VOOR JULLIE VISVANGST VOOR ZONNIEGODIIN WERD OORSPRONG VAN PARELCULTUUR PAUL CHRISTIAAN VAN WESTERING De gelukkige aap Erbij MAANRAKETTEN DE WITTE NIMFEN VAN SHIMA IN JAPAN ZATERDAG 25 JULI 1959 PAGINA VIER Jonge vrouwen en meisjes duiken dagelijks in zee om in voort zetting van eeuwenoud, ritueel schaaldieren en zeewier te ver zamelen voor de zonnegod-in. Uit dit gebruik is een industrie ont staan, die van de gecultiveerde tellen dat bewijst dat ze zich grondig ver gissen. Op een dag zat ik in de wacht kamer van de keeldokter waar ook een klein jongetje van ongeveer tweeënhalf jaar over de grond kroop. Het duurde erg lang, en hij werd heel lastig, tot zijn vader zei: „Zing liever een liedje", waarna de dreumes onmiddellijk het hele repertoire van Pippeloentje afdraaide met alle mo dulaties en griezelig zuiver. Wat kun jij goed zingen liet de componist zich ontvallen, waarop de trotse vader ver klaarde: Mijnheer, dit is niets. Thuis is hij altijd een liedje vooruit op de plaat om zijn broertjes te plagen". Fenomenaal! „Kunt u overal componeren of moet het erg stil zijn?", vragen we. Nu lacht Paul van Westering: „Overal waar koffie in de buurt is. In een café, in de tram of hier thuis. Muziekpapier zit altijd in mijn zak. De twee door de AVRO bekroonde kin derinzendingen zijn ook op straat gecom poneerd. Dat was de „Koning gaat verhui zen" van Annie M. G. Schmidt en „Trein op hol" op tekst van Han G. Hoekstra. DE ALLERMOOISTE ONTSTONDEN op een vreemde manier. De componist hield een nachtwake bij zijn zieke schoon moeder en deze oude, vriendelijke vrouw vroeg hem toch vooral zijn tijd produktief te gebruiken. Het tekstenboekje zat in zijn tas en met beide oren scherp luiste rend naar de geluiden in de slechts door 'n pitje verlichte kamer schreef de compo nist vijf, zes liedjes. Het laatste, „Dikker- tje Dap", dat de componist aan de oude dame voorzong, vrolijkte haar helemaal op. Gaat het componeren zo vlug? Zodra 'n tekst me bevalt, zie ik de melodie voor me. Zullen we er eentje maken? Een boekje van Han G. Hoekstra valt open bij de „Harlinger Tweeling", een plaatje er onder van twee brave jongetjes, de armen over elkaar. In Harlingen woont een tweeling de tweeling Pim en Piet maar wie nu Piet en Pim is dat zie je bijna niet. „Nu heb ik dus alleen deze vier regels gezien. Er zit iets van stijfheid in, dat moet je in de muziek ook voelen. Geen stijve muziek, begrijp me goed. Je kunt filoso feren over de muziek, maar niet er in. Hm, die laatste regel moet herhaald wor den, en daar hebben we een gregoriaanse terugval. Juist dat loopt lekker, je brengt me geluk aan. Allebei hebben ze twee oren twee ogen, een neus en een mond Allebei hebben ze witte tanden en hun wangen rood en rond.... „Dat allebei is lastig, het blijft er toch maar in". Ik kijk hoe de noten op het pa pier vliegen. Het maakt me geen haar wijzer. Bijna kun je ze niet herkennen Aan een ding zie je het slechts.... „Dat is weer dezelfde melodie van het begin. Je moet niet teveel invallen ge bruiken". het is Piet die zijn scheiding links heeft en Pim heeft zijn scheiding rechts. „Het is nog niet uit, ik maak er een eind aan van links rechts links rechts, stac cato, Piet Pim en hetzelfde aan het begin. Klaar!" De componist zingt het zachtjes voor en begeleidt zich aan de piano. Ik vind er iets van toverij in. „Neemt u dit net zo ernstig als uw composities van zware muziek?" „Als klank interesseert mij alles. Ook voetstappen, ritselende bomen, alles. Tsjaikofski liep met een zakboekje in de stad om commando's en straatkreten te noteren. Het geheim van de klanken is 'n hobby, san iedere componist. Ellen Parlow IEPELIENTJE WAS EEN vrolijk boompje, dat een plaatsje had gevon den tussen haar twee broertjes in de Iepenlaan in Haarlem. Iepelientje had veel