&23SÊ Zuldindische danskunst van Mrinalini Sarabhai „LES COUSINS" van Chabrol een knappe filmbegoocheling Aiphenaar Ner ituie w Henri Arends introduceert werk van Otto Ketting Jubileumexpositie: paarlen van Van Looy's levenssnoer ZATERDAG 17 OKTOBER 1959 HAARLEMS DAGBLAD —OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 11 J. A. C. van Zillesen overleden Twee vrouwelijke alpinisten vermist in de Himalaja Rumoer om G.G.D. B. en W. van Amsterdam wijzen verwijten af V riendenkransconcert in Amsterdams concertgebouw Geen tweede kandidaat voor schoolhoofd Zaadhandel JAN ROOZEN ALLES VOOR UW TUIN ATAX-TAXI 1.2.3.4.5 Vioolrecital voor „Geloof en Wetenschap'' met de verschijning van de film „Les cousins" is een tweede tijdsbeeld van Franse origine toegevoegd aan de waarde bepaling der jongere generatie. „Les tri- cheurs", in het Nederlands getiteld „Zon daars in spijkerbroeken" vormde het ope ningsstuk. Zo spectaculair als deze film is .Les Cousins" zeker niet. Ze kiest haar milieu veel gespecialiseerder: de studen tenwereld. Ze zoekt daarin het exces op, de afwijking, de nihilistische levenshou ding. Die schijnt, als men op regisseur en scenarioschrijver Claude Chabrol af moet gaan, tekenend voor die wereld, waarin de jeugd al evenmin geneigd is zich aan waarden te storen als de wat stoere en driftige spijkerbroekendragers dat doen. Maar wat bij die laatste groep een nog te verhelpen defect lijkt, wordt bij de intelli gentsia een verziekt levensbeeld. De geest ontspoort. Nihilisme en sadisme zijn er de kwaadaardige uitwassen van. Wanneer Claude Chabrol dat heeft wil len vaststellen, dan is hij daarin geslaagd. Maar het lijkt wel of de ijver, waarmee hij zich aan die opgave wijdt, zelf voortkomt' uit een geïnteresseerdheid, die niet veel anders achter zich heeft dan een perfect uitgebalanceerd sfeergevoel. Ik kan voor mijzelf geen andere verklaring vinden waarom ik op de keper beschouwd zijn film niet eens belangwekkend vind. Ze is in haar ontwikkeling lange tijd intrigerend tot het ogenblik komt dat ze niet eerlijk meer is. Voor een goed begrip dient de lezer dan te weten, dat ze ons het huis binnenvoert van een rijkeluiszoon, een student, die een neef uit de provincie onderdak verleent. De neef is een aardige jongen. Hij wil hard werken en hij aan vaardt de extravagante situaties, die er in huis voorkomen, als een bewijs, dat hij zelf er nu eenmaal betere leefgewoonten op nahoudt dan anderen. Die anderen zijn dan de studenten en hun meisjes, die met drank en erotiek het huis van de neef vullen. Tot de jongeman een meisje ont moet, dat hij bijzonder aardig vindt. Het heeft er alles van dat zijn verliefdheid weerklank vindt: een hartsaangelegenheid, die men ook een zielsaangelegenheid kan noemen. De elementen voor werkelijke liefde schijnen aanwbzig. Het meisje wordt evenwel door de andere neef omgepraat. Ze ontwijkt de erotische prikkel van zijn toenadering niet en geeft zich graag aan hem om vervolgens met hem samen te gaan wonen. Dat gebeurt zonder dat de als maar blokkende oprechte minnaar er zich tegen verzet. Hij blijft bij hen wonen en accepteert laconiek de situatie als een normale. Het meisje verdwijnt weer, de neven gaan gewoon verder, de nietsnut slaagt voor zijn examen, de blokker sjeest. Dat laatste verwondert hem bijzonder (ons niet). In de nacht thuiskomend laadt hij een kamer van de revolver, waarmee zijn neef altijd spelenderwijze schiet, en doet het ding afgaan bij de slapende jongeman. De slaper heeft geluk. De kogel zat niet voor de loop. Maar de volgende morgen treft de provinciaal