Nbombo de zwarte weldoener
Regelmatige vogeltrek zolang
het mooie weer aanhield
Een Sinterklaas-vertelling
15
Na 18 oktober kzvamen trekgolven voor
5I1 VaJlov*<\.
De schaakcompetitie
voor diensten en bedrijven
WOENSDAG 18 NOVEMBER 1959
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
fOMCHrjfó SlA?£tt
Bijna alle pakjes waren uitgepakt en
Jan Koelewater keek naar zijn nieuwver-
worven trofeeën: een paar bruine sokken,
een fonkelende das, een moderne sjaal
met kleurige strepen. Hij glimlachte en
zei: dank je wel, sinterklaas! meer om
dat het bij de situatie paste, dan uit wa
re dankbaarheid, want het waren weer
dezelfde saaie cadeautjes, daarbij inbegre
pen de sigarettenaansteker ter vervan
ging van het ding, dat hij laatst verloren
had. Maar de glimlach op zijn kaken was
hol, want er was nog geen bericht van de
politie, dat zijn gestolen auto was terug
gevonden en ook de langverwachte mede
deling van zijn chef, dat hij in een hogere
salarisklasse was ingedeeld, liet nog op
zich wachten. Truus van haar kant bab
belde als een kind zo blij over dat aardi
ge schortje en die nieuwe tas. Wat weet
die Sint toch goed mijn maat en wat kent
hij mijn smaak, grapte ze opgewekt en
ze woog daarbij de halsketting van imita
tie bloedkoralen op haar hand: zie je, zo
heb ik ze als kind al willen hebben.. Ze
was gelukkig met dat poederdoosje en dat
grammofoonplaatje van Mary O'Hara
Maar wat was het toch allemaal goedkoop
spul: nog geen nieuwe stofzuiger en geen
televisie; desnoods met alleen nog maar
de eerste termijn betaald..
„Eén grote verrassing is er nog," be
gon Truus met in haar ogen een lichte ver
borgen vreugde. Maar Jan zag het niet; hij
zei: „O ja!" en greep naar het laatste
pakje. „Voor Jan Koelewater!" las hij.
Dat zal wel van vader en moeder Koele
water zijn, dachten ze: proberen de vol
gende sinterklaas maar met zijn vieren te
houden; met zijn twééën is het toch nooit
zo aardig. Onderwijl frutselden Jans vin
gers aan de touwtjes, die met tien, twin
tig knopen waren vastgemaakt. Het ene
papiertje na het andere dwarrelde op de
grond tot Jan ten slotte dit sinterklaasge
schenk in handen hield. „Moet je nou
zien!" proestte hij, „wat voor malligheid
is dat? Het is., een wichelroede! met een
gedicht erbij!"
Het gedicht had de gebruikelijke primi
tieve vorm en het eindigde met de woor
den: „Ga spoedig met dit ding op pad:
het wijst de weg je naar een schat. En
dat wat goeds je hiermee vindt, dat wenst
je toe de Goede Sint!"
„Kolder van een van mijn vrienden,"
vermoedde Jan, „dat noemen ze tegen
woordig een „practical joke". Flauw hè?"
„Wat heb je nou aan een wichelroede," zei
Truus schouderophalend, „maar nu komt
Mary O'Hara!" Ze zette het plaatje op en
luisterde met overgave.
Jan keek met opgetrokken wenkbrau
wen naar de wichelroede en pakte het ding
om het bij de papieren, de touwtjes en de
lege dozen te smijten, maar hij trok zijn
hand terug alsof hij door een adder was
gebeten: het kronkelde onder zijn vingers
als een levende slang! Verbeelding, dacht
hij, maar dat was het niet, want de onbe
kende gever had de wichelroede toevallig
volgens de regels van de kunst gesneden:
uit het hout van een hazelaar in het be
gin van de maand december, tijdens een
maanlichte nacht op het moment, dat de
torenklok in de nabijheid de eerste slagen
liet horen van het middernachtelijk uur.
Nieuwsgierig geworden greep Jan Koele
water de wichelroede "bij de hunne einden,
alleen maar bij wijze van proef, zo grin
nikte hij hij, maar toen werd hij gegrepen
door de geheimzinnigheid. De tak trilde in
zijn vingers alsof er leven in zat. Je had
van die mensen, die er succes mee had
den. Misschien was hij er een van..
