DE KRANT BOUWEN MET LOOD EEN SAMENGAAN VAN SCHEPPENDE IMPROVISATIE EN ROUTINE Gedichtenvanger Pierre Kemp - zij het laat bekroond Het zetduiveltje is een grillige rakker Litteraire Kanttekeningen Tlieuive UITGAVEN Elfbij Poëzie van een wijs kind99 HOE KOMT TOT STAND! ZATERDAG 3 0 MEI 1959 PAGINA T W E E deling of schriftelijk gegeven richtlijnen. Daarbuiten moet hij echter nog veel meer op eigen initiatief en naar eigen smaak indelen. Zijn taak is bij uitstek creatief: het visuele beeld dat de lezer van zijn krant krijgt en bijblijft is voor het groot ste deel zijn werk. Het is niet zo eenvoudig om een krant goed af te drukken, illustraties en al. Er komt veel precisie-arbeid bij te pas en dit is een van de daarvoor bestemde hulp machines. Snel, snel en toch zorgvuldig, dat is de opgaaf waarvoor de typografen zich gesteld zien. (Foto Studio Lohr). gaat ongedurig heen en weer drentelen tussen fauteuil en brievenbus wanneer hij de vertrouwde plof op de gangmat nog niet heeft gehoord. NU IS HET een merkwaardig ver schijnsel in 't krantenbedrijf, dat de wer kelijk belangrijke gebeurtenissen altijd lijken plaats te vinden op het uur dat de krant ter perse moet. Daarover bestaat bij alle krantenmensen eenstemmigheid, hoewel hun persen op verschillende tijd stippen draaien. Vandaar ook dat de voor pagina als een der laatste bladzijden aan de beurt komt om opgemaakt en af gesloten te worden: het „laatste" nieuws komt dan nog op de eerste pagina. Tot op het laatste moment rept de loodcorrec- tor zich met zijn pincet nog van vorm tot vorm. Het schrift waarin correctie moe ten worden aangebracht staat niet meer op de tafel waarop de gezette kopij wordt verdeeld en dus is het al „opgeborgen" in een der pagina's. Wanneer hij einde lijk de vorm heeft gevonden die hij no dig heeft, verdwijnt deze juist onder de pragepers. Er valt niets meer aan te doen, hetgeen wordt afgereageerd met het mismoedige gebaar van de man, die op die manier al heel wat teleurstellin gen heeft moeten slikken. Op dat zelfde ogenblik echter geeft de redacteur-opmaker door middel van KORT NA HET VERSCHIJNEN van zijn jongste en ondanks de titel altijd nog jonge bundel „Emeritaat" (A. A. M. Stols) is de nu tweeënzeventig-jarige dichter- schilder Pierre Kemp, in 1!)54 onderschei den met de Poëzieprijs der Gemeente Am sterdam en in 1956 met de Constantijn Huygensprijs der Jan Campert-Stichting. voor zijn gehele ouevre bekroond met de P. C. Hooft-prijs, zijnde de Staatsprijs voor Letterkunde. het hoogste ereteken dus dat hem ten deel kon vallen. De erkenning kwam laat. In 1940 al toen hij evenals Willem. Elsschot door het maandblad „Fo rum", door de romantisch-rationalis- tische jongeren van „Criterium" (Cola Debrot, Ed.. Hoornik en Han Hoekstra) werd binnengehaald als een der hunnen, had men kunnen weten hoe jeugdig, hoe baanbrekend, hoe oorspronkelijk deze Zuid-Limburgse dichter zich na het aarze lend. traditionalisme van zijn eerste beide bundels en het daarop volgend langdurig stilzwijgen de weg had. gevonden tot. een eigen idioom, een volstrekt eigen expres sie van een volstrekt eigen levensvisie. Pierre Kemp had in de poëzie zichzelf ge vonden: het wijze kind, altijd vol verwon dering, zonder er zich van bewust te zijn de dingen des levens gloednieuw en pril- jong te zien. Het kind immers, vrijgesteld nog van de doem der oorzakelijkheid, wijs zonder kennis, vroom zonder dogma, le vend bij het ogenblik, schept zich een we reld, spéélt zich een wereld, met alle zin tuigen openstaande voor de onmiddellijke, door het verstand niet gecensureerde ge- waarwordingen. Zijn prilheid is primitief, zijn