plezier in haar leven. Ze ritsel de zacht met haar blaadjes als de zon haar takken koesterde en als de wind haar bastje kietelde. En ze was de beste vrienden met de vogeltjes, die altijd graag op een van de takken van Iepelientje kwamen zitten, omdat zij altijd wel iets vriendelijks te zeggen had. Als de zon opkwam was Iepelien tje altijd het eerste boompje dat wak ker werd. En als de zon naar bed was gegaan en de maan opgestaan dan ging Iepelientje pas slapen. Ja, ze had veel plezier in haar leven, die Iepelien tje. Ze. groeide als kool. Na drie jaar was ze al een héle boom. TOEN GEBEURDE HET.'. Het was een sombere koude dag. De wolken hingen loodgrijs aan de hemel. Het zonnetje kreeg zelfs niet eens de kans om ook maar met een heel klein straal tje de hardbevroren grond te verwar men. Het stormde en het hagelde dat horen en zien je verging. Het was bar en boos weer. De grote mensen zeiden brrrr en bleven lekker thuis zitten ach ter de kachel die zij roodgloeiend had den gestookt. Iepelientje werd ziek. Heel erg ziek Zelfs. Toen ging de zon weer schijnen en verdween het ijs uit sloten en vaar ten. Gelukkig maar. Anders was Iepe lientje vast dood gegaan. Toch was er iets heel ergs gebeurd met Iepelientje. Ze groeide niet meer. Haar broertjes werden groot en sterk en kregen hele dikke takken met veel stevige blade ren. Iepelientje stond er wat zielig tus sen en treurde en treurde.... Iepe lientje had verdriet. Niet alleen om dat ze niet meer groeien kon maar voor al omdat haar broertjes haar bijna de hele dag uitlachten en vervelende din gen zeiden. „Iepelientje is een naar klein boompje. We praten niet meer tegen haar". De grote stoere iepen haalden hun bladeren minachtend op en bogen hun forse kruinen van de zie lige kleine Iepelientje af, die langzaam verdorde van verdriet. Eerst verlep ten haar blaadjes. Toen werden ze bruin en droog. Zo droog als kurk. Haar bastje begon zelfs te scheuren. Want ze had erg veel verdriet. En wat erger was, ze voelde zich heel, heel eenzaam. Haar broertjes spraken im mers niet meer tegen haar. Er ging weer een jaar voorbij. Elke dag ging het slechter met Iepelientje. Zo slecht, dat ze al ging huilen als het maar eventjes waaide of sneeuwde. Op het laatst dreigde ze zelfs af te knap pen bij het minste zuchtje wind. VLAK tegenover Iepelientje stond een mooi groot huis. Daar woonden twee echte kwajongens: Raymond en Michael. Ze hadden altijd vuile han den, gaten in hun kleren, schoten rui ten in met hun katapults en kregen veel strafwerk omdat ze ongehoorzaam waren op school. Maar wat je ook van die deugnieten kon zeggen, goed voor de dieren en planten waren ze wél. Ray mond en Michael hadden dan ook al gauw in de gaten dat het helemaal niet goed ging met Iepelientje. „Weet je wat", zei Michael, „we kopen van ons zakgeld wat mest voor dat zielige boompje". „Dat is goed, dan geven we het ook elke dag water", zei Ray mond. Voor dag en dauw stonden de beide jongens op en deden wat ze zich hadden voorgenomen. Ze werden de beste vrienden met Iepelientje. Na een paar maanden kon je al zien dat de goede zorgen van de jongens Iepelien tje helemaal deden opfleuren. Na een poosje was ze even groot als haar broertjes. En wat meer zegt. Ze werd gróter en vooral veel flinker en ster ker. Toen wilden haar broertjes weer tegen haar praten. Ze deden zelfs heel lief tegen hun zusje. Maar Raymond en Michael werden Iepelientjes beste vrienden. Ze praatte zelfs tegen de jon gens! Als de jongens op school vertel den dat Iepelientje met hen praatte dan werden ze uitgelachen. Maar daar trokken ze zich niets van aan. Zij wis ten wel beter. DE GROTE STOERE IEPENBO MEN gingen de een na de ander dood, Maar Iepelientje leeft nog lang en ge lukkig. Haar vriendjes werden grote mensen. Ze gingen in een land hier