Tochten naar de Kiwirokvallei en Antarestoppen lonen de moeite Dertig eeuwen Mexicaanse Kunst Isarse, beducht makende expositie Sibillers zien het nut van lopen door beekbeddingen niet in Schiphol bereidt zich voor op het straaltijdperk ZATERDAG 25 JULI 1959 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 18 Stijg en en dalen Over de graat Rotswand Gaat u met vakantie? Kort nieuws De negen muzen SIBIL. 10 juli Nu de expeditie eenmaal draait, volgen de elementen elkaar snel op. Wanneer het maar even redelijk weer is, gaan de helikopters de lucht in en zo wordt de verbinding met de andere bivaks onderhouden. Van het basis- bivak over het Oriongebergte naar het oosten loopt de route naar het Antarcs- gebergte. Van afstand tot afstand zijn er open plaatsen gekapt, die als landings terreinen voor de helikopters kunnen worden gebruikt. Op grotere afstanden zijn bivaks ingericht, waar voorraden zijn opgeslagen voor de langstrekkende groepen onderzoekers. De helikopter-vakken zijn met nummers aangegeven en de er bij liggende bivaks dragen dezelfde nummers. Zo ligt bij de kampong Nimdol in het dal van de Ok Bon (een oostelijke zijrivier van de Ok Tsjop (of Oost-Digoel) bivak 36. Dit is een belangrijk punt, omdat hier voorraden liggen opgeslagen voor groepen, die verder naar het oosten of wel naar het noorden willen gaan. Als laatste van de serie ligt aan de voet van het Antaresgebergte bivak 39, dat als basis was gekozen voor de beklimming van het gebergte. Als eersten trokken de geologen naar de Ok Bon; dr. Ch. Bar koos bivak 36 als uitgangspunt voor een tocht, die hij samen met de adjunct administratief amb tenaar G. Dasselaar naar de Kiwirokvallei (20 km noordelijk van de Sibil vallei) maakte. Ir. H. Cortel koos dit punt als basis voor een onderzoek in het dal van de Ok Bon en enkele zijdalen, ing. A. Escher passeerde hier op weg naar het Antaresgebergte. Eerst, toen de helikopters nog niet te Sibil waren gestationeerd, moest de hele aanvoer langs deze route met dragers geschieden, maar later werden de heli kopters ingezet en daarmee kon op een dag een ton aan voeding en uitrusting worden overgebracht. Men zou daar voor zeker vijftig dragers vier dagen moeten laten lopen om dezelfde hoeveel heid naar bivak 39 vervoerd te krijgen. De geomorfoloog dr. H. Th. Verstappen en de eerste luitenant der mariniers C. B. Nicolas liepen van Sibil naar bivak 36 en gingen vandaar per helikopter naar 39 om met de heer Escher de beklim ming van het Antaresgebergte te probe ren. Op 19 juni verlieten Bar en Dasselaar bivak 36 op hun tocht naar de kiwirok vallei. Voor het vervoer van hun uitrus ting en voeding hadden zij de beschikking over achttien Sansaforezen (mannen uit het dorp Sansafor aan de noordkust van de Vogelkop, die speciaal voor de expedi tie waren aangeworven) en over een aan tal Sibillers. Zij begonnen hun tocht op 1000 meter boven de zeespiegel en moes ten de eerste dag al over het Jagoem- gebergte (2350 m) heen. De hele tocht was een opeenvolging van stijgen en dalen. Nu zijn er dikwijls paden, die door de bevolking worden gebruikt, maar deze volgen meestal de bergruggen. Een geo loog geeft de voorkeur aan een tocht door de bedding van de beken, waar hij een beter overzicht van de gesteenten kan krijgen. De Sibillers vonden dit maar een onaangename gewoonte en zij probeer den dan ook telkens de groep naar een volgens hen beter pad te voeren. Lukte dat niet, dan kwamen zij 's avonds in het bi vak eens met Dasselaar praten: „als die andere man nu zo gek is om stenen te willen verzamelen in beekbeddingen, laat hem dan rustig alleen gaan