het slechter. Neef ziet de revolver, richt en een schot klinkt. Dodelijk getroffen stort de provincie-stu dent neer. Verdwaasd staat de toevallige moordenaar bij het lijk. MEN KAN NIET beweren dat de neven geen interessante verschijningen zijn en hun contrasten, geen stof leveren voor een conflict dat nog eens verscherpt wordt door de mentaliteitsbenadering van een aantal „modern levende" jongelieden. De Parijse neef gedraagt zich als een super wezen met volslagen gebrek aan moraal, sadist bij tijd en wijle en toch ook weer niet de kwaadste tegenover zijn neef-uit- de-provincie, voor wie hij als beschermer optreedt. De neef-uit-de-provincie heeft geen lol in de lol van zijn neef, maar hij bemoeit zich niet met zijn privé-zaken. Hij leidt zijn eigen leven, waarin hij barrières erkent als feiten om te overwinnen, maar het strookt niet met deze opzet van karak ter, dat hij, wanneer hij voor zo'n bar rière komt te staan, er rustig langs heen Advertentie SCHUMANN - Piano concert in A mineur op. 54 HAYDN - Symphonie No. 92 in G (Oxford Symphonie). Grammofoonplaten en nartituren voorradig KRUISWEG 47-49 HAARLEM Dezer dagen is in Haarlem overleden de heer J. A. C. van Zillesen, die een belang rijke rol heeft gespeeld in de diverse orga nisaties, die zich bezig houden met de hon densport. De heer Van Zillesen, die negen tig jaar is geworden, richtte in 1901 samen met de heer mr. H. A. Lorent de „Raad van beheer op kynologisch gebied" op. Voorts was hij jarenlang voorzitter van de Utrechtse rashondenvereniging, zeven tien jaar voorzitter van de kynologenclub J. A. C. van Zillesen ..Amsterdam", voorzitter van de Neder landse Airedaleterrierclub en gedurende ruim 27 jaar voorzitter van de Pekingees- en Dwergspanielclub. Later werd hij pen ningmeester van de kynologenclub „Ken- nemerland" van welke vereniging hij te vens erevoorzitter was. Tenslotte was hij erelid van de Koninklijke Nederlandse Kennelclub „Cynophylia". Het stoffelijk overschot van de heer Van Zillesen zal ge cremeerd worden in Westerveld op maan dag 19 oktober na aankomst van de trein van 14.03 uur. loopt. De film „Les cousins" geeft dan ook een vals beeld vanaf het ogenblik, dat het meisje in het spel komt, met de Parijse neef gaat samenwonen en onze provin ciaal dat slikt. Een jongen van zijn kaliber was het huis uitgelopen, had ergens anders kamers gehuurd of was desnoods terug gegaan naar de provincie. Dat hij ondanks al zijn blokken sjeest is begrijpelijk. Geen mens verdraagt zo'n situatie. Dat hij zijn neef de revolver op de slaap zet is ronduit belachelijk. Dat hij door die revolver zelf sterft is drakerig. Het heeft allemaal wel sfeer. Natuurlijk. Het wordt allemaal voor treffelijk gespeeld. Natuurlijk. Maar het is niet echt. De fictie moet de helpende hand bieden als Chabrol het probleem niet ver der uitwerkt. De dramatische spanning wordt geïncorpereerd in de sfeer. De noodzaak wordt ingeruild voor het lot. De ondergang is geen bestemming, maar een vondst. Een knappe begoocheling, maar een begoocheling! P. W. Franse Scène uit de film „Les cousins" LONDEN (UPI) De expeditie van vrouwen uit Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Zwitserland en India, die de bijna 9000 meter hoge Tsjo Oju in het Himalaja- gebergte beklimt, heeft zware tegenslag ondervonden. Twee van de vrouwen zijn tijdens de aanval op de tóp van de berg door een lawine overvallen en worden vermist. Van de twee Sjerpa's die haar begeleidden heeft een zich met zijn mes uit de sneeuwmassa kunnen bevrijden. De ander wordt eveneens vermist. Aldus de Londense „Daily Mail". De vermiste vrouwen zijn waarschijn lijk mevrouw Van der Stratten uit Bel gië en mevrouw Kogan uit Frankrijk. Het nieuws van haar vermissing is door een ijlbode naar een bergpost van de Nepale- se autoriteiten gebracht. Men vermoedt dat de expeditie zal wor den afgelast. Een deel is reeds naar Namche Bazar onderweg met de overle vende Sjerpa. HET PROGRAMMA van het eerste con cert in de vrijdagavond serie van het Noordhollands Philharmonisch Orkest ver meldde een eerste uitvoering voor Haar lem: de „Due Canzoni per orchestra" van de vier-en-twintigjarige Nederlandse com ponist Otto Ketting, zoon van de eveneens als componist bekende Piet Ketting. De beide canzonen zijn geschreven voor een uitgebreid kamer-ensemble: negen solisti- sche blazers, harp, celesta en slagwerk. De verwantschap die d-f fiteF'süggéreeft met de zeventiende-eeuwse fugatische vorm van de canzone heb ik niet kunnen ontdek ken. Men zou de benaming echter ook kun nen opvatten als betrekking hebbend op lyriek in gedesintegreerde staat en men is dan misschien dichter bij de waarheid: men heeft te doen met een onderbreking van de stilte waarin een soort seismogram van een zeer persoonlijke bewogenheid ge geven wordt, zich aftekenend in zogenaam de „punctuele" of „seriële" muziek. Nadat de eerste canzone éénmaal gespeeld was. richtte Henri Arends zich met een enkel woord tot het publiek waarin hij begrip vroeg voor deze uitingen die nog zo veraf liggen van wat de concertbezoeker over het algemeen onder muziek verstaat. Hij gebruikte hierbij het begrip atonaal, dat, meen ik, door de school van Anton von Webern voor welke componist Ketting blijkens dit stuk grote bewondering heeft terecht vermeden wordt en vervangen is door de veel duidelijker uitdrukking „punctueel" die namelijk het puntsgewijze verloop van het notenbeeld aangeeft. De vijftien instrumentalisten hebben onder Arends' leiding een ongewone prestatie ge leverd: wat ook de eisen die een muziek als deze in haar immateriële gedaante stelt, zijn ongebruikelijk en niet zonder meer te vervullen door geroutineerde krachten van het symfonisch front. De toe hoorder mag geen speld, de spelers mogen geen steek laten vallen, of de klanken cirkel van spinrag is verbroken. (Het rin kelen van de telefoon in het kantoortje aan de voQrzijde van het gebouw was even storend). Het blijft na deze goed voorbereide en met overtuiging geleide uitvoering de vraag of men het doel niet voorbijschiet wanneer men een overwegend behoudend concertpubliek tussen Haydn en Schumann opeens confronteert met een zo. esoterisch brok muziek. Ongetwijfeld zijn er óók met behulp van twaalftoonsreeksen werken ge schreven die een groter publiek vermogen te boeien en het zou onjuist zijn die gebie den te vermijden waar de scheppende krachten van vandaag het heftigst tot ont aarding komen. In dit verband herinner ik bijvoorbeeld aan het eveneens op reek sen gebouwde pianoconcert van Luctor Ponse dat in het vorig seizoen in première ging, maar dat veel meer „massa" had dan de thans uitgevoerde canzoni (om een term te gebruiken die men wel naar analogie wil begrijpen). Wellicht heeft Arends eens gelegenheid om van Otto Ketting de Sym fonie te introduceren, die onlangs in de Gaudeamus-muziekweek tot uitvoering is gekomen en algemeen zeer veel indruk gemaakt heeft. HET CONCERT WAS GEOPEND met een correcte en in details verzorgde weer gave van de Oxford-symfonie van Haydn. Na de pauze heeft men de Tsjechische pia niste Eva Bernathova gehoord in Schu mann's pianoconcert op. 54. Aanvankelijk maakte de soliste een wat