Tochten naar de Kiwirokvallei en
Antarestoppen lonen de moeite
Dertig eeuwen Mexicaanse Kunst
Isarse, beducht makende expositie
Sibillers zien het nut van lopen
door beekbeddingen niet in
Schiphol bereidt zich voor
op het straaltijdperk
ZATERDAG 25 JULI 1959
HAARLEMS DAGBLAD
OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
18
Stijg
en en
dalen
Over de graat
Rotswand
Gaat u met vakantie?
Kort nieuws
De negen muzen
SIBIL. 10 juli Nu de expeditie eenmaal draait, volgen de elementen elkaar
snel op. Wanneer het maar even redelijk weer is, gaan de helikopters de lucht in
en zo wordt de verbinding met de andere bivaks onderhouden. Van het basis-
bivak over het Oriongebergte naar het oosten loopt de route naar het Antarcs-
gebergte. Van afstand tot afstand zijn er open plaatsen gekapt, die als landings
terreinen voor de helikopters kunnen worden gebruikt. Op grotere afstanden
zijn bivaks ingericht, waar voorraden zijn opgeslagen voor de langstrekkende
groepen onderzoekers. De helikopter-vakken zijn met nummers aangegeven en
de er bij liggende bivaks dragen dezelfde nummers. Zo ligt bij de kampong
Nimdol in het dal van de Ok Bon (een oostelijke zijrivier van de Ok Tsjop (of
Oost-Digoel) bivak 36. Dit is een belangrijk punt, omdat hier voorraden liggen
opgeslagen voor groepen, die verder naar het oosten of wel naar het noorden
willen gaan. Als laatste van de serie ligt aan de voet van het Antaresgebergte
bivak 39, dat als basis was gekozen voor de beklimming van het gebergte. Als
eersten trokken de geologen naar de Ok Bon; dr. Ch. Bar koos bivak 36 als
uitgangspunt voor een tocht, die hij samen met de adjunct administratief amb
tenaar G. Dasselaar naar de Kiwirokvallei (20 km noordelijk van de Sibil vallei)
maakte. Ir. H. Cortel koos dit punt als basis voor een onderzoek in het dal van
de Ok Bon en enkele zijdalen, ing. A. Escher passeerde hier op weg naar het
Antaresgebergte.
Eerst, toen de helikopters nog niet te
Sibil waren gestationeerd, moest de hele
aanvoer langs deze route met dragers
geschieden, maar later werden de heli
kopters ingezet en daarmee kon op een
dag een ton aan voeding en uitrusting
worden overgebracht. Men zou daar
voor zeker vijftig dragers vier dagen
moeten laten lopen om dezelfde hoeveel
heid naar bivak 39 vervoerd te krijgen.
De geomorfoloog dr. H. Th. Verstappen
en de eerste luitenant der mariniers C.
B. Nicolas liepen van Sibil naar bivak 36
en gingen vandaar per helikopter naar
39 om met de heer Escher de beklim
ming van het Antaresgebergte te probe
ren.
Op 19 juni verlieten Bar en Dasselaar
bivak 36 op hun tocht naar de kiwirok
vallei. Voor het vervoer van hun uitrus
ting en voeding hadden zij de beschikking
over achttien Sansaforezen (mannen uit
het dorp Sansafor aan de noordkust van
de Vogelkop, die speciaal voor de expedi
tie waren aangeworven) en over een aan
tal Sibillers. Zij begonnen hun tocht op
1000 meter boven de zeespiegel en moes
ten de eerste dag al over het Jagoem-
gebergte (2350 m) heen. De hele tocht was
een opeenvolging van stijgen en dalen.
