TAPTOE-DELFT, GROOTS SPEL VAN KLEUR, RITME EN LICHT
In Aix-en-Provence
demonstreerde zich
de scheidslijn in
de moderne muziek
7lleiuae
UITGAVEN
ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1959
Erbij
PAGINA TW
Taptoe - Tattoo -
Zapfenstreich
IN EEN VORIG ARTIKEL heb ik er al op gewezen hoe door
de persoonlijke voorkeuren van dirigent Hans Rosbaud, die
vanaf de aanvang de muzikale ziel was van het festival in
Aix-en-Provence, de Weense school en haar dodekafonische
Franse en andere nazaten in Aix altijd op een zekere voorrangs
positie konden rekenen. Verscheidene werken van Pierre Bou-
lez, Maurice le Roux en ook van hun Duitse geestverwanten en
kampgenoten als Stockhausen, werden zo in de loop der jaren
in Aix ten doop gehouden. Tegen deze (overigens betrekkelijke)
bevoorrechting is dit jaar nu voor het eerst een georganiseerde
reactie losgekomen, en men kan wel spreken van een wel
overwogen tegenoffensief. De Parijse componist André J olivet,
of juister zijn ondernemende echtgenote, kon de zuidelijke
zon blijkbaar niet nog langer in het (dodekafonische) water
zien schijnen, en in Aix zelf is van hun kant nu een soort
contra-manifestatie gelanceerd. Jolivet geeft zelf iedere ochtend
een cursus voor jonge componisten, en hij heeft bovendien een
hele reeks van prominente figuren uit het Parijse muziekleven
Barraud, Poulenc, Roland-Manuel, Rivier, Marguerite Long,
Markevitch, Daniel-Lesur in principe (maar niet steeds in
de praktijk) bereid gevonden aan zijn tegen-festival mee te
werken. De dodekafonisten pur sang zijn voor die gelegenheden
echter niet uitgenodigd, en zo lijkt het wel kennelijk de opzet
van het echtpaar Jolivet te zijn geweest het internationale
muziekpubliek dat zich deze weken in Aix concentreert, eens
onder de ogen te brengen dat de zo luidruchtige groep der
dodekafonisten de muzikale wijsheid en de dito toekomst toch
ook weer niet in exclusiviteit bezit. De innerlijke en uitwendige
vrede van het Provengaalse muziekfeest moge door die tegen
actie dan al enigszins gevaar lopen en het persoonlijk verkeer
moge soms een nuance stroever zijn geworden: in wezen kan
wat extra leven in de muzikale brouwerij natuurlijk toch nooit
kwaad, en doden en gewonden zijn er nog altijd niet gevallen.
Uit de botsing der meningen kan ook hier de muzikale waarheid,
zo niet geboren worden, dan zich misschien toch iets duidelijker
openbaren.
JOLIVET, wiens betekenis als componist
zeker niet onderschat mag worden en die
tot dusver in Aix inderdaad wat stief
moederlijk werd bedeeld, heeft het in Pa
rijs al verscheidene malen in het openbaar
met Boulez, de onbestreden voorman der
Europese dodekafonisten, aan de stok ge
had. Op de naam van Jolivet heeft Boulez
zich zelfs eens een (wat al te billijke)
woordspeling veroorloofd joli navet,
letterlijk: aardige knol nulliteit) en
nu de impulsieve voorman der dodekafo
nisten ter vervanging van Rosbaud ook dit
jaar weer als dirigent werd uitgenodigd,
was het niet zo onbegrijpelijk dat men in
het tegenkamp dan ook alle bondgenoten-
voorstanders der tonale muziek zo veel mo
gelijk poogde te mobiliseren. Intussen zal
de werkelijke strijd natuurlijk in de con
certzaal moeten worden uitgestreden.
