Twee Heemsteedse buitens kunnen
prachtig recreatiegebied worden
Verkenning van onbekend binnenduin
Meer systeem gewenst in bestemming van
buitenplaatsen en landgoederen
Braakliggend binnenduin verdient
actieve belangstelling
Directeur Linnaeushof
wil park uitbreiden
Minister Van Aartsen
bezoekt „Hartekamp"
Nederlands natuurschoon door een chaotische ontwikkeling bedreigd
VRIJDAG 3 JULI 1959
Bij de opening van de Linnaeushof
heeft de eigenaar van de bloementuin, de
heer H. W. Roozen, meegedeeld, stappen
te zullen doen om met regeringssteun in
VAN DE LUISTER DIE DE BUITENPLAATSEN in Heemstede een grote
bekendheid heeft gegevenis nog maar weinig over. De glorietijd, van dit gebied,
ligt, in een ver verleden, toen zich hier rijke Amsterdamse kooplieden een weel
derig leven konden veroorloven. Nu is er haast geen particulier meer te vinden,
die zich het wonen op een buiten kan veroorloven. En het aantal particulieren,
dat hier-toe instaat is, wordt steeds kleiner.
Deze ontwikkeling vormt een bedreiging voor het bosgebied. In het verleden
heeft dit al in ernstige mate 'van verkopingen en dergelijke te lijden gehad.
Daarom dient te worden gewaakt, tegen een verdergaande aftakeling van
natuurgebiedendie het behouden alleszins waard zijn. Met name gaat het hier
om het gebied rond de Prinsenlaan in Heemstede, dat thans op het spel staat.
De toekomst van dit gebied is allerminst, zeker ook al staat de bescherming
van de Rijksdienst voor het Nationale plan er borg voor dat verkaveling van de
bossen zoveel mogelijk wordt tegengegaan.
Ten zuiden van de Prinsenlaan ligt een
mooi bosgebied van ruim 25 ha. Dit gebied
vormt de zuidoostelijke uitloper van het
Kennemer duinterrein. Het is weliswaar
geen uniek binnenduin, maar dan toch een
prachtig wandelbos met een dichte be
planting, open glooiingen en beKooripKe
paadjes. Vogels zingen hier hun hoogste
lied. Het terrein is in drie delen gesplitst:
Eikenrode", vlak ten zuiden van de Prin
senlaan; daarnaast „Hertenduin" en ten
zuiden daarvan „Linnaeushof", die eens
alle deel uitmaakten van „De Hartekamp".
Het vroeger beroemde bosgebied is in de
laatste vijftig jaar sterk verkaveld. Als
men de Linnaeushof even buiten beschou-
„Eikenrode" is zeven jaar geleden in
handen van de Koninklijke Marine ge
komen, teneinde hier het nieuwe Marine
hospitaal neer te zetten. Kortelings is ech
ter bekendgemaakt dat dit plan geen door
gang vindt. Nu ligt het in de bedoeling
dat op dit buitengoed de gewestelijk com
mandant van de Koninklijke Landmacht
in Noordholland, kolonel J. J. C. baron
Taets van Amerongen, zich met zijn staf
vestigt.
Vanzelfsprekend zou het landhuis hier
voor geschikt moeten worden gemaakt.
Dat zal een aardig bedrag kosten. Want
meer dan zeven jaren ligt het bos onge
bruikt en staat het landhuis op een be
stemming te wachten. Het onderhoud is
in die jaren achterwege gebleven. Alleen
al de restauratie van dit rijkseigendom zal
hoge kosten vergen. De bewoners uit de
omgeving zullen ongetwijfeld zonder en
thousiasme de landmacht zien naderen.
Ook al krijgt men hier geen legerkamp,
de aanwezigheid van de militaire staf in
deze omgeving zal beslist niet bijdragen
tot de luister van dit bosgebied. En het is
üe vraag, of met de komst van de mili
tairen de aftakeling van dit bos niet met
rasse schreden verder gaat. „Hertenduin"
is onbewoond en in handen van een make
laar in onroerende goederen. Deze is
reeds bezig geweest om het landgoed aan
een instelling voor gehandicapte jongens
te verkopen, doch de gemeente Heemstede
wilde hieraan niet meewerken.