primitivisme is onbevangen, onbe vooroordeeld, ongebonden nog aan het schlabonen-patroon, waarin de volwasse nen het leven fixeren; zijn verbeelding is een onbeschreven blad, waarop de zintui- gelijke indrukken vrij spel hebben. PIERRE KEMP is sinds zijn wederge boorte in de bundel „Stabielen en Pas santen" (1934) zo'n „wijs kind" geworden en hij is dat tot op zijn oude dag van he den gebleven: hij is de dichter van het kind-zijn, van het zien en het horen van het kind, van het spelen met dat wonder baarlijk geziene en gehoorde. Dat „pri mitivisme" mag als poëtische uitdrukking overeenkomst vertonen met de moderne en zelfs de modernste poëzie, het Is der mate van nature aanwezig, dermate on gezocht en ongewild, dat de gelijkenis met surrealistische en experimentalistische dichtkunstige verschijnselen voor een overgroot deel ogenschijnlijk en er zelfs tegengesteld aan is: wat Kemp is gege ven wordt door de jongeren en jongsten gezocht. Zijn dichten is een noemen en benoemen als het eerste noemen, zijn zien is een eerste zien, - inderdaad, er is veel „Adamisch" in Kemps poëzie, WAREN ZI.JN JEUGDGEDICHTEN meer afgestemd op het geluid (zijn „Wonder lijke Lied" van 1914 is vol van „geluiden"), zijn latere poëzie ging intense verbin dingen aan met het licht, met de kleuren, met datgene wat hem „dierbaar is binnen alle kleuren In die zin heeft de „oude Kemp" zich in de bundel Emeritaat „een composiet van regenboog en zingende wind" genoemd, van kleuren in klanken, van klankkleuren in beeldende woorden, waarin dan tevens de verwantschap be sloten ligt met de moderne muziek der polytonaliteit. „Ik ben", heeft Eric Satie onder een zelfgetekende caricatuur ge schreven, „in een zeer oude tijd geboren op een zeer jonge wereld" - en in die- zèlfde jonge wereld heeft Kemp zijn ge dichten gevangen in de breking van hét licht. In een beschouwing over zijn yei-k vertelde Kemp, hoe hij op een beslissend ogenblik in de „Liturgies intimes" van Verlaine stuitte op een strofe - één van de sibyllische versregels, waarop men een levenlang niet uitgelezen raakt - uit het gedicht „Juni", die aldus luidde: „Mois de Jésus, mois rouge et or, mois de l'Amour". Die rode en gouden liefdes- maand van Jezus had hem betoverd, hem ziende en helderziende gemaakt. Het rood openbaarde zich als zijn levenskleur, „die in zijn puurste staat de meeste bravoure, magie en intensiteit bezit". Op het rood componeerde hij, ritmisch geïnspireerd door Honegger, zijn grote gedicht „Paci-. fic", - rood was de vrouw, de liefde, het levensélan, goud was de geluksdroom, rood-goud was de inzet van zijn poëzie, op welks woordenpalet zich de overige kleuren zo zinnelijk en zinvol naar elkan der gevoegd hebben tot het iriserende spel, dat zich tot het jonge wonder van Kemps verskunst verdichtte. IN „EMERITAAT" is - al wil de oude Kemp de eeuwig-jonge dichter in hem suggereren, dat hij nu maar op non-actief moest gaan - van een verbleken dier kleuren geen sprake. Wel is het rood zeld zamer geworden, ging het blauw' over heersen en'werden de schakeringen ge dempter. Rood is er nog in de herinne ring aan Eros: „Maar waar ik vroeger zo om zong geeft nu belet"; rood is nog de magische brievenbus, waarin de op grijze hakjes dansende schone haar internatio nale kus werpt, maar ze gaat zijn deur voorbij. Waar de felheid echter getemperd is nam de doorzichtigheid toe: wax-en zijn vx-oegere gedichten als speelblokken-van- woorden, ze zijn nu „spinsels", - „maar wie loopt nog in tules van gedichten?" Niet overheersend, maar veelvuldiger toch werd het zwart: zwart is het punt dat het einde bepaalt, zwarte bladeren zullen