Een dier veldslagen werd dus ook ge
leverd onder het opperbevel van maar
schalk Pierre Boulez persoonlijk die voor
deze gelegenheid de voltallige legerscharen
van het N.I.R.-orkest uit Brussel tot zijn
beschikking had gekregen. Zijn concert
werd een der hoogtepunten van het festi
val. Boulez is zeker geen geboren dirigent
zijn gebaren zijn houterig en met zijn
linkerarm weet hij vaak geen weg maar
zijn kennis der partituren is zo compleet tot
in de fijnste nuances, zijn optreden zo zelf
verzekerd en zijn hele persoonlijkheid zo
dominerend, dat zijn gebrek aan directie
techniek nauwelijks nog een rol lijkt te
kunnen spelen. Hij dirigeerde de lastige
Sechsorchesterstücke van Von Webern en
Alban Bergs Wozzeck-suite uit het hoofd
alsof hij Schuberts onvoltooide vertolkte,
en ik persoonlijk heb werken nog nooit
zo vrij, zo natuurlijk, zo onbevangen, zo
vloeiend en toch zo markant horen
klinken. Boulez had ook een noviteit op
zijn programma geplaatst in de vorm van
Rimes pour differentes sources sonores
van de Belgische componist Henri Pous-
seur. Een pretentieuze naam voor een
pretentieus stuk, waarvan de opzet niet al
te duidelijk of misschien ook wel
naar buiten trad.
VOLGENS HET PROGRAMMA had
Pousseur zich ten doel gesteld elementen
van elektronische of concrete oorsprong
met „levende" muziek te mengen. De
geluidsingenieurs hadden zich achter hun
schakelborden dan ook temidden der
orkestleden opgesteld, terwijl Boulez, ach
ter op het podium, met zijn gezicht naar
het publiek dirigeerde om zo tevens de
inzetten aan te kunnen geven van de twee
kleinere ensembles die achter het audi
torium waren geplaatst. In die opstelling
al zijn de principes van de stereofonische
of „spatiale" muziek niet moeilijk terug te
vinden, maar de verwerkelijking liet wel
alles te wensen over. Slechts op een of
twee momenten kon men zich afvragen of
een instrumentaal effect, speciaal van het
slagwerk, misschien langs elektronische
weg te weeg was gebracht, maar in feite
liet iedereen die vraag al heel gauw vol
slagen onverschillig omdat bij dit dubieuze
experiment muzikaal toch totaal niets ge
beurde. Pousseur had een welverdiend
lachsucces. Toen na afloop van de uit
voering een zaalknecht bij het verplaatsen
van de directiestoel een schuivend cres
cendo maakte, barstte onder het publiek
een spontaan applaus los: een zo muzikaal
„concreet" effect had Pousseur zelf niet
weten te verwekken.
EEN MEER VOLDRAGEN indruk maak
te Maurice Jarre van wie Louis Auria-
combe aan het hoofd van het Parijse Con-
servatoire-orkest polyphonie concertante
voor piano, slagwerk en trompet in eerste
uitvoering dirigeerde. Jarre behoort zeker
niet tot de conformisten en de reactionai
ren. Maar in zijn vernieuwingsdrang ver
liest hij tenminste enkele reële, maar ook
essentiële factoren van de concertpraktijk
niet uit het oog. In zijn compositie treft
men allerlei verworvenheden der recente
tonen, „geprepareerde" piano-effecten
technieken aan de .reeksen", kwart
maar voortdurend worden ze toegepast met
een vrijmoedigheid die gespeend is van
ieder parti pris, en vooral met een begrip
voor de mogelijkheden van musici èn pu
bliek, waardoor hij zich verre houdt van
alle laboratorium-experimenten. Zijn stuk
auditie al best van volgen. Jarre is sinds
DE VOORBEREIDINGEN voor de
Taptoe-Delft zijn alweer in volle gang.
Dit grandioze spel van kleur, ritme en
licht is wat de naam betreft ruim
drie eeuwen oud. In het begin van de
zeventiende eeuw bestond het Neder
landse leger nog grotendeels uit huur
soldaten. Tegen de avond plachten deze
hun vertier in de herbergen en taveernes
te gaan zoeken. De herbergiers •Vöêreh
daar wel bij want ook in die tijd moest
het gelag betaald worden. De leger
leiding echter moest veelal constateren
dat de manschappen bij de ochtend-
reveille niet in staat waren het land
voor de volle honderd percent te dienen.