„Het is een Iers wiegeliedje," begon zijn
vrouw weer, „de Sint had me geen beter
cadeau kunnen geven, want.Truus keek
om naar haar man, maar die was er niet
meer. Die liep met de wichelroede in de
tuin, over de knarsende kiezelpaden en
door het vochtige gras, tot achteraan on
der de druipende treurwilg. Daar sloeg
de wichelroede krachtig uit. Te gek om
los te lopen, dacht Jan, en hij begon op
nieuw: eerst voor in de tuin niets! Over
het grasperk niets! Onder de treurwilg.
Weer sloeg de wichelroede krachtig uit,
als bezield met eigen leven. Met de hak
van zijn schoen maakte hij een kruis in
de vastgetrapte aarde. Zo, en nu nog eens,
met dichte ogen, om zeker te zijn, dat het
geen suggestie is. En weer dat tintelende
gevoel in zijn armspieren. Weer sloeg de
roede uit. Precies op dezelfde plek. Er was
geen twijfel aan. Daar zat dus iets verbor
gen Een waterader? Welnee, een schat!
Een kist met geld misschien, hier verbor
gen door bewoners die gevlucht zijn in de
eerste oorlogsdagen. Jan ging zitten op een
marmeren bank, die daar onder de treur
wilg stond en dacht diep na, de kin in de
handpalm. Een torenklok liet zijn slagen
horen. Nee, hij zou niet wachten: dit was
het uur. Het moest in deze nacht gebeu
ren. Hij waarschuwde Truus, die bezig
was het pakpapier glad te strijken en de
touwtjes op te rollen: „Ik ben zo terug,
schat, ik moet nog even wat doen!" Ze
vroeg nog, of dat niet kon wachten tot mor
gen, maar hij was al weg. Ze hoorde hem
morrelen bij de schuurdeur en trok haar
schouders op: zeker iets aan zijn geleende
motor. Tja, hij moest morgen weer vroeg
naar zijn werk.
Het was nu donker in de tuin, donker
vooral onder de treurwilg. De maan was
weggekropen achter de wolken. Jan Koe
lewater haalde dus uit de schuur niet
slechts een schop, maar ook een lantaarn;
hij .hing die aan een wilgentak en begon
te graven op de plek, die hij gemerkt had.
De kuil was ongeveer twee spit diep, toen
hij stootte op iets hards. Daar had je het
dus! De schop schraapte er overheen met
een knorrend geluid. Voorzichtig groef hij
door. De kluiten in de kuil lieten smak
kend en zuchtend met bijna menselijke
geluiden los. De lantaarn wierp in het gat
een onzeker licht. Vagelijk waren kop en
schouders te onderscheiden van wat Jan
veronderstelde een zwart beeldje te zijn.
Jan wrikte het heen en weer en daarbij
kwam het zo te liggen, dat het licht van
de lamp op het zwarte gelaat viel; het
keek hem aan met zo'n duivelse grijns,
dat hij het los liet en verschrikt achteruit
sprong.
Zo iets geks heb ik nog nooit meege
maakt, dacht Jan, maar opgeven? nooit!
Hij nam een lap en poetste de modder
weg van de kromme neus, uit de spottend
lachende ogen en uit de halgeopende
mond. Toen hij met zijn vinger de mod
der wegwerkte van tussen de stenen ka
ken, leek het hem of de kaakspieren zich
plotseling spanden en of de tanden zich
krachtig om zijn vinger sloten. „Au!" zei
hij en terwijl hij zijn pijnlijke vinger
wreef, kwam het hem voor, dat de schou
ders van het beeldje trilden in een stille
geluidloze lach. Even kalmeren, zei hij,
en hij stak een sigaret op met zijn nieuwe
sigarettenaansteker en hij bukte zich om
met het vlammetje zijn werk eens nader
te belichten Toen hij het voor het stenen
gezicht hield, hoorde hij een geluid alsof
geen twijfel mogelijk: het stenen beeld
vertoonde tekenen van leven...
„Dat wordt mij te gek!" zei Jan, die
zich voor een nuchter man hield. „Zwarte
Piet, of wie je ook mag zijn, ik stop je
weer netjes onder de aarde en morgen kij
ken we verder!" Maar uit de kuil sloeg
een zo erbarmelijke schreeuw op, dat Jan
Koelewater de schrik om het hart sloeg.
