Jef Denijn
Het koningschap van Boudewijn
BELGISCHE EN NEDERLANDSE VORSTEN VERZOENDEN ZICH IN 1883
Gescheiden Nederlanden verenigd in een oud
cultuurbezithet klokkenspel
ZIJN FRANSE BIJNAAM
„LE TIMIDE" IS NIET
GERECHTVAARDIGD
Mijn naem is Roelant
Als ick kleppe dan ist brant
Als ick luye, dan ist storm in Vlaenderlandt
(Gent)
Roelant die groot is mijn naem
Tot Godes dienst ben ic bequaem
Ie luyde somtijds ten brande
Of alst saem is van viande
(Haarlem)
OP HET GEBIED VAN DE KLOKMUZIEK in onze
torens zijn Belgen en Hollanders niet alleen buren, maar
bloedverwanten. Zowel in het zuiden als in het noorden van
de lage landen geldt het woord van Edmondo de Amieis:
„in de Nederlanden zingt de tijd". De klok is er tevens van
ouds het symbool van burgerzin, van gemeenschappelijke
waardigheid, van democratisch besef; zij is er de stem die
tot allen spreekt, de stem die maant tot bidden en rouwen,
de tolk van ramp en nakende gevaren, de heraut van de
zegen, de opwekker tot feest- en vreugdbetoon. Vooral was
zij steeds het symbool van persoonlijkheidsbesef, van onze
liefde voor zelfstandigheid, wat mr. A. Loosjes in zijn
kapitaal werk over de Torenmuziek in de Nederlanden de
woorden in de pen gaf: ..liet volk der Nederlanden, van het
Nauw van Calais tot den Dollart, is van ouds bezield
geweest met een geest van individuele vrijheidszin. En van
die geest zijn onze torens de sprekende, de zingende sym
bolen. Al wie die geest, ondanks de buitensporigheden,
waartoe hij soms leidt, liefheeft en beschouwt als de beste
waarborg voor behoud van wat Nederlands is, is mede
daarom gehecht aan de karakteristieke democratische mu
ziek onzer torens."
Tal van dichters hebben deze relatie, gegiond op histo
rische gegevens, poëtisch bezongen. Zo klopt het hart van
Vlaanderen in de bekende strofen die Albrecht Rodenbach
aan de Gentse „Roelant" wijdde:
soms hij rilt
en eensklaps gilt
zijn bronzen stemme door de stede:
„Trilt in uw graf, trilt, Gentse helden,
gij, Jan Ilyoens, gij, Artevelden:
mijn naam is Roeland, 'k kleppe brand
en luide storm in Vlaanderland."
En TOEN IN 1642 de beroemde klokken
gieters Francois en Pierre Hemony zich in
Noord-Nederland vestigden, brak het gou
den tijdvak van onze beiaarden aan. Tot
dan toe was de impuls voor de klokmuziek
hoofdzakelijk uitgegaan van Brabant,
Vlaanderen en Wallonië, nu echter wed
ijverden de welvarende Hollandse steden
onderling en met die van het afgescheiden
zuiden om zich op het bezit van de groot
ste en de mooiste beiaard te kunnen be
roemen. Een instrument van drie octaven
werd regel en velen gingen daar boven uit
tot een aantal van veertig en meer klok
ken. Voor zover bekend leverden de He-
mony's in de beide Nederlanden ruim
veertig klokkenspelen, waaronder vijf in
Amsterdam. Een uniek geval is dat zij in
de riante O. L. Vrouwetoren te Antwerpen
twee beiaarden plaatsten, een kleine van
zesentwintig en een grote van zesendertig,
die later tot zevenenveertig klokken uit
gebreid werd.
Uiteraard werd het spel op het stekken-
klavier tot steeds grotere kunstvaardig
heid opgevoerd. Composities, speciaal voor
het instrument geschreven ik denk bij
voorbeeld aan die van de Leuvense beiaar
dier uit de 18e eeuw, Matthias van den
Gheyn tonen tevens aan, dat artistieke
pretenties aan het beiaardspel niet vreemd
HET KENMERKEND originele van het
klankengebeier in de „Lage Landen bi der
zee" trekt uiteraard de vreemdeling die
onze streken bezoekt. Beroemd is het ge
dicht dat Victor Hugo in 1837 met de dia
mant van zijn ring kraste op een venster
ruit van zijn hotel te Mechelen, tijdens een
nacht die voor hem een slapeloze werd,
wegens het geregeld gebeier van het speel
werk van de St. Romboutstoren, maar dat
hem een dichterlijk visioen bereidde, waar
van de ingekraste vertolking aanving met
de woorden:
J'aime le carillon dans tes cités antiques.