Men besloot hier iets aan te doen. Maar
wat? Men kon niet de gelagkamers één
voor één aflopen met de mededeling:
„Kom mannen, naar huis, het is mooi
geweest". Neen zo redeneerden de
horen de bron van vertier moest tijdig
worden gesloten en aangezien vele aan
kondigingen in die tijd door hoorn en
trom werden gedaan kwam men tot de
slotsom dat er een signaal moest komen,
dat de herbergiers gebood, om niet lan
ger bier te tappen voor de mannen. Dit
signaal kwam er en 's avonds om negen
uur klonken de hoorns en trommen door
de straten ten teken dat de „tappen toe
moesten worden gedraaid". Kort gezegd
dus: „Tap-toe"! De herbergiers hielden
zich strikt aan de tijd, want de straffen
waren lang niet mals. Dit signaal kan
men nog steeds horen bij elke taptoe,
want het is voor de hoorns ongewijzigd
gebleven.
HET WAS UITERAARD indrukwek
kend de heldere trompettonen door de
avond te horen schallen en dat was de re
den om later op feestdagen het signaal te
laten geven door enkele tamboers en
hoornblazers tegelijk. Weer later werd het
idee geboren om de ceremonie vergezeld
te laten gaan van passende muziekstuk
ken, veelal gezangen. Zo is dan de taptoe
ontstaan, zoals wij die tot voor enkele ja
ren geleden gekend hebben. Een muziek
festijn met een plechtig karakter afgewis
seld door hoornmuziek en tromgeroffel.
Dat het idee van de in Holland geboren
taptoe niet tot ons land beperkt is geble
ven, blijkt wel uit het feit dat men in Enge
land een dergelijk gebruik kent onder de
naam „tattoo" en in Duitsland de „zapfen
streich".
IN ENGELAND ging de ontwikkeling
van de taptoe nog verder. Daar begon men
al vlug in te zien dat er met lichteffecten
(Uit „Kraaienflora", cartoons van Paul Flora („De Bezige Bü").
„EEN MAN VOOR MARIëTTE", door H.
E. Bates, vertaald door Ton van Beers en
uitgegeven bij uitgeverij „Nieuwe Wieken",
is de confrontatie van een uiterst pro
zaïsch belastinginspecteur met de meest
onprozaïsche Engelse familie, die zich maar
denken laat. Zo vrijgevochten en welhaast
anarchistisch is deze boerenfamilie Larkin,
dat men moeite heeft te geloven, dat het
werkelijk een Brits gezin is. Andere trek
jes wijzen echter bepaald in deze richting.
Pa Larkin en zijn familie leven het leven
van in de moderne tijd getransformeerde
Pallieters: zij beminnen hartstochtelijk het
schone der aarde, zonder ook maar één
ogenblik aan welke verplichting dan ook
te denken. Charmante dochter Mariëtte
doet de familie kond van het feit, dat zij
een kind verwacht. Daarop wordt eenparig
besloten, dat het voor haar tijd wordt te
gaan trouwen. Dus moet er een man ko
men. De schuchtere Cedric Charlton, een
droge belastinginspecteur, verschijnt ten
tonele, als door de voorzienigheid gezon
den. De hals wordt tot over zijn oren ver
liefd op het knappe meisje, maar heeft
de gehele lengte van het boek nodig om
zijn doel te bereiken. Daartussendoor tre
den tal van vreemde, maar tot en met
typisch Britse figuren op, die in hun bij
rollen nog meer kleur aan het zotte ver
haal geven. Zonder ook maar ergens mora
liserend of diepzinnig te worden ontrolt
Bates de ongelofelijke lotgevallen van dit
onaards schijnende gezin, dat behalve over
veel levensvreugde, over twee televisie
toestellen beschikt.