onzekere indruk, hetgeen zich uitte in een verwrongen rit miek en een onduidelijke articulatie van de vooardracht; ook leek zij zich weinig om het orkest te bekommeren, zodat het ge- Advertentie Kunststofplaten lUmen met van Ceta-Bever heel nogal rommelig leek te worden. Zij herstelde zich echter geleidelijk, had mooie momenten in de cadens en bracht in het tweede deel alsnog de eenvoud die men in het voorgaande te zeer gemist had. Haar spel onderscheidde zich door een intieme sfeer die Schumann zeker niet misstaat; een gebrek aan plasticiteit moest men voor lief nemen, vooral in de kernachtige passa ges. Het orkest heb ik wel eens beter ho ren begeleiden dan in de finale, die hier en daar'(tweede thema!) fïtmisch niet punctueel was om het woord nog één maal te gebruiken. Sas Buiige Het rumoer dat in Amsterdam is ont staan rond de dood van het tweejarige meisje Joke Staring, die maandag met een hevige nieraandoening vijf uur lang op een ziekenauto had gewacht, hebben B. en W. doen besluiten een uitvoerig com muniqué over dit geval te doen uitgeven. Hierin zegt het college, dat de verwijten aan het adres van de G.G.D. „ten onrech te" zijn gemaakt, terwijl aan de andere kant wordt tcegegeven dat er „onnodige vertraging" is opgetreden eer de zieken auto kon uitrijden. B. en W. stellen, dat uit het feit, dat de huisarts pas na zeven uren een be zoek bracht aan het patiëntje, waarbij hij verzocht dezelfde dag voor opneming in een ziekenhuis te zorgen, wel blijkt, dat de toestand niet dusdanig werd ingezien, dat directe opname zonder controle ge vraagd werd. Voorts zegt het college: „Uit de aanvrage, die de controle-arts op het opname-bureau van de G.G.D. ter hand werd gesteld, kwam niet naar voren, dal de controle niet enkele uren kon wachten Hij heeft, toen hij om 18.15 uur het gezin Staring bezocht, evenmin als de huisarts de grote urgentie van het geval onderkend en zich pas na terugkeer in zijn woning om 19.00 uur met het meldingsbureau in verbinding gesteld met het verzoek zo spoedig mogelijk een ambulance-auto .te zenden voor vervoer naar het Emmakin- derziekenhuis". Volgens de verklaring van B. en W bleek het personeel van dit ziekenhuis het niet eens te zijn over de vraag of er voor Joke Staring al dan niet plaats zou zijn, totdat de chef-de-clinique bepaalde, dat voor het kind plaats gemaakt moest wor den. Het was toen 19.15 uur. „Daarop is het transport opgegeven aan het meldings bureau, waarbij niet speciaal op de nood zaak van zeer spoedige afhandeling is ge wezen, waardoor het tot 19.45 uur duurde, alvorens een beschikbare ambulance-auto af werd gezonden." Joke Staring arriveer de om 20 22 uur in het ziekenhuis. Zij over leed dezelfde nacht. Het is te verwachten, dat de bevolking van Amsterdam-noord, die inmiddels hun klachten over deze kwestie per adres heb ben kenbaar gemaakt, alsmede de ge meenteraad, zich niet zonder meer zullen neerleggen bij dit volgens veler mening onbevredigende communiqué, waarin het gemeentebestuur zich verschuilt achter de huisarts. Duidelijk is echter komen vast te staan, hoe ingewikkeld de organi satie rond de opname in de Amsterdam se ziekenhuizen is en hoe licht hier ver tragingen kunnen ontstaan. Over deze kwestie zal het laatste woord nog wel niet zijn gesproken. Op 23 oktober wordt in de kleine zaal van het Concertgebouw in Amsterdam het jaar lijks Vriendenkransconcert gegeven, georga niseerd door de Nederlandse Vereniging Concertgebouwvrienden. De „zilveren krans" zal dan na afloop van het door hen te geven concert worden uitgereikt aan de violiste Ida