&23SÊ
Zuldindische danskunst van Mrinalini Sarabhai
„LES COUSINS" van Chabrol
een knappe filmbegoocheling
Aiphenaar
Ner
ituie w
Henri Arends introduceert
werk van Otto Ketting
Jubileumexpositie: paarlen van
Van Looy's levenssnoer
ZATERDAG 17 OKTOBER 1959
HAARLEMS DAGBLAD —OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
11
J. A. C. van Zillesen
overleden
Twee vrouwelijke alpinisten
vermist in de Himalaja
Rumoer om G.G.D.
B. en W. van Amsterdam
wijzen verwijten af
V riendenkransconcert in
Amsterdams concertgebouw
Geen tweede kandidaat
voor schoolhoofd
Zaadhandel JAN ROOZEN
ALLES VOOR UW TUIN
ATAX-TAXI
1.2.3.4.5
Vioolrecital voor
„Geloof en Wetenschap''
met de verschijning van de film
„Les cousins" is een tweede tijdsbeeld van
Franse origine toegevoegd aan de waarde
bepaling der jongere generatie. „Les tri-
cheurs", in het Nederlands getiteld „Zon
daars in spijkerbroeken" vormde het ope
ningsstuk. Zo spectaculair als deze film is
.Les Cousins" zeker niet. Ze kiest haar
milieu veel gespecialiseerder: de studen
tenwereld. Ze zoekt daarin het exces op,
de afwijking, de nihilistische levenshou
ding. Die schijnt, als men op regisseur en
scenarioschrijver Claude Chabrol af moet
gaan, tekenend voor die wereld, waarin
de jeugd al evenmin geneigd is zich aan
waarden te storen als de wat stoere en
driftige spijkerbroekendragers dat doen.
Maar wat bij die laatste groep een nog te
verhelpen defect lijkt, wordt bij de intelli
gentsia een verziekt levensbeeld. De geest
ontspoort. Nihilisme en sadisme zijn er de
kwaadaardige uitwassen van.
Wanneer Claude Chabrol dat heeft wil
len vaststellen, dan is hij daarin geslaagd.
Maar het lijkt wel of de ijver, waarmee hij
zich aan die opgave wijdt, zelf voortkomt'
uit een geïnteresseerdheid, die niet veel
anders achter zich heeft dan een perfect
uitgebalanceerd sfeergevoel. Ik kan voor
mijzelf geen andere verklaring vinden
waarom ik op de keper beschouwd zijn
film niet eens belangwekkend vind. Ze is
in haar ontwikkeling lange tijd intrigerend
tot het ogenblik komt dat ze niet eerlijk
meer is. Voor een goed begrip dient de
lezer dan te weten, dat ze ons het huis
binnenvoert van een rijkeluiszoon, een
student, die een neef uit de provincie
onderdak verleent. De neef is een aardige
jongen. Hij wil hard werken en hij aan
vaardt de extravagante situaties, die er in
huis voorkomen, als een bewijs, dat hij
zelf er nu eenmaal betere leefgewoonten
op nahoudt dan anderen. Die anderen zijn
dan de studenten en hun meisjes, die met
drank en erotiek het huis van de neef
vullen. Tot de jongeman een meisje ont
moet, dat hij bijzonder aardig vindt. Het
heeft er alles van dat zijn verliefdheid
weerklank vindt: een hartsaangelegenheid,
die men ook een zielsaangelegenheid kan
noemen. De elementen voor werkelijke
liefde schijnen aanwbzig. Het meisje wordt
evenwel door de andere neef omgepraat.
Ze ontwijkt de erotische prikkel van zijn
toenadering niet en geeft zich graag aan
hem om vervolgens met hem samen te
gaan wonen. Dat gebeurt zonder dat de
als maar blokkende oprechte minnaar er
zich tegen verzet. Hij blijft bij hen wonen
en accepteert laconiek de situatie als een
normale. Het meisje verdwijnt weer, de
neven gaan gewoon verder, de nietsnut
slaagt voor zijn examen, de blokker sjeest.
Dat laatste verwondert hem bijzonder (ons
niet). In de nacht thuiskomend laadt hij
een kamer van de revolver, waarmee zijn
neef altijd spelenderwijze schiet, en doet
het ding afgaan bij de slapende jongeman.
