Nbombo de zwarte weldoener Regelmatige vogeltrek zolang het mooie weer aanhield Een Sinterklaas-vertelling 15 Na 18 oktober kzvamen trekgolven voor 5I1 VaJlov*<\. De schaakcompetitie voor diensten en bedrijven WOENSDAG 18 NOVEMBER 1959 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT fOMCHrjfó SlA?£tt Bijna alle pakjes waren uitgepakt en Jan Koelewater keek naar zijn nieuwver- worven trofeeën: een paar bruine sokken, een fonkelende das, een moderne sjaal met kleurige strepen. Hij glimlachte en zei: dank je wel, sinterklaas! meer om dat het bij de situatie paste, dan uit wa re dankbaarheid, want het waren weer dezelfde saaie cadeautjes, daarbij inbegre pen de sigarettenaansteker ter vervan ging van het ding, dat hij laatst verloren had. Maar de glimlach op zijn kaken was hol, want er was nog geen bericht van de politie, dat zijn gestolen auto was terug gevonden en ook de langverwachte mede deling van zijn chef, dat hij in een hogere salarisklasse was ingedeeld, liet nog op zich wachten. Truus van haar kant bab belde als een kind zo blij over dat aardi ge schortje en die nieuwe tas. Wat weet die Sint toch goed mijn maat en wat kent hij mijn smaak, grapte ze opgewekt en ze woog daarbij de halsketting van imita tie bloedkoralen op haar hand: zie je, zo heb ik ze als kind al willen hebben.. Ze was gelukkig met dat poederdoosje en dat grammofoonplaatje van Mary O'Hara Maar wat was het toch allemaal goedkoop spul: nog geen nieuwe stofzuiger en geen televisie; desnoods met alleen nog maar de eerste termijn betaald.. „Eén grote verrassing is er nog," be gon Truus met in haar ogen een lichte ver borgen vreugde. Maar Jan zag het niet; hij zei: „O ja!" en greep naar het laatste pakje. „Voor Jan Koelewater!" las hij. Dat zal wel van vader en moeder Koele water zijn, dachten ze: proberen de vol gende sinterklaas maar met zijn vieren te houden; met zijn twééën is het toch nooit zo aardig. Onderwijl frutselden Jans vin gers aan de touwtjes, die met tien, twin tig knopen waren vastgemaakt. Het ene papiertje na het andere dwarrelde op de grond tot Jan ten slotte dit sinterklaasge schenk in handen hield. „Moet je nou zien!" proestte hij, „wat voor malligheid is dat? Het is., een wichelroede! met een gedicht erbij!" Het gedicht had de gebruikelijke primi tieve vorm en het eindigde met de woor den: „Ga spoedig met dit ding op pad: het wijst de weg je naar een schat. En dat wat goeds je hiermee vindt, dat wenst je toe de Goede Sint!" „Kolder van een van mijn vrienden," vermoedde Jan, „dat noemen ze tegen woordig een „practical joke". Flauw hè?" „Wat heb je nou aan een wichelroede," zei Truus schouderophalend, „maar nu komt Mary O'Hara!" Ze zette het plaatje op en luisterde met overgave. Jan keek met opgetrokken wenkbrau wen naar de wichelroede en pakte het ding om het bij de papieren, de touwtjes en de lege dozen te smijten, maar hij trok zijn hand terug alsof hij door een adder was gebeten: het kronkelde onder zijn vingers als een levende slang! Verbeelding, dacht hij, maar dat was het niet, want de onbe kende gever had de wichelroede toevallig volgens de regels van de kunst gesneden: uit het hout van een hazelaar in het be gin van de maand december, tijdens een maanlichte nacht op het moment, dat de torenklok in de nabijheid de eerste slagen liet horen van het middernachtelijk uur. Nieuwsgierig geworden greep Jan Koele water de wichelroede "bij de hunne einden, alleen maar bij wijze van proef, zo grin nikte hij hij, maar toen werd hij gegrepen door de geheimzinnigheid. De tak trilde in zijn vingers