heel ver vandaan wonen. Maar elk jaar ook toen ze al oude grijze man nen waren geworden gingen ze voor een paar weken naar de Iepen laan in Haarlem om „hun" Iepelien tje op te zoeken. En dan glansden de blaadjes van Iepeline dat het een lust was om te zien en stak ze haar takken fier in de lucht. Want dan was ze blij. Omdat haar vrienden weer eens met haar kwamen praten en haar mest ga- van en water. Net als vroeger. Pieter van de Vliet Deze raketten maak je van kurken. De grote heeft een staart van karton, de kleine van vier spelden. Maak twee bolletjes van klei. (Een grote en een kleine.) Steek door de grote een ijzerdraad van 30 cm, zo, dat de bol heen en weer kan schuiven. De kleine bol komt aan het ene eind, de grote raket met een draadje aan het andere. Hang ook met een draadje de kleine raket aan de kleine bol. Prik een kort stukje ijzerdraad met een omgebogen eind in de grote bol, breng de raketten in balans en laat de klei drogen. Als je het ophangt, draaien de raket ten om de maan. Een'aap die keek de mensen aan vanuit zijn apekooi. Zij leken, vond. hij, wat op apen, maar heel wat minder mooi. Dat zij zich om zijn kooi verdrongen, dat vond hij zoals 't hoort, Want de natuur brengt voor één aap wel duizend mensen voort. Dus was hij meer waard dan een mens en eigenlijk heel bijzonder. En al die hulde kwam hem toe, hij ivas welhaast een wonder. Want al dat lekkers dat hij kreeg, dat waren huldeblijken. Of ook misschien wel, goed beschouwd, betaling voor het kijken. En daarom zat hij in die kooi; om iedereen te weren. Ze mochten hem, en dat was juist, slechts op een afstand eren. NIET VER VAN DE KUST VAN DE STILLE OCEAAN, MIDDEN OP HET HONSHU-EILAND, HET GROOTSTE VAN DE VIER VOORNAAMSTE EILANDEN VAN JAPAN, STAAT DE BEROEMDE TEMPEL VAN DE ZONNEGODIN. HET OUDSTE EN WAARSCHIJNLIJK MOOISTE SHINTOÏSTISCHE HEILIGDOM VAN DIT LAND. DE TEMPEL STAAT MIDDEN IN EEN GROOT BOS. HET IS EEN EENVOUDIG HOUTEN GEBOUW, DAT SINDS HET GEBOUWD WERD DAT IS NU MEER DAN VIJFTIENHONDERD JAAR GELEDEN HAAST GEEN VER ANDERING ONDERGING. HET IS HET AARDSE HUIS VAN DE ZONNEGODIN. IEDERE JAPANNER WENST TENMINSTE EéN KEER IN ZI.JN LEVEN EEN BEDEVAART TE MAKEN NAAR DEZE HEILIGE PLAATS. ONGEVEER TWINTIG MIJLEN TEN ZUIDEN VAN DE TEMPEL IS AAN DE KUST DE SCHILDERACH TIGE, KLEINE STAD SHIMA GEVESTIGD, DIE DEZELFDE NAAM DRAAGT ALS HET SCHIEREILAND WAAROP ZE GEBOUWD IS. WANNEER MEN SHIMA OP EEN ZOMERSE DAG BEZOEKT, LOPEN ER VEEL MEISJES EN JONGE VROU WEN DOOR DE NAUWE KRONKELENDE STRAATJES. ZIJ HEBBEN ALLE MAAL WITTE KATOENEN GEWADEN AAN, STROOIEN SANDALEN EN HUN HOOFD IS BEDEKT MET EEN WITTE SJAAL OM HEN TEGEN DE FELLE ZON TE BESCHERMEN. ZIJ DRAGEN ALLEN EEN SOORT HOUTEN EMMER. BIJ DE BAAI TREFT MEN WEER ANDEREN AAN, DIE ZWEMMEN OF LIGGEN TE RUSTEN OP DE ZWARTE ROTSEN. EN IN DE VERTE ZIET MEN DAN NOG TIEN TALLEN KLEINE FIGUREN, DIE DUIKEN OF DRIJVEN, VERSCHIJNEN OF VERDWIJNEN ALS WITTE VLINDERS IN HET PRACHTIGE DECOR VAN DE BLAUWE ZEE. BOVEN HET WERKBUREAU hangt een prikbord vol met artikelen over Maria Callas. „Zij interesseert mij buitengewoon. De kranten zoeken alleen maar de sensa tie in haar opvliegende karakter, maar zij is een grote zangeres en veel serieuzer dan men haar voorstelt. Zij zoekt bijvoorbeeld steeds nog naar nieuwe opera's". Verwon derd vraag ik, hoe hij tijd voor dat alles vindt. „Ik houd ervan actief te zijn", zegt Paul -van Westering alleen maar. „Sinds een jaar is schilderen een grote hobby van me. Heb je enig idee wat dat voorstelt?" We kijken naar een geometrisch portret dat op de muur hangt. Er zijn vijf kleur vlakken in het gezicht. „Dat zijn de vijf zinnen van de componist, zijn ordelijk heid". HIJ ZEGT MET NADRUK: „De mensen denken,, dat het er niets toe doet, de vorm van een compositie, ze zoeken alleen naar de