vroeg of laat zijn raam komen „doen", zwart gaapt het gat in de tijd, waarin het leven verzinkt. Dat mengt soms bitter heid in de ironie, het legt -hier en daar floei-sen om liet woord en om het beeld van de wereld. Maar een ogenblik later is het er weei", ondanks een onwillige drang naar een „heengaan met spo°d", ondanks het „moede vlees", - is er weer die helderheid, die veerkracht, die gloed en die levenswil van een „eeuwig-blij- vén", dat bekoord-zijn door het magische vormen- en kleurenspel, - is er, alsof de jaren niet telden, onverminderd de veel- polige spanning, waai-uit dit levenswerk is voortgekomen: spanning tussen vlees en geest, natuur en cultuur, kind-zijn én volwassenheid, enkelvoudigheid en pro blematiek, aarde en lucht, „heidens en Christens". En al noemt hij zich „nog maar de i~and van een man", aangevuld door de zon, al zijn zijn voeten (die hoor- en zichtbaar door enkele van deze jongste gedichten gaan) zwaai-der dan vroeger, gevleugeld zijn ze nog altijd. Want hij mag zich nu wel voor „emeritus" ver klaard hebben, hij b 1 ij f t de „gedichten- vanger", die „over de zee naar de zon stapt", een vol blank papier op de rug houdend, vragend aan een oude mug „waar de kinderen zijn. want daarom is het mij te doen", en elk ogenblik gereed om van het land en lucht een kleur te le nen en er een gedicht van te spinnen. NOG HEEFT PIERRE KEMP zijn leven, hèt leven, stromende weten te houden, nóg vloeit het door zijn aforistisch-ge- concentreerde gedichten, gaat het, in de schaduw van een oude weemoed en in de stilte van een voldongen eenzaamheid, verbindingen aan met de jeugd en met wat ver en diep achter de jeugd werkt als bron van alle levensimpulsen. Hij werd niet, zoals hij verlangde, „in een vogel gezonden", noch heeft hij zich „in een boom bevonden", maar dichtende was hij er: „Straks troost ik mij weer bij wat [klank van hoorn, van harp en van fluit en vedelt mijn pen als nooit te voren haar rijmende klanken uit". C. J. E. Dimux DE WOORDEN WERDEN LOOD. Op dat punt van onze rondgang door de drukkerij van ons bedrijf hebben wij een week gepauzeerd. In die periode hebben de veertien regelzetmachines ontelbare keren hun schrift uitgestoten in het „galei", de zinken bak waarin de gezette kopij wordt verzameld. En hoewel daarmee de produktie Aan het dagblad reeds een eind op streek is gekomen, betekent deze eerste faze van het technische proces niet meer dan het begin van de lange weg welke tot het einddoel, de krant, uw krant, leidt. Wanneer de zetter een galei vol heeft, gaat hij daar mee naar de tafel waarop de opbrengst der zetmachines wordt „uitgezet", zoals dat in het typografische jargon heet. Ten gerieve van de twee specia listen die in gemeen overleg de pagina's samenstellen en „opmakers" wor den genoemd; wordt de gezette kopij op die tafel reeds rubrieksgewijze verdeeld. De eerste man die nu in het geweer komt is de proeventrekker Op een eenvoudig handpersje wordt de eerste afdruk van het verse zetsel gemaakt en de zo verkregen proef kan via een luikje de correctiekamev worden binnengeschoven. Er zijn weinig vertrekken in ons bedrijf waar zo lang achter elkaar in opperste concentratie wordt gewerkt als in de correctiekamer. De correctoren en correctrices speuren niet alleen naar zetfouten, weggevallen regels en andere technische ongeregeldheden, zij verbeteren ook taal. of stijlfouten welke het werk van een haastige ver slaggever kunnen binnensluipen. Bijzondere waakzaamheid is geboden bij de correctie van advertenties, vooral wanneer daarin prijzen worden genoemd. Tndien daarin iets mis gaat zijn er altijd drie gedupeerden: de