alsof er leven in zat. Je had van die mensen, die er succes mee had den. Misschien was hij er een van.. „Het is een Iers wiegeliedje," begon zijn vrouw weer, „de Sint had me geen beter cadeau kunnen geven, want.Truus keek om naar haar man, maar die was er niet meer. Die liep met de wichelroede in de tuin, over de knarsende kiezelpaden en door het vochtige gras, tot achteraan on der de druipende treurwilg. Daar sloeg de wichelroede krachtig uit. Te gek om los te lopen, dacht Jan, en hij begon op nieuw: eerst voor in de tuin niets! Over het grasperk niets! Onder de treurwilg. Weer sloeg de wichelroede krachtig uit, als bezield met eigen leven. Met de hak van zijn schoen maakte hij een kruis in de vastgetrapte aarde. Zo, en nu nog eens, met dichte ogen, om zeker te zijn, dat het geen suggestie is. En weer dat tintelende gevoel in zijn armspieren. Weer sloeg de roede uit. Precies op dezelfde plek. Er was geen twijfel aan. Daar zat dus iets verbor gen Een waterader? Welnee, een schat! Een kist met geld misschien, hier verbor gen door bewoners die gevlucht zijn in de eerste oorlogsdagen. Jan ging zitten op een marmeren bank, die daar onder de treur wilg stond en dacht diep na, de kin in de handpalm. Een torenklok liet zijn slagen horen. Nee, hij zou niet wachten: dit was het uur. Het moest in deze nacht gebeu ren. Hij waarschuwde Truus, die bezig was het pakpapier glad te strijken en de touwtjes op te rollen: „Ik ben zo terug, schat, ik moet nog even wat doen!" Ze vroeg nog, of dat niet kon wachten tot mor gen, maar hij was al weg. Ze hoorde hem morrelen bij de schuurdeur en trok haar schouders op: zeker iets aan zijn geleende motor. Tja, hij moest morgen weer vroeg naar zijn werk. Het was nu donker in de tuin, donker vooral onder de treurwilg. De maan was weggekropen achter de wolken. Jan Koe lewater haalde dus uit de schuur niet slechts een schop, maar ook een lantaarn; hij .hing die aan een wilgentak en begon te graven op de plek, die hij gemerkt had. De kuil was ongeveer twee spit diep, toen hij stootte op iets hards. Daar had je het dus! De schop schraapte er overheen met een knorrend geluid. Voorzichtig groef hij door. De kluiten in de kuil lieten smak kend en zuchtend met bijna menselijke geluiden los. De lantaarn wierp in het gat een onzeker licht. Vagelijk waren kop en schouders te onderscheiden van wat Jan veronderstelde een zwart beeldje te zijn. Jan wrikte het heen en weer en daarbij kwam het zo te liggen, dat het licht van de lamp op het zwarte gelaat viel; het keek hem aan met zo'n duivelse grijns, dat hij het los liet en verschrikt achteruit sprong. Zo iets geks heb ik nog nooit meege maakt, dacht Jan, maar opgeven? nooit! Hij nam een lap en poetste de modder weg van de kromme neus, uit de spottend lachende ogen en uit de halgeopende mond. Toen hij met zijn vinger de mod der wegwerkte van tussen de stenen ka ken, leek het hem of de kaakspieren zich plotseling spanden en of de tanden zich krachtig om zijn vinger sloten. „Au!" zei hij en terwijl hij zijn pijnlijke vinger wreef, kwam het hem voor, dat de schou ders van het beeldje trilden in een stille geluidloze lach. Even kalmeren, zei hij, en hij stak een sigaret op met zijn nieuwe sigarettenaansteker en hij bukte zich om met het vlammetje zijn werk eens nader te belichten Toen hij het voor het stenen gezicht hield, hoorde hij een geluid alsof geen twijfel mogelijk: het stenen beeld vertoonde tekenen van leven... „Dat wordt mij te gek!" zei Jan, die zich voor een nuchter man hield. „Zwarte Piet, of wie je ook mag zijn, ik