DE POP VAN DE ROMMELZOLDER Slank, rijzig silhouet met verbrede schouderlijnen Erbij Praktisch FRANSE HERFST- eenvoudig EN WINTERMODE charmant Het Schotse huwelijk op de helling ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1959 PAGINA VIER ER WAS EENS een heel groot huis. En bovenin dat huis was een hele gro te rommelzolder, waar nooit iemand kwam. Er stonden kisten met oude kleren, er lag een oud stuur van een fiets en er stond een kastje vol met lege flesjes en doosjes. En in een heel donker hoekje lag wat oud speelgoed bij elkaar. Een kapotte bromtol en een melkauto zonder wielen, een zakje met knikkers en een pop. Die pop was eigenlijk nog helemaal heel. Alleen zijn broekje zat vol motgaatjes en hij had een blousje aan zonder knopen. De pop lag daar al dagen en weken en maan- I denlang. Hij had al vaak gedacht: „Hè, ik wou, dat er maar eens iemand kwam om met mij te spelen". Tja, het was ook wel jammer, dat die pop in zo'n donker hoekje op de rommelzolder lag want het was best een aardige pop. Hij had een lief gezichtje en je kon vanon der zijn mutsje zijn haar te voorschijn zien komen. Maar op een dag kwamen er toch mensen op de zolder. De trap kraakte onder hun zware stappen. Dan ver scheen er een man, die een grote zak op zijn rug droeg en achter hem aan kwam de oude mevrouw, die het huis bewoonde. „Kijk" wees zij „kijk, dit kan alle maal weg". De oude kisten en koffers werden opzij geschoven en open ge maakt en alles, wat de oude mevrouw aanwees werd door de man in de grote zak gestopt. Tjonge, wat kon daar veel in, in die zak. Afgedankte kleren, gor dijnen, dekens, flessen; alles verdween in die grote zak. „Neem mij o.ok mee. Toe, neem mij ook mee!" klonk ineens een fijn stemmetje, zó zacht en ijl, dat je het nauwelijks horen kon. Het was de pop en het leek wel of de man het gehoord had, want hij nam de pop op en vroeg: „Moet die ook nog mee?" ..-Ja, dat is best" zei de oude me vrouw. DE MAN BEKEEK HEM lachend. „Het is een leuke pop" zei hij en de {pop kreeg een kleur van plezier toen hij dit hoorde. Ze gingen weer naar beneden en de grote, volle zak werd bovenop een handkar geladen. O, er lag nog veel meer op die kar. Een oud bed, een verroeste kachel en allerlei ouwe spulletjes. Kun je nu al raden waar de pop terecht was gekomen? Ja, hoor, op de kar van de voddeman. De pop zat lekker zacht boven op alle vod den en hij hield zich stevig vast toen de kar begon te rijden. Daar ging het, hoor! Tjingelingeling klonk de bel van de voddeman. „Voddè" riep de man en behendig stuurde hij zijn kar door het drukke ver keer. De pop keek zijn ogen uitHij keek naar de auto's, die in razende vaart langs hen heen suisden, de moto ren, die knallend en knetterend voort- sputterden, de fietsers en voetgangers die haastig hun weg zochten. EN VANAF ZIJN HOGE zitplaats schreeuwde de pop zo hard hij kon: „Voddèe, lompen en metalèe!" „O" zuchtte hij vergenoegd „wat is het toch fijn om voddeman te zijn. Ik zou wel altijd mee willen gaan en bo venop de kar willen zitten". Behagelijk leunde hij achterover en hij liet zich zachtjes heen en weer schommelen op de hobbelende voddenkar. Maar plotseling werd de kar met een ruk tot stilstand gebracht O wee! Van de schok tuimelde de pop haast naar beneden, maar hij wist zich gelukkig nog juist bijtijds vast te grijpen. De voddeman was door iemand bin nen geroepen en even later kwam hij terug met een groot, zwaar pak, dat hij pardoes bovenop de