en gaat u dan met ons mee terug". Het heeft de heer Dasselaar dan wel eens overredings kracht gekost om deze Sibillers tot ver der mee gaan te bewegen. De tweede dag werd de centrale waterscheiding bereikt en daar werd op 2560 meter boven zee het bivak gemaakt, een koude bedoening, want men slaapt niet in afgesloten ten ten, maar onder een tentzeil, waar de wind lustig onder door waait. Op de vier de dag werd de Kiwirokvallei bereikt. Dat is een dal met vrij veel bevolking en het is een plaats, waar de Sibillers regelma tig komen. Zij halen daar tabak en en kele Sibillers hebben er een vrouw ge kocht. Er is zelfs een man die een vrouw in de Sibilvallei heeft en een andere in de Kiwirok, hij logeert nu eens bij de ene, dan weer bij de andere. Van de Kiwirokvallei ging de tocht naar het noordwesten, steeds weer dwars over de heuvelruggen, die de dalen van de hier naar het noorden afvloeiende rivieren van elkaar scheiden. Zo bereikte men de Ok Bie, een van de bronrivieren van de Sobger (die op haar beurt in de Iden- burgrivier uitmondt). Vandaar werd naar het zuiden gelopen, weer terug over de waterscheiding, over passen van 2680 en 2630 meter en zo werd het dal van de Ok Tsjqp bereikt. Daar werd voor de laat ste maal een bivak betrokken en vijftien dagen na het vertrek uit Nimdol werd over het Oriongebergte terug gelopen naar het basiskamp in de Sibilvallei. Het lijkt al lemaal nogal eenvoudig zo'n tocht, want er worden geen grote afstanden afgelegd, maar het is een dodelijk vermoeiende ge schiedenis. Steeds een berg op, er aan de andere kant weer af, een volgende rug over, enzovoort. Soms gaat de route over oneffen glibberige paden, dan weer door Het droppen van voorraden, zoals dat door de heer Platteel werd gade geslagen. met rolstenen bezaaide beekbeddingen. Voortdurend moet men zorgen dat de dragers bij elkaar blijven en dat er niet een paar vandoor gaan. Was deze tocht naar de Kiwirok al een evenement, nog spannender was de An- taresbeklimming. Aan de hand van de luchtfoto's had men al een route uitge zocht, die zou lopen over de graat, wel ke de verschillende toppen en topjes verbindt. Van bivak 39 uit maakte de heer Escher een voorverkenning tot 1700 me ter, maar het bleek dat daar geen water te vinden was en dat men dus beter een andere weg kon zoeken. Hier bracht de helikopter uitkomst. Men maakte een korte vlucht over een deel van het geberg te en er werd een diepe kom gevonden, geheel met riet begroeid, die als lan dingsplaats voor helikopters kon worden gebruikt. Van het dal van de rivier was deze kom door een smalle rug geschei den. Op de rug werd een bivak gebouwd, dat uit twee huizen bestaat, één voor de deelnemers aan de expeditie en één voor een groep van het kadaster (die hier astronomische plaatsbepalingen moet doen). Het is misschien wat overdreven om van huizen te spreken. De dakbedek king wordt gevormd door dekzeilen, de vloer bestaat uit dunne latjes en het huis staat op korte palen. Aan de ene zijde de sterke afdaling tot de landingsplaats voor de helikopters, aan de andere zijde de diepe kloof, waarin de rivier stroomt. Langs de éne wand een rij bedden en ge scheiden daarvan door een smal looppad een werk/eettafel en een bank langs de andere wand. In dit bivak heeft men echt het idee van op expeditie te zijn. Men is daar echt buiten, wat men van het basisbivak met ons aluminium huis en ons vliegveld niet kan zeggen. Per helikopter ben ik er een keer op visite geweest. Men landt in de kom achter het bivak en als het in lange tijd niet heeft geregend, dan gaat dat wel, maar als er een paar flinke buien zijn