stop je weer netjes onder de aarde en morgen kij ken we verder!" Maar uit de kuil sloeg een zo erbarmelijke schreeuw op, dat Jan Koelewater de schrik om het hart sloeg. Maar toen ging de jammerklacht over in een bulderend gelach en beschaamd bleef iemand niesde en het vlammetje doofde. Hij probeerde het nog eens en nog eens, telkens met hetzelfde resultaat. Er was Jan op enige afstand staan. „Wie of wat je ook bent?" riep hij, „hou asjeblieft on middellijk op met dat gebruil!" „Help me er uit'" klonk een stem uit de kuil, „ik heb twintig jaar in de grond ge zeten en verlang naar wat frisse lucht!" „Als je kunt praten, kun je ook wel je zelf helpen", zei Jan. „Niet als ik op mijn rug lig; leg me op mijn andere kant en draai je dan om!" „Waarom dat?" „Vraag niet zoveel: Ik kan niets zolang iemand kritisch naar me kijkt". Jan deed wat hem bevolen was en wendde zich om. Hij hoorde het gekraak van ste nen gewrichten en het zuchten van de zui gende modder. „Daar ben ik dan", zei de stem achter hem, „draai je nu maar om!" Hij draai de zich om en zag een zwarte figuur met lange afhangende armen en korte benen. „Zwarte Piet", zei hij huiverend, „ik weet niet of je komt als vriend of als vijand, maar zodra je kwaad gaat doen, ga je de kuil weer in!" „Ik ben Nbombo van Afrika", zei het beeld, „de zwartjes noemen mij de Grote Weldoener. Ik ben om zo te zeggen het prototype van alle Zwarte Pieten in de wereld". „M^t een zak vol geschenken zeker?" spotte Jan. ,,Met een zak vol geschenken. Mits je doet wat ik van je verlang". i„En dat is?" „Dat je me op het voetstuk zet, waarop ik thuishoor. Professor Witkop had niet het recht me weg te stoppen in die kuil. Ik heb al zijn wensen vervuld... alle op één na..." ,,Wat dan niet?" „Hij zei: maak me geleerd! en ik leerde hem alle 200 negertalen Hij zei: Maak me rijk! en hij werd rijk. Geef me een vrouw! en hij kreeg een vrouw. Geef me rust! en ze liep bij hem weg. Hij zei: laat me sterven! Maar dat kan Nbombo niet: de Grote Geest is sterker dan hij!". „Ik zet je op dat voetstuk, Nbombo, op, die marmeren bank!" ,En dan een bad, voordat we verder praten! Zet er de tuinslang op!" Even later stond Nbombo op het mar meren voetstuk, netjes schoongespoeld en glimmend in zijn huid van zwarte gepo lijste steen. Jan Koelewater zat naast hem op basis van gelijkheid en rolde een nieu we sigaret. „Goed Nbombo", zei hij zakelijk, „ik geef je zoveel frisse lucht als je maar ver langt. Maar ik ben hier de baas en ik stel mijn voorwaarden Die negertalen laten mij koud en een vrouw heb ik al. Als ik thu's ben, mag ze best een beetje eh.. een beetje onrustig zijn. Want ik ben niet vaak thuis. Ik ben verkoop-man bij een machinefabriek. En nu is mijn auto laatst gestolen. Zou Nbombo, de Grote Weldoe ner, me die kunnen terugbezorgen? Zo om te bewijzen, dat een afspraak met hem wat waard is?" Nbombo klakte met zijn stenen tong: „Je zult niet lang hoeven te wachten de wielen van het lot zijn al in beweging". „Mooi zo, en dan nog een voorwaarde", zei Jan, „ik wil niet, dat mijn vrouw van je schrikt, zoals ik dat gedaan heb. Fris se lucht? Goed, zoveel je wilt, maar geen beweging meer, geen genies, geen gelach en geen gepraat. Begrepen?" „Ja", zei Nbombo, „ik vind het een re delijke eis. Die afspraak had ik ook met professor Witkop. Iedere wens vervul ik: een onuitgesproken wens is al voldoen de!" Op dat ogenblik klonk de stem van Truus. Ze riep: „Jan, Jan... waar zit je... telefoontje van het hoofdbureau: ze heb ben je wagen weergevonden!" Jan Koelewater knikte goedkeurend: „Goed