melodie, maar een muziekstuk luistert zo precies naar de verhoudingen. Het is essentieel voor de kinderliedjes, en ik '•oud erg van de vrije versvorm van An nie Schmidt, die tot niets verplicht. Soms staan er modulaties in, die de koorleiders onvoorwaardelijk afkeurden. Kinderen kunnen dat niet zingen; tonale liedjes hebben ze nodig. Ik zal je een verhaal ver- En in die waan was onze aap gelukkig en tevreden. En keek neerbuigend van zijn tak naar 't volk, daar beneden. poging gewaagd werd een gecultiveerde parel te produceren. Het werd een gewel dig succes. Het neemt drie tot vijf jaar in beslag om een goede gecultiveerde parel te verkrijgen. De duiksters zijn van alle sta diums van de „operatie" op de hoogte. Zij zijn het die de jonge oesters van de bodem van de zee opvissen. De schelpen worden dan opengedrukt en een kleine korrel zand de kern waaromheen zich de parel vormt wordt erin gestopt. Dan brengen de vrouwen de oesters terug naar de zee. Binnen een paar jaar voltrekt zich dan de „kweek" en iedere schelp die de duiksters voor de tweede keer boven brengen, bevat een parel. TEGENWOORDIG is de Shimabaai een van de voornaamste centra van deze nieuwe industrie, die een belangrijke rol speelt in de economie van Japan. Maar de Japanse meisjes gaan nog steeds door met het bijeenrapen van schelpen en vis vanuit de zee. In Japan gaan de modernste metho den samen met de meest traditionele. MAAKT EEN LIEDJE VOOR DE VUIST WEG DE THANS 48-JARIGE PAUL CHRISTIAAN van Westering is een zo veelzijdig mens, dat we uit tientallen onderwerpen hadden kunnen kiezen om hem vragen te stellen. Maar die hébbén allé één ding' gëmèen: muziek. Alles wat met muziek te maken heeft kan in principe met Paul Christiaan van Westering te maken hebben en diens onuitputtelijke energie. Hij is organist, componist, auteur, journalist, radio spreker en inleider van de concerten van het N.Ph.O.; hij schreef een studiemethode voor het 31-toons orgel van prof. Fokker in het Teylermuseum en ook chansons, een volledige jaargang liturgische kerkmuziek en kinderliedjes voor familiegebruik. Hij sloot eens een weddenschap om een onbekend instrument vrijwel zonder vóóroefening voor de radio te bespelen. Hij koos het oudste carillon van Nederland uit 1594 dat in Monnikendam, en het lukte hem, al kwam er tijdens de repetities een klok naar beneden en al bleek ook het extra-klokje voor de visafslag van het dorp op de speeltafel aangesloten. Zo'n weddenschap lijkt ons typerend voor deze kunstenaar, die zich van harte en zonder restricties waagt aan alles wat met muziek te maken heeft en dat doet met de ernst van de rasmuzikant en de speelsheid van de minnaar van het avontuur. Er zijn vele grammofoonplaten van hem in de handel, onder andere van zijn „Messe de Berceuse" voor sopraan en orgel en van zijn oratorium voor soli, koor en blaasinstrumenten „God is mijn erf" dat zijn première beleefde in Warschau. Maar we zijn nu bij hem een bezoek gaan brengen omdat zijn kinderliedjes zo'n enorm succes hebben bij de kinderen en laten we het maar meteen zeggen ook bij ons. Het trof, want juist de avond tevoren waren drie van zijn liedjes gespeeld op de Westertoren te Amsterdam ter gelegenheid van de voltooide restauratie van het carillon. Deze carillondoop had plaats bij een zwaar onweer, terwijl de donkere walm van een naburige brand om de toren dreef. IN DE KAMER waar we met de com ponist praten, ligt op de tafel een stapel tje 45-toeren-plaatjes in bonte hoezen: de kinderliedjes! Onder andere Beertje Pip peloentje, Het Fluitketeltje, Het Poppen- bal, De Hollende Trein en natuurlijk Dikkertje Dap. Het grootste gedeelte van de teksten is uit het werk van Annie Schmidt.. De componist vertelt, hoe hij met zijn eerste liedje naar de dichteres ging in Amsterdam. Hij zong