(Ik min de beiaard in uw overoude steden.)
Het werd een grillige fantasie van taal
klanken die wedijverden met het geklepel
van het klokkenlied.
Maar dieper ingaand op het wezen en
APOSTEL VAN
DE HERLEEFDE
BEIAARDKUNST
de nationale betekenis van de Nederlandse
torenmuziek, drukte de Amerikaanse dich
ter Longfellow zich uit in een poëtisch
pareltje vol stemming en atmosfeer, „Ca
rillon", en in zijn „The Belfry of Bruges",
waarin hij de klokken weergaf als de
constante wekkers van historische visioe
nen.
EN WAT IS DE „Rubenscantate" van
Julius de Geyter en Peter Benoit anders
dan een panorama en een evocatie van
een rijk en machtig verleden, waarin het
klokkenlied zijn stem, de stem der gemeen
schap laat horen:
Dan mocht de beiaard spelen
van alle torentransen;
dan mocht de grijsheid kwelen,
dan mocht de jonkheid dansen.
Voor de Nederlander van boven de ri
vieren klinkt dit alles misschien wat te
pathetisch. Maar toen we in 1936 op de
Haarlemse Grote Markt die breedstromen-
de volksmuziek van Peter Benoit met 1500
uitvoerders ten gehore brachten en het
klokkenspel, bespeeld door de Vlaamse
meesterbeiaardier Staf Nees, zijn bronzen
stemmen paarde met koor en orkest bij
dat frisse tintelende beiaardlied, ervoeren
tienduizenden aanwezigen de magische
kracht der relatie van de gezonde volks
geest en ons nationaal instrument, en be
leefden wij daarop een zo geestdriftige
reactie als wij in het hartje van Holland
nooit hadden durven verwachten.
IK NOEM DAAR DE BEIAARD ons
nationaal instrument met evenveel recht
als wij de doedelzak dat van de Schotten
noemen, de gitaar dat van de Spanjaarden,
de balalaika dat van de Russen, de kan-
tele dat van de Finnen, de gamelan dat
van de Indonesiërs. Het mag dan waar zijn,
dat van de ongeveer driehonderd beiaar
den die over de wereld verspreid zijn,
daarvan .slechts iets meer dan de helft in
België en Nederland te vinden is; doch er
is een tijd geweest, dat ze alleen daar be
kend waren. Het is ddnk zij de herleefde
beiaardcultuur in onze streken, dat ook
buitenlandse grote steden vooral in
Amerika en Engeland een dergelijk
Nederlands toreninstrument wensen te be
zitten. Hier echter, op dat betrekkelijk
kleine plekje van de aardbodem dat Groot-
Nederland heet, horen de beiaarden thuis
en zijn zij vergroeid met de sfeer van onze
oude steden. Zij zijn er als 't ware de hart
slag van, te vergelijken met de vertrouwe
lijke tiktak onzer huisklok. Denk ze daar
uit weg, en er zou iets zeer karakteristieks
uit ons volksbestaan zijn afgestorven.
DE AMERIKAAN William Gordon Rice,
die een merkwaardig boek schreef: vCaril-
lons in Belgium and Holland" putte zich
uit om het Nederlandse stedenschoon in
bewonderende termen te schetsen, maar
hij besloot dit met deze zin: „doch slechts
wanneer de muziek van de klokken boven
dit alles klinkt, wordt de bekoring vol
maakt".
REEDS IN DE TWAALFDE en dertiende
eeuw kende men in de Nederlanden het
primitieve gebeier van een klein aantal
-7 waren.
MAAR MET DE ONGUNST der tijden
trad zowel in het Noorden als in het Zui
den het verval van de klokkenkunst in.
De stedelijke trots op de rijkste toren
muziek had uitgediend; het bleef hoogstens
nog een geval van verslonste traditie en
een oudheidskundige eigenaardigheid, zon
der waarachtig leven. Tot op het eind der
vorige eeuw de Mechelse beiaardier Jef
Denijn belangstelling begon te wekken
voor de vergeten kunst van het klokken
spel, nadat hij tal van verbeteringen in het
mechaniek van het stekkenklavier had
aangebracht, die het mogelijk maakten op
geraffineerde wijze de klokken in alle
denkbare nuances te laten klinken en een
virtuositeit te ontwikkelen die tot dan toe
ongekend was.