Busch (Amsterdams Conservatorium), de vio liste Marietta Vogel (Conservatorium van de vereniging Muzieklyceum Amsterdam) en de pianist Joop Stokkermans (Koninklijk 'ry Kees téerd door twee bestuursleden van de Concertge bouwvrienden. zijn uitgekozen. B. en W. van Haarlem delen de raad mee, dat zij er ook na een nader onderzoek niet in zijn geslaagd om met een meervou dige voordracht ter benoeming van een hoofd van de school voor slechthorende kinderen te komen. Het college stelt daar om opnieuw als enig kandidaat voor de heer H. G. Oordijk te Amsterdam. Tijdens de laatste raadsvergadering is geruime tijd achter gesloten deuren gedis cussieerd over deze voordracht. Op aan drang van de heer Dijksman (Prot. Chr.) hebben B. en W. toegezegd te zullen trach ten nog een als tweede voor te dragen kan didaat te vinden. Advertentie Vraagt Uw Apotheker of Drogist Con servatorium Den Haag), die door een Ju'rj bestaande uit Jan Odé te Amsterdam, van Baren te 's-Gravenhnge. geassist NOG NIMMER zijn op een tentoonstel ling de veelzijdige artistieke gaven van Jacobus van Looy zo duidelijk en spre kend naar voren getreden als op de don derdagavond geopende jubileumexpositie in het museum Het Huis van Looy" in Haarlem. Nog nimmer ook heeft men na het overlijden van de beeldende kunste naar-litterator zo een klaar beeld gekre gen van de persoonlijkheid van deze een zelvige Haarlemmer. Want de fragmenten die men bij het beschouwen van zijn schilderijen, tekeningen en pastels en bij het lezen van zijn boeken en gedichten nog mocht missen om voor zichzelf de legpuzzel van het leven en het werk van de kunstenaar vol te maken zijn, over zichtelijk gerangschikt, op deze expositie aanwezig. IN EEN van de vier vitrines in de ach terzaal ligt het doopextract, waaruit blijkt dat Jacobus van Looy op 12 september 1855 werd geboren. Er ligt het kleding- boek van het Gereformeerd Burgerwees huis, waarin Jaapje als jongen van vijf jaar met zijn zeventienjarige zuster Cor nelia en tienjarige zusje Jansje werd op genomen. De eerste kleding die hij kreeg bestond uit „twee paar kousen, twee slaap mutsen en twee hemden". Het door de weesvaders bijgehouden „logboek" weerspiegelt het wel en wee in het weeshuis. Wordt Jaap volgens de no titie op de ene bladzijde door de regentes sen en regenten zeer geprezen om teke ningen die hij heeft vervaardigd, op een volgende bladzijde staat dat „de heer Van Asperen van de Velde zich tegen de bin nenvader beklaagt over Jacobus van Looy en Karei van den Hassend als ge dragende zich op den winkel onverschillig en traag en weinig lust voor het vak be tonende. Hij raadt de binnenvader aan voor die jongens naar een ander handwerk om te zien". In zijn boek „Jaapje" vertelt Van Looy hierover dat hij als drukkers leerling een pagina in pastei liet valten en het uitschreeuwde: „Ik wil geen let terzetter worden". De volgende acht jaar werkte hij bij de rijtuigschilder Veldhuyzen aan het Nieu- Advertentie SPEKSTRAAT 5 TELEFOON 16061 De Indiase dansgroep van Darpana onder leiding van Mrina lini Sarabhai, met medewerking van Chatunni Panicker, heeft vrijdagavond in de Haarlemse Schouwburg de eerste voor stelling in een nieuwe tournee na een afwezigheid van ongeveer drie jaar door ons land gegeven. Deze gebeurtenis diende ter opening van het winterseizoen van de Volksuniversi teit, waarvan het bestuur zelden of nooit in de gelegenheid zal zijn geweest een zo toepasselijke keuze te doen, want de Hindoe- dans is niet alleen een kunst, veelal een feestelijke, maar ten minste evenzeer een wetenschap. Darpana is dan ook de