Maar toen ging de jammerklacht over in
een bulderend gelach en beschaamd bleef
iemand niesde en het vlammetje doofde.
Hij probeerde het nog eens en nog eens,
telkens met hetzelfde resultaat. Er was
Jan op enige afstand staan. „Wie of wat
je ook bent?" riep hij, „hou asjeblieft on
middellijk op met dat gebruil!"
„Help me er uit'" klonk een stem uit de
kuil, „ik heb twintig jaar in de grond ge
zeten en verlang naar wat frisse lucht!"
„Als je kunt praten, kun je ook wel je
zelf helpen", zei Jan.
„Niet als ik op mijn rug lig; leg me op
mijn andere kant en draai je dan om!"
„Waarom dat?"
„Vraag niet zoveel: Ik kan niets zolang
iemand kritisch naar me kijkt".
Jan deed wat hem bevolen was en wendde
zich om. Hij hoorde het gekraak van ste
nen gewrichten en het zuchten van de zui
gende modder.
„Daar ben ik dan", zei de stem achter
hem, „draai je nu maar om!" Hij draai
de zich om en zag een zwarte figuur met
lange afhangende armen en korte benen.
„Zwarte Piet", zei hij huiverend, „ik
weet niet of je komt als vriend of als
vijand, maar zodra je kwaad gaat doen,
ga je de kuil weer in!"
„Ik ben Nbombo van Afrika", zei het
beeld, „de zwartjes noemen mij de Grote
Weldoener. Ik ben om zo te zeggen het
prototype van alle Zwarte Pieten in de
wereld".
„M^t een zak vol geschenken zeker?"
spotte Jan.
,,Met een zak vol geschenken. Mits je
doet wat ik van je verlang".
i„En dat is?"
„Dat je me op het voetstuk zet, waarop
ik thuishoor. Professor Witkop had niet
het recht me weg te stoppen in die kuil.
Ik heb al zijn wensen vervuld... alle op
één na..."
,,Wat dan niet?"
„Hij zei: maak me geleerd! en ik leerde
hem alle 200 negertalen Hij zei: Maak
me rijk! en hij werd rijk. Geef me een
vrouw! en hij kreeg een vrouw. Geef me
rust! en ze liep bij hem weg. Hij zei: laat
me sterven! Maar dat kan Nbombo niet:
de Grote Geest is sterker dan hij!".
„Ik zet je op dat voetstuk, Nbombo, op,
die marmeren bank!"
,En dan een bad, voordat we verder
praten! Zet er de tuinslang op!"
Even later stond Nbombo op het mar
meren voetstuk, netjes schoongespoeld en
glimmend in zijn huid van zwarte gepo
lijste steen. Jan Koelewater zat naast hem
op basis van gelijkheid en rolde een nieu
we sigaret.
„Goed Nbombo", zei hij zakelijk, „ik
geef je zoveel frisse lucht als je maar ver
langt. Maar ik ben hier de baas en ik stel
mijn voorwaarden Die negertalen laten
mij koud en een vrouw heb ik al. Als ik
thu's ben, mag ze best een beetje eh..
een beetje onrustig zijn. Want ik ben niet
vaak thuis. Ik ben verkoop-man bij een
machinefabriek. En nu is mijn auto laatst
gestolen. Zou Nbombo, de Grote Weldoe
ner, me die kunnen terugbezorgen? Zo om
te bewijzen, dat een afspraak met hem
wat waard is?"
Nbombo klakte met zijn stenen tong:
„Je zult niet lang hoeven te wachten
de wielen van het lot zijn al in beweging".
„Mooi zo, en dan nog een voorwaarde",
zei Jan, „ik wil niet, dat mijn vrouw van
je schrikt, zoals ik dat gedaan heb. Fris
se lucht? Goed, zoveel je wilt, maar geen
beweging meer, geen genies, geen gelach
en geen gepraat. Begrepen?"
„Ja", zei Nbombo, „ik vind het een re
delijke eis. Die afspraak had ik ook met
professor Witkop. Iedere wens vervul ik:
een onuitgesproken wens is al voldoen
de!"
Op dat ogenblik klonk de stem van
Truus. Ze riep: „Jan, Jan... waar zit je...
telefoontje van het hoofdbureau: ze heb
ben je wagen weergevonden!"