DENIJN'S CONCERTEN op de bonkige
toren van de St. Rombouts 'werden een
zeldzame attractie voor stadgenoot en
vreemdeling en weldra gold Mechelen als
het Mekka der beiaardkunst, die men nu
ontdekt had. Jef Denijn was de on
vermoeibare apostel van die herleving, die
vooral ook weerklank vond in Engeland,
en Amerika. In het Zuiden draalde men
niet de technische vindingen van Denijn
op de oude beiaarden toe te passen en zijn
speelwijze na te volgen. Schoorvoetend en
bedachtzaam kwam Holland achteraan,
maar het eind was toch, dat het Noorden
in de algemene renaissance van de bei
aardkunst opgenomen werd tegen de weer
standen uit antiquarische overwegingen in.
En toen Jef Denijn in 1922 te Mechelen
een beiaardschool stichtte werden daar
niet alleen Belgische klokkenisten ge
vormd, maar ook tal van buitenlanders en
onder hen de talrijke Noordnederlanders
die thans het beiaardspel in Holland hoog
houden. Deze invloed heeft zich voort
gezet, toen na het overlijden van Jef De
nijn in 1942, diens leerling Staf Nees zijn
opvolger werd.
In 14S7 klonk voor het eerst een toren-
klokkenspel en wel uit de toren van het
stadhuis te Aalst.
met hamers aangeslagen klokken. Maar
omstreeks 1400 deed te Middelburg, te
Utrecht en te Doornik de mechanische
voorslag, het „apeelken" of „rammel",
voorafgaande aan de uurslag van het
torenuurwerk, zijn intrede. Pas echter na
dat Bartholomeus Koeche van Aalst in
1481 de speeltrommel had uitgevonden,
waarop met verstelbare pennen wille
keurige melodieën mechanisch konden
worden ten gehore gebracht en aangepast
aan de voorslag, begon het ernst te worden
met de muzikale betekenis van ons toren
instrument.
Geleidelijk breidde men het aantal klok
ken uit en in 1510 werd in Oudenaarde
het eerste beiaardklavier gebouwd. Toen
men daarop ook het voetklavier ging toe
passen voor de grootste klokken, was het
instrument klaar gemaakt om door per
soonlijk spel een uitzonderlijke betekenis
te krijgen.
ZO IS DAN OOK in gemeenschappelijke
activiteit een kunstzinnige ontplooiing van
het bespelen van ons nationaal instrument
tot stand gekomen. En van eenzijdige in
vloed in deze groeide het uit tot een wissel
werking in het cultureel contact tussen
Noord en Zuid.
BIJ DEZE HERLEVING van een natio
nale kunsttak kon het niet uitblijven, dat
ook Holland zijn eigen centrum kreeg in
Amersfoort, waar in 1953 een Nederlandse
beiaardschool werd opgericht, geleid door
Leen 't Hart, die ook te Mechelen ge
vormd werd. En ziedaar dan de band die
de gescheiden Nederlanden verenigt in een
cultuurwerk van eeuwen, waarin onze
landaard en ons verleden zich op een eigen,
zeer karakteristieke wijze weerspiegelt.
Dit moeten dichter en componist van de
Rubenscantate bedoeld' hebben, toen zij
hun Beiaardlied besloten met de woorden:
Zo spreidt elk land voor d'ogen
zijn vrijheid, kunst en zeden
Jos. de Klerk
DE KONING der Belgen,
Boudewijn I, die ons land
volgende week met een
staatsbezoek zal vereren,
kan rekenen op een geest
driftige ontvangst van ons
volk, dat steeds sterk heeft
meegeleefd met de tegen
slagen die de jonge vorst,
buiten zijn schuld, heeft
ondervonden. Afgezien van
de grap, die enkele Belgi
sche studenten zich hebben
veroorloofd door een kloos
terschool in rep en roer te
brengen met een „konink
lijk" bezoek, zijn er weinig
gebeurtenissen in zijn leven
geweest, die aanleiding
hebben gegeven tot een
gulle lach van de buiten
wacht. In dit geval werd
veel goedgemaakt door de
sportieve wijze waarop
Boudewijn deze studenti
koze ontsporing heeft op
genomen.
DE MEESTE wederwaar
digheden die Boudewijn in
zijn jeugd overkwamen,
waren van diep-tragische
aard en sommige recente
voorvallen kan men wijten
aan het niet altijd tactische
optreden van zijn vader,
Leopold III en van zijn om
geving. Toen de oorlog uit
brak was hij tien jaar oud,
en de beslissing van zijn
vader om met het Belgische
leger in krijgsgevangen
schap te gaan, leverde het
moederloze gezin konin
gin Astrid was in 1935 om
het leven gekomen over
aan de willekeur der Duit
sers, die het in 1944 ge
vankelijk lieten wegvoeren.