naam van een academie in Ahmebadad, in 1948 door Mrinalini Sarab hai gesticht, waar de onverbrekelijk samenhangende beginselen van dans, drama en muziek worden onderwezen. Een dergelijke instelling is dus meer dan de Europese balletacademies, vak scholen in een veel engere zin, op een universele vorming ge richt (waarbij men moet bedenken dat ook kennis van geloofs zaken en epische litteratuur tot de onmisbaarheden van de uitrusting behoren). Voor het westerse publiek bestaat ten aanzien van de Indiase danskunst blijkbaar de moeilijkheid, dat men er zo weinig van begrijpt. Alle houdingen, de zeer talrijke gebaren en de rijk geschakeerde gelaatsmimiek hebben immers vaste betekenissen, behorende tot een bewegingstaal waarin voor onze begrippen vreemde verhalen worden weergegeven. Wie zich daar voor open weet te stellen zal echter keer op keer getroffen worden door de verfijnde of krachtige, vaak innemende, soms wonder baarlijke schoonheid der in ruimtelijke patronen gevatte uit drukkingen. Mrinalini Sarabhai en Chatunni Panicker vertegen woordigen de twee grote dansstijlen van zuidelijk India, te weten Bharata Natyam (volgens de naar een omstreeks het begin van onze jaartelling geleefd hebbende wijsgeer genoemde rituele dramaturgie van de tempeldans) en het veel aardser ingestelde, forsere Kathakali (eigenlijk een passiespel, waarin menselijke harstochten in scènes met goddelijke verleiders dc voornaamste rol vervullen). Als choreografen zijn de beide kunstenaars erin geslaagd dusdanige creatieve interpretaties van de traditionele vormen te geven, met behoud van de oor spronkelijke natuur en geestelijke inhouden, dat ook een bij geheel andere conventies opgevoed publiek van deze tijd er zich door aangesproken kan gevoelen. In eerste instantie treffen ons veel meer dan de verschillen de overeenkomsten van deze stijlen, zeker bij deze „moderne" behandeling. In beide gevallen heeft men te doen met beeldende beschrijvingen, zodat men wellicht beter van iconografie dan van choreografie zou kunnen spreken, zij het dat men dusdoende de mede door ritmische improvisatie bepaalde plastische perspectiefwerking veronachtzaamt. Deze toch nog altijd om slachtige kunst, waarin veel verklaard moet worden in aan schouwelijke uiteenzetting, wordt bedreven met een fantastische detailbeheersing en eloquente gratie. Ogen, armen, schouders handen, voeten alles heeft een afzonderlijk aangedreven maar ten nauwste samenhangende functie in de duidelijke articulatie. Het fascinerende daarbij is de gelijktijdigheid van de mededelingen omtrent uiterlijke handelwijze zowel als inner lijke gesteldheid. Veelal zal men de zin niet geheel of in het geheel niet kunnen meedenken, maar dan wordt men toch ruim schoots schadeloos gesteld door mysterieuze bekoring of inder daad fabelachtige kunde in het opbouwen en afreageren var. spanning. In de meeste gevallen leverde het verstrekte programmablad vrij uitvoerige toelichtingen, die althans de loop der epolyrisch voorgestelde geschiedenissen uiteenzetten. Wanneer die ont braken, zoals bij de dans op trommenspel, had men alle gelegen heid tot eigen associatie. Naar mij van bevoegde zijde verzekerd werd ligt aan deze bewegingscompositie een gedicht ten grond slag over de groei van de man tot geestelijke rijpheid na en door de lichamelijke beheersing van een tot liefde inspirerende vrouw. Het is heel goed mogelijk, dat men er voor zichzelf een geheel andere voorstelling van heeft gemaakt. Maar onmis kenbaar is de betrekkelijke autonomie van de gesloten organi satie der aan ons bevattingsvermogen