gevallen stapt men van de helikopter in een sopperige massa. De weg naar het huis bestaat uit een trap van boomstammetjes met dwars- latjes (bij regen flink glad) en boomstam men, waar men wat vlakke stukken aan heeft gekapt om het lopen wat gemakke lijker te maken. Het geheel is voorzien van een leuning van dunne rotan, die niet de minste effectieve, doch slechts morele steun geeft. Dit bivak 39-a gedoopt, omdat het tussen 39 en geplande 40 in ligt, dien de als uitgangspunt voor de beklimming. Het is er dicht bevolkt want de' biologi sche deelnemers hebben er ook reeds hun intrek genomen. Papoea-bevolking is er niet, want men gaat niet de berg op, daar wonen slechts kwade geesten. Als dra gers moest men dan ook moejoes nemen, die dit gebied niet kennen en dus met de daar wonende geesten niets uit te staan hebben. Zes dragers werden aangewezen om met de heren Escher, Verstappen en Nicolas mee te gaan. Zij kregen wollen trainingspakken om hen te beschermen tegen de koude op grote hoogte. Oo 27 juni vertrok de kleine groep over de graat naar de top. Men had erop gerekend, dat de tocht hoogstens acht dagen zou duren. Dat is wel wat tegengevallen, want elf dagen later was men pas terug. Het An taresgebergte is dicht bebost en men moest dus een pad kappen. In het begin ging dat nog wel, maar later kwam men in een gebied met klimbamboe, die uiterst veerkrachtig is. Tracht men met een kap mes deze bamboe te kappen, dan buigt zij door en veert weer terug. In een der gelijk gebied waren de vorderingen maar tweehonderd meter per uur. In het begin was het weer goed en dat was prettig voor het werk, maar slecht voor de watervoorziening. Hier en daar De heer Brongersma (rechts) met gouverneur Platteel bij diens aan komst in het basiskamp Sibil. Tussen hen in op de achtergrond de echtgenote van de gouverneur en rechts op de achtergrond de heer Venema, technisch leider van de expeditie. De ver schijning van mevrouw Platteel heeft er de Sibillers eindelijk van kunnen overtuigen, dat er ook blanke vrouwen bestaan werd water gevonden en in jerry cans meegenomen. Op andere plaatsen kon men alleen maar drabbig water krijgen door het vochtige mos, dat daar in grote massa's groeit uit te knijpen. Een van de deelnemers werkte zo enkele uren om tien liter water te verkrijgen. Op 2800 meter kwam men bij een steile rotswand, die voor een alpinist wel te beklimmen was, maar waar men de zwaar beladen dra gers nooit tegen op zou kunnen krijgen. Uren besteedde men aan het zoeken en kappen van een nieuwe route, die om de steile wand heen voerde. Op 4 juli werd de westelijke top op 3380 meter bereikt. De gehele groep, inclusief de dragers be reikten dit punt. De Moejoes gaven door gedans en gejoel uiting aan hun enthou siasme. Zij hadden het gebergte wel benauwend gevonden en waren steeds bang dat de steile wanden en toppen op hen zouden vallen. Ten oosten van deze top werd nog een klein bivak ingericht voor de drie klimmers, de dragers gingen terug naar een lager gelegen bivak waar het voor hen minder koud was. Comfortabel was het bivak van de drie heren niet: een uit holling in de bergwand met daarover een tentzeil, zodat men tenminste tegen wind en regen beschermd was. Het weer was veel slechter geworden en er vielen flinke buien, zo kon men in een nacht met het tentzeil twintig liter water opvangen. De voedselpositie werd er ook niet beter op, want de westelijke top werd pas bereikt op de dag dat men feitelijk in bivak 39a terug had moeten zijn. Het was moeilijk om uit te maken wat nu de hoogste top was, omdat men telkens in nevel was ge huld. Wilde men slagen