„KRUISTOCHT DOOR EUROPA", door
generaal Dwight Eisenhower, in een goede
vertaling door J. L. van Tijn verschenen
in Servire's Luxe Pockets, bevat het ver
slag van de toenmalige opperbevelhebber
van de geallieerde land-, zee- en lucht
strijdkrachten, die de Hitier vesting
Europa eerst omsingelden en later stor
menderhand veroverden. De inhoud van
deze editie is gelijk aan het omvangrijke
boek dat werd uitgegeven door Wm. Hei-
nemann, met uitzondering van de foto's
alsmede enkele overzichtskaarten en aan
hangsels. Wij achten het gemis van die
kaarten niet zo groot, wel het ontbreken
van het register, dat maar een paar blad
zijden beslaat. Waarom overigens een
overzicht is opgenomen van de Duitse
landstrijdkrachten en de opstelling van de
geallieerde strijdkrachten achterwege is
gebleven is ons een raadsel. Als er iets
weggelaten had moeten worden dan toch
zeker de opbouw van de machtsmiddelen,
waarvan wij de brute kracht aan den lijve
hebben kunnen ervaren. Dit zijn overigens
de enige aanmerkingen op dit voortreffe
lijk uitgevoerde en gedrukte pocketboek.
DE DONKERE WOLK, door Fred Hoyle,
uigegeven bij Hollandia te Baarn. Aan het
brein van een Britse professor in de asro-
nomie ontsproot deze science-fictionroman,
die wetenschappelijk gefundeerd is maar
dan ook volstrekt alleen daaraan zijn le
zenswaardigheid ontleent, want verder is
het nogal vermoeiend. In Amerika ontdekt
een student bij zijn routine-observaties
van de nachtelijke hemel een haast cirkel
vormige donkere vlek ten zuien van het
sterrenbeeld Orion. Het blijkt een enorme
gaswolk te zijn, die regelrecht op de aarde
afkomt. Prof. Hoyle vermeit zich erin de
consequenties van die nadering voor het
leven op de aarde verder uit te werken.
De samenwerking tussen geleerden en
autoriteiten om de gevolgen het hoofd te
bieden laten veel te wensen over, maar
dat komt natuurlijk allemaal door die
dolle politici, die er allemaal niets van
begrijpen. Het gezelschap geleerden komt
zelfs tot de ontdekking, dat de wolk een
intelligente levensvorm is, die zelfs bij een
tot stand gekomen radiocontact allerhande
aardige ontboezemingen doet, voortkomend
uit zulk een groot intellect, dat zij nau
welijks zijn te vatten. Wanneer de wolk
voor zijn vertrek nog gauw wat natuur
kundige theorieën en feiten gaat doorge
ven via een batterij kathodestraalbuizen,
worden degenen, die college bij hem lopen
bij het „inpompen" daarvan zodanig over
laden dat zij hersenvliesontsteking krij
genVooral mensen met een beetje na
tuurwetenschapelij ke belangstelling zullen
dit boek met twinkelende ogen lezen. Maar
litterair staat het ongeveer op het niveau
van een beeldromannetje.
nische eenheden aanrukken, die kleur-
schijnwerpers opstelden, wat het geheel
al direct een ander aanzien gaf. De minis
ter die ook op het feest aanwezig was gaf
blijk van zijn enthousiasme.