werk, ouwe jongen! Ik geloof, dat wij het uitstekend met elkaar zullen vin den!" Toen ging hij naar binnen. Die avond had Jan weinig wensen meer, hetgeen niet te verbazen is na al het graafwerk, dat hij verricht had. Maar de volgende dag begon het al vroeg. Hij wilde graag eens heerlijk uitslapen en sliep dan ook prompt door de wekker heen net als zijn vrouw. Hij kwam te laat voor de vastgestelde conferentie, waar hij zo weinig zin in had, maar het hinderde niet want een stille wens was in vervulling gegaan: de directeuren hadden zijn gun stige cijfers ontdekt en ontvingen hem met een salarisverhoging en een vererende op dracht. De moeilijkheden begonnen, toen hij 's avonds uit zijn auto stapte en flui tend door het tuinhekje naar binnen kwam. Bij de deur bedacht hij, dat hij ver geten had bloe men mee te nemen voor zijn vrouw. Ik wou, dat ik een arm vol rozen had, dacht hij en toen Truus hem open deed, keek zé verbijst'erd riSar dè bloemenweel de: dertig, veettig gloeiend rode ro zen. „Asjeblieft!" zei hij eenvoudig „Wat een prach tige rozen! Maar waar haal je die vandaan? Ik zag je zónder langs het tuinpad lo pen...." „Een be kende goocheltruc, kindje: ik schud ze zo maar uit mijn mouw!" Er ger werd het, toen ze het eten op diende. Ik hoop. geen andijvie is. dacht Jan Het was wel andijvie, maar Nbombo maakte er asperges van, in de tijd dat Truus de jus ging halen. „Dat is nog eens een etentje", zei Jan goedkeurend, maar Truus schudde be duusd het hoofd: „Ik... ik begrijp het niet", stotterde ze, „ik meende toch... ik dacht, dat ik andijvie had gekookt..." Snel wenste Jan, dat ze die andijvie maar zou vergeten. En dat kalmeerde haar. Later op de avond kwamen er gasten: meneer en mevrouw Veldboer. Zij kwa men pronken met de dure bontmantel, die mevrouw van Sinterklaas gekregen had. Jan deed een stille wens en wees toen op zijn vrouw, die met een bleek en zorgelijk gezicht voor de spiegel stond in een nerts, die haar kleedde als een koninginnetje. „En hoe vind je die van Truus?" vroeg hij onschuldig. Mevrouw Veldboer betast te de mantel wantrouwend en vroeg of hij wel echt was en meneer vroeg ongema nierd: waarvan kun jij dat betalen? Toen deed Jan een onvoorzichtige wens: hij mompelde binnensmonds „Vlieg op!" en was even later blij, dat Nbombo deze wens niet letterlijk had opgevat. Het hielp niet of Jan na het haastige vertrek van de gasten, de vragen van zijn vrouw al met een schouderophalen beantwoordde: elke dag opnieuw vroeg ze: „Ik begrijp er niets van. Gaan je zaken zó goed?" dat het vandaag Met allerlei kleinigheden had Jan zo veel succes, dat hij overmoedig begon te worden en ten slotte half-gekscherend zei Wat wil je? Ik heb er altijd naar verlangd om honderdduizend gulden op mijn bank te hebben. En bel ze nu eens op om te vragen, wat het saldo is?" Nbombo deed zijn werk sekuur: Er stond honderddui zend gulden op Jans rekening, geen cent meer en geen cent minder. „Hoe kom je eraan? vroeg Truus, „ik wil nu eindelijk weten wat er aan de hand is. Het is niet in de haak en je verbergt wat voor me. „Goed, schat", zei Jan in arren moe de, „trek je overschoenen dan maar aan en ga mee naar achter in de tuin!" „Ik heb geen overschoenen", protesteer de ze „en wat moet ik achter in die mod derige tuin?" „Wacht, ik haal ze voor je", zei Jan en hi> kwam terug met een paar, dat ze nog nooit gezien had. Ze beet zich op de lip en ging gedwee mee. „Zie je", bereid de hij haar voor, „die wichelroede, hè, op Sinterklaas... ik heb wat gevonden met dat ding..Nbombo, de Grote Weldoener.. en