dan was de enige oplossing om nog een dag te besteden aan een zeer snelle beklimming. Hiervoor gin gen de heren Escher en Verstappen op 5 juli op pad. Zij hadden het voordeel, dat het laatste stuk van de smalle graat en de oostelijke top niet begroeid waren. Het werk begon hier meer te lijken op het bergbeklimmen zoals men dat in Europa kent. Om twee uur 's middags waren zij op de oostelijke top, die 3650 meter hoog bleek te zijn en niet 4170 meter, zoals op de kaart stond aangegeven. Net toen men op de top was scheurden de wolken uit een en men had een mooi overzicht over het gebergte. Het gestelde doel om de hoogste top van Antares te beklimmen was bereikt en in 'n snel tempo ging men weer terug om voor donker weer in het bivak te kunnen zi.in. De terugtocht met de zes dragers langs het eenmaal gekapte pad verliep vlot. Zo kwam men op 7 juli weer in bivak 39a. Toen ons in het basis kamp in de Sibilvallei het telegram van bivak 39 bereikte, dat de groep veilig te rug was, betekende dat voor ons een hele opluchting. Wij wisten dat de klimmers acht dagen weg zouden blijven en wij wis ten ook dat zij voor die tijd voldoende voe ding hadden, waarbij ook een paar kilo noodrantsoenen. Een paar dagen vertra ging waren dus niet verontrustend, maar men wacht met steun liever niet totdat zij echt nodig is. Zo werd een volgpatrouille met twintig dragers uitgezonden onder leiding van de luitenant ter zee arts II M. O. Tissing, een goede loper en klim mer. Kort na zijn vertrek uit 39a kwam hij op 2000 meter de terugkerende groep te gen. Niet alleen betekende deze beklim ming van de Antares een mooie sportieve prestatie, maar er werden ook tal van in teressante geologische gegevens bijeen gebracht. en wilt u dat wij uw krant naar uw vakantie-adres opzenden? Stuurt u ons dan minstens twee dagen voor uw vertrek een briefkaart met vermelding van uw naam, uw vaste adres, uw vakantie-adres, de datum waarop de eerste krant naar uw vakantie-adres gezonden moet worden en de datum waarop de krant voor het laatst moet worden toegezonden. Als u de krant per week betaalt, wilt u dan het abonnementsgeld voor de vakantieweken vooruit aan de bezor ger betalen DE ADMINISTRATIE Door dr. L. D. Brongersma, wetenschappelijk leider van de Nieuw-Guinea-expeditie. Attractie voor 10.000ste. „Kongo Contrasten", de zomertentoonstelling van het Tropenmuseum te Amsterdam, trekt zeer voel belangstelling. Weldra wordt de tienduizendste bezoeker verwacht, waar voor men een attractie in petto heeft: een gratis reis naar Brussel voor twee perso nen en een uitgebreide rondrit door de stad alsmede een bezoek aan het Kongo- museum te Tervueren. Sonncveld in Kurhaus. Na afloop van het optreden van het Münchener cabaret Die Kleinen Fische op 31 juli zal het Kur haus Paviljoen gedurende de gehele maand augustus worden bespeeld door het ensem ble Wim Sonneveld. Vertoond wordt het programma Rim Ram. Op Schiphol wordt hard gewerkt om alles in gereedheid te hebben als het vol gend voorjaar de K.L.M. de beschikking krijgt over viermotorige straalverkeers- vliegtuigen. De nieuwe 3300 meter lange en 45 meter brede startbaan zal dan voltooid moeten zijn. Tot dusver is men vóór op het tijdschema, dank zij ook de gunstige weersomstandigheden. Intussen groeit het luchtverkeer, zowel voor passagiers als vracht, op de Amster damse luchthaven zo sterk, dat bijzondere maatregelen worden getroffen om de over gangstijd op efficiënte wijze te overbrug gen. Het bestaande stationsgebouw wordt aanzienlijk vergroot, waarbij men in het bijzonder het oog heeft op de vertrekhal en de wachtkamer Europa en