FOTO'S VAN DE IN PORTUGAL OMGEKOMEN AMSTERDAMSE FOTOGRAAF BORIS KOWADLO IB •- ij"" JCleut Jtaiic Kort verhaal door Lizzy Sara May Erbij MEXICAANSE KUNST IN DEN HAAG ZATERDAG 13 JUNI 1959 PAGINA DRIE Sabbat in de kiboets. OP 24 MEI VAN DIT JAAR is de Am sterdamse reportagefotograaf Boris K< wadlo, terwijl hij in een rubberboot or namen maakte voor een nieuw fotoboe! op een riviertje bij Oporto in Portugal ge kapseisd en verdronken. Dat was he trieste einde van een carrière die eigen lijk nog maar nauwelijks begonnen wa; Jarenlang had dezp genaturaliseerde Poe moeizaam moeten zwoegen om van zijl foto's te kunnen bestaan. Pas in de laatst tijd scheen er een betere toekomst voo hem en zijn gezin aan te breken, dankzi een aantal opvallende reportages die hi. in het buitenland maakte. Maar juist ni 'dj eindelijk op weg was naar de top var de ladder in zijn moeilijke en vaak harde beroep, heeft het lot toegeslagen. Het gun de hem niet eens een dood op het „veld van eer", zoals b.v. zijn beroemde collega Frank Capa van de Magnumgroep, die in de Suezkanaalactie van 1956 het leven liet. Voor Boris Kowadlo kwam het einde in een alledaags, dertien-in-een-dozijn on geluk, dat hem fataal geworden is omdat hij niet zwemmen kon. Absurder kan het welhaast niet. Aan zijn vrouw en dochtertje, en aan zijn talloze goede vrienden, heeft Kowadlo als erfenis enkele duizenden foto's uit ve le landen nagelaten. Foto's, waarvan de overgrote meerderheid nog nooit gepubli ceerd is omdat hun maker, perfectionist als hij was. ze niet uit handen kon geven voordat een serie, of een album, naar zijn eigen smaak geheel „af" was. Voor dc jachtige, actuele persfotografie voelde hij niets en deugde hij dan ook niet. Thuis en in den vreemde moest hij zich eerst volkomen en langdurig inleven in zijn on derwerp; er desnoods dagenlang observe rend omheen draaiend, „als een kat om de hete brij", voordat, de camera zelfs maar uit de tas kwam. En als hij dan eindelijk net rijke oogst aan negatieven thuiskwam, dan gingen er nog vele weken en maan den heen met selecteren, afdrukken en overdrukken, voordat hij met het resul taat tevreden was. Vandaar dat het fotograferen hem vaat meer geld kostte dan het opbracht en vandaar ook dat hij laat „ontdekt" werd Pas in 1954, toen hij reeds als veertigjari ge met een portefeuille markante foto's van een eerste zwerftocht door Israel te rugkeerde, begon hij op te vallen. Na enig „los werk" voor diverse tijdschriften volg de de opdracht voor een foto-pocketbook over Israel. En met de honderd foto's die daarin opgenomen werden oogstten foto graaf en uitgever een éclatant succes. De eerste Nederlandse druk was hoge zeld zaamheid in vier weken uitverkocht en ook de zes buitenlandse edities werden best, sellers. Na dit eerste grote werk kreeg Kowad1 al heel gauw een lange reeks van opdrach ten uit binnen- en buitenland. Een tweed boek over de .Joodse staat voor een En gels-Amerikaans-Zwi tserse uit.gr--- -rscom- binatie, een groot album met kleurenfo to's en één in zwart-wir. beide eveneens over. land..en volk van Israel. staan. op het pönt te verschijnen. Volgend jaar kómt daarbij „Het ghettoboek van Amster dam" waarvoor Kowadlo voor. tijdens en na de tweede wereldoorlog in de hoofdste delijke Jodenbuurt de documentatie ver zameld heeft. En dat vaak met gevaar voor eigen leven: in 1942 bij voorbeeld is Boeiend spel van licht en schaduw op een ruwstenen huismuur aan de rand van Jeruzalem. hij. als ondergedoken Jood, eens urenlang .door de Gestapo achtervolgd en beschoten tot. hij ten slotte over de daken wist te ont komen. Verder staan nog op stapel een boek met kinderfoto's uit vele landen en een album met foto's van strand, zee en branding, die hij zich voorstelde, te com bineren met gedichten uit de moderne Ne derlandse litteratuur. Boris Kowadlo heeft in de afgelopen ja ren de halve wereld rondgezworven, maar het meest fascineerden hem Israel en Am sterdam. dat