voor schoonheid appèl- lerende figuren, die veelvoudige interpretatie toelaat. Over het algemeen zal men de minste moeite hebben gehad met de werken in Kathakali dank zij de herkenbaarheid van de rollen en de veel sterker naar werkelijkheidsmotieven gestileerde Chathunni Panicker en Mrinalini Sarabhai. pantomime. In dit genre is Chatunni Panicker een grootmeester, wiens gelijke ik tot dusver niet heb gezien. Een buitengewone evenwichtskunstenaar is deze danser, beschikkend over een opzienbarende voetvirtuositeit (tussen twee haakjes: zo heeft men kunnen zien waar het zapateado van de Spaanse zigeuners vandaan komt). De tempeldansen, de beoefening waarvan als een der vijf middelen tot contact met de godheid wordt beschouwd, zijn veel lichter en bevatten meer pure dans, waarbij de expressivi teit vooral uitgaat van het bovenlichaam, niet slechts door de toepassingen van representatieve symboliek maar ook door als het ware architectonisch ontwikkelde lijnen. Geen wonder, dat Auguste Rodin hiervan zo'n vurige bewonderaar was! Mrinalini Sarabhai, door de beste leermeesters in de wijdvertakte ge heimen van deze kunst ingewijd, is maar dat kan aan onze kortzichtigheid liggen een wel bijzonder elegante maar niet ongemeen boeiende danseres. Boven haar blijf ik (ons oordeel komt nu eenmaal door vergelijking tot stand) zulke tevens als unieke verschijningen interessewekkende artiesten als Indrani en zeker Hima Kesarcodi verkiezen. Maar deze draagster van diverse hoge onderscheidingen, haar verleend in haar vader land en daarbuiten, onderscheidt zich als hun gelijke door finesse en zuiverheid. Mrinalini Sarabhai, die twee jaar ge leden in Londen haar autobiografische roman „This alone is true" publiceerde, is duidelijk het type van de intellectuele leidster, in wie wij een buitengewoon belangwekkende ver dieping van inzicht in een rijke uitheemse cultuur te danken hebben. In verhouding tot het vorige optreden in ons land is de uitvoeringskwaliteit van de gehele groep, die over vaardige instrumentalisten en vocalisten beschikt, aanmerkelijk ver beterd. Vooral de mannelijke medewerkenden maakten veel indruk. Ook de aankleding is geheel vernieuwd en nu nog fraaier gewqrden dan weleer. David Koning we Kerksplein. Als jongeman van 21 ver laat hij het weeshuis. De bijbel die hij bij deze gelegenheid mee kreeg ligt in een der vitrines, naast de getuigschriften on der andere van de Burgeravondschool en de dictaten van de anatomische lessen. Verder uit zijn Prix de Rome-periode een reisportefeuille met aantekenboekjes en personalia. MEN VINDT DE penhouder die door de kunstenaar werd gebruikt tussen 1887 en 1890 en het vergrootglas dat hem meer dan een halve eeuw ten dienste stond, want, zoals Van Looy het zelf zegt, „zien is een diep geschieden". Daar zijn de aankondiging van zijn ver loving met Titia van Gelder, zijn trouw ring, het horloge (met opwindsleutel) dat de president-regent van het weeshuis hem schonk, nadat hij binnen twee jaar zijn akte m.o. tekenen had behaald. Een oorkonde en onderscheidingsver sierselen zijn de stille getuigen van Van Looy's benoeming tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Dit geschiedde kort nadat hij het tweede deel van zijn trilogie, Jaap, had geschreven. Men ziet boekjes, gerafeld en soms uiteengevallen, vol krab bels over zijn reizen naar Spanje en Ma rokko. En vlak er bij leest men de ont boezeming van het volwassen geworden weeskind: „Duizend jaar zou een mensch moeten worden om gerust achter het rustige floers van den dood weg te duiken, zich zeggend: Ik heb veel