Vele natuurliefhebbers stellen zich in
toenemende mate de vraag, wat er met het
natuurgebied in het zuiden van de ge
meente Heemstede moet gebeuren, nu ook
„Dennenheuvel"' tussen Kadijk en Prin
senlaan onbewoond is en de Broeders
Penitenten een plan hebben ingediend
voor een zeer intensieve bebouwing van
„De Hartekamp".
Elke hectare welke voor de recreatie in
dit dichtbevolkte westen verloren gaat
betekent een mogelijkheid minder om zich
te kunnen ontspannen, tot rust te kunnen
komen en nieuwe krachten te vergaren
voor het vele werk dat er in deze jachtige
tijd te doen valt. Dit geldt temeer voor
door geboomte beschutte terreinen, die in
deze streek maar schaars te vinden en
slechts in beperkte mate toegankelijk zijn.
Publieke bestemming
De landgoederen „Eikenrode" en
„Hertenduin" zouden, tezamen met de
Linnaeushof, een prachtig natuurgebied
kunnen vormen dat, opengesteld voor
het publiek, in de smalle groene strook
tussen Herenweg en Glipperweg de
bosparken „Groenendaal" en „Meer en
Berg" op voortreffelijke wijze zou aan
vullen en vooral zou voorzien in de be
hoefte aan beschutte recreatieruimten.
Een glooiend veld tussen een dichte
beplanting maakt Hertenduintot
een prachtige wandelgelegenheid.
Nu „Eikenrode" reeds lang rijksbezit is
en men blijkbaar slechts met moeite een
passende bestemming voor dit buiten heeft
kunnen vinden, nu „Hertenduin" te koop
staat en omtrent de Linnaeushof een schik
king niet onmogelijk lijkt, dient de kans
te worden aangegrepen om deze uit een
oogpunt van natuurschoon en landschaps
type uitzonderlijke terreinen ten nutte van
de gemeenschap te verwerven.
Omtrent ,.De Hai'tekamp" liggen de
zaken moeilijker De Broeders Penitenten
zijn reeds vijf jaar geleden begonnen met
pogingen om tot een intensieve bebouwing
van deze unieke buitenplaats te geraken.
Na vijf jaar hebben zij tenslotte een plan
ingediend, dat voorziet in de bouw van
zes paviljoens. De gemeente Heemstede
heeft zich thans bereid verklaard het
vigerende uitbreidingsplan te herzien,
waardoor het bebouwingspercentage van
\lA op 2'/s percent kan worden gebracht.
Deze bebouwingsgraad lijkt geringer dan
zij is: zij is te vergelijken met ruime villa
bebouwing.
In de zomer zal van de op te richten
bouwwerken van de Herenweg af weinig
te zien zijn, maar in de winter zal dat wel
degelijk het geval wezen. Daar „De Har
tekamp" meldingsgebied is, ligt de aan
vraag van de Broeders thans bij de vaste
commissie van de rijksdienst voor het
Nationale plan, die de minister zal advi
seren. Van de kant van het provinciaal
bestuur van Zuid-Holland is sterke aan
drang uitgeoefend om de Broeders Peni
tenten in hun verlangens ter wille te zijn,
omdat hun inrichting vooral voor Zuid
hollandse patiënten van belang is.
De deskundigen op het gebied van de
natuurbescherming hebben reeds het plan
geopperd om een van de twee aan de over
zijde van „De Hartekamp" gelegen buiten
plaatsen aan de Broeders aan te bieden
als alternatief. Weer anderen die het grote
belang van het oorspronkelijke binnenduin
inzien, willen ook dat niet en zouden liever
zien, dat de Broeders hun inrichting, wat
de ruimte vergende onderdelen daarvan
betreft, op het terrein tussen Glipperweg
en Ringvaart vestigden, ter hoogte van 't
huidige parkeerterrein voor de Linnaeus
hof. Dit is nu wel een kaal terrein, maar
wanneer het reeds thans met bomen wordt,
beplant, kan het over twintig jaar zeker
tot een heel redelijk bos zijn uitgegroeid.
Het is echter aan weinig twijfel onder
hevig, dat de Broeders voor dit project
maar moeilijk te vinden zullen zijn.