kar gooide. Het was een pak ouwe kleren, dat sterk naar kampferballen en petroleum rook. De pop lag eronder bekneld en de ake lige lucht, die het pak verspreidde deed hem haast stikken. ACH, WAT HAD DIE ARME pop nu een verdriet! De auto's en mensen om hem heen konden hem nu niks meer schelen. Hij voelde zich alleen maar diep ongelukkig onder dat zware pak en hij wou, dat hij nooit met de vodde man was meegegaan. „O, was ik nog maar thuis" dacht maar thuis in mijn donkere hoekje op de rommelzolder!" Inmiddels waren ze bij een stoplicht aangekomen, dat op rood stond. De kar stopte en toen de pop even opkeek zag hij op de stoep een meisje staan. Het meisje stond daar te wachten tot dat zij over zou kunnen steken. Maar toen ze de pop in het oog kreeg kwam ze vlak bij de kar staan. „O, wat een lieve pop!" riep ze uit en ze keek naar de pop met grote, verlan gende ogen. „Wil je hem hebben?" vroeg de voddeman vriendelijk. „O ja, meneer". Het meisje strekte haar armen naar de pop uit en van blijdschap wist ze haast niet wat ze zeggen moest. „Dank u wel, meneer, dank u wel", stamelde ze verlegen. Maar de vod deman hoorde het al niet meer, want het stoplicht was groen geworden en alle auto's begonnen weer te rijden. „Pèh, pèh" toetterclen de auto's. „Tjingelingeling" klonk de bel van de voddeman en vrolijk hobbelde de kar weer verder. DE POP WAS AL EVEN BLIJ als het meisje. Nu hoefde hij gelukkig niet meer op die akelige voddekar te liggen en nu had hij eindelijk iemand gevon den, die met hem wilde spelen. Het meisje nam de pop mee naar huis en de moeder van het meisje naai de nieuwe knopen aan zijn blousje. Zij maakte ook een spiksplinternieuw broekje voor hem en, tjonge, wat zag die pop er nu weer keurig uit! Het meisje was wat trots op haar nieu we pop. Ze legde hem voorzichtig in haar poppewagentje en ging toen een lange wandeling met hem maken. In een stille straat gekomen bleef ze evenwel plotseling staan om te luiste ren. Hoorde de pop het ook? Ergens ver weg tjingelde een bel. „Tjingelingeling"! klonk het. Ja hoor, het was de bel van de voddeman. „Hoor je dat?" vroeg het meisje aan de pop. „Zou je weer naar hem terug willen en bovenop de kar door de straten wil len rijden? Of wil je liever bij mij blij ven?" Ze streek liefkozend over zijn zachte haar, dat uit zijn mutsje te voorschijn kwam en ze keek hem vragend aan. Was het nu verbeelding of lachte de pop werkelijk tegen haar? Alsof hij zeggen wilde: „Bij jou wil ik blijven, lief meisje. Ik wil altijd met jou spelen en ik zal altijd jouw vriendje zijn". MARJAN VAN BEEK Tom tideldom, 't Konijn slaat op de trom. Hei dideldei, De haas blaast de schalmei. Uiterdetuit, 't Kameel speelt op de fluit. Tettertet, De olifant trompet. Oterdebo, De beer die speelt hobo. Een rij van wespen met hun angel Betikkelen samen de triangel. En in 't orkest verscholen, Bespelen de violen, Zestien hermelijntjes Ze zitten daar wat kleintjes. Ze hebben witte pakjes aan, Dat vindt men bij muziek niet staan. Het is bekend dat dat niet hoort En zeer de harmonie verstoort. Ze speelden heel erg mooi Schreef recensent de vlooi. Maar de rest van het orkest; Die vond hij niet zo best. Peu Nadat in Italië de grote modehuizen hun collecties voor de komende herfst en winter reeds bekend hadden gemaakt, lieten de grote modekoningen uit Parijs, Balmain, Balenciaga, Nina Ricci, Jacques Heim en Yves Saint-Laurent hun nieuwe creaties voor 1959/1960 zien. Afgezien van