De slaper heeft geluk. De kogel zat niet
voor de loop. Maar de volgende morgen
treft de provinciaal het slechter. Neef ziet
de revolver, richt en een schot klinkt.
Dodelijk getroffen stort de provincie-stu
dent neer. Verdwaasd staat de toevallige
moordenaar bij het lijk.
MEN KAN NIET beweren dat de neven
geen interessante verschijningen zijn en
hun contrasten, geen stof leveren voor een
conflict dat nog eens verscherpt wordt
door de mentaliteitsbenadering van een
aantal „modern levende" jongelieden. De
Parijse neef gedraagt zich als een super
wezen met volslagen gebrek aan moraal,
sadist bij tijd en wijle en toch ook weer
niet de kwaadste tegenover zijn neef-uit-
de-provincie, voor wie hij als beschermer
optreedt. De neef-uit-de-provincie heeft
geen lol in de lol van zijn neef, maar hij
bemoeit zich niet met zijn privé-zaken. Hij
leidt zijn eigen leven, waarin hij barrières
erkent als feiten om te overwinnen, maar
het strookt niet met deze opzet van karak
ter, dat hij, wanneer hij voor zo'n bar
rière komt te staan, er rustig langs heen
Advertentie
SCHUMANN - Piano
concert in A mineur
op. 54
HAYDN - Symphonie
No. 92 in G (Oxford
Symphonie).
Grammofoonplaten en
nartituren voorradig
KRUISWEG 47-49 HAARLEM
Dezer dagen is in Haarlem overleden de
heer J. A. C. van Zillesen, die een belang
rijke rol heeft gespeeld in de diverse orga
nisaties, die zich bezig houden met de hon
densport. De heer Van Zillesen, die negen
tig jaar is geworden, richtte in 1901 samen
met de heer mr. H. A. Lorent de „Raad
van beheer op kynologisch gebied" op.
Voorts was hij jarenlang voorzitter van de
Utrechtse rashondenvereniging, zeven
tien jaar voorzitter van de kynologenclub
J. A. C. van Zillesen
..Amsterdam", voorzitter van de Neder
landse Airedaleterrierclub en gedurende
ruim 27 jaar voorzitter van de Pekingees-
en Dwergspanielclub. Later werd hij pen
ningmeester van de kynologenclub „Ken-
nemerland" van welke vereniging hij te
vens erevoorzitter was. Tenslotte was hij
erelid van de Koninklijke Nederlandse
Kennelclub „Cynophylia". Het stoffelijk
overschot van de heer Van Zillesen zal ge
cremeerd worden in Westerveld op maan
dag 19 oktober na aankomst van de trein
van 14.03 uur.
loopt. De film „Les cousins" geeft dan ook
een vals beeld vanaf het ogenblik, dat het
meisje in het spel komt, met de Parijse
neef gaat samenwonen en onze provin
ciaal dat slikt. Een jongen van zijn kaliber
was het huis uitgelopen, had ergens anders
kamers gehuurd of was desnoods terug
gegaan naar de provincie. Dat hij ondanks
al zijn blokken sjeest is begrijpelijk. Geen
mens verdraagt zo'n situatie. Dat hij zijn
neef de revolver op de slaap zet is ronduit
belachelijk. Dat hij door die revolver zelf
sterft is drakerig. Het heeft allemaal wel
sfeer. Natuurlijk. Het wordt allemaal voor
treffelijk gespeeld. Natuurlijk. Maar het is
niet echt. De fictie moet de helpende hand
bieden als Chabrol het probleem niet ver
der uitwerkt. De dramatische spanning
wordt geïncorpereerd in de sfeer. De
noodzaak wordt ingeruild voor het lot. De
ondergang is geen bestemming, maar een
vondst. Een knappe begoocheling, maar
een begoocheling!
P. W. Franse
Scène uit de film „Les cousins"
LONDEN (UPI) De expeditie van
vrouwen uit Groot-Brittannië, Frankrijk,
België, Zwitserland en India, die de bijna
9000 meter hoge Tsjo Oju in het Himalaja-
gebergte beklimt, heeft zware tegenslag
ondervonden. Twee van de vrouwen zijn
tijdens de aanval op de tóp van de berg
door een lawine overvallen en worden
vermist. Van de twee Sjerpa's die haar
begeleidden heeft een zich met zijn mes
uit de sneeuwmassa kunnen bevrijden. De
ander wordt eveneens vermist. Aldus de
Londense „Daily Mail".