tevens op de aankomsthal. Door de rooilijn naar voren te brengen, ongeveer op gelijke hoogte met de nieuwe intercontinentale hal, wint men aanzienlijk ruimte. De waaier 'van uit gangspoorten voor de vertrekkende passa giers zal verdwijnen. Men hoopt daar een praktischer oplossing voor te vinden. Het ligt in de bedoeling met de vergroting van dit gedeelte van het stationsgebouw dit najaar te beginnen, zodat het bij het he- gin van het zomerseizoen 1960 gereed is. Het platform, de in- en uitscheepplaats voor de in het verkeer zijnde vliegtuigen, zal 58 meter naar de vliegveldzijde worden veidegd, waardoor een strook van 17.500 vierkante meter extra parkeerruimte wordt geschapen. Dit acht men dringend nood zakelijk, aangezien steeds meer luchtlijnen verbindingen met Amsterdam onderhou den, de frequenties voortdurend worden opgevoerd en de vliegtuigen groter wor den. De directie van de luchthaven Schiphol houdt de ontwikkeling van de luchtvaart, die de laatste jaren in zo'n snel tempo voortschrijdt, nauwlettend in het oog. Zij heeft onlangs een bezoek aan Le Bourget en Orly gebracht teneinde te zien welke maatregelen op deze beide Franse lucht havens zijn getroffen ten aanzien van alle technische problemen verbonden aan het gebruik van straalvliegtuigen. Reeds is be sloten dat ook op de Amsterdamse lucht haven experimentele proeven zullen wor den genomen met windschermen, die op het platform stevig zullen worden beves tigd, waardoor het wellicht mogelijk zal zijn dat de straaltoestellen op eigen kracht dichter bij het stationsgebouw zullen kun nen voorrijden en wegtaxiën. Deze wind schermen zullen 1.40 tot 1.60 meter hoog zijn. Door deze maatregel wint men ook ruimte op het platform, want nu zullen de straalvliegtuigen vermoedelijk 70 meter van elkaar kunnen staan in plaats van 90 meter. ER ZIJN MAAR WEINIG EPISODEN in de geschiedenis van de Europese expansie zo fantastisch als het avontuur van Herndn Cortes, de veroveraar van Mexico. Op 34-jarige leeftijd, in 1519, vertrok deze avonturierdie als negentienjarige al plan- tagebezitter op Cuba was, van dit eiland met. een kleine vloot, waarop 600 soldaten en matrozen, 13 musketiers14 kanonnen, een aantal bloedhonden en 16 paarden. In 1521 onderwierp Cortes met dat bataljon Tenochtitldn, de hoofdstad van het Tijk d.er Azteken, die nadien de stad Mexico werd. Als Cortes ooit geweten had wat voor soort staaf, hij te veroveren had. was de geschiedenis misschien anders verlopen. Die staat zat goed in elkaar en kon tienduizenden krijgslieden opbrengen. Van enig belang was misschien Cortesartillerie en ook de 16 paar den, onbekende dieren voor de Azteken en mogelijk daardoor schrik inboezemend. De verklaring van de ondergang van het Aztekenrijk moet een andere zijn. Dr. A. A. Gerhards, conser vator aan het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden, geeft ons deze bij zijn schrijven over de culturele achtergronden van Mexicaanse kunst in de catalogus van de tentoonstelling „Dertig eeuwen Mexicaanse kunst", die tot 24 augustus gehouden wordt in het Haagse Gemeentemuseum. Ik beveel deze catalogus van harte aan juist ook om dr. Gerbrands boeiende tekst. Wij lezen dan dat de leiding van het Aztekenrijk bij Cortes' inval ondanks de grote legioenen, die men kon aanvoeren, faalde door on zekerheid omtrent de identiteit van Cortés, die voor de Azteken heel wel de god Quetzalcoatl zou kunnen zijn. Deze zou volgens de legende als god-koning uit zijn land, het Toltekenrijk in Noord-Mexico, verjaagd zijn en eens uit het Westen terug moeten komen. Cortés droeg een baard als deze koning zou hebben