De bevrijding bracht het
koninklijke gezin niets dan
verdriet. Een grote minder
heid van de Belgen, uitein
delijk geraadpleegd bij een
volksstemming, verhinder
de onder leiding van een
socialistisch-liberale rege
ring, de terugkeer van de
vader, die intussen een
morganatisch huwelijk had
gesloten met Liliane Baels.
Het referendum bracht niet
de gehoopte oplossing, maar
dreigde de aanleiding te
worden tot een burgeroor
log. De uitslag (57,68 per
cent voor Leopold) deed de
politieke hartstocht nog
hoger oplaaien en koning
Leopold, die eindelijk inzag
dat hij voor een verloren
zaak vocht, deed afstand
van de troon ten behoeve
van zijn oudste zoon, die
het koningschap op 19 juli
1951 aanvaardde.
DE PARTIJSCHAP kreeg
echter weldra nieuw voed
sel. Na de koningskwestie
bracht de schoolkwestie de
politieke gemoederen in be
roering. De rooms-katho-
lieken hielden massale be
togingen tegen de socialis
tisch-liberale regering' en
dreigden met een „mars
naar Brussel". Pas vorig
jaar werd een schoolvrede
getekend tussen de drie
grote politieke partijen.
Nieuwe onenigheid ont
stond toen Boudewijn door
ziekte verhinderd was on
middellijk van de Rivièra
terug te keren bij het be
gin van de watersnood van
1953. die ook het noord
westen van België teisterde
en later toen hij zich bij de
uitvaart van koning George
VI liet vertegenwoordigen
door zijn broer, prins Al-
bert. Zo zijn er weinig
vreugdevolle momenten ge
weest in het leven van de
graaf van Henegouwen, de
latere hertog van Brabant
en thans vijfde Koning dei-
Belgen.
Zijn antwoord op de
hooggestemde woorden van
koning Leopold bij de
troonsaanvaarding op 19
juli 1951: „Lieve vader, ik
beloof u alles te doen om
me een waardig zoon te
betonen", klonken kinder
lijk eerbiedig. Er sprak ech
ter geen zelfbewustheid uit.
Baudouin le timide Bou
dewijn de schuchtere
was de bijnaam die de
Fransen hem wel gaven.
HET IS merkwaardig dat
de Koning zich in het bui
tenland van die hardnek
kige legende heeft bevrijd.
De eerste tekenen van zelf
standig optreden vertoonde
hij tijdens zijn reis door
Kongo in 1955 toen hij zich
van een kant liet ziet die de
Belgen niet kenden. Hij gaf
blijk van een verrassende
onbevangenheid waarmee
hij ook de Amerikanen dit
jaar tijdens zijn staatsbe
zoek aan de Verenigde Sta
ten, voor zich ingenomen
heeft. Vrijmoedig ging hij
in op onbescheiden vragen
van Amerikaanse journalis
ten over zijn vrijgezellen
bestaan en zelfs in Holly
wood viel'hij 'niet uit de
toon. De Belgen toonden
zich verrast dat hun een
zame koning, zich in het
buitenland ontpopte als een
„man van de wereld" en
begonnen zich openlijk af
te vragen of de hofhouding
niet de domper zette op zijn
levenslust.
ONMIDDELLIJK na zijn
terugkeer uit Amerika
kreeg deze critiek op het
hof nieuw voedsel toen be
kend werd gemaakt dat het
huwelijk van prins Albert
met de Italiaanse prinses
Paolo, wier verloving een
grote verrassing was, in
Rome door de Paus zou
worden ingezegend en dat
in Brussel geen enkele ce
remonie meer van node
was. Socialisten en rooms-
katholieken kwamen even
scherp tegenover elkaar te
staan, maar de 'storm werd
bijtijds bezworen, toen de
Paus van de huwelijksslui
ting afzag. De verliezer was
in dit geval het hof en de
zaak werd geschikt zonder
al le venijnige aanvallen
op de rooms-katholiek-
liberale regering. Het meest
opzienbarende gevolg van
deze regeling is wel dat ko
ning Leopold, die tot dus
ver het kasteel van Laeken
met zijn zoon had gedeeld,
zal omzien naar een andere
residentie en dat. er een
nieuwe wind aan het hof
is begonnen te waaien.