De vermiste vrouwen zijn waarschijn
lijk mevrouw Van der Stratten uit Bel
gië en mevrouw Kogan uit Frankrijk. Het
nieuws van haar vermissing is door een
ijlbode naar een bergpost van de Nepale-
se autoriteiten gebracht.
Men vermoedt dat de expeditie zal wor
den afgelast. Een deel is reeds naar
Namche Bazar onderweg met de overle
vende Sjerpa.
HET PROGRAMMA van het eerste con
cert in de vrijdagavond serie van het
Noordhollands Philharmonisch Orkest ver
meldde een eerste uitvoering voor Haar
lem: de „Due Canzoni per orchestra" van
de vier-en-twintigjarige Nederlandse com
ponist Otto Ketting, zoon van de eveneens
als componist bekende Piet Ketting. De
beide canzonen zijn geschreven voor een
uitgebreid kamer-ensemble: negen solisti-
sche blazers, harp, celesta en slagwerk. De
verwantschap die d-f fiteF'süggéreeft met
de zeventiende-eeuwse fugatische vorm
van de canzone heb ik niet kunnen ontdek
ken. Men zou de benaming echter ook kun
nen opvatten als betrekking hebbend op
lyriek in gedesintegreerde staat en men is
dan misschien dichter bij de waarheid:
men heeft te doen met een onderbreking
van de stilte waarin een soort seismogram
van een zeer persoonlijke bewogenheid ge
geven wordt, zich aftekenend in zogenaam
de „punctuele" of „seriële" muziek. Nadat
de eerste canzone éénmaal gespeeld was.
richtte Henri Arends zich met een enkel
woord tot het publiek waarin hij begrip
vroeg voor deze uitingen die nog zo veraf
liggen van wat de concertbezoeker over
het algemeen onder muziek verstaat. Hij
gebruikte hierbij het begrip atonaal, dat,
meen ik, door de school van Anton von
Webern voor welke componist Ketting
blijkens dit stuk grote bewondering heeft
terecht vermeden wordt en vervangen
is door de veel duidelijker uitdrukking
„punctueel" die namelijk het puntsgewijze
verloop van het notenbeeld aangeeft. De
vijftien instrumentalisten hebben onder
Arends' leiding een ongewone prestatie ge
leverd: wat ook de eisen die een muziek
als deze in haar immateriële gedaante
stelt, zijn ongebruikelijk en niet zonder
meer te vervullen door geroutineerde
krachten van het symfonisch front. De toe
hoorder mag geen speld, de spelers mogen
geen steek laten vallen, of de klanken
cirkel van spinrag is verbroken. (Het rin
kelen van de telefoon in het kantoortje aan
de voQrzijde van het gebouw was even
storend).
Het blijft na deze goed voorbereide en
met overtuiging geleide uitvoering de
vraag of men het doel niet voorbijschiet
wanneer men een overwegend behoudend
concertpubliek tussen Haydn en Schumann
opeens confronteert met een zo. esoterisch
brok muziek. Ongetwijfeld zijn er óók met
behulp van twaalftoonsreeksen werken ge
schreven die een groter publiek vermogen
te boeien en het zou onjuist zijn die gebie
den te vermijden waar de scheppende
krachten van vandaag het heftigst tot ont
aarding komen. In dit verband herinner
ik bijvoorbeeld aan het eveneens op reek
sen gebouwde pianoconcert van Luctor
Ponse dat in het vorig seizoen in première
ging, maar dat veel meer „massa" had dan
de thans uitgevoerde canzoni (om een term
te gebruiken die men wel naar analogie
wil begrijpen). Wellicht heeft Arends eens
gelegenheid om van Otto Ketting de Sym
fonie te introduceren, die onlangs in de
Gaudeamus-muziekweek tot uitvoering is
gekomen en algemeen zeer veel indruk
gemaakt heeft.