Dior, die inplaats van langere, nóg iets kortere rokken ontwierp, werden er niet zoveel opzienbarende dingen vertoond. Ook de Franse mode is dus ditmaal, evenals de Italiaanse, praktisch, charmant en eenvoudig. Pierre Balmain liet de rokzoom tot. bij na halverwege de kuit vallen, dus bijna vijf tot zeven centimeter langer dan vo rig seizoen. Hij noemt zijn lijn de „lotus". Deze lijn heeft een bijzondere luxueiise toets, waarbij gebruikt is gemaakt van kostbare bont op de kragen van het top zware silhouette. Witte hermelijn werd ge bruikt voor een korte mantel. Luipaard huid was een van de stroken op een klok- vormige rok van een cocktailjapon. Zijn tailleurs hebben jasjes die tot de heup reiken en geen schoudervullingen heb ben. Hoeden worden recht op het hoofd gedragen. Er waren vele turbans bij. Vele mantels hadden kragen van bont. Er was een Sherlock Holmescape die tot on der het middel reikte. Andere mantels hadden steelachtige rokken. Balmain maakte royal gebruik van bont. De cli max van de collectie was een zwarte man tel over wit hermelijn. Hij introduceerde ook een nieuwe anthracietkleurige nerts en enkele Russische sabelbontsoorten. Zijn japonnen voor overdag hebben blousen- de ruggen, sommige hadden een over- gooier-effect. Sommige tot halverwege het been reikende rokken zijn zeer nauw. Hoogtepunten van de avondcollectie was de terugkeer van de kokervormige tot de enkel reikende japon. Een van deze nauw sluitende japonnen was van zwart fluweel gedragen met een hoed met brede ran den, zo breed als de schouders van de mannequin. Sommige van deze .sheaths" waren gemaakt van goud en zilver bro kaat, andei-e hadden een sleep of waren met bont afgezet. De kleuren voor over dag zijn schakeringen van bruin, olijf groen, beige, paars en oranjerood. Een van zijn turbans was van kunstig gedra peerd chiffon in schakeringen van beige tot anthraciet de favoriete kleuren van het seizoen. Hij gebruikte oranje en ci troengeel en zwart voor contrasterende combinaties. Capes, stola's en franjes ko men overal in zijn collectie voor, maar deze garneringen zijn bedoeld om het sil houette te verlengen. Zelfs de korte cock tailjaponnen in allerlei stoffen, van pastel chiffon tot met goud doorweven fluweel, suggereren de lage heuplijn. De lijn van Balenciaga bewandelde de gulden middenweg tussen de korte rok van Dior en de lange van de overige cour- turiers. Zij noemden de lijn typisch Ba lenciaga en verwacht kan worden dat de ze ontwerper vele bestellingen zal krijgen die hun weg zullen vinden naar de Ame rikaanse markt. Het belangrijkste in de collectie is de lange torsolijn van de jas jes en japonnen en de bewegingsvrijheid die verkregen wordt door enigszins ge plooide rokken met de zoom tot twee a drie centimeter onder de knieschijf. Hij toonde wijd gesneden mantels met iets verbrede schouders van mohair en tweeds. Vele waren afgezet in dezelfde kleuren maar dan egale kleuren. Voor de avond toonde hij bijna tot de vloer reikende ja ponnen en natuurlijk ook de korte cock tailjaponnen. Hij gebruikte satijnen strik ken en halssnoeren die soms de kraag overbodig maken en completeerde som mige creaties met hoge helmachtige hoed jes. Balenciaga verkreeg het rijzige ef fect van zijn jasjes door het gebruik van dramatische zakken of naden bij de heu pen. Zijn japonnen van overdag zijn meest al van jersey met ceintuurs. Balenciaga gebruikte veel wit in mantels, voor garne ringen en in hoeden. Van deze