Jan Koelewater knikte goedkeurend:
„Goed werk, ouwe jongen! Ik geloof, dat
wij het uitstekend met elkaar zullen vin
den!" Toen ging hij naar binnen.
Die avond had Jan weinig wensen
meer, hetgeen niet te verbazen is na al
het graafwerk, dat hij verricht had. Maar
de volgende dag begon het al vroeg. Hij
wilde graag eens heerlijk uitslapen en
sliep dan ook prompt door de wekker heen
net als zijn vrouw. Hij kwam te laat voor
de vastgestelde conferentie, waar hij zo
weinig zin in had, maar het hinderde niet
want een stille wens was in vervulling
gegaan: de directeuren hadden zijn gun
stige cijfers ontdekt en ontvingen hem met
een salarisverhoging en een vererende op
dracht. De moeilijkheden begonnen, toen
hij 's avonds uit zijn auto stapte en flui
tend door het
tuinhekje naar
binnen kwam. Bij
de deur bedacht
hij, dat hij ver
geten had bloe
men mee te nemen
voor zijn vrouw.
Ik wou, dat ik
een arm vol rozen
had, dacht hij en
toen Truus hem
open deed, keek
zé verbijst'erd riSar
dè bloemenweel
de: dertig, veettig
gloeiend rode ro
zen. „Asjeblieft!"
zei hij eenvoudig
„Wat een prach
tige rozen! Maar
waar haal je die
vandaan? Ik zag
je zónder langs
het tuinpad lo
pen...." „Een be
kende goocheltruc,
kindje: ik schud
ze zo maar uit
mijn mouw!" Er
ger werd het, toen
ze het eten op
diende. Ik hoop.
geen andijvie is.
dacht Jan Het was wel andijvie, maar
Nbombo maakte er asperges van, in de
tijd dat Truus de jus ging halen.
„Dat is nog eens een etentje", zei Jan
goedkeurend, maar Truus schudde be
duusd het hoofd: „Ik... ik begrijp het
niet", stotterde ze, „ik meende toch... ik
dacht, dat ik andijvie had gekookt..."
Snel wenste Jan, dat ze die andijvie maar
zou vergeten. En dat kalmeerde haar.
Later op de avond kwamen er gasten:
meneer en mevrouw Veldboer. Zij kwa
men pronken met de dure bontmantel, die
mevrouw van Sinterklaas gekregen had.
Jan deed een stille wens en wees toen op
zijn vrouw, die met een bleek en zorgelijk
gezicht voor de spiegel stond in een nerts,
die haar kleedde als een koninginnetje.
„En hoe vind je die van Truus?" vroeg
hij onschuldig. Mevrouw Veldboer betast
te de mantel wantrouwend en vroeg of hij
wel echt was en meneer vroeg ongema
nierd: waarvan kun jij dat betalen?
Toen deed Jan een onvoorzichtige wens:
hij mompelde binnensmonds „Vlieg op!"
en was even later blij, dat Nbombo deze
wens niet letterlijk had opgevat. Het hielp
niet of Jan na het haastige vertrek van
de gasten, de vragen van zijn vrouw al met
een schouderophalen beantwoordde: elke
dag opnieuw vroeg ze: „Ik begrijp er niets
van. Gaan je zaken zó goed?"
dat het vandaag
Met allerlei kleinigheden had Jan zo
veel succes, dat hij overmoedig begon te
worden en ten slotte half-gekscherend zei
Wat wil je? Ik heb er altijd naar verlangd
om honderdduizend gulden op mijn bank
te hebben. En bel ze nu eens op om te
vragen, wat het saldo is?" Nbombo deed
zijn werk sekuur: Er stond honderddui
zend gulden op Jans rekening, geen cent
meer en geen cent minder. „Hoe kom je
eraan? vroeg Truus, „ik wil nu eindelijk
weten wat er aan de hand is. Het is niet
in de haak en je verbergt wat voor me.
„Goed, schat", zei Jan in arren moe
de, „trek je overschoenen dan maar aan
en ga mee naar achter in de tuin!"
„Ik heb geen overschoenen", protesteer
de ze „en wat moet ik achter in die mod
derige tuin?"