Nu zijn er dikwijls paden, die door de
bevolking worden gebruikt, maar deze
volgen meestal de bergruggen. Een geo
loog geeft de voorkeur aan een tocht door
de bedding van de beken, waar hij een
beter overzicht van de gesteenten kan
krijgen. De Sibillers vonden dit maar een
onaangename gewoonte en zij probeer
den dan ook telkens de groep naar een
volgens hen beter pad te voeren. Lukte dat
niet, dan kwamen zij 's avonds in het bi
vak eens met Dasselaar praten: „als die
andere man nu zo gek is om stenen te
willen verzamelen in beekbeddingen, laat
hem dan rustig alleen gaan en gaat u dan
met ons mee terug". Het heeft de heer
Dasselaar dan wel eens overredings
kracht gekost om deze Sibillers tot ver
der mee gaan te bewegen. De tweede dag
werd de centrale waterscheiding bereikt
en daar werd op 2560 meter boven zee
het bivak gemaakt, een koude bedoening,
want men slaapt niet in afgesloten ten
ten, maar onder een tentzeil, waar de
wind lustig onder door waait. Op de vier
de dag werd de Kiwirokvallei bereikt. Dat
is een dal met vrij veel bevolking en het
is een plaats, waar de Sibillers regelma
tig komen. Zij halen daar tabak en en
kele Sibillers hebben er een vrouw ge
kocht. Er is zelfs een man die een vrouw
in de Sibilvallei heeft en een andere in
de Kiwirok, hij logeert nu eens bij de
ene, dan weer bij de andere.
Van de Kiwirokvallei ging de tocht naar
het noordwesten, steeds weer dwars over
de heuvelruggen, die de dalen van de hier
naar het noorden afvloeiende rivieren
van elkaar scheiden. Zo bereikte men de
Ok Bie, een van de bronrivieren van de
Sobger (die op haar beurt in de Iden-
burgrivier uitmondt). Vandaar werd
naar het zuiden gelopen, weer terug over
de waterscheiding, over passen van 2680
en 2630 meter en zo werd het dal van de
Ok Tsjqp bereikt. Daar werd voor de laat
ste maal een bivak betrokken en vijftien
dagen na het vertrek uit Nimdol werd over
het Oriongebergte terug gelopen naar het
basiskamp in de Sibilvallei. Het lijkt al
lemaal nogal eenvoudig zo'n tocht, want
er worden geen grote afstanden afgelegd,
maar het is een dodelijk vermoeiende ge
schiedenis. Steeds een berg op, er aan de
andere kant weer af, een volgende rug
over, enzovoort. Soms gaat de route over
oneffen glibberige paden, dan weer door
Het droppen van voorraden, zoals dat
door de heer Platteel werd gade
geslagen.
met rolstenen bezaaide beekbeddingen.
Voortdurend moet men zorgen dat de
dragers bij elkaar blijven en dat er niet
een paar vandoor gaan.
Was deze tocht naar de Kiwirok al een
evenement, nog spannender was de An-
taresbeklimming. Aan de hand van de
luchtfoto's had men al een route uitge
zocht, die zou lopen over de graat, wel
ke de verschillende toppen en topjes
verbindt. Van bivak 39 uit maakte de heer
Escher een voorverkenning tot 1700 me
ter, maar het bleek dat daar geen water
te vinden was en dat men dus beter een
andere weg kon zoeken. Hier bracht de
helikopter uitkomst. Men maakte een
korte vlucht over een deel van het geberg
te en er werd een diepe kom gevonden,
geheel met riet begroeid, die als lan
dingsplaats voor helikopters kon worden
gebruikt. Van het dal van de rivier was
deze kom door een smalle rug geschei
den. Op de rug werd een bivak gebouwd,
dat uit twee huizen bestaat, één voor de
deelnemers aan de expeditie en één voor
een groep van het kadaster (die hier
astronomische plaatsbepalingen moet
doen). Het is misschien wat overdreven
om van huizen te spreken. De dakbedek
king wordt gevormd door dekzeilen, de
vloer bestaat uit dunne latjes en het huis
staat op korte palen. Aan de ene zijde de
sterke afdaling tot de landingsplaats voor
de helikopters, aan de andere zijde de
diepe kloof, waarin de rivier stroomt.
Langs de éne wand een rij bedden en ge
scheiden daarvan door een smal looppad
een werk/eettafel en een bank langs de
andere wand. In dit bivak heeft men
echt het idee van op expeditie te zijn.