Diezelfde zomer concerteerde de K.M.K.
op de Grote Markt in Delft, waar het de
heer Van Yperen opviel, hoe prachtig de
ze markt zich zou lenen voor de plannen die
nog steeds in zijn hoofd broeiden. Na af
loop van het concert ging hij eens praten
met de leiding van Delfesta, die in Delft
festiviteiten organiseert. Deze zagen de
belangrijkheid van een dergelijke show al
gauw in. Er werd een gesprek gevoerd met
de minister, die alle medewerking toezeg
de en de gemeente Delft bood aan voor vijf
enveertig duizend gulden garant te zullen
staan. Er werd een Taptoe-commissie in
het leven geroepen waar ondere anderen
Prins Bernhard en vele andere hoogge
plaatste personen zitting in hadden. Kapi
tein Van Yperen ging aan het oefenen met
zijn orkesten, want vele militaire orkes
ten zouden hun medewerking verlenen. Hij
had de beschikking gekregen over een
exercitie-peloton van de Koninklijke
Luchtmacht, waarvan men tot op heden
nog niet begrijpt hoe het zonder comman
do de moeilijkste figuren kan maken. Als
technisch adviseur werd Johan de Mees
ter, de bekende toneelregisseur, bereid ge
vonden.
EN ZO KWAM de grote dag in augustus
1954 dat de taptoe Delft in première ging,
na heel veel voorbereiding, waarin de op
te lossen moeilijkheden talloos waren. Een
van de grootste problemen was Hugo de
Groot, die daar rustig het gedoe om zich
heen bekeek en zich al verlustigde op een
ereplaats als het zover was. Maar helaas
hij moest het veld ruimen en werd met de
Een fraaie opname van de Taptoe 1958.
meeste eerbied en voorzichtigheid in de
hoek van de markt gedeponeerd naast de
Nieuwe Kerk. De Delftenaren waren het
echter met deze verplaatsing in het geheel
niet eens en beschouwden dit als inbreuk
op hun stadsschoon. Maar ook hier heeft
de taptoe overwonnen en Hugo bleef in de
hoek staan.
HOE MOEILIJK deze opgave was blijkt
wel uit het volgende: Enkele jaren gele
den had de heer Smits, die de verantwoor
ding had gekregen voor de „aankleding"
van de show, de tekeningen gevonden
van een bepaalde historische groep,
die hij geschikt achtte voor de taptoe. De
kledingstukken waren prachtig en volko
men zo als ze zijn moesten. Maar men
kwam tot de ontdekking dat nergens de
bijbehorende knopen te krijgen waren. De
heer Smits is toen ten einde raad maar
naar de Haagse Brandweer gestapt om
500 knopen te lenen, hoewel het hem hele
maal niet zinde, want zo hoorde het niet;
alles moest volledig authentiek zijn, vond
hij.
Behalve oude klederdrachten moest
men ook de gewoonten van de toenmalige
soldaten gaan onderzoeken. Hiervoor do
ken specialisten van het ministerie van
Oorlog in oeroude archieven, en zij vonden
bijvoorbeeld de oude exercitie-reglemen
ten weer terug met de daarbij behorende
bevelen.
OUDE TROMMEN en andere muziek
instrumenten uit die tijd werden nauwkeu
rig nagemaakt in de Rijkswerkplaatsen,
waar men soms wel eens met de handen
in het haar zat over de vreemdsoortige or
ders die men kreeg. Maar ondanks alles
is de taptoe gegroeid tot iets groots, iets
waar de organisatoren werklijke trots op
kunnen zijn en de gemeente Delft dank
baar is, omdat het hun stad is, waar dit
alles een, zo langzamerhand traditionele
plaats heeft gekregen. Men kan Delft nu
al niet meer los zien van de taptoe en
de Delftenaren zelf raken ook steeds meer
gevangen in de sfeer ervan. Iedereen leeft
er met de taptoe mee. In deze dagen ziet
men zelfs advertenties met taptoe-koopjes
eet men er taptoe-hapjes, drinkt men tap
toe-cocktails, koopt men taptoe-souvenirs,
enzovoorts enzovoorts. Maar het belang
rijkste van deze taptoe is toch wel hetgeen
men zelf bewaart als men éénmaal echt of
via de televisie hem heeft kunnen gade
slaan. De Valeriusklanken van de eerste
trans der Nieuwe Kerk zullen weer ont
roeren en de Last Post vanaf de toren zal
weer in de stilte van de avond over de dui
zenden aanwezigen klinken.