„Wacht, ik haal ze voor je", zei Jan en
hi> kwam terug met een paar, dat ze
nog nooit gezien had. Ze beet zich op de
lip en ging gedwee mee. „Zie je", bereid
de hij haar voor, „die wichelroede, hè, op
Sinterklaas... ik heb wat gevonden met
dat ding..Nbombo, de Grote Weldoener..
en sedertdien heb ik Sinterklaas in per
manentie: elke wens wordt onmiddellijk
vervuld. Kijk, daar staat-ie!"
Truus slaakte een gil bij het zien van
het grijnzend afgodsbeeldje onder de
treurwilg, maar toen barstte zij in snik
ken uit: „Je houdt me voor de gek... je
hebt wat verkeerds gedaan... je probeert
me om de tuin te leiden met een baker
sprookje... o, mijn hoofd. Mijn arme
hoofd!"
Van toen af werd Jan Koelewater wat
voorzichtiger. Hij begreep, dat de verras
singen, waarvoor ze elke dag stond, haar
zenuwen op een zware proef stelden. Een
paar dagen wenste hij alleen maar kleine
dingen, zoals een nieuwe koelkast en een
televisieapparaat en jonge doppertjes,
hoewel het hartje winter was.
Maar op een regenachtige dag midden
december zag hij haar bleke gezicht en
haar ingevallen wangen. Hij schudde het
hoofd en keek mistroostig naar de natte
druilerige tuin. Ze moest eigenlijk, be
dacht hij zorgelijk, ze moest eigenlijk eens
een weekje kunnen doorbrengen aan de
Rivièra, goed gekleed en zorgeloos, zo met
een heleboel geld op zak
m gf
Het was n^aar een voqrbijflitsende ger
dachte, maar Nbombo vervulde haar on
middellijk. Toen Jan zich omwendde, was
zijn vrouw verdwenen en met haar een
koffer met reisgoed. En het kwam geen
ogenblik bij hem op, dat dit zijn eigen
wens was, integendeel, hij maakte zich
ernstige zorgen. Hij dacht dat ze bij hem
was weggelopen, zoals de vrouw van pro
fessor Witkop. De eenzame dagen maak
ten hem diep ongelukkig en op een avond
liep hij naar Nbombo achter in de uin. De
maan scheen weer door de hangende tak
ken van de treurwilg en glinsterde op de
versgevallen sneeuw.
„Dit is niet eerlijk, Nbombo," begon hij,
„nu ik je nodig heb antwoord je niet.
Dit is geen leven: acht dagen lang heb ik
niets van Truus gehoord! Ik kan beter
dood zijnmetéén!"
Maar Nbombo antwoordde niet.
„Ben je uitgewerkt? Weiger je de
dienst? Spreek op! Jan had het beeld
bij de schouders gegrepen en schudde het
heftig heen en weer. „Au, au!" zei het,
„wees niet zo hardhandig! Over vijf minu
ten is ze bij je terug: Je hebt haar zelf
naar de Rivièra gewenst!"
De sneeuw op het tuinpad kraakte onder
lichte verende stappen. Jan wendde zich
om en herkende zijn vrouw. „Wel heb ik
van mijn leven," zei hij.
„Jan Jan, wat heb je me een fijne va
kantie bezorgd. Ik ben weer helemaal be
ter. Ik herinner me nu alles weer normaal.
Ik heb het je niet durven zeggen, Jan maar
er was wat men mijn geheugen. En ik
droomde van dat nare beeld daar achter
je. Dat moet je weg doen, Jan!" „Vooruit
kerel!" zei Nbombo, „neem haar in je
armen!" Hij gaf Jan een stevige duw in
de rug.
Jan greep zich aan zijn vrouw vast om
niet te vallen en zei: „dat advies heb ik
niet nodig....zeg nou maar nietsdat
is tegen de afspraak Hij kuste Truus innig.
„Iets wou ik toch nog zeggen," zei
Truus, „ik had het met Sinterklaas al wil
len doen, maar je was al maar zo onbe
reikbaar." Ze fluisterde hem een heuge
lijk nieuwtje in het oor, dat ons geen van
allen aangaat
Maar Nbombo is
de volgende dag
weer diep in de
aarde begraven,
in de eerste plaats
omdat de Grote
Weldoener zich
niet aan de af
spraak had ge
houden en in de
tweede en voor-
s. naamste plaats.