laatste toon de hij meer dan een dozijn in diep bruin. Van deze kleur gebruikt hij zowat alle schakeringen, van kameelbruin tot cho colade. Ook paarse tinten kwamen veel voor. Het hoogtepunt op de tweede dag van het Parijse mode-seizoen was de collectie van het huis Nina Ricci ontworpen door Jules Frangois Crahay, die met zijn creaties het modehuis Dior naar de kroon weet te steken. Ook hij kwam met het slanke, rijzige silhouette en verbrede schouderlijnen, wij de mouwen die zodanig zijn gesneden dat de boezemlijnen worden verzacht, en een rok die tot het bovendeel van de kuit reikt Zijn creaties oogstten veel applaus er de enige critiek die men hoorde was da', hij de rokken iets langer had kunnen ma ken. Gezien de collecties van Balmain, Griffe en Ricci zijn er radicale verande ringen nodig in de garderobe van de mo dieuze vrouw. Is zij kort dan past het nieuwe Parijse silhouette haar niet. De taillelijn wordt meer gesuggereerd dan aangegeven soms met verticale rim pels of een losse ceintuur. Het nieuwe, zeer gewaagde decolleté 'van Ricci-Crahay was een van de verras singen van dc collectie. Korte avondjapon nen toonden discreet, maar gewaagde la ge halslijnen. Een geborduurde, fluwelen cocktailjapon had een zeer laag uitgesne den halslijn die tot onder de boezem door liep. Dat was ook het geval met een zwart satijnen cocktailjapon met een uitstaande kraag vanachter. De decolletés kwamen ook voor in de lange avondjaponnen waar van de meeste met een ceintuur worden gedragen of onder de lage boezemlijn met juwelen zijn versierd. De mantelkostuums hebben brede mouwen die in de jasjes zijn gezet, als omgekeerde inlassingen. Zij zijn gemaakt van stoffen met kleine rui ten, anthraciet en soms rood, welke laat ste de enige heldere kleur is in de collectie van Ricci. Andere tailleurs hadden ronde schouders en tot de heup reikende jasjes. Een ervan heette „Nikita" en was ge maakt van zwarte, geribde wol. Een an dere, met overslag, werd gedragen onder een grote hoed, die met veren was ver sierd. Kraagloze kostuums waien om de halslijn met bont gegarneerd. De collectie van Jacques Heim vertoon- de eveneens het lange, rijzige silhouette I met lange rokken. De jasjes van zijn tail leurs en ensembles hebben lange mouwen, tot de pols reikend, nauwsluitend om de heupen, ruim in de schouders. Heim in troduceerde dinerjaponnen, die tot halver wege dc kuit komen Er was er een van zwart wollen crêpe. Voor de avond ge- I bruikte Heim geribd fluweel, jei'sey, bro kaat. kant en zelfs nylon. Decolletés zijn vierkant en zeer laag uitgesneden. De avondmantels zijn groot, met grote kra- I gen, meestal van bont. Hij noemt zijn kra- V gen naar likeuren cognacbrum. absin the, chartreuse, crème de menthe. Dior: korte rokken! De eerste mannequin die zich in de goud-met-grijs gedecoreerde zaal vertoon de, droeg een marineblauw jasje en een rok, die haar knieschijven vrij liet. Het publiek bleef doodstil. Toen kwam de lan ge Britse mannequin Christine in een meer conventioneel cocoa-kleurig ensemble, waarvan de rokzoom haar knieschijf be dekte. Met een juist gevoel voor het. dra matische werden de zeer korte rokken af wisselend gepresenteerd met de wat lan gere tot de avondtoiletten werden getoond Zelfs de avondjaponnen die vanachter tot de vloer reikten, vertoonden voor een spl;' die bijna de knieschijf bloot liet. Soms was de tien centimeter brede band die boven de rokzoom was aangebracht, slechts der tig