hem tot „een tweede vader stad" geworden is. sinds hij als berooide Poolse landverhuizer in de twintiger jaren op doorreis naar Amerika met onze hoofdstad kennismaakte. Het beviel hem zo goed, dat hij er is blijven „hangen" en zich als portretfotograaf een bescheiden bestaan en een uitgebreide vriendenkring schiep. Die vrienden zullen de beminne lijke, bescheiden man die Kowadlo was, niet vergeten: er is een comité gevormd dat de zorg voor zijn nog onuitgegeven boeken (waaruit wij op deze pagina enke le foto's reproduceren) en voor zijn gezin op zich zal nemen. -nfl -'A:; T'-'v. y- K - A, Kinderen uit vele landen. GAAT DE PADRONE roeien? vroeg de jongen. Zijn donkere glanzende ogen trachtten de ogen van de man te bereiken, maar de man keek ver over hem heen naar de bergtoppen aan de overkant van het meer, die nog achter dunne slierten nevel verscholen gingen. Zo blauw, zo blauw, dacht de man. De bergen, de wol ken, het water, de rotsen.. De kleine vis sen, forellen en waterslangen.. Het kind herhaalde zijn vraag: Gaat de padrone roeien? En het trok de man deze keer aan zijn mouw. Ja. ja, antwoordde de man nu. Haal de boot. maar. Verheugd holde de jongen weg. De man ging het huis binnen, haalde een handdoek en begaf zich daarna naar het houten vlondertje. Even later legde de iongen het bootje aan en stapte de man in. De kleine jongen roeide zwijgend. De ■nan liet zich achterover in de kussens vallen en keek naar de kleine wolken die iver hem heengleden. Hij trachtte zich •oor te stellen, dat hij niet door water naar door wolken gleed. Lang kon hij dit •chter niet volhouden; de zon kwam van achter de bergen te voorschijn en scheen fel boven het meer. De dunne wolken sluiers waren nu geheel opgelost. De ber gen hadden de vorm van monnikenhoof- den; vlossige randen sneeuw lagen om de kale bergtoppen heen. Een adelaar maak te zich los van zijn nest en vloog wijd wie kend eerst, in grote, daarna in kleinere cir kels boven de rotsen en liet zich even la ter met grote snelheid loodrecht op zijn prooi neeiwallen. Dicht bij de plaats waar hij de adelaar- gezien had lag de ruïne van een oud klooster. Er bestond een legende over dit klooster. Iets over een jonkvrouw en de maan.Hoe is de legende ook weer over het klooster? vroeg de man aan de kleine jongen. DE JONGEN legde de riemen neer en liet de boot uitdrijven. Hij was zichtbaar vermoeid van het roeien, een te grote in spanning voor zijn kleine armen. Het is te zwaar voor hem, dacht de man, en eigenlijk zou ik de riemen nu van hem moeten overnemen. Maar hij bleef zitten en zag de jongen alleen maar vragend aan. Eh, zei de jongen. La vérgine della lu- na.. Hij draaide zijn hoofd om en tracht te de ruïne in zijn gezichtsveld te krijgen. Daarna sloeg hij een kruis. Er was eens een meisje, begon hij, dat zo mooi was en zo wit van huid, dat de mensen dachten dat ze van de maan kwam. Elke dag, tegen het vallen van de nacht, waste ze haar lange haren die zo blond waren als citroenen, in het meer. Maar op een avond kwam de duivel langs. „Geef mij je haren," zei de duivel, „en ik zal je de liefde leren." La vergine be zweek voor de liefde van de duivel en een voor een nam de duivel haar haren. Ze werd zo kaal als onze padre Pietro. En de liefde werd zo zichtbaar, dat ze naar het klooster moest vluchten, want ze durf de aan niemand te vertellen dat ze voor de duivel bezweken was. De jongen zweeg. Gaat het verhaal nog verder? vroeg de aan. - Eh.. èh. zei de jongen en hij maakte •en beweging met zijn handen waarbij de jalmen naar boven wezen. DAARNA NAM DE JONGEN de roei- riemen weer op en roeide zwijgend ver- Ier. Even later draaide hij het bootje be hendig om en meerde hij aan de voet van en uitspringende rots. In de schaduw van le bergen lag hier een kleine natuurlijke laven. - Prego, zei de kleine jongen. Hij haal- le een sigaret uit het zakje van zijn blou se en stak hem op. Terwijl de man zich uitkleedde, keek