Men is daar echt buiten, wat men van
het basisbivak met ons aluminium huis
en ons vliegveld niet kan zeggen. Per
helikopter ben ik er een keer op visite
geweest. Men landt in de kom achter het
bivak en als het in lange tijd niet heeft
geregend, dan gaat dat wel, maar als er
een paar flinke buien zijn gevallen stapt
men van de helikopter in een sopperige
massa. De weg naar het huis bestaat uit
een trap van boomstammetjes met dwars-
latjes (bij regen flink glad) en boomstam
men, waar men wat vlakke stukken aan
heeft gekapt om het lopen wat gemakke
lijker te maken. Het geheel is voorzien
van een leuning van dunne rotan, die niet
de minste effectieve, doch slechts morele
steun geeft. Dit bivak 39-a gedoopt, omdat
het tussen 39 en geplande 40 in ligt, dien
de als uitgangspunt voor de beklimming.
Het is er dicht bevolkt want de' biologi
sche deelnemers hebben er ook reeds hun
intrek genomen. Papoea-bevolking is er
niet, want men gaat niet de berg op, daar
wonen slechts kwade geesten. Als dra
gers moest men dan ook moejoes nemen,
die dit gebied niet kennen en dus met de
daar wonende geesten niets uit te staan
hebben. Zes dragers werden aangewezen
om met de heren Escher, Verstappen en
Nicolas mee te gaan. Zij kregen wollen
trainingspakken om hen te beschermen
tegen de koude op grote hoogte. Oo 27 juni
vertrok de kleine groep over de graat
naar de top. Men had erop gerekend, dat
de tocht hoogstens acht dagen zou duren.
Dat is wel wat tegengevallen, want elf
dagen later was men pas terug. Het An
taresgebergte is dicht bebost en men
moest dus een pad kappen. In het begin
ging dat nog wel, maar later kwam men
in een gebied met klimbamboe, die uiterst
veerkrachtig is. Tracht men met een kap
mes deze bamboe te kappen, dan buigt
zij door en veert weer terug. In een der
gelijk gebied waren de vorderingen maar
tweehonderd meter per uur.
In het begin was het weer goed en dat
was prettig voor het werk, maar slecht
voor de watervoorziening. Hier en daar
De heer Brongersma (rechts) met
gouverneur Platteel bij diens aan
komst in het basiskamp Sibil. Tussen
hen in op de achtergrond de echtgenote
van de gouverneur en rechts op de
achtergrond de heer Venema, technisch
leider van de expeditie. De ver
schijning van mevrouw Platteel heeft
er de Sibillers eindelijk van kunnen
overtuigen, dat er ook blanke vrouwen
bestaan
werd water gevonden en in jerry cans
meegenomen. Op andere plaatsen kon
men alleen maar drabbig water krijgen
door het vochtige mos, dat daar in grote
massa's groeit uit te knijpen. Een van de
deelnemers werkte zo enkele uren om tien
liter water te verkrijgen. Op 2800 meter
kwam men bij een steile rotswand, die
voor een alpinist wel te beklimmen was,
maar waar men de zwaar beladen dra
gers nooit tegen op zou kunnen krijgen.
Uren besteedde men aan het zoeken en
kappen van een nieuwe route, die om de
steile wand heen voerde. Op 4 juli werd
de westelijke top op 3380 meter bereikt.
De gehele groep, inclusief de dragers be
reikten dit punt. De Moejoes gaven door
gedans en gejoel uiting aan hun enthou
siasme.