HERSENSPOELING. (Ik onderging de
geestelijke martelingen van het commu
nistische regime) door Lajor Ruff, is uit
het Frans (La machine a laver les cer-
veaux) vertaald door J. F. Kliphuis en
verschenen bij Schellens en Giltay te
Amsterdam. De kortstondige Hongaarse
revolutie betekende voor deze 26-jarige
Hongaarse dichter-schrijver de bevrijding
uit de gevangenschap, waardoor hij de
voorgeschiedenis en het proces van de
methode der hersenspoeling voorzover
dat mogelijk is kan navertellen. Het is
een schokkend relaas, dat eindigt met zijn
bevrijding. Het is wreed te bedenken dat
het regime, waaronder deze gruwelen zijn
geschied, door de uitvinders van deze
mensonterende behandeling opnieuw aan
de macht is gekomen.
„VUUR TUSSCHEN DE WOONWA
GENS", door James Walker, vertaald door
Margot Bakker en uitgegeven bij De Tijd
stroom in Lochem, bevat de geschiedenis
van de tot een volwassene opgroeiende
kermisjongen Dick Wainwright. Met deze
geschiedenis als leidraad schetst Walker
de groeiende liefde tussen de oudere broer
van zijn held, Simon, met. Harriet, de
vrouw van één der andere woonwagen
bewoners. Deze liefdesgeschiedenis wordt
gevolgd zoals de twaalfjarige Dick haar
ziet. Daartussendoor wordt op onopge
smukte wijze verhaald van het leven der
woonwagenbewoners van alledag: de bonte
warreling van de kermis, de schilderach
tige kermisfigui-en en het besef van hen
allen, dat zij „anders zijn". Een besef, dat
door de jongen heel sterk wordt gevoeld.
Op sympathieke wijze volgt Walker zijn
held op de weg naar de volwassenheid.
Met liefde tekent hij de jongen met zijn
gevoeligheden en scherpe, intuïtief juiste
blik op de ouderen. Als de geschiedenis
van Simon en Harriet tot een uitbarsting
komt, laat Walker zijn hoofdfiguur ont
redderd en desolaat achter, met een verlo
ren illusie, maar met vertrouwen blikkend
naar de toekomst. Een met veel gevoel ge
tekend verhaal, dat nergens de grenzen
van banaliteit of sentimentaliteit benadert.
(Uit „Kraaienflora", cartoons van Paul Flora („De Bezige Bü")-
KAPITEIN VAN YPEREN kon de ge
dachte niet meer loslaten om in Holland
ook zo iets te organiseren. En deze gedach
te werd al gedeeltelijk verwezenlijkt op het
feest van de Koninklijke Militaire Acade
mie te Breda, waar de heer Van Yperen
met zijn mannen in 1953 concerteerde. In
plaats van de gebruikelijke taptoe bracht
hij zijn Schotse ervaringen in de praktijk.
Daartoe liet hij onder andere enkele tech-
altijd stelselmatig werden vermeden. De
opgewektheid en de humor van Prokofjef's
Romeo en Juliette bracht in dit program
ma gelukkig een verademing teweeg, al
had ook deze vertolking, leek me, gerust
een wat ruimere dosis fantasie kunnen
verdragen.
NAAST HAYDN's II Mondo della luna,
omvatte de reeks opera's dit jaar Mozarts
Zauberflöte, die hier het vorig jaar in pre
mière ging, en zijn Cosi fan tutte die al
langer op het repertoire van Aix fungeert.
De Zauberflöte werd uitgevoerd onder lei
ding van de jonge Parijse dirigent Serge
Baudo. Het souvereine meesterschap van
een Rosbaud mocht men bij Baudo uiter
aard nog niet verwachten, maar in elk
geval zat men hier tegenover een jong
kunstenaar, die het geestelijk contact met
Mozart nu al heeft gevonden en voor wie
ook in deze richting nog een grote toe
komst lijkt te zijn weggelegd. Een desas-
treuse misgreep, die dus goeddeels op
rekening der omstandigheden geschreven
moest worden, wat het evenwel van de
festival-leiding geweest de directie van de
Cosi fan tutte in de handen van de onbe
kende Italiaan Alberto Erede te leggen.