Waakzaamheid gevraagd
Uiteraard heeft het provinciaal bestuur
van Noordholland in deze ook een be
langrijke taak. Het beschikt echter niet
over een apparaat, dat met de voor dit
doel noodzakelijke beweeglijkheid en com
merciële vrijheid kan optreden. Bovendien
heeft het provinciaal bestuur tot. nu toe
maar weinig activiteit aan de dag gelegd
in de besteding van het fonds van ruim
een miljoen gulden, dat voor dit doel be
schikbaar is. Voorts wordt het behoud van
de recreatieruimte in Zuid-Kennemerland
nog geremd door de zeer vage omschrij
ving van de groene gebieden in het streek
plan. Dit kent namelijk niet de omschrij
ving „openbare recreatie", naar alle waar
schijnlijkheid omdat men te beducht was
voor al te rigoureuze aanspraken op scha
deloosstelling. Men kan door de huidige
omschrijving van de bestemming der bui
tenplaatsen alle kanten op.
Dit alles kan slechts aanleiding zijn voor
allen die het belang inzien van voldoende
ruimte voor ontspanning en rust in dit
tjokvolle westen des lands om met ver
hoogde waakzaamheid de ontwikkeling op
dit gebied te volgen en waar mogelyk in
te grypen voor het te laat is.
Vreemd eigenlijk, dat zoiets kan: een volkomen onbekend
gebied(je) onder de rook van een zich stormachtig uitbrei
dende stad als Haarlem. Vraag hoe vaak u en ik er zijn
langsgekomen op weg naar het zuiden over Glipperweg of
Herenweghoe dikwijls we half bewust hebben geregistreerd
dat er daar tegenover de Hartekamp een appetijtelijk uit
ziend bos ligt, begrensd door de beide wegen. Daar er vaag
even iets van een huis is te zien, stel je dan meteen vast,
dat het gebied niet voor buitenstaanders toegankelijk zal
zijn en je loopt of rijdt verder.
Maar dan komt plotseling de
kans er eens te gaan kijken,
echt op verkenning te gaan in
zo'n brokje terra incognita,
dat meer en meer wordt bena
derd door allerlei nieuwe
bouwsels. Het blijkt bij nadere
beschouwing te bestaan uit
drie aaneengesloten buiten
plaatsen, van zuid naar noord
gerekend de tegenwoordige
Linnaeushof, „Hertenduin" en
„Eikenrode". Buitenplaatsen
op de bij onze voorouders bij
zonder in trek zijnde strook
binnenduin, d.w.z. op het zo
genaamde oude duinlandschap
dat duizenden jaren ouder is
dan het over het algemeen
sterker geaccidenteerde „jon
ge duin" zoals we dat kennen
bewesten Vogelenzangseweg,
Aerdenhout. en Duinvlietsweg.
Het oude duin is echter niet
alleen lager, maar ook anders
van grondgesteldheid dan het
jonge. Kalk-armoede is één
van zijn meest kenmerkende
eigenschappen. Het jonge duin
van onze omgeving is daaren
tegen uitgesproken kalkrijk.
En in de plantenwereld zijn
er naast vele op het stuk
van de kalk indifferente soor
ten ook ettelijke, die öf op
de kalk zijn aangewezen, öf er
juist helemaal niet. tegen kun
nen. Van deze laatste zullen
er wel wat in het onbekende
gebied zijn te vinden, ver
moedt de belangstellende be
zoeker voordat hij het hek is
binnengegaan. Welke? Dat
blijft voorlopig een verrassing.
De eerste verrassing blijkt
echter helemaal niet op het
terrein van de biologie, maar
veel meer op dat van de land-
schapskunde of zo u wilt
-kunst te liggen. Want wat
zich van de weg af in het
minst niet laat vermoeden, dat
is vooral op „Hertenduin" te
zien: een voor oud duin sterk
verschil in hoog en laag, de
hoogte nog flink aangedikt
door statige dennen, waaruit
bij onze nadering een toren
valk snel wegvliegt. De laagte
daarentegen is begroeid met
gras en dat maakt haar tegen
over die dennen op de heuvel
extra laag. Zij doet het verge
zicht naar het oosten (helaas
grotendeels afgesloten door
een nogal dichte sparrenrand
langs de Glipperweg) wel bij
zonder ver lijken. Een uitzon
derlijk plekje!