cm. in diameter. Yves Saint-Laurent had in een exclusief interview met UPI „Tour d'Argent", een ensemble van grijs flanel Het jasje met de diepe zakken heeft het effect van een driekwart mantel. '«CS* „x-lu.c des Vosgeseen getailleerd ensemble in zwartbruine tweed. De kraag is afgezet met bever. tilope" genoemd, die op beige-bruin lijkt. Sommige mantels lijken pelerines. Zoals altijd bij Dior vormden de avond toiletten het hoogtepunt van de show. Flu weel werd veel gebruikt, evenals bedruk te faille en taft. Helderrood, geel, groen en rose kleurden de schitterende japon nen. Het enthousiasme steeg met elke nieu we creatie. Om de andere mannequin toonde een japon die de knieschijf zicht baar maakte. Een japon van taft met wij de rok liet van vooi een onderrok van zwarte kant zien, die boven de knieschijf eindigde. De avondjaponnen volgden de lijnen van het figuur, echter niet nauwsluitend. Ve le leken op kokers, maar altijd was er iets belangwekkends bij de rokzoom. Er was een geborduurder tuniek met een voi le die tot de heup valt. Een satijnen ja pon van bleek oranje, „amante" genaamd reikte tot de vloer van achter maar was van voor opengespleten tot iets over de knie. Volumineuse avondmantels van sa tijn en fluweel gedragen over japonnen met klokkende rokken. Fluweel was afge zet met nerts, borduursels werden gecom bineerd met tule. De empire-lijn keerde terug. Vele nauwsluitende japonnen had den een sleep. Sommige mannequins droe gen miniatuurkroontjes of bejuweelde chignons in plaats van hoeden. De chig nons werden plat boven op het hoofd ge dragen. De rokken van vele avondjapon nen waren bij de zoom zo strak gerimpeld dat de mannequins moeite hadden erin te lopen. „Quai Volaire", een deux-pièces van geblokte tweed. De kraag is van vossebont. gezegd dat zijn nieuwe lijn „meer volwas sen zou zijn, en moeilijker te dragen dan ooit." Dit laatste werd door de manne quins bevestigd. De rok, waarin, zoals Saint-Laurent zegt, het geheim van zijn nieuwe lijn ligt, is meestal nauw, valt recht van de taille of schouders naar be neden of is bol van de heupen af. Maar of zij recht of bolvormig zijn, zij zijn al tijd voorzien van sproken, plooien of rim pels bij de zoom, om de nieuwe lengte een extra-accent te verlenen. Mantelpakjes in mohair en plaid heb ben natuurlijke schouders en worden ge dragen met toques van bont en grote oor bellen. Grote halssnoeren worden bijna overal bij gebruikt, meestal nemen zij de plaats in van kragen, die door Saint- Laurent nagenoeg verwaarloosd werden. De jasjes zijn kort, sommige met ceintuur, soms los om het middel sluitend. De rok ken van tailleurs vallen tot boven of over de knieschijf. Zoals gewoonlijk zijn er de finishing touches waarvoor het. modehuis beroemd is: contrasterende stoffen op hoe den, taftblouses en dassen. De mantels zijn volumineus, maar nimmer overdreven ge accentueerd bij de schouders. Bijna alle mantels zijn %ste. De kleur en de stoffen- contrasten zijn ongewoon belangrijk. Bij een mantel was het bovengedeelte rood en het benedengedeelte zwart. Banden mari neblauw zijn gebruikt om beige af te zc„- ten. De stoffen zijn soepel. Dior introdu ceerde een nieuwe kleur in mantels, „an- „Het geheim va.n mijn silhouet ligt in de rok en de wijze waarop het is uit gewerkt", zei Yves Saint-Laurent. „Bijna alles in de Diorlijn is verschillend van de andere. Jasjes van mantelpakjes zijn kort De schouders zijn smal, de kragen klein de stoffen