sedertdien heb ik Sinterklaas in per manentie: elke wens wordt onmiddellijk vervuld. Kijk, daar staat-ie!" Truus slaakte een gil bij het zien van het grijnzend afgodsbeeldje onder de treurwilg, maar toen barstte zij in snik ken uit: „Je houdt me voor de gek... je hebt wat verkeerds gedaan... je probeert me om de tuin te leiden met een baker sprookje... o, mijn hoofd. Mijn arme hoofd!" Van toen af werd Jan Koelewater wat voorzichtiger. Hij begreep, dat de verras singen, waarvoor ze elke dag stond, haar zenuwen op een zware proef stelden. Een paar dagen wenste hij alleen maar kleine dingen, zoals een nieuwe koelkast en een televisieapparaat en jonge doppertjes, hoewel het hartje winter was. Maar op een regenachtige dag midden december zag hij haar bleke gezicht en haar ingevallen wangen. Hij schudde het hoofd en keek mistroostig naar de natte druilerige tuin. Ze moest eigenlijk, be dacht hij zorgelijk, ze moest eigenlijk eens een weekje kunnen doorbrengen aan de Rivièra, goed gekleed en zorgeloos, zo met een heleboel geld op zak m gf Het was n^aar een voqrbijflitsende ger dachte, maar Nbombo vervulde haar on middellijk. Toen Jan zich omwendde, was zijn vrouw verdwenen en met haar een koffer met reisgoed. En het kwam geen ogenblik bij hem op, dat dit zijn eigen wens was, integendeel, hij maakte zich ernstige zorgen. Hij dacht dat ze bij hem was weggelopen, zoals de vrouw van pro fessor Witkop. De eenzame dagen maak ten hem diep ongelukkig en op een avond liep hij naar Nbombo achter in de uin. De maan scheen weer door de hangende tak ken van de treurwilg en glinsterde op de versgevallen sneeuw. „Dit is niet eerlijk, Nbombo," begon hij, „nu ik je nodig heb antwoord je niet. Dit is geen leven: acht dagen lang heb ik niets van Truus gehoord! Ik kan beter dood zijnmetéén!" Maar Nbombo antwoordde niet. „Ben je uitgewerkt? Weiger je de dienst? Spreek op! Jan had het beeld bij de schouders gegrepen en schudde het heftig heen en weer. „Au, au!" zei het, „wees niet zo hardhandig! Over vijf minu ten is ze bij je terug: Je hebt haar zelf naar de Rivièra gewenst!" De sneeuw op het tuinpad kraakte onder lichte verende stappen. Jan wendde zich om en herkende zijn vrouw. „Wel heb ik van mijn leven," zei hij. „Jan Jan, wat heb je me een fijne va kantie bezorgd. Ik ben weer helemaal be ter. Ik herinner me nu alles weer normaal. Ik heb het je niet durven zeggen, Jan maar er was wat men mijn geheugen. En ik droomde van dat nare beeld daar achter je. Dat moet je weg doen, Jan!" „Vooruit kerel!" zei Nbombo, „neem haar in je armen!" Hij gaf Jan een stevige duw in de rug. Jan greep zich aan zijn vrouw vast om niet te vallen en zei: „dat advies heb ik niet nodig....zeg nou maar nietsdat is tegen de afspraak Hij kuste Truus innig. „Iets wou ik toch nog zeggen," zei Truus, „ik had het met Sinterklaas al wil len doen, maar je was al maar zo onbe reikbaar." Ze fluisterde hem een heuge lijk nieuwtje in het oor, dat ons geen van allen aangaat Maar Nbombo is de volgende dag weer diep in de aarde begraven, in de eerste plaats omdat de Grote Weldoener zich niet aan de af spraak had ge houden en in de tweede en voor- s. naamste plaats. imdat Truus dat '.o wenste. Want vanaf de dag dat dj terugkwam waren het haar wensen, die alle ip staande voet werden vervuld NU DE WINTER werkelijk met rasse schreden nadert, loopt de vogeltrek op zijn eind. Wel trekken er nog troepjes spreeuwen door en nog wat late soorten uit het hoge noorden zoals de frater en de barmsijs, maar dat betreft maar kleine aantallen, die haast niet opvallen. Deze