En na de laagte is er dan
weer het bos. kennelijk in
vroeger eeuwen geplant. Ken
nelijk ook al jaren aan zijn lot
overgelaten. Kostelijk, met
dichte wildernissen van fram
boos, kardinaalsmuts en wilde
liguster. Met ongebreideld
langs struiken en jonge bomen
omhoog slingerende kamper
foelie, die weldra zal bloeien
en geuren. Met grote bossen
van de roze dagkoekoeksbloem
en het bescheiden bloeiende
nagelkruid, waarvan de vruch
ten met hun eigenaardige
kromme haakjes mij altijd
meer boeien dan de kleine gele
bloemen. En dan is daar plot
seling een andere verrassing:
een kleine open vlakte, volge-
groeid met het robertskruid,
zijn sierlijk ingesneden blaad
jes allemaal zo geplaatst dat
ze zoveel mogelijk licht van
gen, het geheel doorspikkeld
met aardige roze bloemen. Ik
geef het u meieen toe: een
zeldzaamheid is dat roberts-
Het handekenskruid in volle
bloei, zoals wij dat op „Eiken
rode" aantroffen.
kruid allerminst. Maar je kunt
toch ook genieten van een
doodgewone plant die mooi is?
Om nog niet te spreken van
alle levendigheid, die de vogels
hier bi'engen. Lijster en merel
laten zich overal horen, spot
vogel en fluiter hebben het
hier kennelijk naar hun zin,
een vink slaat helder en luid,
en een uitgebreide koolmezen-
familie is al „zagend" ijverig
aan de rupsenvangst. En be
halve dit alles boeit vooral het
grote geheel met zijn leven
dige en alleraantrekkelijkste
afwisseling van dicht bos en
open veld.
Een deurtje verder, op
„Eikenrode" is het alles ineens
heel anders. Maar niet min
der! Veel hakhout, ei-g dicht en
rijkelijk hoog en volop aan het
kapmes toe. Alleen klaagt de
bosbaas erover, dat je het te
genwoordig aan de straatste
nen niet kwijt kunt en dat het
daarom maar blijft staan. Dus
gaan de eiken, elzen en essen
hun gang, terwijl de kleinbla-
dige klimop de grond tussen
hun stoelen glimmend donker
groen maakt.
Ook hier weer veel vogels.
Een eekhoorn, die nauwelijks
schuw is te noemen. Nagel-
kruid en koekoeksbloemen,
maar nu stevig in toom gehou
den. Want de bosbaas maait
nog regelmatig de paden, al is
het huis al jaren onbewoond;
en waar op gezette tijden de
zeis komt, daar gedijen alleen
gras en wat mos. Het ziet er
alles even keurig uit, maar bij
de bosvijver aan de kant van
de Glip, daar wordt het wat
ruiger, met enorme moeras-
vergeet-mij-nieten en witte
waterkers bij de wallekant.
Waarna tot vlakbij de Glipper
weg een prachtige duinwei
volgt. Daar zullen weldra de
teunisbloemen bloeien in de
nacht en pal boven de grond
zijn er al hardgele plekken van
de rolklaver.
Een groot gedeelte van deze
zandwei ligt veel lager dan de
rest. „Daar is de zaak ettelijke
jaren geleden afgezand", ver
telt de bosbaas. „En kijk maar
eens naar de kleur van het
gras om te zien hoe vochtig
het. er is. Eergisteren heb ik
er daar ergens bij dat jonge
duindoornbosje zelfs een
wild orchideetje gevonden. U
moet maar eens zoeken." Ik
zoek en vind er drie. Drie han-
dekenskruiden met prachtige
trossen van lichtlila bloempjes
boven de donkergevlekte bla
deren. Hoe die hier zijn geko
men? Vermoedelijk aange
waaid, want orchideeënzaadjes
zijn bijzonder licht; er gaan er
al gauw 500 in een milligram.
En hier op die vochtige, afge-
zande grond hebben enkele
zich kunnen ontwikkelen tot
de pronkstukken, die aan deze
tocht door een klein onbekend
gebied een bijzonder aroma
geven.
Kees IIana
Onze suggestie de buitenplaatsen „Eiken
rode", „Hertenduin" en de „Linnaeushof",
welke eigenlijk een van „Hertenduin" af
gescheiden deel is, te verenigen tot een
openbaar recreatieterrein, bleek bij de
deskundigen op het gebied van natuur- en
landschapsbescherming veel instemming
te ontmoeten. Men is echter van mening,
dat „De Hartekamp" by dat vraagstuk
evenzeer is betrokken.