Zij hadden het gebergte wel benauwend
gevonden en waren steeds bang dat de
steile wanden en toppen op hen zouden
vallen. Ten oosten van deze top werd nog
een klein bivak ingericht voor de drie
klimmers, de dragers gingen terug naar
een lager gelegen bivak waar het voor
hen minder koud was. Comfortabel was
het bivak van de drie heren niet: een uit
holling in de bergwand met daarover een
tentzeil, zodat men tenminste tegen wind
en regen beschermd was. Het weer was
veel slechter geworden en er vielen flinke
buien, zo kon men in een nacht met het
tentzeil twintig liter water opvangen. De
voedselpositie werd er ook niet beter op,
want de westelijke top werd pas bereikt
op de dag dat men feitelijk in bivak 39a
terug had moeten zijn. Het was moeilijk
om uit te maken wat nu de hoogste top
was, omdat men telkens in nevel was ge
huld. Wilde men slagen dan was de enige
oplossing om nog een dag te besteden aan
een zeer snelle beklimming. Hiervoor gin
gen de heren Escher en Verstappen op 5
juli op pad. Zij hadden het voordeel, dat
het laatste stuk van de smalle graat en de
oostelijke top niet begroeid waren. Het
werk begon hier meer te lijken op het
bergbeklimmen zoals men dat in Europa
kent. Om twee uur 's middags waren zij
op de oostelijke top, die 3650 meter hoog
bleek te zijn en niet 4170 meter, zoals op
de kaart stond aangegeven. Net toen men
op de top was scheurden de wolken uit
een en men had een mooi overzicht over
het gebergte. Het gestelde doel om de
hoogste top van Antares te beklimmen
was bereikt en in 'n snel tempo ging men
weer terug om voor donker weer in het
bivak te kunnen zi.in. De terugtocht met
de zes dragers langs het eenmaal gekapte
pad verliep vlot. Zo kwam men op 7 juli
weer in bivak 39a. Toen ons in het basis
kamp in de Sibilvallei het telegram van
bivak 39 bereikte, dat de groep veilig te
rug was, betekende dat voor ons een hele
opluchting. Wij wisten dat de klimmers
acht dagen weg zouden blijven en wij wis
ten ook dat zij voor die tijd voldoende voe
ding hadden, waarbij ook een paar kilo
noodrantsoenen. Een paar dagen vertra
ging waren dus niet verontrustend, maar
men wacht met steun liever niet totdat zij
echt nodig is. Zo werd een volgpatrouille
met twintig dragers uitgezonden onder
leiding van de luitenant ter zee arts II
M. O. Tissing, een goede loper en klim
mer. Kort na zijn vertrek uit 39a kwam hij
op 2000 meter de terugkerende groep te
gen. Niet alleen betekende deze beklim
ming van de Antares een mooie sportieve
prestatie, maar er werden ook tal van in
teressante geologische gegevens bijeen
gebracht.
en wilt u dat wij uw krant naar uw
vakantie-adres opzenden?
Stuurt u ons dan minstens twee dagen
voor uw vertrek een briefkaart met
vermelding van uw naam, uw vaste
adres, uw vakantie-adres, de datum
waarop de eerste krant naar uw
vakantie-adres gezonden moet worden
en de datum waarop de krant voor het
laatst moet worden toegezonden.
Als u de krant per week betaalt, wilt
u dan het abonnementsgeld voor de
vakantieweken vooruit aan de bezor
ger betalen
DE ADMINISTRATIE
Door dr. L. D. Brongersma, wetenschappelijk leider van de Nieuw-Guinea-expeditie.
Attractie voor 10.000ste. „Kongo
Contrasten", de zomertentoonstelling van
het Tropenmuseum te Amsterdam, trekt
zeer voel belangstelling. Weldra wordt de
tienduizendste bezoeker verwacht, waar
voor men een attractie in petto heeft: een
gratis reis naar Brussel voor twee perso
nen en een uitgebreide rondrit door de
stad alsmede een bezoek aan het Kongo-
museum te Tervueren.
Sonncveld in Kurhaus. Na afloop van
het optreden van het Münchener cabaret
Die Kleinen Fische op 31 juli zal het Kur
haus Paviljoen gedurende de gehele maand
augustus worden bespeeld door het ensem
ble Wim Sonneveld. Vertoond wordt het
programma Rim Ram.
Op Schiphol wordt hard gewerkt om
alles in gereedheid te hebben als het vol
gend voorjaar de K.L.M. de beschikking
krijgt over viermotorige straalverkeers-
vliegtuigen. De nieuwe 3300 meter lange en
45 meter brede startbaan zal dan voltooid
moeten zijn. Tot dusver is men vóór op het
tijdschema, dank zij ook de gunstige
weersomstandigheden.
Intussen groeit het luchtverkeer, zowel
voor passagiers als vracht, op de Amster
damse luchthaven zo sterk, dat bijzondere
maatregelen worden getroffen om de over
gangstijd op efficiënte wijze te overbrug
gen.