HET CONCERT WAS GEOPEND met
een correcte en in details verzorgde weer
gave van de Oxford-symfonie van Haydn.
Na de pauze heeft men de Tsjechische pia
niste Eva Bernathova gehoord in Schu
mann's pianoconcert op. 54. Aanvankelijk
maakte de soliste een wat onzekere indruk,
hetgeen zich uitte in een verwrongen rit
miek en een onduidelijke articulatie van de
vooardracht; ook leek zij zich weinig om
het orkest te bekommeren, zodat het ge-
Advertentie
Kunststofplaten lUmen met
van Ceta-Bever
heel nogal rommelig leek te worden. Zij
herstelde zich echter geleidelijk, had mooie
momenten in de cadens en bracht in het
tweede deel alsnog de eenvoud die men in
het voorgaande te zeer gemist had. Haar
spel onderscheidde zich door een intieme
sfeer die Schumann zeker niet misstaat;
een gebrek aan plasticiteit moest men voor
lief nemen, vooral in de kernachtige passa
ges. Het orkest heb ik wel eens beter ho
ren begeleiden dan in de finale, die hier
en daar'(tweede thema!) fïtmisch niet
punctueel was om het woord nog één
maal te gebruiken.
Sas Buiige
Het rumoer dat in Amsterdam is ont
staan rond de dood van het tweejarige
meisje Joke Staring, die maandag met
een hevige nieraandoening vijf uur lang
op een ziekenauto had gewacht, hebben
B. en W. doen besluiten een uitvoerig com
muniqué over dit geval te doen uitgeven.
Hierin zegt het college, dat de verwijten
aan het adres van de G.G.D. „ten onrech
te" zijn gemaakt, terwijl aan de andere
kant wordt tcegegeven dat er „onnodige
vertraging" is opgetreden eer de zieken
auto kon uitrijden.
B. en W. stellen, dat uit het feit, dat de
huisarts pas na zeven uren een be
zoek bracht aan het patiëntje, waarbij hij
verzocht dezelfde dag voor opneming in
een ziekenhuis te zorgen, wel blijkt, dat
de toestand niet dusdanig werd ingezien,
dat directe opname zonder controle ge
vraagd werd. Voorts zegt het college: „Uit
de aanvrage, die de controle-arts op het
opname-bureau van de G.G.D. ter hand
werd gesteld, kwam niet naar voren, dal
de controle niet enkele uren kon wachten
Hij heeft, toen hij om 18.15 uur het gezin
Staring bezocht, evenmin als de huisarts
de grote urgentie van het geval onderkend
en zich pas na terugkeer in zijn woning
om 19.00 uur met het meldingsbureau in
verbinding gesteld met het verzoek zo
spoedig mogelijk een ambulance-auto .te
zenden voor vervoer naar het Emmakin-
derziekenhuis".
Volgens de verklaring van B. en W
bleek het personeel van dit ziekenhuis het
niet eens te zijn over de vraag of er voor
Joke Staring al dan niet plaats zou zijn,
totdat de chef-de-clinique bepaalde, dat
voor het kind plaats gemaakt moest wor
den. Het was toen 19.15 uur. „Daarop is
het transport opgegeven aan het meldings
bureau, waarbij niet speciaal op de nood
zaak van zeer spoedige afhandeling is ge
wezen, waardoor het tot 19.45 uur duurde,
alvorens een beschikbare ambulance-auto
af werd gezonden." Joke Staring arriveer
de om 20 22 uur in het ziekenhuis. Zij over
leed dezelfde nacht.
Het is te verwachten, dat de bevolking
van Amsterdam-noord, die inmiddels hun
klachten over deze kwestie per adres heb
ben kenbaar gemaakt, alsmede de ge
meenteraad, zich niet zonder meer zullen
neerleggen bij dit volgens veler mening
onbevredigende communiqué, waarin het
gemeentebestuur zich verschuilt achter
de huisarts. Duidelijk is echter komen
vast te staan, hoe ingewikkeld de organi
satie rond de opname in de Amsterdam
se ziekenhuizen is en hoe licht hier ver
tragingen kunnen ontstaan. Over deze
kwestie zal het laatste woord nog wel niet
zijn gesproken.