lllllllllllllllllli
(Van onze correspondent
te Brussel
IN 1830 WERDEN DE BAN
DEN, die tot dat jaar Neder
land en België hadden ver
enigd. doorgesneden. Er zou
den 53 jaren verstrijken, aleer
in 1883 de Nederlandse
en Belgische vorstenhuizen
het contact herstelden. Vele
jaren voordien hadden beide
vorsten elkaar officieus,
en bijkans in het geheim,
■eeds ontmoet. Op „neutraal"
errein, in Wiesbaden, hadden
oning Willem III van Neder-
ind en zijn gemalin koningin
:mma een ontmoeting met
oning Leopold II van België
n zijn echtgenote koningin
larie-Henriëtte. De broer van
'e Belgische koning, Phi-
ppe, graaf van Vlaanderen,
■racht in 1859 een officieus
lezoek aan het Nederlandse
hof in 's-Gravenhage.
HET IS NIET GEHEEL
DUIDELIJK, ivaarom de in
1859 begonnen toenaderingspo
gingen pas in 1883 tot 'n zicht
baar resultaat leidden. In dat
jaar was er in Amsterdam een
grote tentoonstelling en het.
Paleis op de Dam had bijna
dagelijks vorstelijke bezoe
kers. Zoals het Brussel van
1958 was het. Amsterdam van
1883 een internationaal cen
trum. Van die feestelijke ge
legenheid maakten de vorsten
huizen van de beide landen
een dankbaar gebruik om „met
bekwame spoed" de verzoe
ning in de openbaarheid te
brengen.
Op 19 juli 1883 brachten
koning Willem III en koningin
Emma een kort bezoek aan
koning Leopold II op het ka
steel van Laeken. De vorst
nodigde het Belgische konink
lijk paar bij die gelegenheid
uit de tentoonstelling van
Amsterdam te bezoeken, een
invitatie, die gaarne werd
aanvaard.
DAT DE VORSTEN van
België en Nederland. op
18 oktober 1S83 te Amster
dam, voor het eerst sedert de
scheiding van de beide landen,
op het balkon van het paleis
verschenen, was het duidelijke
bewijs, niet alleen van de ver
zoening, maar ook van het
begin van een nieuwe fase in
de Belgisch-Nederlandse ver
houdingen. Sedertdien is het
aantal Belgen en Nederlan
ders, dat het nadeel van de
politieke scheiding van 1830
ongedaan wilde maken door
een economisch verbond, van
jaar tot jaar gegroeid.
IN MEI 1884 VOLGDE het
officiële bezoek van koning
Willem III en koningin Emma
aan Brussel. Op 20 mei kwam
het Nederlandse koninklijke
paar in Brussel aan. Koning
Leopold II was i?i zijn speciale
trein naar Essen gereden om
zijn gasten aan de grens te
begroeten. Op het Noordsta
tion wachtten koningin Marie
Henriëtte, kroonprins Boude-
xvijn, die op twintigjarige
leeftijd is overleden, en de
gravin van Vlaanderen, echt
genote van prins Philippe, die
de Belgisch-Nederlandse ver
zoening had ingeleid. Voor
koning Willem III was dit
weerzien na 53 jaren van
Brussel een bijzondere vreug
de. Hij was als zoon van Wil
lem II en groothertogin Anna-
Paulowna, een dochter van
Tsaar Paul I van Rxisland in
1817 in het „Hotel van Oranje",
een grote ivoning in de Wet
straat, waar thans het depar
tement van Buitenlandse
Zaken staat, geboren. Hij was
gedoopt in de kerk van de
Augustijnen, niet ver van het
De Broukèreplein. Op het
ogenblik is er nog alleen het
café des Augustius, dat de
naam doet voortleven.
De beide vorsten verschenen
samen op het balkon van het
historische stadhuis op de
befaamde Grote Markt.
BEIDE STEDEN, Amster
dam en Brussel, waren het
historisch kader voor de ver-
zo eningsbezoeken en het tijd
stip er voor ivas ofschoon laat,
psychologisch goed gekozen.
In de sedertdien dynamisch
geworden toenadering van de
Beneluxlanden verdienen de
bezoeken van 1883 en 1884 een
bijzondere plaats. Wij her
denken ze dankbaar, nu de
afstammeling van die „goede
en sympathieke" prins Phi
lippe, graaf van Vlaanderen,
koning Boudewijn, naar Ne
derland komt voor een offi
cieel bezoek aan koningin
Juliana, kleindochter van
Zijne Majesteit Willem III.