herfst kenmerkte zich door het prachtige zomerweer, dat voortduurde tot 18 oktober. Op die dag kwam de weg vrij voor de oceaan depressies en werd het normaal herfstweer met storingen, die regen en harde wind brachten Uit de door ons verzamelde trekgegevens blijkt, dat de trek van de ver schillende soorten vogels in overeenstemming met het weer verliep. De vogels zijn in het algemeen vroeg begonnen te trekken en tot 18 oktober verliep de trek zeer regelmatig. Opeenhopingen van vogels door slecht weer kwamen niet voor, zodat er geen trekgolven ontstonden, wat in de meeste jaren wèl het geval is en waarbij dan in de eerste oktoberhelft soms tienduizenden vinken op één ochtend kunnen passeren. Later, na de periode met harde wind in de laatste decade van oktober was er nog wel sprake van trekgolven. De aantallen vogels, die toen doorkwamen, waren echter niet buitengewoon hoog, omdat de meeste vogels al gepasseerd waren. Niettegenstaande het rustige weer in de eerste helft van de waarnemingsperiode zijn er maar weinig dagen geweest, waar op men de vogels zeewaarts zag trekken op 16 en 17 oktober was er sprake van een sterkere neiging om over zee te gaan. Zoals elk jaar. deed zich ook nu weer het ver schijnsel van de terugtrek of rétroversie voor. Hierbij vliegen de vogels in de ver keerde richting langs de kust, dus noord waarts. Dit komt vooral in het begin van de trekperiode voor; dit jaar waren 23 sep tember en 4 oktober de dagen met de sterkste terugtrek. Als wij de trek van de verschillende vogelsoorten onder de loupe nemen, kun nen wij van de spreeuwen zeggen, dat de trek vroeg begon en zeer regelmatig ver liep, dit laatste in tegenstelling tot andere jaren, waarin een groot contingent spreeuwen tot omstreeks 20 oktober in Noord-Duitsland en Denemarken bleef om dan plotseling met zeer grote aantallen bij ons langs te trekken De .trek van de spreeuwen heeft ongetwijfeld on der invloed ge staan van de droogte, die ook in bovengenoemde gebieden heerste Het voedsel werd daar al gauw schaars, wat tot gevolg had, dat deze zogenaamde tussentrekgebieden de spreeuwen niet tot de normale tijd vasthielden. Ze trokken geleidelijk in troepjes weg. Op de post te Bloemendaal aan Zee was tot 18 oktober het aantal spreeuwen, dat geteld was, hoger dan vo rige jaren op die datum. In de tweede helft van de trekpediode stond er meestal zo' krachtige wind, dat de spreeuwen zich lieten stuwen ten zuiden om het IJselmeer heen, om dan ongeveer ter hoogte van Leiden. Den Haag de Noordzeekust te be reiken. Bloemendaal ligt dan in de „trek schaduw" van het IJselmeer en kan slechts een klein aantal spreeuwen langs krijgen Zo kon het gebeuren, dat de waarnemers te Wassenaar op 29 oktober een fantas tische spreeuwentrek te zien kregen. In zes minuten passeerden er ruim dertig duizend spreeuwen in grote troepen, en kele van wel tienduizend, terwijl er die ochtend te Bloemendaal in anderhalf uur slechts 1600 geteld werden. Op 16 en 17 oktober zijn er in het hele land veel spreeuwen overgetrokken. Bilthoven had op de 16de zijn sterkste trek van deze soort. Doordat vele spreeuwen die dag zee kozen en er dus sprake was van een ongestuwde trek, is het verklaarbaar, dat de aantallen aan de kustposten die dag toch niet hoog waren. Vroeg op reis Ook de vinken waren onder invloed van het gunstige weer al vroeg in het seizoen op reis gegaan en gaven tot 18 oktober een regelmatige trek te zien. Doordat er elke dag getrokken werd, waren er ook steeds vogels in het „achterland". Als wij de aan tallen vinken, die in de