en kwam uit het Westen. En er waren nog andere 'tekenen, die maakten dat Montezuma, koning-priester der Azteken met de mogelijkheid rekening diende te houden inder daad tegen Quetzalcoatl te staan. MET DE NAAM van deze god zitten we meteen in de mytho logie van de cultuureenheid Meso-Amerika, die Mexico dus omvat en waartoe enige zuidelijker gelegen staten van Midden- Amerika niet behoren. Coatl betekent slang, quetzal vogel. Quetzalcoatl betekent, opgerichte of gevederde slang. De slang symboliseert de aarde, de vogel de hemel. Steeds staan in deze cultuur twee dingen tegenover elkaar. Maar het een kan niet zonder het ander. Water, dat aards is, staat tegenover vuur, dat hemels geacht wordt. Bij de aarde hoort duisternis, horen maan en sterren, bij de hemel licht en zon. En dan moet het ene zich kunnen voeden met het andere om te blijven bestaan. Goden kregen tegenspelers, maar met gelijkende trekken of traden wel Masker uit de Teotïhuacanicultuur. op als eenzelfde figuur in verschillende manifestaties. Men asso cieerde Quetzalcoatl met de morgenster, die ook avondster is. „De eindeloze opeenvolging van dag en nacht representeerde, naar men veilig mag aannemen schrijft dr. Gerbrands in heel Meso-Amerika de eeuwigdurende kosmische strijd, niet alleen tussen dag en nacht, licht en donker, zon en maan, doch vooral en bovenal tussen leven en dood. De zon verdwijnt 's nachts in de onderwereld om tot skelet te worden. Om weer op te kunnen gaan, om tot nieuw leven te kunnen komen diende de zon gevoed te worden met bloed en harten van mensen, omdat de zon moest leven van de sterren, identiek aan deze mensen, die krijgsgevangenen moesten zijn omdat die sterren na een hevige strijd de zon geofferd werden. Die krijgsgevange nen kregen dan ook veelal een gespikkelde beschildering, die herinneren moest aan de sterren. HOEWEL HET MENSENOFFER ook bekend was in andere streken en oudere culturen in Meso-Amerika, moeten die Azteken nogal erg bezorgd zijn geweest over een eventueel wegblijven van de zon. Menigeen zal hiervan wel eens gehoord of gelezen hebben en zo staan wij niet geheel onbevooroordeeld tegenover die oude Mexicaanse kunst. Toch geloof ik dat een beeld als dat van de jaguar ln de vorm van een offersteen direct wel een huiveringwekkende indruk gééft. De opstelling van een en ander in het museum is geraffineerd en maakt in drukken nog feller. Mag een beeld als dit wel tot het minst vriendelijke behoren, alles hier is voor de meeste onzer bars. Tot het werk van de beeldende kunstenaars van deze tijd toe. Er is een zaaltje volkskunst, Dr. Fernando Gamboa, groot kenner van de Mexicaanse kunst en befaamd museoloog, schrijft in de catalogus: „De overvloed en veelzijdigheid die de volkskunst in dit land tentoonspreidt, en de bontheid van ornament, sierlijk heid, fantasie, de verscheidenheid van haar motieven, die va- Xipe Totec, voorjaarsgod uit de Aztekencultuur. riëren van het ongekunstelde tot het macabere, van naïve humor tot aan het zwartgallige sarcasme, maken haar tot een van de meest volledige esthetische uitingen van hedendaagse kunst, die dank zij de moderne esthetische smaak en opvattingen, gerevalueerd is". In dit zaaltje domineert een krans van aan de zolder opgehangen verbeeldingen van skeletten, waarvan ik de humor overigens wel zie. Verder vele „opgewektere" zaken, die ik graag om me heen. zou hebben. „Meest volledig esthetische uitingen van hedendaagse kunst" lijkt me wat veel gezegd. Maar het is volgens de „moderne smaak en opvattingen". DE KOLONIALE KUNST, voornamelijk religieuze, die onder de Spaanse overheersing ontstond, biedt