Het bestaande stationsgebouw wordt
aanzienlijk vergroot, waarbij men in het
bijzonder het oog heeft op de vertrekhal
en de wachtkamer Europa en tevens op de
aankomsthal. Door de rooilijn naar voren
te brengen, ongeveer op gelijke hoogte met
de nieuwe intercontinentale hal, wint men
aanzienlijk ruimte. De waaier 'van uit
gangspoorten voor de vertrekkende passa
giers zal verdwijnen. Men hoopt daar een
praktischer oplossing voor te vinden. Het
ligt in de bedoeling met de vergroting van
dit gedeelte van het stationsgebouw dit
najaar te beginnen, zodat het bij het he-
gin van het zomerseizoen 1960 gereed is.
Het platform, de in- en uitscheepplaats
voor de in het verkeer zijnde vliegtuigen,
zal 58 meter naar de vliegveldzijde worden
veidegd, waardoor een strook van 17.500
vierkante meter extra parkeerruimte wordt
geschapen. Dit acht men dringend nood
zakelijk, aangezien steeds meer luchtlijnen
verbindingen met Amsterdam onderhou
den, de frequenties voortdurend worden
opgevoerd en de vliegtuigen groter wor
den.
De directie van de luchthaven Schiphol
houdt de ontwikkeling van de luchtvaart,
die de laatste jaren in zo'n snel tempo
voortschrijdt, nauwlettend in het oog. Zij
heeft onlangs een bezoek aan Le Bourget
en Orly gebracht teneinde te zien welke
maatregelen op deze beide Franse lucht
havens zijn getroffen ten aanzien van alle
technische problemen verbonden aan het
gebruik van straalvliegtuigen. Reeds is be
sloten dat ook op de Amsterdamse lucht
haven experimentele proeven zullen wor
den genomen met windschermen, die op
het platform stevig zullen worden beves
tigd, waardoor het wellicht mogelijk zal
zijn dat de straaltoestellen op eigen kracht
dichter bij het stationsgebouw zullen kun
nen voorrijden en wegtaxiën. Deze wind
schermen zullen 1.40 tot 1.60 meter hoog
zijn. Door deze maatregel wint men ook
ruimte op het platform, want nu zullen de
straalvliegtuigen vermoedelijk 70 meter
van elkaar kunnen staan in plaats van 90
meter.
ER ZIJN MAAR WEINIG EPISODEN in de geschiedenis van
de Europese expansie zo fantastisch als het avontuur van
Herndn Cortes, de veroveraar van Mexico. Op 34-jarige leeftijd,
in 1519, vertrok deze avonturierdie als negentienjarige al plan-
tagebezitter op Cuba was, van dit eiland met. een kleine vloot,
waarop 600 soldaten en matrozen, 13 musketiers14 kanonnen,
een aantal bloedhonden en 16 paarden. In 1521 onderwierp
Cortes met dat bataljon Tenochtitldn, de hoofdstad van het Tijk
d.er Azteken, die nadien de stad Mexico werd. Als Cortes ooit
geweten had wat voor soort staaf, hij te veroveren had. was
de geschiedenis misschien anders verlopen. Die staat zat goed
in elkaar en kon tienduizenden krijgslieden opbrengen. Van
enig belang was misschien Cortesartillerie en ook de 16 paar
den, onbekende dieren voor de Azteken en mogelijk daardoor
schrik inboezemend. De verklaring van de ondergang van het
Aztekenrijk moet een andere zijn. Dr. A. A. Gerhards, conser
vator aan het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden, geeft
ons deze bij zijn schrijven over de culturele achtergronden van
Mexicaanse kunst in de catalogus van de tentoonstelling „Dertig
eeuwen Mexicaanse kunst", die tot 24 augustus gehouden wordt
in het Haagse Gemeentemuseum. Ik beveel deze catalogus van
harte aan juist ook om dr. Gerbrands boeiende tekst. Wij lezen
dan dat de leiding van het Aztekenrijk bij Cortes' inval ondanks
de grote legioenen, die men kon aanvoeren, faalde door on
zekerheid omtrent de identiteit van Cortés, die voor de Azteken
heel wel de god Quetzalcoatl zou kunnen zijn. Deze zou volgens
de legende als god-koning uit zijn land, het Toltekenrijk in
Noord-Mexico, verjaagd zijn en eens uit het Westen terug
moeten komen. Cortés droeg een baard als deze koning zou
hebben en kwam uit het Westen. En er waren nog andere
'tekenen, die maakten dat Montezuma, koning-priester der
Azteken met de mogelijkheid rekening diende te houden inder
daad tegen Quetzalcoatl te staan.