het kind schichtig naar le littekens die zich als een vergrote foto an bladnerven over het bovenlichaam ran de man vertakten. Steeds weer intri geerden hem die littekens en maakten ze lem tegelijkertijd schuw. - II guèrra? had hij eens gevraagd. De nan ging op de rand van het bootje staan, trekte de armen boven het hoofd en dook iet water in. Het was ijzig koud en een ogenblik verlamde het al zijn spieren. Toch vas het dit eerste contact met het water, waar hij het meest naar verlangde. Deze pijn als van hagel op de blote huid.In dit ogenblik waarin hij de adem moest inhou den, kon hij zich des te beter concentre ren op alle andere gevoelens die hij onder- ging. De opwaartse druk van het water; het snakken naar lucht. Ik heb pijn, dus ik leef, dacht hij. En: ik wil ademen, dus leef ik. Ik leef nog. Daarna sloeg hij de armen en benen uit, zwom een tijdje op de buik en draaide zich dan op de rug om zich uit te laten drijven. LUCHT EN WATER. Ik verenig lucht en water. Ik ben het station tussen bei de. Ik ben het station en tevens ben ik op dat moment het absolute niets. Zo leeg, zo ongevuld moest je altijd kunnen leven. Als een poreus dier, zodat alle gebeuren zich door je heen voltrekt zonder sporen achter te laten. Geen herinneringen; geen boze, geen goede. De zon verblindde hem, zodat hij zich weer voorover moest draaien. Hij zwom naar het bootje terug, klom over de rand en droogde zich af. De jongen rookte niet meer, maar lag achterover een liedje te neuriën. —Wil jij niet zwemmen? vroeg de man, terwijl hij zich weer aankleedde. O nee, protesteerde de jongen. Veel te koud. Hij rilde. Vooruit maar, zei de man. Avantill De jongen nam met langzame bewegin gen de roeiriemen weer op. Morgen trouwt Maria, zei hij, alsof hij midden in de draad van zijn gedachten een stukje hardop dacht. Maria? vroeg de man. Welke Maria? Ah, zei de jongen. Maria, die achter de tapkast staat. Ze trouwt met de kleer maker, Luigi. O, diezei de man. Dus Maria trouwde. Maria met de ker- sernond, de Romeinse neus en de ogen in de kleur van cypressen. Ze moet al bijna dertig jaar zijn, Maria. Ze heeft er min stens tien jaar voor gespaard. En de klei ne kleermaker met de kromme benen heeft tien jaar op Maria moeten wachten Maria heeft haar haren niet aan de dui vel verkocht maar aan de dappere kleine kleermaker. De jongen begon te zingen en bewoog op de maat van zijn lied de riemen. Hij had de hoge stem van een koorknaap. De man nam zijn handdoek en legde die in de nek. De zon brandde nu hoog en hevig. De ber gen hadden hun blauwe kleuren afgelegd en lagen nu groen, rood en geel te blake ren in de zon. Langzaam kwamen de wit gepleisterde huisjes aan de overkant van het meer weer naderbij. De man liet zijn hand door het water glijden. Goed helder snijdend water. TWEEHONDERD LIRE, zei de jongen toen ze de overkant bereikt hadden en het bootje weer aan de vlonder lag. Tweehonderd? vroeg de man. Morgen trouwt Maria, zei de jongen. De Mis en het feest.Trouwhartig zag hij de man aan. Kleine afperser, dacht de man, maar hij gaf hem de tweehonderd lire. Wanneer wilt u weer roeien, vroeg het kind. Morgenochtend ga ik weer weg, zei de man. En het feest van Maria dan.., zei de jongen ongelovig. De man glimlachte en maakte onbewust het gebaar dat hij van de jongen gezien had; hij hief de handen op en legde de palmen naar boven. -Eh, zei hij. LIZZY SARA MAy In het Haagse gemeentemuseum zal van 16 juni tot 24 augustus een tentoonstelling „Dertig eeuwen Mexicaanse kunst" wor den gehouden. Deze expositie die tot stand kwam dankzij de medewerking van het instituut voor schone kunsten in Mexico- City en van talrijke musea en particuliere verzamelaars in Europa en Amerika, zal een compleet overzicht geven van de Mid den-Amerikaanse kunst, van de oudste archeologische opgravingen tot uitingen van de voornaamste moderne kunstenaars uit Mexico.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 17