het voor. Annie Schmidt vond het „Wel aardig. Maar is dit nu speciaal iets voor kinderen? Dat vind ik de eerste voorwaarde". Ook de radio zag er niet veel in en Van Weste ring geloofde dat zelf ook niet. En nu worden ze in elke winkel of warenhuis verkocht en spreekt men erover te gaan vertalen voor het buitenland. WE VRAGEN DE COMPONIST uit welke tijd zijn eerste liedjes dateren. „Och, ik heb ze altijd al gemaakt voor mijn vrouw en kinderen. Op een dag kwam er iemand langs die ze meegepakt heeft, en gebruikt. Mijn jongste zoon zingt nu Het Poppenbal op de Montessorischool". Juist schuift een schaduw voorbij het raam en dat is Michiel met zijn nieuwe periscoop, waarmee hij alle mysteries achter schut tingen oplost, èn ook wat er in de kamer van zijn vader gebeurt. Hij komt binnen, geeft een hand en gaat op de pianokruk zitten. Het blonde hoofd met de vrolijke wipneus in de lucht. Met stralende ogen luistert hij naar het plaatje dat Paul van Westering net opgezet heeft: Uitverkoop in de Konijnenwinkel. „Bij dit liedje liet ik de helft van het koof „Rabarber" zeg gen om het geroezemoes van de winkel te suggereren. De technicus van de opname snapte er niets van en schreeuwde „Stil jullie!" Ik moest hem uitleggen dat het de hele pointe was. Zo gaat het elke keer, ze begrijpen niet dat het copiëren van een succesvolle methode geen zin heeft. Ik kan mezelf niet herhalen. Dan zit ik er naast. Steeds nieuwe ideeën heb je nodig, èn af wisseling. Als journalist heb je dat. Ik heb het hele Holland Festival voor verschillen de bladen verslagen". DEZE „WITTE NIMFEN" zijn de be roemde duiksters van Shima. De hele stad leeft van hun werk, dat in de geschiedenis even ver teruggaat, als het ontstaan van de tempel. In de vierde eeuw aldus de legende zocht de bezitser van de tempel, prinses Yamato, de duiksters vaak op als ze werkten en beval hen dan een groot deel van hun vangst aan de Zonnegodin op te offeren. Sindsdien is er weinig veranderd. ER ZIJN twee soorten van duiksters, „the kachido", of kustduiksters, en de „fu- nado", die van een boot af duiken. De eer ste groep werkt vlak bij de kust. Zij dui ken vanaf de rots de zee in, tot een diepte van ongeveer tien meter. Ieder van hen draagt een houten emmer, die ze met Paul Christiaan van Westering aan het klavier. Een Boeddhakop uit de F ujiw ar a-periode. schaaldieren of zeewier vullen. Be tweede groep, de funado, gaat veel verder de zee in. Zij werken meestal met een assistent vaak hun echtgenoot of broer die in de boot blijft om het touw te controleren dat aan de duiker is bevestigd. Met behulp van gewichten kunnen de vrouwelijke dui kers een enorme diepte bereiken; enkelen hebben wel eens tot veertig meter gedoken. Bij zo'n diepte blijven ze slechts een paar seconden onder water. Zodra zij een be zwijming voelen aankomen trekken zij aan het touw, zodat hun metgezel haar in de boot kan hijsen. Daar rusten de vrouwe lijke duikers dan even uit en halen diep adem. Kort daarna echter duiken ze op nieuw naar de diepte van de stille Oceaan. Dit wordt gedurende de zomer de hele dag volgehouden. Maar er is niet alléén maar werk voor de witte nimfen van Shima. De eerste dag van de zesde maand, overeenkomstig de oude maandkalender die nog in vele Japanse provincies gebruikt wordt ko men allen bijeen voor de tempel van Kine- jima, de beschermer van de stad, om vis en schelpen aan deze godheid te offeren. Daarna rennen ze het water in. Het is de tijd van van ontspanning en pret; bevrijd van de dagelijkse beslommeringen, gaan zij zwemmen en duiken voor hun eigen plezier. SINDS HET EINDE VAN de laatste eeuw, hebben de duiksters van Shima een internationale bekendheid verworven. Het was in de Shimabaay, in 1888, dat de eerste

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 18