MET DE NAAM van deze god zitten we meteen in de mytho
logie van de cultuureenheid Meso-Amerika, die Mexico dus
omvat en waartoe enige zuidelijker gelegen staten van Midden-
Amerika niet behoren. Coatl betekent slang, quetzal vogel.
Quetzalcoatl betekent, opgerichte of gevederde slang. De slang
symboliseert de aarde, de vogel de hemel. Steeds staan in deze
cultuur twee dingen tegenover elkaar. Maar het een kan niet
zonder het ander. Water, dat aards is, staat tegenover vuur, dat
hemels geacht wordt. Bij de aarde hoort duisternis, horen maan
en sterren, bij de hemel licht en zon. En dan moet het ene zich
kunnen voeden met het andere om te blijven bestaan. Goden
kregen tegenspelers, maar met gelijkende trekken of traden wel
Masker uit de Teotïhuacanicultuur.
op als eenzelfde figuur in verschillende manifestaties. Men asso
cieerde Quetzalcoatl met de morgenster, die ook avondster is.
„De eindeloze opeenvolging van dag en nacht representeerde,
naar men veilig mag aannemen schrijft dr. Gerbrands in
heel Meso-Amerika de eeuwigdurende kosmische strijd, niet
alleen tussen dag en nacht, licht en donker, zon en maan, doch
vooral en bovenal tussen leven en dood. De zon verdwijnt
's nachts in de onderwereld om tot skelet te worden. Om weer
op te kunnen gaan, om tot nieuw leven te kunnen komen diende
de zon gevoed te worden met bloed en harten van mensen,
omdat de zon moest leven van de sterren, identiek aan deze
mensen, die krijgsgevangenen moesten zijn omdat die sterren
na een hevige strijd de zon geofferd werden. Die krijgsgevange
nen kregen dan ook veelal een gespikkelde beschildering, die
herinneren moest aan de sterren.
HOEWEL HET MENSENOFFER ook bekend was in andere
streken en oudere culturen in Meso-Amerika, moeten die
Azteken nogal erg bezorgd zijn geweest over een eventueel
wegblijven van de zon. Menigeen zal hiervan wel eens gehoord
of gelezen hebben en zo staan wij niet geheel onbevooroordeeld
tegenover die oude Mexicaanse kunst. Toch geloof ik dat een
beeld als dat van de jaguar ln de vorm van een offersteen
direct wel een huiveringwekkende indruk gééft. De opstelling
van een en ander in het museum is geraffineerd en maakt in
drukken nog feller. Mag een beeld als dit wel tot het minst
vriendelijke behoren, alles hier is voor de meeste onzer bars.
Tot het werk van de beeldende kunstenaars van deze tijd toe.
Er is een zaaltje volkskunst, Dr. Fernando Gamboa, groot kenner
van de Mexicaanse kunst en befaamd museoloog, schrijft in de
catalogus: „De overvloed en veelzijdigheid die de volkskunst in
dit land tentoonspreidt, en de bontheid van ornament, sierlijk
heid, fantasie, de verscheidenheid van haar motieven, die va-
Xipe Totec, voorjaarsgod uit de Aztekencultuur.
riëren van het ongekunstelde tot het macabere, van naïve humor
tot aan het zwartgallige sarcasme, maken haar tot een van de
meest volledige esthetische uitingen van hedendaagse kunst,
die dank zij de moderne esthetische smaak en opvattingen,
gerevalueerd is". In dit zaaltje domineert een krans van aan
de zolder opgehangen verbeeldingen van skeletten, waarvan
ik de humor overigens wel zie. Verder vele „opgewektere"
zaken, die ik graag om me heen. zou hebben. „Meest volledig
esthetische uitingen van hedendaagse kunst" lijkt me wat veel
gezegd. Maar het is volgens de „moderne smaak en opvattingen".