imdat Truus dat
'.o wenste. Want
vanaf de dag dat
dj terugkwam
waren het haar
wensen, die alle
ip staande voet
werden vervuld
NU DE WINTER werkelijk met rasse schreden nadert, loopt de vogeltrek op zijn
eind. Wel trekken er nog troepjes spreeuwen door en nog wat late soorten uit het
hoge noorden zoals de frater en de barmsijs, maar dat betreft maar kleine aantallen,
die haast niet opvallen. Deze herfst kenmerkte zich door het prachtige zomerweer,
dat voortduurde tot 18 oktober. Op die dag kwam de weg vrij voor de oceaan
depressies en werd het normaal herfstweer met storingen, die regen en harde wind
brachten Uit de door ons verzamelde trekgegevens blijkt, dat de trek van de ver
schillende soorten vogels in overeenstemming met het weer verliep. De vogels zijn
in het algemeen vroeg begonnen te trekken en tot 18 oktober verliep de trek zeer
regelmatig. Opeenhopingen van vogels door slecht weer kwamen niet voor, zodat
er geen trekgolven ontstonden, wat in de meeste jaren wèl het geval is en waarbij
dan in de eerste oktoberhelft soms tienduizenden vinken op één ochtend kunnen
passeren. Later, na de periode met harde wind in de laatste decade van oktober
was er nog wel sprake van trekgolven. De aantallen vogels, die toen doorkwamen,
waren echter niet buitengewoon hoog, omdat de meeste vogels al gepasseerd waren.
Niettegenstaande het rustige weer in de
eerste helft van de waarnemingsperiode
zijn er maar weinig dagen geweest, waar
op men de vogels zeewaarts zag trekken
op 16 en 17 oktober was er sprake van een
sterkere neiging om over zee te gaan. Zoals
elk jaar. deed zich ook nu weer het ver
schijnsel van de terugtrek of rétroversie
voor. Hierbij vliegen de vogels in de ver
keerde richting langs de kust, dus noord
waarts. Dit komt vooral in het begin van
de trekperiode voor; dit jaar waren 23 sep
tember en 4 oktober de dagen met de
sterkste terugtrek.
Als wij de trek van de verschillende
vogelsoorten onder de loupe nemen, kun
nen wij van de spreeuwen zeggen, dat de
trek vroeg begon en zeer regelmatig ver
liep, dit laatste in tegenstelling tot andere
jaren, waarin een groot contingent
spreeuwen tot omstreeks 20 oktober in
Noord-Duitsland en Denemarken bleef
om dan plotseling
met zeer grote
aantallen bij ons
langs te trekken
De .trek van de
spreeuwen heeft
ongetwijfeld on
der invloed ge
staan van de
droogte, die ook
in bovengenoemde
gebieden heerste
Het voedsel werd
daar al gauw schaars, wat tot gevolg had,
dat deze zogenaamde tussentrekgebieden
de spreeuwen niet tot de normale tijd
vasthielden. Ze trokken geleidelijk in
troepjes weg. Op de post te Bloemendaal
aan Zee was tot 18 oktober het aantal
spreeuwen, dat geteld was, hoger dan vo
rige jaren op die datum. In de tweede helft
van de trekpediode stond er meestal zo'
krachtige wind, dat de spreeuwen zich
lieten stuwen ten zuiden om het IJselmeer
heen, om dan ongeveer ter hoogte van
Leiden. Den Haag de Noordzeekust te be
reiken. Bloemendaal ligt dan in de „trek
schaduw" van het IJselmeer en kan slechts
een klein aantal spreeuwen langs krijgen
Zo kon het gebeuren, dat de waarnemers
te Wassenaar op 29 oktober een fantas
tische spreeuwentrek te zien kregen. In
zes minuten passeerden er ruim dertig
duizend spreeuwen in grote troepen, en
kele van wel tienduizend, terwijl er die
ochtend te Bloemendaal in anderhalf uur
slechts 1600 geteld werden. Op 16 en
17 oktober zijn er in het hele land veel
spreeuwen overgetrokken. Bilthoven had
op de 16de zijn sterkste trek van deze
soort. Doordat vele spreeuwen die dag
zee kozen en er dus sprake was van een
ongestuwde trek, is het verklaarbaar, dat
de aantallen aan de kustposten die dag
toch niet hoog waren.