Men kan natuurlijk twisten over de
vraag wélk landgoed meer voor behoud in
aanmerking komt. De „Hartekamp" ver
toont veel gelijkenis met „Elswout", is als
bos gaver dan de twee landgoederen aan
de overzijde van de Herenweg, waarvan
echter „Hertenduin" als landschapstype
interessanter is omdat het een van de
schaarse resten vormt van het vroegere
binnenduin.
De verwezenlijking van deze gedachte,
welke men vooral verheugend vond
als teken van een ontwakend algemeen
besef dat het behoud der landgoederen en
het dienstbaar maken daarvan aan de
recreatie van enorme betekenis is voor de
toekomstige geestelijke volksgezondheid,
is echter niet zo eenvoudig. Niet alleen
gaat het om grote bedragen voor de aan
koop, maar ook het onderhoud gaat steeds
meer vergen. Bovendien dient men reke
ning te houden met de redelijke verlan
gens van de instelling welke reeds op „De
Hartekamp" is gevestigd.
Weliswaar bestaat voor de buitens aan
de duinvoet langs Haarlem een meldings
plicht ingevolge de wet op het Nationale
plan en worden de hier in het geding zijn
de buitens ook mét name genoemd, gezien
hun landschappelijke, wetenschappelijke
en nationale waarde, maar dat is nog geen
garantie dat er met deze terreinen niets
kan gebeuren.
De minister kan uiteraard bezwaar ma
ken tegen de voorgenomen werkzaam
heden op deze landgoederen, maar hij zal
dat alleen doen wanneer de eigenaren voor
het daaruit voor hen voortvloeiende com
merciële verlies worden schadeloos gesteld,
hetzij in geld, hetzij door een alternatief
in de vorm van grondruil. Dat is niet on
redelijk. Wanneer de gemeenschap meent,
dat een bepaald terrein haar zo ter harte
gaat dat zij dit ongerept wil laten, zal zij
ook de financiële consequenties daarvan
hebben te aanvaarden. In hoeverre dit ten
aanzien van de landgoederen tussen Leid-
sevaart en Ringvaart binnen de mogelijk
heden ligt is thans nog moeilijk te be
oordelen.
In dit geval zou eigenlijk de gemeente
Heemstede het initiatief dienen te ne
men, maar daar deze weinig interesse
voor dit vraagstuk heeft getoond, ligt
hier een taak voor de Contactcommissie
Natuur- en Landschapsbescherming,
welke zich dan ook reeds met dit
vraagstuk bezighoudt.
De minister van Volkshuisvesting
en Bouwnijverheid, mr. J. van Aart
sen, zal maandagmiddag om kwart
voor drie een bezoek brengen aan
„De Hartekamp" in Heemstede om
zich op de hoogte te stellen van de
mogelijkheden tot uitbreiding van de
bebouwing voor huisvesting van de
biele jongens.
De Broeders Penitenten verplegen hier
thans bijna tachtig jongens. Dit aantal is
veel te klein voor een verantwoorde ex
ploitatie. De Broeders streven ernaar het
aantal patiënten te brengen op ongeveer
vierhonderd. Zij hebben daarom een plan
ingediend tot uitbreiding van de bebou
wing met zes paviljoens. De gemeente
Heemstede en het provinciaal bestuur van
Noordholland hebben aan dit plan hun
goedkeuring gehecht.
Op het gebied van „De Hartekamp" rust
een meldingsplicht aan de Rijksdienst voor
het Nationale Plan. De minister in laatste
instantie zal beslissen, of op het bosgebied
van „De Hartekamp" een intensieve be
bouwing moet worden toegestaan.
het bezit van „I-Iertenduin" te komen. Hij
zou dit gebied aan zijn bloementuin willen
toevoegen. In de laatste weken zijn inder
daad in Den Haag stappen ondernomen om
belangstelling voor het plan van de heer
Roozen te vragen.
Wij hebben de heer Roozen gevraagd,
hoe hij de toekomst van zijn Linnaeushof
ziet. „We hebben de moeilijkste tijd achter
de rug. De Linnaeushof draait nu zonder
verlies. Voor de toekomst ben ik niet
bang", vertelde de heer Roozen, die de
Linnaeushof met „Hei'tenduin" nog steeds
graag samengevoegd zou zien. Het land
huis van dit laatste buiten zou hij dan tot
exclusief hotel-restaurant willen be
stemmen.
De Linnaeushof beschikt echter niet over
voldoeóde middelen om „Hertenduin" te
kunnen aankopen. Hiervoor zou de heer
Roozen financiële steun moeten ontvangen,
bij voorbeeld van de overheid en het be
drijfsleven, die daar medezeggenschap
zouden kunnen krijgen.