Op 23 oktober wordt in de kleine zaal van
het Concertgebouw in Amsterdam het jaar
lijks Vriendenkransconcert gegeven, georga
niseerd door de Nederlandse Vereniging
Concertgebouwvrienden. De „zilveren krans"
zal dan na afloop van het door hen te geven
concert worden uitgereikt aan de violiste Ida
Busch (Amsterdams Conservatorium), de vio
liste Marietta Vogel (Conservatorium van de
vereniging Muzieklyceum Amsterdam) en de
pianist Joop Stokkermans (Koninklijk
'ry
Kees
téerd
door twee bestuursleden van de Concertge
bouwvrienden. zijn uitgekozen.
B. en W. van Haarlem delen de raad
mee, dat zij er ook na een nader onderzoek
niet in zijn geslaagd om met een meervou
dige voordracht ter benoeming van een
hoofd van de school voor slechthorende
kinderen te komen. Het college stelt daar
om opnieuw als enig kandidaat voor de
heer H. G. Oordijk te Amsterdam.
Tijdens de laatste raadsvergadering is
geruime tijd achter gesloten deuren gedis
cussieerd over deze voordracht. Op aan
drang van de heer Dijksman (Prot. Chr.)
hebben B. en W. toegezegd te zullen trach
ten nog een als tweede voor te dragen kan
didaat te vinden.
Advertentie
Vraagt Uw Apotheker of Drogist
Con
servatorium Den Haag), die door een Ju'rj
bestaande uit Jan Odé te Amsterdam,
van Baren te 's-Gravenhnge. geassist
NOG NIMMER zijn op een tentoonstel
ling de veelzijdige artistieke gaven van
Jacobus van Looy zo duidelijk en spre
kend naar voren getreden als op de don
derdagavond geopende jubileumexpositie
in het museum Het Huis van Looy" in
Haarlem. Nog nimmer ook heeft men na
het overlijden van de beeldende kunste
naar-litterator zo een klaar beeld gekre
gen van de persoonlijkheid van deze een
zelvige Haarlemmer. Want de fragmenten
die men bij het beschouwen van zijn
schilderijen, tekeningen en pastels en bij
het lezen van zijn boeken en gedichten
nog mocht missen om voor zichzelf de
legpuzzel van het leven en het werk van
de kunstenaar vol te maken zijn, over
zichtelijk gerangschikt, op deze expositie
aanwezig.
IN EEN van de vier vitrines in de ach
terzaal ligt het doopextract, waaruit blijkt
dat Jacobus van Looy op 12 september
1855 werd geboren. Er ligt het kleding-
boek van het Gereformeerd Burgerwees
huis, waarin Jaapje als jongen van vijf
jaar met zijn zeventienjarige zuster Cor
nelia en tienjarige zusje Jansje werd op
genomen. De eerste kleding die hij kreeg
bestond uit „twee paar kousen, twee slaap
mutsen en twee hemden".
Het door de weesvaders bijgehouden
„logboek" weerspiegelt het wel en wee in
het weeshuis. Wordt Jaap volgens de no
titie op de ene bladzijde door de regentes
sen en regenten zeer geprezen om teke
ningen die hij heeft vervaardigd, op een
volgende bladzijde staat dat „de heer Van
Asperen van de Velde zich tegen de bin
nenvader beklaagt over Jacobus van
Looy en Karei van den Hassend als ge
dragende zich op den winkel onverschillig
en traag en weinig lust voor het vak be
tonende. Hij raadt de binnenvader aan
voor die jongens naar een ander handwerk
om te zien". In zijn boek „Jaapje" vertelt
Van Looy hierover dat hij als drukkers
leerling een pagina in pastei liet valten
en het uitschreeuwde: „Ik wil geen let
terzetter worden".
