mogen verkrijgen verklaart gewoonlijk veertig tot vijftig gezellen in dienst te hebben. Verder worden als plaat sen waar plateelbakkers gevestigd waren genoemd de Cleijne Houtstraat, de Bake- nessergracht, het Soetesteeghje en de Oude Gracht bij het Cleijn Heiliglant. Maar de plaatsen in de stad waar we afvalhopen kunnen verwachten, zijn niet tot de ge noemde straten en grachten beperkt. Men kan immers ook op enige afstand van de werkplaatsen gaten en kuilen met puin van de bakkerijen hebben gevuld. Ook is het zeer de vraag of er wex-kelijk plateelbak kerijen in de genoemde pex-celen waren ge vestigd, of dat er alleen xnaar spx-ake is van eeen woonhuis, waarvan de eigenaar het beroep van plateelbakker uitoefende. Maar dan zijn toch elders in de stad werkplaat sen geweest, Ook daardoor kunnen dus op vele andere plaatsen vondsten worden gedaan die licht in deze zaak kunnen brengen. U zou de wetenschap een grote dienst bewijzen als u in geval van zo'n vondst mij wilde waar schuwen; ik zorg er dan wel voor dat het bericht te bestemder plaatse komt. DE MOGELIJKHEDEN om tot een deug delijk bewijs te komen zijn dus zeker aan wezig, maar het bewijs zelf hebben we nog lang niet geconstrueerd. We kunnen er de tegels zelf nog wel eens op aankijken. En dan zien we dat van alle afgebeelde soor ten gezegd kan worden dat ze sterke deco ratieve werking bezitten. Wanden die met deze tegels zijn bezet hebben een verfijnde vlakverdeling en kleurwex-king, die tegelijk luchtig en voornaam aandoet. Deze sier lijke en toch zo strakke stijl wijst op ont staan in een gemeenschap die een zelfbe wuste levenshouding bezat en als afspie geling daarvan een deftig en harmonisch interieur vex-langde. Denken we daarbij aan de zwierige levensstijl van de welvai-ende Haarlemse burgerij in de zeventiende eeuw, dan behoort toeschrijving van deze fraaie tegels aan Haax-lemse ontwerpers zeker tot de mogelijkheden. De linkse tegel in het opschrift: van dit artikel zou zelfs in deze richting kunnen wijzen. Het bekende blazoen van de Geleijbakkers van het Haax-lemse St. Lucasgilde dat zich in het gemeente-archief bevindt, bevat namelijk een afbeelding van een schotel met soort gelijke motieven. Dingeman Korf Drie typen van zogenaamde Haarlemse tegels.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 19