Vroeg op reis
Ook de vinken waren onder invloed van
het gunstige weer al vroeg in het seizoen
op reis gegaan en gaven tot 18 oktober een
regelmatige trek te zien. Doordat er elke
dag getrokken werd, waren er ook steeds
vogels in het „achterland". Als wij de aan
tallen vinken, die in de verschillende jaren
te Bloemendaal aan Zee geteld zijn, be
kijken, dan blijkt het totale aantal dit jaar
toch nog iets onder normaal te zijn ge
bleven. En dat nog wel. terwijl bij dit
rustige weer het IJselmeer de vogels zeker
in mindere mate zal hebben tegenge
houden dan anders.
Daarom mogen wij wel concluderen, dat
een groot aantal vinken ons op andere
wijze ontgaan is en wel door de zogenaam
de hoge trek. Temeer mogen wij dit aan
nemen, omdat het weertype daarvoor gun
stig was: rustig weer met oostelijke wind
De vinken trekken dan op zeer grote
hoogte regelrecht op hun doel, Engeland
en Ierland, af. Waarschijnlijk zal die hoge
trek. die nauwelijks is waar te nemen, niet
over ons land hebben plaats gevonden,
maar zal ten noorden ervan langs zijn ge
gaan. De vinken, die wij te zien kregen
hebben een minder sterke trekdrang ge
had, daar ze zich ondanks het fraaie weer
door de zee langs de kusten lieten stuwen
en nog in het r «heel geen neiging ver
toonden de oversteek te wagen. Na de
onderbreking door het slechte weer in de
tweede helft van oktober trokken er op
30, 31 oktober en 1 november weer enige
duizenden vinken door.
Het aantal kepen bleef aanvankelijk be
perkt tot enkele, die in de vinkentroepen
meevlogen, maar vanaf ongeveer eind ok
tober werd hun aantal groter en werden
er vaak flinke groepen van enkel kepen
waargenomen. Graspiepers waren er meer
dan normaal, al waren ze niet zo talrijk
als in het uitzonderlijke pieperjaar 1958.
Deze vogel laat zich goed stuwen en wij
zien ze maar zelden over zee gaan. Een
enkele maal is er een oeverpieper gehoord.
De veldleeuwerik is in de eerste helft
van de waarnemingsperiode vrijwel elke
dag langs getrokken, al waren de ge
noteerde aantallen vaak klein. Ze trekken
als regel wat later op de ochtend, als de
posten vaak niet meer bezet zijn. Slechts
éénmaal hebben wij een troepje van deze
zangers zeewaarts zien gaan. Wel valt het
ons elk jaar op. dat in de loop van de
ochtend steeds kleine troepjes leeuweriken
vanuit zee landinwaarts komen. Er zijn
maar weinig boomleeuweriken gezien. Op
1 november was de leeuwerikentrek het
sterkst De Dost te Bloemendaal aan Zee
telde toen 2200 veldleeuweriken, hetgeen
haast net zoveel is als men anders in de
hele herfst te zien krijgt Op die eerste
novemberdag, na een periode van slecht
weer, was er over het hele - land veel trek
en het was opmerkelijk, dat er zo laat in
de tijd nog zoveel verscheidene soorten
trokken, een dertigtal nog wel.
Voedselnood
De kieviten geraakten door de droogte
in voedselnood en gaven een abnormaal
gedrag te zien. De grote troepen, die de
weilanden plegen te bevolken, vielen uit
een in kleine troepjes, die gingen foura-
geren op wegbermen en in droge duinval
leien. Het wekte wel enige verbazing, dat
die dieren bij al die droogte nu ook nog
de van nature zo droge gebieden opzoch
ten. Toch is dit verklaarbaar, als wij be
denken. dat de fauna in die van huis uit
droge gronden meer aan een droog milieu
is aangepast dan die van de als regel voch
tige weilanden en daardoor minder van
de uitzonderlijke droogte te lijden zal heb
ben gehad. Doordat de kieviten op zoek
waren naar geschikte voedselplaatsen, is
er langs de kust bijna elke dag trek van
deze dieren gezien, terwijl normaal de
kievitentrek zich tot enige dagen beperkt.
Op enkele dagen is er zeetrek van kie
viten geweest. Na de regendagen 18 en
19 oktober verzamelde de kieviten zich
al gauw weer op hun normale terreinen
en de troepen trekkers werden ook groter.
Er kwamen verscheidene geruststellende
berichten binnen, dat er weer flinke con
centraties van deze vogels op de weilanden
zijn en ook in Friesland zijn ze weer in
enorme troepen aanwezig.