betrokken firma, de lezer die op onjuiste gegevens afgaat en tenslotte wij zelf, omdat onze reputatie van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid in het geding is. „En toch staan er zetfouten in de krant!" zal de critische lezer verwijtend opmerken. Ja, zeker is dat zo en daarom spreken wij ook bitter van het zetfoutenduiveltje. Vroeger stond er op het spoorboekje en reken maar dat dat gecorrigeerd wordt! „dat de ervaring heeft geleerd dat zelfs bij de nauwkeurigste bewerking onjuistheden en druk fouten kunnen voorkomen". In minder plechtstatige termen zou er op een krant hetzelfde kunnen staan. WAT GEBEURT er met. die proeven waarop de corrector de aan te brengen verbeteringen heeft aangebracht? Ze gaan terug naar de typograaf die de ko pij oorspronkelijk heeft gezet. Deze zet de regels waarin fouten voorkomen in hun geheel over: hij kan immers alleen hele regels tegelijk gieten. Die verbeterde re gels worden langs de machines opgehaald door de loodcorrector, die uit de gezette stukken met een pincet de foutieve regels uitpikt het is altijd weer opvallend hoe bedreven typografen zijn in het lezen van spiegelschrift en ze vervangt door de verbeterde regels. Dat is precisiewerk van de bovenste plank en zoals de beste brei ster wel eens een steek laat vallen, pikt de loodcorrector een enkele keer er net de verkeerde regel uit. Nu weet u tenmin ste waarom er wel eens twee nagenoeg dezelfde regels onder elkaar staan. En ver der is het nog mogelijk dat de machine- zetter in de verbeterde regel een nieuwe fout maakt. Die blijft staan want we kun nen niet aan het corrigeren blijven. VOORDAT WE TROUWENS de tafel mét al dat zetsel verlaten om getuige te zijn van een ander belangrijk stadium in de ontwikkelingsgang van gebeurtenis naar krantebericht dienen we nog te ver tellen dat de proeventrekken tevens de kop pen boven de gezette kopij plaatst. Klei nere koppen kunnen ook op de machine gezet en gegoten worden, de grote koppen over twee of drie kolommen echter wor den samengesteld uit met de hand gezette matrijzen, welke vervolgens op de zoge naamde Ludlowmachine worden gegoten. De koppen en de eigenlijke stukken ko men dus via verschillende methoden en mensen tot stand en het is de taak van de proeventrekker ze te combineren. De afdeling correctie die alle „proejdrukKen we net iedere durende enige spitsuren op topsnelheid. (Foto Studio Lohr). schilderachtige termen blijk van zijn op luchting, dat hij nog juist een blunder heeft weten te voorkomen. Boven een verslag van een feestelijke bijeenkomst bij een ambassadeur van een bevriende mogendheid was de kop „Befaamd op lichter maakte goede sier" beland, ter wijl boven het rechtbankverslag op die zelfde pagina stond „Hartelijke woorden getuigden van vriendschappelijke ont moeting". De redacteur-opmaker ontdek te die verwisseling op de vochtige „af geklopte pagina". Telkens wanneer een pagina gereed is gekomen gaat de tech nische opmaker er met de inktrol over heen, legt er een vochtig stuk papier op en klopt dit met de borstel op het zetsel. De aldus verkregen afdruk wordt door de redacteur-opmaker snel nagelezen op grove fouten, dus niet meer op zetfouten, want daartoe ontbreekt de tijd. De prak tijk heeft geleerd dat die vluchtige con trole lang niet overbodig is. Tal van „bok ken" worden daardoor op het laatste moment nog achterhaald. OP HET OGENBLIK dat de vormen 'mét de "pagina's naar dé pragepers gaan is in feite de bemoeienis met de inhoud ran de krant afgelopen. Daar is dan eigen- Hik niets meer aan te doen. tenzij er aan leiding is voor zeer drastisch ingrijpen. De vorm voor een pagina, wordt „op gemaakt." door een typograaf in samen werking met een redacteur. (Foto W. J. van Borselen). Het volgende en laatste deel van het pro- duktieproces is geheel gericht op de ver menigvuldigen van de krant in tienduizen den exemplaren: het laatste woord vóór de expeditie is geheel aan de techniek. In dat laatste stadium wordt ook reeds de synthese van de journalistieke, economi sche en technische afdelingen van 't dag bladbedrijf, waarover wij het reeds in het eerste artikel hadden, bei-eikt. Want ge lijktijdig met de redactionele pagina's ko men ook de bladzijden met de adverten ties in opgemaakte vorm gereed. Het zetsel daarvan komt gedeeltelijk ook van de ma- chinezet.terij, gedeeltelijk ook van de hand- zetters met de Ludlowgietmachines. Ten slotte worden aan de krant veel adverten ties in de vorm van 'n matrijs aangeboden, een stuk karton waarin tekst en illustraties geperst staan. Van dat karton wordt een loden afgietsel gemaakt, dat, uiteraard weer in spiegelschrift., in de vorm dezelf de functie heeft als het gewone zetsel en do clichés van de x-edactionele pagina's. Over de laatste etappe hopen wij u de volgende week verslag uit te bi-engen. Bushido, de gesel van de rijzende zon is de pendant van De gesel van het ha kenkruis, beide geschreven door Lord Rus- sel of Liverpool, de bekende Britse filo soof en pacifist. De Nederlandse bewer king van „The Knights of Bushido" is ver- orgd door Hans Roduin en uitgegeven ioor De Bezige Bij te Amsterdam. Lord lussell heeft op grond van zijn ervarin- ïen bij de berechting van oorlogsmisda- len een documentaire samengesteld, die de bewerker heeft aangevuld met rappnr- 'en over de lijdensweg van vele Neder- ïnders. Indonesische Nederlanders en In- 'onesiërs in krijgsgevangen- en inierne- ingskampen. Het is geen lectuur, maar on bron. waarin beschreven staat tot wel- o bestialiteiten mensen in staat zijn als j in handen vallen van een onmenselij- e kliek. Mogelijk nog verschrikkelijker 'an de beschrijving zijn de foto's die in iet boek zijn opgenomen. De schrijver is blijkbaar van mening dat zijn waardeoor deel over dergelijke praktijken genoeg zaam bekend is, want hij onthoudt zich van commentaar. Wel worden in een bij lage enige juridische aspecten behandeld van de processen tegen oorlogsmisdadi gers: het beroep op bevel van hogerhand, het bex-oep op strategische noodz,aak, de guerilla en het beroep op de wettigheid van represailles. „Kreta, het eiland van oorsprong" door Willem Enzinck (uitgeverij Servire, Den Haag) is een ideale gids, zij het dan ook in een andere vorm dan de meeste reis- pockets. De titel toont al, hoe de schrij ver zijn taak heeft opgevat. Kreta is niet alleen een mooi eiland, het heeft ook een oerbiedwaai'dige historie en men vergeet dit geen ogenblik, als men het boek leest, 'nzinck. groot kenner van Hellas, vertelt in een fraaie vorm veel over geschiedenis en opgravingen, maar steeds gecombi neerd met het Kreta van nu. dat men nu eenmaal niet los van het verleden kan zien. Juist daarom is het het Eiland van Oorspi-ong. De auteur beschrijft eigenlijk alleen maar vluchtige ontmoetingen, maar toch dringt hij steeds diep door in de ziel van land en volk. waarbij zijn taal stepds kleurig en waardig is. De gesprekken met de bewoners van het. eiland bestaan meest al slechts uit enkele regels, maar steeds wordt daarin de kern getroffen. F,en prachtig voorbeeld is het oude vrouwtje uit Kritsa. „Toen ik een meisje was. wilde ik de enige rijpe peer uit een boom gooien. Er kwamen veel onrijpe vruchten naar beneden, maar de rijpe peer bleef hangen" zegt het. onverwoestbare vrouwtje tot. jon