DE KOLONIALE KUNST, voornamelijk religieuze, die onder
de Spaanse overheersing ontstond, biedt ons Europeanen na
tuurlijk gemakkelijker contactpunten. Toch bleek een katholiek
vriend van me grote moeite te hebben met de overdadige rijk
dom, van drukke barokke ornamentiek rond „altaarbeelden als
straatorgelbeelden", zoals hij het noemde. Ja, de altaarbeelden
kwamen mij meer curieus dan mooi voor. Maar die oranamen-
tiek, zoals die volgens foto's ook aan de buitenzijde der kerken
te vinden is, is mij van een soms verbluffend boeiend ritme
Machtsvertoon, zoals mijn vriend het noemde, moet echter wel
een grote rol gespeeld hebben, zoals dat bij oude Mexicaan*
kunst ook het geval was. En brute kracht kenmerkt modern
schilderijen als soms die van Siqueiros, die ook als polerrv
bekend staat, als die van Orozco, geïnteresseerd in het cprr'
Het werk van Diego Rivera, de in 1957 overleden schepper
grote indrukwekkende wandschilderingen, waarin hij var> u
socialistische idealen ook getuigde, is temidden van het me<v
andere van eigenlijk kalme en soms innemende aard te noemen
EEN CONTACT met deze kunst is uiteraard moeilijk wanneer
men te weinig aanraking met deze cultuur gehad heeft. Be
treffende de symboliek licht de catalogus ons uitvoerig in. Maar
zonder kennis daarvan geniet men wel de schone gesloten
vormen van beelden als Quetzalcoatl en een ratelslang, gemaakt
door Azteken. Wij ontmoeten dieren, die ons doen denken aan
die fijn gesneden Japanse Netsukeh's, maar dan in het groot.
Voorts zien we ook dieren in vaasvorm, plastieken die mij nog
meer troffen dan Picasso's verrassende ceramische produkten
in deze geest. Geboeid zal men zijn door éen grote vitrine vol
kleine beeldjes, als maquettes een beeld gevend van het dage
lijkse leven in die oudheid. Prachtig zijn yougo's, zware, be
werkte, hoefijzervormige stenen, die hun oorsprong vonden in
heupgordels, die gebruikt werden bij een sacraal balspel, dat
op „onschuldiger" wijze een rol speelde in de godsdienst. Ook
andere zaken stammen van dat spel. Merkwaardig is het te
weten dat dit spel nog gespeeld wordt, zij het dan niet meer
met geheel dezelfde bedoelingen. Er is trouwens verwonderlijk
veel toch blijven doorleven van die oude cultuur. Ik wijs slechts
op die naar onze smaak macabere voorkeur voor schedels, die,
zoals ik elders leerde, in de vorm van suikergoed wel genuttigd
worden met Allerzielen.
IN ZEKERE ZIN maakt de onbekendheid met de cultuur het
ons ook weer gemakkelijker schoonheid te onderkennen. Zo
zijn hier bijvoorbeeld wrijfstenen voor de maïs, die ook veel
als symbool voorkomt; stenen die even aan geraffineerd ge
vormde moderne en ook Rococo-tafels doen denken. Maar
wat te denken van vetgemeste, haarloze honden, die de dood
symboliseren. Zij treffen, maar toch eigenlijk door hun griezelig
heid. Moge de schoonheid van veel hier een huiveringwekkende
zijn, men mag niet de gelegenheid ongebruikt laten tot een
bezoek aan deze zeldzame expositie. Wij begrijpen door een
tentoonstelling als deze ook wellicht gemakkelijker het zoeken
van hedendaagse kunstenaars, die uitdrukking wensen te geven
aan eigen niet altijd zo vriendelijke tijd. Hier werd ik op andere
dan de reeds vermelde wijze herinnerd aan Picasso door de foto
van een meer dan mens-hoge kop, die wel lijkt op het portret,
dat de Spanjaard Cargallo in steen hakte naar zijn vriend. Het
is een portret, dat tot barstens toe geladen lijkt met kracht.
Men ondervindt een dergelijke geladenheid aan meerdere voor
werpen hier. Dat maakt ons beducht en dat was wellicht de
bedoeling. Een wonderlijke sensatie wanneer dat door kunst
wordt bewerkstelligd!
Bob Buys