De volgende acht jaar werkte hij bij de
rijtuigschilder Veldhuyzen aan het Nieu-
Advertentie
SPEKSTRAAT 5 TELEFOON 16061
De Indiase dansgroep van Darpana onder leiding van Mrina
lini Sarabhai, met medewerking van Chatunni Panicker, heeft
vrijdagavond in de Haarlemse Schouwburg de eerste voor
stelling in een nieuwe tournee na een afwezigheid van
ongeveer drie jaar door ons land gegeven. Deze gebeurtenis
diende ter opening van het winterseizoen van de Volksuniversi
teit, waarvan het bestuur zelden of nooit in de gelegenheid zal
zijn geweest een zo toepasselijke keuze te doen, want de Hindoe-
dans is niet alleen een kunst, veelal een feestelijke, maar ten
minste evenzeer een wetenschap. Darpana is dan ook de naam
van een academie in Ahmebadad, in 1948 door Mrinalini Sarab
hai gesticht, waar de onverbrekelijk samenhangende beginselen
van dans, drama en muziek worden onderwezen. Een dergelijke
instelling is dus meer dan de Europese balletacademies, vak
scholen in een veel engere zin, op een universele vorming ge
richt (waarbij men moet bedenken dat ook kennis van geloofs
zaken en epische litteratuur tot de onmisbaarheden van de
uitrusting behoren).
Voor het westerse publiek bestaat ten aanzien van de Indiase
danskunst blijkbaar de moeilijkheid, dat men er zo weinig van
begrijpt. Alle houdingen, de zeer talrijke gebaren en de rijk
geschakeerde gelaatsmimiek hebben immers vaste betekenissen,
behorende tot een bewegingstaal waarin voor onze begrippen
vreemde verhalen worden weergegeven. Wie zich daar voor
open weet te stellen zal echter keer op keer getroffen worden
door de verfijnde of krachtige, vaak innemende, soms wonder
baarlijke schoonheid der in ruimtelijke patronen gevatte uit
drukkingen. Mrinalini Sarabhai en Chatunni Panicker vertegen
woordigen de twee grote dansstijlen van zuidelijk India, te
weten Bharata Natyam (volgens de naar een omstreeks het
begin van onze jaartelling geleefd hebbende wijsgeer genoemde
rituele dramaturgie van de tempeldans) en het veel aardser
ingestelde, forsere Kathakali (eigenlijk een passiespel, waarin
menselijke harstochten in scènes met goddelijke verleiders dc
voornaamste rol vervullen). Als choreografen zijn de beide
kunstenaars erin geslaagd dusdanige creatieve interpretaties
van de traditionele vormen te geven, met behoud van de oor
spronkelijke natuur en geestelijke inhouden, dat ook een bij
geheel andere conventies opgevoed publiek van deze tijd er zich
door aangesproken kan gevoelen.
In eerste instantie treffen ons veel meer dan de verschillen
de overeenkomsten van deze stijlen, zeker bij deze „moderne"
behandeling. In beide gevallen heeft men te doen met beeldende
beschrijvingen, zodat men wellicht beter van iconografie dan
van choreografie zou kunnen spreken, zij het dat men dusdoende
de mede door ritmische improvisatie bepaalde plastische
perspectiefwerking veronachtzaamt. Deze toch nog altijd om
slachtige kunst, waarin veel verklaard moet worden in aan
schouwelijke uiteenzetting, wordt bedreven met een fantastische
detailbeheersing en eloquente gratie. Ogen, armen, schouders
handen, voeten alles heeft een afzonderlijk aangedreven
maar ten nauwste samenhangende functie in de duidelijke
articulatie. Het fascinerende daarbij is de gelijktijdigheid van
de mededelingen omtrent uiterlijke handelwijze zowel als inner
lijke gesteldheid. Veelal zal men de zin niet geheel of in het
geheel niet kunnen meedenken, maar dan wordt men toch ruim
schoots schadeloos gesteld door mysterieuze bekoring of inder
daad fabelachtige kunde in het opbouwen en afreageren var.
spanning.
In de meeste gevallen leverde het verstrekte programmablad
vrij uitvoerige toelichtingen, die althans de loop der epolyrisch
voorgestelde geschiedenissen uiteenzetten. Wanneer die ont
braken, zoals bij de dans op trommenspel, had men alle gelegen
heid tot eigen associatie. Naar mij van bevoegde zijde verzekerd
werd ligt aan deze bewegingscompositie een gedicht ten grond
slag over de groei van de man tot geestelijke rijpheid na en
door de lichamelijke beheersing van een tot liefde inspirerende
vrouw. Het is heel goed mogelijk, dat men er voor zichzelf een
geheel andere voorstelling van heeft gemaakt. Maar onmis
kenbaar is de betrekkelijke autonomie van de gesloten organi
satie der aan ons bevattingsvermogen voor schoonheid appèl-
lerende figuren, die veelvoudige interpretatie toelaat. Over het
algemeen zal men de minste moeite hebben gehad met de
werken in Kathakali dank zij de herkenbaarheid van de rollen
en de veel sterker naar werkelijkheidsmotieven gestileerde
Chathunni Panicker en Mrinalini Sarabhai.