gezien, veel gevoeld, veel lief gehad". Men ziet de enorme gouden medaille, hem door de internationale jury van de Wereldtentoonstelling in Antwerpen toe gekend voor zijn schilderij „Reizigers der de klas". Met ziet door zijn vrouw over geschreven schrijftafelkladjes, vertalingen van Shakespeare, onuitgegeven gedichten en een vertaalde vertelling die hetzelfde lot onderging, brieven van Willem Kloos, Albert Verwey, Lodewijk van Deyssel, dr. A. Aletrino, Charles van Deventer en Frederik van Eeden, beschouwingen in de Nieuwe Gids en andere periodieken over Van Looy als schilder en dichter, foto's van zijn geboortehuis in de Zoetestraat, van zijn bootreizen en hoogtepunten uit zijn gezinsleven, krantenartikelen ter ge legenheid van kroonjaren, die de kunste naar beleefde en ook ter gelegenheid van zijn overlijden. DE OP DEZE tentoonstelling bijeenge brachte brieven, foto's, manuscripten, ge bruiksvoorwerpen en historische documen ten, waarvan verreweg de meeste nog nimmer zijn geëxposeerd, vormen als nauw aaneengeregen kostbare kralen het „levenssnoer" van Jacobus van Looy. Men kan deze collectie, verfraaid met door schilderijen, tekeningen en pastels van de kunstenaar, tot 16 november dage lijks bezichtigen van tien tot halfeen en van halftwee tot vijf uur, alsmede zondags van twee tot vijf uur. Hans Bos Advertentie DE DERDE BIJEENKOMST in dit sei zoen van Geloof en Wetenschap gold een sonatenavond voor viool en piano, gegeven in de Renaissancezaal van het Frans Hals museum door André van Aalst, violist van het Amsterdams Concertgebouworkest, en Ina Overkamp, pianiste. Met de Sonate in D van Handel werd door het tweetal de akoestiek van de ruimte behoedzaam afgetast; deze bleek voor de viooltoon vrij wat bevorderlijker dan voor de piano, die trouwens voor het continuokarakter van de compositie te massaal van klank is. Toen de pianiste daarna met een echte pianopartij, name lijk die van de tweede Sonate van Henk Badings, in het geding kwam. bleek even wel dat de voorproef met Handel resul taat had. namelijk dat men een vrij goed evenwicht had gevonden, voorzover de factor van de geluidsdemping van een goedbezette zaal zulks toelaat Het samen spel in deze frisse Sonate van Badings. met haar afwisseling van opgewekte en zwaarmoedige thematiek, warme melo dieën en spannende contrapuntische door werkingen. mocht voorbeeldig heten. De eerste Sonate van Johannes Brahms gaf vervolgens aan de violist André van Aalst ruimschoots gelegenheid om de kwaliteit van zijn toon te laten bewonderen. Vooral het Adagio, dat hij met rijke verscheiden heid van timbre en dynamiek voordroeg, klonk bijzonder fraai en smaakvol ex pressief. Trouwens het was een hoogst welkome tractatie. deze edele compositie op het Regenlied „Walle Regen, walle nieder" in een beheerste en bezielde inter pretatie te mogen horen. De Sonate in cis van Dohnanyi sloot zich bi.i de toonspraak van het vorige werk opvallend goed aan, wat niet zeggen wil, dat zij er qua stijl niet van afwijkt Maar ook hier konden wij getroffen worden door de warm bezielde toon van de viool en vooral in de eigenaardige variatie cyclus, van het goed afgewogen wissel spel der beide executanten. Met de Vioolsonate van Debussy de zwanezang van de componist en het laat ste werk dat hij (in 1917) in het publiek als pianist mee vertolkte besloten André van Aalst en Ina Overkamp op overtuigende wijze hun zeer belangwek kend recital. De kennismaking met dit kamermuziekduo was een zeer aangename en veelbelovende. Jos. de Klerk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 11