zacht en soepel. De kleuren zijn heider en sterk contrasterend". Een Schots vrouwelijk lid van het Britse parlement, mevrouw Jean Mann, heeft bij de staatssecretaris voor Schotse aangele genheden een plan aanhangig gemaakt om de regering te verzoeken de wetten op de huwelijkssluiting in Schotland te herzien, zodat weggelopen minderjarige paartjes hun toevlucht niet meer in Schotland kun nen zoeken. Als bekend hebben ook vele Nederlanders van de weinig omslachtige huwelijksformaliteiten in Schotland ge bruik gemaakt. Mevrouw Mann wil het onmogelijk maken dat niet-volwassen en wier verblijfplaats normaliter niet in Schotland is, daar kunnen trouwen. Tot nogtoe kunnen minderjarigen boven de zestien zonder toestemming van ouders of kantonrechter er in de echt worden ver bonden. Engeland zelf eist daarvoor een leeftijd van eenentwintig jaar. Yves Saint-Laurent, de jonge modekoning van huis Dior bekijkt hoe één zijner avond jurken, gedragen door mannequin Alla, verrijkt kan worden met een kostbaar halssnoer. Hafsuko Kuroda, vrouw die van alle markten thuis is EEN VROUW die van alle markten thuis is, heeft de K.L.M. via de Poolroute naar Nederland gebracht. Zij heet Hatsu- ko Kuroda, is lid van het bestuur van de Japanse raad voor het toerisme, reist de hele wereld over voor het verzamelen van gegevens op toeristisch gebied, neemt overal kennis van de nationale ge rechten in Nederland de erwtensoep, maakt .diepgaande studie over, lièlë'ven in andere' landen en doét ''tussen dc bedrijven door veel aan sport,' in het bijzonder aan de bergsport. Als mevrouw Kuroda van haar reizen terugkeert in Ja pan houdt zij lezingen en voordrachten voor de radio en televisie, schrijft artike len in vele bladen en periodieken, ontwerpt reisplannen, organiseert kookcursussen voor dochters en vrouwen uit de hoogste klassen in Japan (een leerling krijgt van mevrouw Kuroda pas een diploma, als zij driehonderd recepten kent), geeft in de winter skiles in de bergen. Zij heeft vijf boeken geschreven over toerisme en haar naam pi-ijkt op vier Japanse kook boeken. Onze tuin- en kamerplanten Rochea falcata is een rijkbloeiende vet- plant; een zomerbloeiende plant, waar van men veel plezier kan hebben. De schar lakenrode bloemen zijn allerliefst en als men ze maar niet op de volle zon zet kun nen ze lang mee. Eigenlijk staan ze het best in een vensterbank op het oosten, maar dan zal men haar tegen tien uur in de morgen toch al een weinig moeten be schermen. Deze rijkbloeiende plant kan men met succes overhouden. Na de bloei moet ze dan iets terug gesnoeid worden en kan men haar wel met pot en al in de tuin ingraven en haar daar laten staan tot ongeveer half oktober. De nachten wor den dan te koel en het is beter haar bin nen te plaatsen. In die tijd heef! ze al nieu we scheuten gevormd en nu moet zo ge kweekt worden dat in de volgende zomer de bloemknoppen niet verloren gaan. Als men haar maar raak laat groeien gaan die knoppen verloren; ook wanneer men voortgaat met normaal begieten en be mesten. Deze plant moet rust hebben; wel geen volkomen rust, doch toch wel zoveel dat de scheuten niet door groeien door de bloemknoppen heengroeien, zegt de bloemist. De potgrond moet men dus aan de droge kant houden en pas als laat in het voorjaar blijkt dat de bloemknoppen zich normaal ontwikkelen, kan men weer bemesten en geeft men geleidelijk ook meer water. G. Kromdijk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 14