Van de lij ster soorten hebben wij deze
herfst heel wat te zien gekregen. In de
eerste helft van oktober was er een ab
normaal groot aantal trekkende zang
lijsters, daarna kwamen de kramsvogels
en de koperwieken. Vooral op 23 en 24 ok
tober trokken deze beide soorten sterk,
maar ook daarna nog geregeld. Sindsdien
kon men in vele streken van ons land op
de weilanden grote groepen van deze
lijsterachtigen aantreffen, kramsvogels
meer dan koperwieken. Koperwieken-
nachttrek is geconstateerd op verscheidene
avonden, de eerste keer op een behoorlijke
sterkte op 23 oktober, maar in andere jaren
hebben wij dit wel eens veel massaler
waargenomen. Merels, die op veel kleinere
schaal trekken, waren er deze herfst ook
nogal wat, ook in november trokken ze nog
door.
Eind september zette een invasie van
Vlaamse Gaaien in, maar hun trekdrang
was niet zo groot. Zij lieten zich voor
namelijk stuwen langs de zuidkant van
het IJselmeer. In Noordholland op de kust
posten werden er maar enkele trekkend
gezien. Wel was het aantal gaaien, dat
aan de binnenduinrand op de eikels foura-
geerden. toegenomen. Kijkduin noteerde
daarentegen grotere aantallen met als top
dag 29 september met 550 langstrekkende
gaaien. Verder was er een invasie van
goudhaantjes, waaronder vuurgoudhaan-
tjes, van de zwarte mees en ook van kool-
en pimpelmezen, terwijl ook de staart-
mezen talrijk waren. Tussen de mezen
werden enkele boomkruipers gezien.
De eerste bonte kraai werd op 9 oktober
gezien, maar de echte doortrek van de
kraaien kwam pas tegen eind oktober. De
bonte kraai verscheen in flink aantal. De
grote troepen roeken ontbreken ook dit
jaar weer en de kauwen trokken ook
slechts in matig aantal door. De trek van
roofvogels was gering: er werden af en
toe een sperwer, een boomvalk en een
smelleken gezien en ook een paar maal
een slechtvalk. Buizerden waren er begin
oktober iets meer dan anders boven het
duin, waaronder enkele ruigpootbuizerden.
Begin november trokken er echter flink
wat sperwers door.
Sinds 8 oktober is er geregeld op ver
scheidene Dlaatsen houtduiventrek gesig
naleerd. Sijsjes zijn er ook weer veel en
ook vrij veel barmsijsjes en fraters. Ver
der zijn er uit de soortenrijke trek van
deze herfst nog te noemen: de kneu, die
voornamelijk vóór half oktober doortrok,
groenling, putter, ringmus in vrij groot
aantal, witte kwikstaart, rietgors, ijsgors.
kraanvogel en goudplevier. Het grote aan
tal watersnippen viel op. Boven zee wer
den verscheidene Jan van Genten waar
genomen, maar geen enkele jager.
De invasie van de grote bonte specht
bleef tot enkele exemplaren beperkt. Een
typische invasievogel heeft tenslotte nog
zijn opwachting gemaakt en wel de pest
vogel, waarvan sinds 30 oktober in alle
delen van ons land kleine,troepjes zich op
de schaarse bessen vertonen.
Advertentie
IMP. OUD - HAARLEM
De stand in de schaakcompetitie voor
diensten en bedrijven in Haarlem is na de
laatste wedstrijden als volgt:
Gesp. Pnt.
1. 2) Hin 3 3
2. 3) Soc. Zaken 3 2'/»
3. 1) Stadhuis/Ontv. Kant. 4 2lh
4. 6) Bouw- en Woningt. 3 2
5. 4) Belastingdienst 2 31/»
6. 9) Veredel.bedr. Hoofdd. 3 l'/i
7. 5) Gen. en Gez.h.dienst 2 1
8. (10) Prov. Waterstaat 3 1
9. 7) Prov. Ziekenhuis 3 1
10. (12) Vroom Dreesmann 3 1
11. (11) Gem. Pers. Haar'.m. 2 */s
12. 8) Spoorwegen 2
13. (13) Gem. Adm.kantoor 4
(Het tussen haakjes geplaatste cijfer
geeft de vorige stand aan.)