geren, die op haar ouderdom wijzen. Kos telijk zijn ook een schilderachtige „gene raal" en een schaapherder geschetst. „Kreta, eiland van oorsprong" is niet lou ter een i-eisverhaal. Het is ook een dich terlijke verbeelding, die tot iedei'e gevoe lige lezer zal spreken. BIJ G. ALSBACH Co te Amsterdam verschenen van Martha BellinfanteDek ker weer vier nieuwe liedjes („Regenlied je", „Zondagmoi-gen", „De Arreslee" en „Mêxico-Jerry Mexico-Jell") bedoeld als zangmateriaal bij de oefeningen van haar „geheelheids-methode", een soort heilgymnastiek, die zij beschreef in een brochui-e: „Zo geneest u zelf uw asthma en bronchitis" (uitgave „Het Wereldven ster". Baarn). Gezien vanuit het doel dat de auteur met deze zangstukjes beoogt, zijn ze muzikaal verantwoord te achten. HET WORDT ECHTER TIJD dat we naar „de steen" gaan, zoals de werkta fel van de opmakers der pagina's nog steeds wordt genoemd, al is die tegen woordig van metaal. De samenwerking tussen de journalistieke en de typografi sche sector van het krantenbedrijf komt tot uitdrukking in de twee figuren die ieder aan een kant van de vórm staan waarin de pagina's van de krant de één na de ander worden samengesteld. Van deze twee is het de journalistieke man, de redacteur-opmaker, die aangeeft wel ke rangschikking hij voor de stroom van gezette kopij in het hoofd heeft. Natuur lijk maakt hij dat ook niet allemaal op eigen gezag uit. Voor heel wat berichten, artikelen, reportages geldt een traditione le plaats. Naar Panda bij voorbeeld be hoeft niemand te zoeken: de populaire held van onze strip staat altijd op pagina twee. Die redactionele wet van Meden en Perzen geldt even sterk voor het weer bericht en het hoofdartikel, welke elemen ten men op de voorpagina kan aantref fen. Bovendien formuleren zowel de hoofd redacteur als de rubi'ieksredacteuren el ke dag hun wensen ten aanzien van de plaats van belangrijke kopij. De redac teur-opmaker richt zich dus bij de ver deling van het zetsel over de pagina's zo wel naar de ervaring als naar de hem mon - De vlakke vorm is geheel gereed en de pagina met het loden „zetsel" is onder zware druk door de pragepers in het matr ij zenkarton geperst. (Foto W. J. van Borselen). HIJ DOET DAT echter niet alleen. Te genover hem staat de technische opma ker een lid van het di-ukkerijpersoneel, die met zijn specifiek typogi'afische vak kennis niet alleen de man is die de ver langens van de redacteur-opmaker kan uitvoeren, maar deze ook kan adviseren wanneer om de een of andere reden de gewenste indeling niet mogelijk blijkt. Want het „componeren" van een pagina is niet alleen een kwestie van passen en meten, maar ook van enig esthetisch in zicht. De opmakei's moeten er kijk op heb ben welke soorten koppen bij elkaar pas sen en in welke volgorde en welke niet. Zij moeten bovendien 'n vaste syste matiek betrachten en dus binnenlands nieuws, als het enigszins mogelijk is, op één pagina combineren en buitenlands op een andere en zo voort. Ze moeten ook een eveny/ichtige sprei ding van het illustratiemateriaal nastre ven een bladzijde zonder foto's wordt door sommigen al gauw als „een grijze vlakte" bestempeld, hoewel er ook typo grafisch heel wat gedaan kan worden om een dergelijke plaatjesloze pagina te ver levendigen- en tegelijkertijd maar steeds de wijzerplaat van de klok in het oog te houden. Hoe dikker de krant is en dat hangt van tal van faktoren af hoe meer zij jachten, want de bezorgers staan op het vereiste tijdstip prompt te wachten. En de abonnee, die gewend is zijn kri.nt omstreeks een bepaald uur te ontvangen,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 18