Al meer dan zeven jaar staat op
Eikenrodehet landhuis leeg. Al die
tijd is aan het onderhoud niet veel
gebeurd. Met de restauratie van dit
overheidsbezit is een groot bedrag
gemoeid.
Natuurgebieden zoals dit vormen een
kostbaar bezit, waarmee met. beleid
dient te worden omgesprongen.
(Van onze Haagse redacteur)
Er bestaat grote behoefte aan een nationale inventarisatie van ons bezit aan
landgoederen en buitenplaatsen en evenzeer aan een centraal bureau, dat weet
wat er op dat gebied aan de markt komt. Gegadigden voor een buiten, zoals
verpleeginrichtingen, rusthuizen en dergelijke, zouden zich dan tot dat bureau
kunnen wenden om in gemeenschappelijk overleg een oplossing te vinden voor
de huisvestingsbehoeften van deze groep charitatieve, sociale en medische
instellingen.
Het is een gedachte welke vele deskundigen op het gebied van natuurbescher
ming en recreatie na aan het hart ligt. In hn dagelijks werk immers worden zij
voortdurend geconfronteerd met een steeds chaotischer situatie wat betreft de
landgoederen en buitenplaatsen. Zuid-Kennemerland maakt daarop geen uit
zondering.
De markt van grote onroerende goederen
is volop in beweging: de traditionele be
woners en bezitters sterven uit, de jonge
ren onder hen geven vaak de voorkeur
aan moderner behuizingen of zijn niet bij
machte het dure onderhoud te bekostigen.
Aan de andere kant is er een grote vraag
naar buitenplaatsen bij de genoemde or
ganisaties en instellingen. Maar de aan
kopen door deze groep zijn maar al te
vaak toevaltreffers. Men koopt het buiten
dat om de een of andere reden binnen zijn
gezichtskring en zijn financiële middelen
is gekomen. Soms vaker dan men denkt
doen zich, als de koop eenmaal beklon
ken is, elders andere en betere mogelijk
heden voor.
Bebouwing groot probleem
De bebouwing van de landgoederen
vormt trouwens het grote probleem, niet
alleen voor hen die zich zorgen maken om
de natuurbescherming, maar ook voor de
eigenaren en gebruikers. Er zijn gevallen
bekend van landgoederen waarvan de
restauratie en modernisering een miljoe
nen-affaire werd. Gaat het om een ver
pleeginrichting, dan blijkt meestal al
spoedig dat het oorspronkelijke huis te
klein is en dat men zijn toevlucht tot aan-
en bij bouwsels moet nemen.
De volgende fase is, dat men ontdekt
dat zo'n samenvoegsel van oude, vernieuw
de en nieuwe gebouwen weinig economisch
in het gebruik is. De sloop van het be
staande ten behoeve van een resolute
nieuwbouw is dan nog slechts een kwestie
van tijd en geld. Een dergelijke weinig
efficiënte methode zal men in belangrijke
mate kunnen voorkomen wanneer men een
globaal inzicht heeft in de behoeften aan
en het aanbod van landgoederen: men kan
dan de gegadigden zoveel mogelijk het
buiten aanbieden dat het best voor het
beoogde doel geschikt is.
Intussen heeft de thans bestaande
systeemloze handel in landgoederen voor
de natuurbescherming en recreatie het
steeds voelbaarder wordende nadeel, dat
de natuurgebieden in ons land aan een
voortdurende verbrokkeling en verkave
ling ten prooi zijn. De aard van vele van
de instellingen welke zich op een land
goed hebben gevestigd, brengt de sluiting
van het buiten voor het publiek met zich.
Al wordt zo'n streek dan op de kaart met
een groene kleur aangeduid, voor het
ontspanning zoekend publiek is deze re
creatieruimte verloren.
Ook om die reden bepleiten deskundige
planologen het opnemen van groene gordels
in de uitbreidingsplannen der grote bevol
kingscentra groene gordels welke niet
alleen bestemd dienen te zijn voor actieve
en passieve recreatie, maar ook ruimte
dienen te verschaffen voor allerlei instel
lingen die een groot gebouw met een flink
omringend terrein nodig hebben. Met die
behoefte wordt namelijk veel te weinig
rekening gehouden.
Instemming