verschillende jaren te Bloemendaal aan Zee geteld zijn, be kijken, dan blijkt het totale aantal dit jaar toch nog iets onder normaal te zijn ge bleven. En dat nog wel. terwijl bij dit rustige weer het IJselmeer de vogels zeker in mindere mate zal hebben tegenge houden dan anders. Daarom mogen wij wel concluderen, dat een groot aantal vinken ons op andere wijze ontgaan is en wel door de zogenaam de hoge trek. Temeer mogen wij dit aan nemen, omdat het weertype daarvoor gun stig was: rustig weer met oostelijke wind De vinken trekken dan op zeer grote hoogte regelrecht op hun doel, Engeland en Ierland, af. Waarschijnlijk zal die hoge trek. die nauwelijks is waar te nemen, niet over ons land hebben plaats gevonden, maar zal ten noorden ervan langs zijn ge gaan. De vinken, die wij te zien kregen hebben een minder sterke trekdrang ge had, daar ze zich ondanks het fraaie weer door de zee langs de kusten lieten stuwen en nog in het r «heel geen neiging ver toonden de oversteek te wagen. Na de onderbreking door het slechte weer in de tweede helft van oktober trokken er op 30, 31 oktober en 1 november weer enige duizenden vinken door. Het aantal kepen bleef aanvankelijk be perkt tot enkele, die in de vinkentroepen meevlogen, maar vanaf ongeveer eind ok tober werd hun aantal groter en werden er vaak flinke groepen van enkel kepen waargenomen. Graspiepers waren er meer dan normaal, al waren ze niet zo talrijk als in het uitzonderlijke pieperjaar 1958. Deze vogel laat zich goed stuwen en wij zien ze maar zelden over zee gaan. Een enkele maal is er een oeverpieper gehoord. De veldleeuwerik is in de eerste helft van de waarnemingsperiode vrijwel elke dag langs getrokken, al waren de ge noteerde aantallen vaak klein. Ze trekken als regel wat later op de ochtend, als de posten vaak niet meer bezet zijn. Slechts éénmaal hebben wij een troepje van deze zangers zeewaarts zien gaan. Wel valt het ons elk jaar op. dat in de loop van de ochtend steeds kleine troepjes leeuweriken vanuit zee landinwaarts komen. Er zijn maar weinig boomleeuweriken gezien. Op 1 november was de leeuwerikentrek het sterkst De Dost te Bloemendaal aan Zee telde toen 2200 veldleeuweriken, hetgeen haast net zoveel is als men anders in de hele herfst te zien krijgt Op die eerste novemberdag, na een periode van slecht weer, was er over het hele - land veel trek en het was opmerkelijk, dat er zo laat in de tijd nog zoveel verscheidene soorten trokken, een dertigtal nog wel. Voedselnood De kieviten geraakten door de droogte in voedselnood en gaven een abnormaal gedrag te zien. De grote troepen, die de weilanden plegen te bevolken, vielen uit een in kleine troepjes, die gingen foura- geren op wegbermen en in droge duinval leien. Het wekte wel enige verbazing, dat die dieren bij al die droogte nu ook nog de van nature zo droge gebieden opzoch ten. Toch is dit verklaarbaar, als wij be denken. dat de fauna in die van huis uit droge gronden meer aan een droog milieu is aangepast dan die van de als regel voch tige weilanden en daardoor minder van de uitzonderlijke droogte te lijden zal heb ben gehad. Doordat de kieviten op zoek waren naar geschikte voedselplaatsen, is er langs de kust bijna elke dag trek van deze dieren gezien, terwijl normaal de kievitentrek zich tot enige dagen beperkt. Op enkele dagen is er zeetrek van kie viten geweest. Na de regendagen 18 en 19 oktober verzamelde de kieviten zich al gauw weer op hun normale terreinen en de troepen trekkers werden ook groter. Er kwamen verscheidene geruststellende berichten binnen, dat er weer