pantomime. In dit genre is Chatunni Panicker een grootmeester,
wiens gelijke ik tot dusver niet heb gezien. Een buitengewone
evenwichtskunstenaar is deze danser, beschikkend over een
opzienbarende voetvirtuositeit (tussen twee haakjes: zo heeft
men kunnen zien waar het zapateado van de Spaanse zigeuners
vandaan komt).
De tempeldansen, de beoefening waarvan als een der vijf
middelen tot contact met de godheid wordt beschouwd, zijn
veel lichter en bevatten meer pure dans, waarbij de expressivi
teit vooral uitgaat van het bovenlichaam, niet slechts door de
toepassingen van representatieve symboliek maar ook door als
het ware architectonisch ontwikkelde lijnen. Geen wonder, dat
Auguste Rodin hiervan zo'n vurige bewonderaar was! Mrinalini
Sarabhai, door de beste leermeesters in de wijdvertakte ge
heimen van deze kunst ingewijd, is maar dat kan aan onze
kortzichtigheid liggen een wel bijzonder elegante maar niet
ongemeen boeiende danseres. Boven haar blijf ik (ons oordeel
komt nu eenmaal door vergelijking tot stand) zulke tevens als
unieke verschijningen interessewekkende artiesten als Indrani
en zeker Hima Kesarcodi verkiezen. Maar deze draagster van
diverse hoge onderscheidingen, haar verleend in haar vader
land en daarbuiten, onderscheidt zich als hun gelijke door
finesse en zuiverheid. Mrinalini Sarabhai, die twee jaar ge
leden in Londen haar autobiografische roman „This alone is
true" publiceerde, is duidelijk het type van de intellectuele
leidster, in wie wij een buitengewoon belangwekkende ver
dieping van inzicht in een rijke uitheemse cultuur te danken
hebben. In verhouding tot het vorige optreden in ons land is
de uitvoeringskwaliteit van de gehele groep, die over vaardige
instrumentalisten en vocalisten beschikt, aanmerkelijk ver
beterd. Vooral de mannelijke medewerkenden maakten veel
indruk. Ook de aankleding is geheel vernieuwd en nu nog
fraaier gewqrden dan weleer.
David Koning
we Kerksplein. Als jongeman van 21 ver
laat hij het weeshuis. De bijbel die hij
bij deze gelegenheid mee kreeg ligt in een
der vitrines, naast de getuigschriften on
der andere van de Burgeravondschool en
de dictaten van de anatomische lessen.
Verder uit zijn Prix de Rome-periode een
reisportefeuille met aantekenboekjes en
personalia.
MEN VINDT DE penhouder die door de
kunstenaar werd gebruikt tussen 1887 en
1890 en het vergrootglas dat hem meer
dan een halve eeuw ten dienste stond,
want, zoals Van Looy het zelf zegt, „zien
is een diep geschieden".
Daar zijn de aankondiging van zijn ver
loving met Titia van Gelder, zijn trouw
ring, het horloge (met opwindsleutel) dat
de president-regent van het weeshuis hem
schonk, nadat hij binnen twee jaar zijn
akte m.o. tekenen had behaald.
Een oorkonde en onderscheidingsver
sierselen zijn de stille getuigen van Van
Looy's benoeming tot officier in de orde
van Oranje-Nassau. Dit geschiedde kort
nadat hij het tweede deel van zijn trilogie,
Jaap, had geschreven. Men ziet boekjes,
gerafeld en soms uiteengevallen, vol krab
bels over zijn reizen naar Spanje en Ma
rokko. En vlak er bij leest men de ont
boezeming van het volwassen geworden
weeskind:
„Duizend jaar zou een mensch moeten
worden om gerust achter het rustige
floers van den dood weg te duiken, zich
zeggend: Ik heb veel gezien, veel gevoeld,
veel lief gehad".