Het werd voor de trouwe festivalgangers
van Aix, voor wie Mozart en Rosbaud
bijna een tweeëenheid zijn geworden, geen
opwekkende avond, en zelfs de sublieme
kunst van een Nan Merriman, een Teresa
Stich-Randall en een Marcello Cortis
die ook' de regie weer in handen had
kon die diepe teleurstelling niet meer ver
helpen.
Frank Onnen
en show meer te bereiken viel tijdens de
uitvoering, hetgeen zeer in de smaak viel
bij het publiek. In Schotland, met name
in de stad Edinburg, had men reeds en
kele jaren een „tattoo-show", die er zijn
mocht,. De. man die daar de touwtjes in
handen had was de heer A. G. M. McLean.
In 1952 wilde deze aan zijn show een in
ternationaal tintje geven door buitenland
se orkesten te engageren. Het allereerste
oi'kest waar hij aan dacht was onze Ko
ninklijke Militaire Kapel (de K.M.K.het
geen niet te verwonderen is. Dit muzikale
gezelschap genoot reeds lang bekendheid
tot ver over onze grenzen.
In 1952 kwam de heer McLean naar Den
Haag en trad hij in contact met de luite
nant-kolonel baron Mackay, die hier de
zorg had voor het arrangeren van de mu
zikale activiteiten der militaire korpsen.
Spoedig daarna gaf de minister van Oor
log toestemming voor het optreden van
de K.M.K. in de show van de heer McLean.
Enkele maanden later scheepte de K.M.K.
zich in met hun leider, de kapitein-diri
gent R. van Yperen. Het werd een groot
succes voor de Nederlanders op het slot
plein van het oude kasteel van Edinburg.
lijks contact met de praktijk van het
„volkstheater" had hij hier als componist
tenminste de bus met zijn eigen tijdgeno
ten nu eens niet gemist. Hij moge als poly-
technicus of mathematicus dan de mindere
zijn van sommige dodekafonisten die met
maatlatten en logaritmetafels schijnen te
componeren, als muzikant steekt Maurice
Jarre er heel wat van in zijn zak. Zijn
„Polyphonie" is een werk dat de daadwer
kelijke belangstelling ook buiten Aix ver
dient.
Marcel Cortis, die als zanger en regisseur
weer een der steunpilaren van het
festival was.
is met een redelijk aantal repetities uit te
voeren en een geïnteresseerd publiek kan
er tenminste de grote lijnen bij een eerste
jaren muziekdirecteur van Vilar's Théatre
National Populaire en dank zij dit dage-
IN DE SECTOR VAN DE OPERA, die
vorige jaren eveneens door Rosbaud werd
beheerst, is het festival-directorium helaas
minder gelukkig met haar dirigent-vervan
gers geweest. Der traditie-getrouw werd
ook dit jaar het laatste concert van het feest
weer geheel aan Mozart gewijd, en hij ont
stentenis van Rosbaud zou Peter Maag, die
als directeur aan de Nederlandsche Opera
is verbonden, het festival uit mogen luiden.
Maag heeft een uitstekende indruk ge
maakt. Het zeer slagvaardige N.I.R.-orkest
uit Brussel had intussen de zware dienst
van zün radio-collega-musici uit Baden-
Baden overgenomen, en onder verscheidene
dirigenten Markewitch, Advard Doneux,
Boulez en Sternefeld hebben de Belgen,
spelend in hun overhemden, zich in uit
eenlopende domeinen van het repertoire
onderscheiden. Sternefelds keuze, Brahms
tweede symfonie en Mahlers Kindertoten-
lieder die overigens aangrypend door
Hilde Rossel-Majdan vertolkt werden
pasten niet in het kader en de traditie van
het Mediterraanse festival, waar de Ger
maanse hoog- en postromantici dan ook