flinke con centraties van deze vogels op de weilanden zijn en ook in Friesland zijn ze weer in enorme troepen aanwezig. Van de lij ster soorten hebben wij deze herfst heel wat te zien gekregen. In de eerste helft van oktober was er een ab normaal groot aantal trekkende zang lijsters, daarna kwamen de kramsvogels en de koperwieken. Vooral op 23 en 24 ok tober trokken deze beide soorten sterk, maar ook daarna nog geregeld. Sindsdien kon men in vele streken van ons land op de weilanden grote groepen van deze lijsterachtigen aantreffen, kramsvogels meer dan koperwieken. Koperwieken- nachttrek is geconstateerd op verscheidene avonden, de eerste keer op een behoorlijke sterkte op 23 oktober, maar in andere jaren hebben wij dit wel eens veel massaler waargenomen. Merels, die op veel kleinere schaal trekken, waren er deze herfst ook nogal wat, ook in november trokken ze nog door. Eind september zette een invasie van Vlaamse Gaaien in, maar hun trekdrang was niet zo groot. Zij lieten zich voor namelijk stuwen langs de zuidkant van het IJselmeer. In Noordholland op de kust posten werden er maar enkele trekkend gezien. Wel was het aantal gaaien, dat aan de binnenduinrand op de eikels foura- geerden. toegenomen. Kijkduin noteerde daarentegen grotere aantallen met als top dag 29 september met 550 langstrekkende gaaien. Verder was er een invasie van goudhaantjes, waaronder vuurgoudhaan- tjes, van de zwarte mees en ook van kool- en pimpelmezen, terwijl ook de staart- mezen talrijk waren. Tussen de mezen werden enkele boomkruipers gezien. De eerste bonte kraai werd op 9 oktober gezien, maar de echte doortrek van de kraaien kwam pas tegen eind oktober. De bonte kraai verscheen in flink aantal. De grote troepen roeken ontbreken ook dit jaar weer en de kauwen trokken ook slechts in matig aantal door. De trek van roofvogels was gering: er werden af en toe een sperwer, een boomvalk en een smelleken gezien en ook een paar maal een slechtvalk. Buizerden waren er begin oktober iets meer dan anders boven het duin, waaronder enkele ruigpootbuizerden. Begin november trokken er echter flink wat sperwers door. Sinds 8 oktober is er geregeld op ver scheidene Dlaatsen houtduiventrek gesig naleerd. Sijsjes zijn er ook weer veel en ook vrij veel barmsijsjes en fraters. Ver der zijn er uit de soortenrijke trek van deze herfst nog te noemen: de kneu, die voornamelijk vóór half oktober doortrok, groenling, putter, ringmus in vrij groot aantal, witte kwikstaart, rietgors, ijsgors. kraanvogel en goudplevier. Het grote aan tal watersnippen viel op. Boven zee wer den verscheidene Jan van Genten waar genomen, maar geen enkele jager. De invasie van de grote bonte specht bleef tot enkele exemplaren beperkt. Een typische invasievogel heeft tenslotte nog zijn opwachting gemaakt en wel de pest vogel, waarvan sinds 30 oktober in alle delen van ons land kleine,troepjes zich op de schaarse bessen vertonen. Advertentie IMP. OUD - HAARLEM De stand in de schaakcompetitie voor diensten en bedrijven in Haarlem is na de laatste wedstrijden als volgt: Gesp. Pnt. 1. 2) Hin 3 3 2. 3) Soc. Zaken 3 2'/» 3. 1) Stadhuis/Ontv. Kant. 4 2lh 4. 6) Bouw- en Woningt. 3 2 5. 4) Belastingdienst 2 31/» 6. 9) Veredel.bedr. Hoofdd. 3 l'/i 7. 5) Gen. en Gez.h.dienst 2 1 8. (10) Prov. Waterstaat 3 1 9. 7) Prov. Ziekenhuis 3 1 10. (12) Vroom Dreesmann 3 1 11. (11) Gem. Pers. Haar'.m. 2 */s 12. 8) Spoorwegen 2 13. (13) Gem. Adm.kantoor 4 (Het tussen haakjes geplaatste cijfer geeft de vorige stand aan.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 15