Men ziet de enorme gouden medaille,
hem door de internationale jury van de
Wereldtentoonstelling in Antwerpen toe
gekend voor zijn schilderij „Reizigers der
de klas". Met ziet door zijn vrouw over
geschreven schrijftafelkladjes, vertalingen
van Shakespeare, onuitgegeven gedichten
en een vertaalde vertelling die hetzelfde
lot onderging, brieven van Willem Kloos,
Albert Verwey, Lodewijk van Deyssel,
dr. A. Aletrino, Charles van Deventer en
Frederik van Eeden, beschouwingen in de
Nieuwe Gids en andere periodieken over
Van Looy als schilder en dichter, foto's
van zijn geboortehuis in de Zoetestraat,
van zijn bootreizen en hoogtepunten uit
zijn gezinsleven, krantenartikelen ter ge
legenheid van kroonjaren, die de kunste
naar beleefde en ook ter gelegenheid van
zijn overlijden.
DE OP DEZE tentoonstelling bijeenge
brachte brieven, foto's, manuscripten, ge
bruiksvoorwerpen en historische documen
ten, waarvan verreweg de meeste nog
nimmer zijn geëxposeerd, vormen als
nauw aaneengeregen kostbare kralen het
„levenssnoer" van Jacobus van Looy.
Men kan deze collectie, verfraaid met
door schilderijen, tekeningen en pastels
van de kunstenaar, tot 16 november dage
lijks bezichtigen van tien tot halfeen en
van halftwee tot vijf uur, alsmede zondags
van twee tot vijf uur.
Hans Bos
Advertentie
DE DERDE BIJEENKOMST in dit sei
zoen van Geloof en Wetenschap gold een
sonatenavond voor viool en piano, gegeven
in de Renaissancezaal van het Frans Hals
museum door André van Aalst, violist van
het Amsterdams Concertgebouworkest, en
Ina Overkamp, pianiste.
Met de Sonate in D van Handel werd
door het tweetal de akoestiek van de
ruimte behoedzaam afgetast; deze bleek
voor de viooltoon vrij wat bevorderlijker
dan voor de piano, die trouwens voor het
continuokarakter van de compositie te
massaal van klank is. Toen de pianiste
daarna met een echte pianopartij, name
lijk die van de tweede Sonate van Henk
Badings, in het geding kwam. bleek even
wel dat de voorproef met Handel resul
taat had. namelijk dat men een vrij goed
evenwicht had gevonden, voorzover de
factor van de geluidsdemping van een
goedbezette zaal zulks toelaat Het samen
spel in deze frisse Sonate van Badings.
met haar afwisseling van opgewekte en
zwaarmoedige thematiek, warme melo
dieën en spannende contrapuntische door
werkingen. mocht voorbeeldig heten. De
eerste Sonate van Johannes Brahms gaf
vervolgens aan de violist André van Aalst
ruimschoots gelegenheid om de kwaliteit
van zijn toon te laten bewonderen. Vooral
het Adagio, dat hij met rijke verscheiden
heid van timbre en dynamiek voordroeg,
klonk bijzonder fraai en smaakvol ex
pressief. Trouwens het was een hoogst
welkome tractatie. deze edele compositie
op het Regenlied „Walle Regen, walle
nieder" in een beheerste en bezielde inter
pretatie te mogen horen.
De Sonate in cis van Dohnanyi sloot
zich bi.i de toonspraak van het vorige werk
opvallend goed aan, wat niet zeggen wil,
dat zij er qua stijl niet van afwijkt Maar
ook hier konden wij getroffen worden
door de warm bezielde toon van de viool
en vooral in de eigenaardige variatie
cyclus, van het goed afgewogen wissel
spel der beide executanten.
Met de Vioolsonate van Debussy de
zwanezang van de componist en het laat
ste werk dat hij (in 1917) in het publiek
als pianist mee vertolkte besloten
André van Aalst en Ina Overkamp op
overtuigende wijze hun zeer belangwek
kend recital. De kennismaking met dit
kamermuziekduo was een zeer aangename
en veelbelovende.
Jos. de Klerk