ons Europeanen na tuurlijk gemakkelijker contactpunten. Toch bleek een katholiek vriend van me grote moeite te hebben met de overdadige rijk dom, van drukke barokke ornamentiek rond „altaarbeelden als straatorgelbeelden", zoals hij het noemde. Ja, de altaarbeelden kwamen mij meer curieus dan mooi voor. Maar die oranamen- tiek, zoals die volgens foto's ook aan de buitenzijde der kerken te vinden is, is mij van een soms verbluffend boeiend ritme Machtsvertoon, zoals mijn vriend het noemde, moet echter wel een grote rol gespeeld hebben, zoals dat bij oude Mexicaan* kunst ook het geval was. En brute kracht kenmerkt modern schilderijen als soms die van Siqueiros, die ook als polerrv bekend staat, als die van Orozco, geïnteresseerd in het cprr' Het werk van Diego Rivera, de in 1957 overleden schepper grote indrukwekkende wandschilderingen, waarin hij var> u socialistische idealen ook getuigde, is temidden van het me<v andere van eigenlijk kalme en soms innemende aard te noemen EEN CONTACT met deze kunst is uiteraard moeilijk wanneer men te weinig aanraking met deze cultuur gehad heeft. Be treffende de symboliek licht de catalogus ons uitvoerig in. Maar zonder kennis daarvan geniet men wel de schone gesloten vormen van beelden als Quetzalcoatl en een ratelslang, gemaakt door Azteken. Wij ontmoeten dieren, die ons doen denken aan die fijn gesneden Japanse Netsukeh's, maar dan in het groot. Voorts zien we ook dieren in vaasvorm, plastieken die mij nog meer troffen dan Picasso's verrassende ceramische produkten in deze geest. Geboeid zal men zijn door éen grote vitrine vol kleine beeldjes, als maquettes een beeld gevend van het dage lijkse leven in die oudheid. Prachtig zijn yougo's, zware, be werkte, hoefijzervormige stenen, die hun oorsprong vonden in heupgordels, die gebruikt werden bij een sacraal balspel, dat op „onschuldiger" wijze een rol speelde in de godsdienst. Ook andere zaken stammen van dat spel. Merkwaardig is het te weten dat dit spel nog gespeeld wordt, zij het dan niet meer met geheel dezelfde bedoelingen. Er is trouwens verwonderlijk veel toch blijven doorleven van die oude cultuur. Ik wijs slechts op die naar onze smaak macabere voorkeur voor schedels, die, zoals ik elders leerde, in de vorm van suikergoed wel genuttigd worden met Allerzielen. IN ZEKERE ZIN maakt de onbekendheid met de cultuur het ons ook weer gemakkelijker schoonheid te onderkennen. Zo zijn hier bijvoorbeeld wrijfstenen voor de maïs, die ook veel als symbool voorkomt; stenen die even aan geraffineerd ge vormde moderne en ook Rococo-tafels doen denken. Maar wat te denken van vetgemeste, haarloze honden, die de dood symboliseren. Zij treffen, maar toch eigenlijk door hun griezelig heid. Moge de schoonheid van veel hier een huiveringwekkende zijn, men mag niet de gelegenheid ongebruikt laten tot een bezoek aan deze zeldzame expositie. Wij begrijpen door een tentoonstelling als deze ook wellicht gemakkelijker het zoeken van hedendaagse kunstenaars, die uitdrukking wensen te geven aan eigen niet altijd zo vriendelijke tijd. Hier werd ik op andere dan de reeds vermelde wijze herinnerd aan Picasso door de foto van een meer dan mens-hoge kop, die wel lijkt op het portret, dat de Spanjaard Cargallo in steen hakte naar zijn vriend. Het is een portret, dat tot barstens toe geladen lijkt met kracht. Men ondervindt een dergelijke geladenheid aan meerdere voor werpen hier. Dat maakt ons beducht en dat was wellicht de bedoeling. Een wonderlijke sensatie wanneer dat door kunst wordt bewerkstelligd! Bob Buys

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 20