NIEUWE KINDERBOEKEN Gedenkboek van Eduard van Beinum verschenen NIEUWE MUZIEKUITGAVEN GEZELLIGE KINDERLECTUUR NIEUWE BOEKEN •fe in zakformaat ZATERDAG 28 NOVEMBER 1959 Erbij PAGINA TWEE Met een boehje de ruimte in J KERSTMUZIEK. Onder de nieuwe muziekuitgaven die ons ter bespreking werden toegezonden bevinden zich enige num mers die een meer dan vluchtige vermelding van appreciatie verdienen. Zo is er van de Harmonia-uitgave te Hilversum een kerstmotet op het Lutherlied „Vom Himmel hoch da komm ich her", voor driestemmig koor (sopraan, alt en bas) met orgel begeleiding. gecomponeerd door Johann Schop, een Noordduitse meester uit de zeventiende eeuw (overleden omstreeks 1665) die zich muzikaal op velerlei gebied bewogen heeft hij was ook violist en wiens geestelijke concerten en huismuziek de laat ste tijd weer opgang maken. Hij behoorde met Praetorius en tientallen anderen die de traditie van de door Luther geprezen figuraalzang (toen deze in de verdrukking raakte door de ge meentezang van psalmen en koralen) nieuwe impulsen gaven, door het scheppen van motetten voor koor met begeleiding, waartoe zij de door de kerkgemeenschap gekende en geliefde koralen tot grondslag namen. Zo is dit hier het geval met de kerstzang „Vom Himmel hoch", die door Luther gedicht werd op het ritme van een destijds be- kende volksmelodie met een niet al te fatsoenlijke wereldlijke tekst, waarbij de bedoeling voorzat door deze vergeestelijkende „parodie" het zingen van de bedenkelijke „Gassenhauer" tegen te gaan. Dit was echter een misrekening, die er toe leidde dat de hervormer zijn mooie kerstgedicht een andere melodie gaf, die het lied zijn hoge vlucht gegeven'heeft en het tot een dank baar object maakte voor kunstrijke bewerkingen, die bij Bach hun culminatiepunt vonden. Het motet van Johann Schop ver bruikt de melodie in acht coupletten op steeds gewijzigde ma nier. Het wordt nooit een ingewikkeld contrapunt, maar zit niettemin vol geestige nabootsingen, die de bedreven vakman verraden. Homofone passages worden niet versmaad en ook het orgel krijgt zijn kans in een gefigureerde strofe tegen de „can- tus firmus". Maat- en tempoveranderingen, ja zelfs vrije inter polaties houden het geheel fris. Voegen wij daarbij, dat het in zijn diatonisch verloop geen moeilijkheden aan de stemmen op legt en reeds door een kleine bezetting desnoods door drie solostemmen kan worden uitgevoerd, dan is hiermee gezegd, dat voor de gegadigden in dit stuk van de zo goed als vergeten Johann Schop een voortreffelijk kerstnummer persklaar ligt. Hans P. Keuning, die de heruitgave verzorgde gaf het ook een zingbare Nederlandse tekst mee. KERSTMUZIEK van geheel andere snit en doelstelling wordt geboden door de uitgeverij De Toorts te Haarlem in een bundel „Kerstliederen voor twee sopraanblokfluiten" bewerkt door Jo hannes Collette, Joke FontijneKoeyers, Kees Otten en Marie Veldhuyzen. Twintig van onze mooiste en innigste Groot-Neder landse "kerstzangen, worden hier gepresenteeerd met een inte ressante en toch nooit gezochte of moeilijk te realiseren contra- puntische tegenstem. Waardig cultuurgoed van eigen stam, waarmee de jeugd zich kan verrijken. WERK VAN BUXTEHUDE. Van deze beroemde Noordduitse componist verscheen dezer dagen bij „Harmonia" een cantate voor driestemmig koor (twee sopranen en bas), drie solisten en begeleiding van vio len en continuo, die, evenals het hiervoren besproken werk van Schop, op een bekend koraal steunt, namelijk op het geestelijk lied van Johann Franck (16411695) „Jesu, meine Freude", waarop later ook Bach zijn meesterlijk motet van die naam com poneerde. Het stuk van Buxtehude is min der uitgebreid dan dat van Bach en het is trouwens in opzet wegens de zelfstan dige begeleidingspartij er niet mee te vergelijken. Ook de homofone stijl die de meester van Lübeck in zijn cantate aan wendt, alsmede het concertante karakter dat in de solopartijen vrij briljant uitvalt, wijken sterk af van de wijze waarop Bach het koraal verklankte. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat deze laatste de can tate „Jesu, meine Freude" van de illustere oudere meester, die voor hem een machtig voorbeeld geweest is, gekend heeft. Wie iets van Bach's geschiedenis afweet, kent uiteraard de episode uit zijn vormingsjaren betreffende de voetreis naar het verre Lü beck, van zijn standplaats Arnstadt uit, om Buxtehude, de organist van de Maria- kerk der vrijstad te horen spelen en van hem te leren; en zal men zich herinneren hoe de leergierige pelgrim daartoe een bij zijn broodheren afgebedeld verlof van vier weken dermate overschreed, dat het vier maanden werd. Bach had in Lübeck zich niet alleen aan het eminente orgelspel en de werken voor zijn instrument van Buxte hude geestelijk gevoed, maar hij had het ook net getroffen, dat hij de befaamde „avondconcerten" in de Mariakerk kon Mozart is dit „Te Deum" als opus 141 ge nummerd, doch de Franse musicologen Wyzewa en Saint-Fox hebben het als een vroeger werk getaxeerd, namelijk als het 76ste. De vroegrijpe componist zou dan ruim dertien jaar geweest zijn. Wie pas geleden de „Passions-Cantate" van de elf jarige knaap en zijn „Regina Caeli", ge schreven toen hij vijftien was, in de Haar lemse Concertzaal gehoord heeft, zal deze jongere datering allicht kunnen beamen. Zij steunt op vergelijking met een mis uit 1769, waarvan de dagtekening, door de componist zelf, vaststaat. Volgens een niet bevestigde traditie zou dit „Te Deum" voor koor, orgel en strijkorkest (zonder alten) gecomponeerd zijn op verzoek van de keizerin Maria-Theresia. Wat er van dit alles zij, het werk draagt het onmisken bare kenmerk van de jonge meester die zich spontaan uitleeft, de gangbare model len, die in zijn omgeving opgeld doen, na volgt doch er tevens iets van zijn geniale jeugdige frisheid aan toevoegt. Kerkmuziek in de tyd van Buxtehude en Bach. PROBLEMEN van geestelijke of tech nische aard schijnt hij nog niet te ken nen; die zullen straks wel opdoemen, wan neer hij zich in de leer van het strenge contrapunt gaat bekwamen bij Padre Mar tini te Bologna. Mozart is nu nog het won derkind. dat onbewust zijn roeping volgt en daarbij verassende dingen doet, zoals in het fugato „In te Domine speravi" blijkt. Cor Backers heeft deze Harmonia-uitga ve keurig verzorgd met toevoeging van uit gewerkt orgelcontinuo. Voor koren, die met begeleiding van orgel en strijkers een feestelijke uitvoering wensen te geven, is dit „Te Deum" een opgewekt en dankbaar stuk. Jos. de Klerk Mozart op veertienjarige leeftijd. meemaken. Deze uitvoeringen, die in 1693 door Buxtehude gesticht waren, werden traditiegetrouw gegeven op de vijf zonda gen voorafgaande aan Kerstmis. Het staat vast, dat Bach in 1705 deze weken in Lü beck doorbracht en dat hij er dus de vlotte stijl van het aldaar uitgevoerde cantate- werk leerde kennen De faam van deze werken is weliswaar tot ons gekomen, hoe wel het lang geduurd heeft eer men de cantates, die er het hoofdbestanddeel van vormden, gedrukt voor zich kon zien. In een lijvige foliant werden twintig dezer composities handschriftelijk in de Lü- becker stadsbibliotheek bewaard, tot de musicologen van onze tijd er zich over ont fermd hebben. Een dezer nummers het elfde uit het manuscript is de thans in praktische uitgave met uitgewerkte con tinuo verschreven cantate „Jesu, meine Freude". Hans P. Keuning heeft de redac tie ervan op zich genomen en het stuk van een Nederlandse vertaling voorzien. Het is een prachtige aanwinst voor kerkkoren, die, benevens een organist, ook een paar violisten kunnen inschakelen, plus ad li bitum een fagot-, cello- of basspeler. Maar men mag er wel op bedacht zijn, dat van de solo-baszanger een behoorlijke omvang in de laagte gevraagd wordt En waar nog huismuziek van dit gehalte gepleegd wordt, kan het stuk als trio met piano en twee violen tevens goede diensten bewijzen. TE DEUM VAN MOZART. Hier staan wij andermaal voor een merkwaardig jeugdwerk van de meester van Salzburg. In Köchel's indeling van de werken van Van uitgeverij Spectrum in Utrecht ont vingen we de volgende prisma-juniores „ANDY IN DE BRANDING" van Vivian Breek, uit het Engels vertaald door A. K. K. Wolsak-Van Dorp, een boek voor oudere meisjes. „PROFESSOR ZEGELLAKS EILAND" van Daan Zonderland met illustraties van C. W. Voges, geschikt voor jongens en meisjes van 812 jaar. „ONRUST AAN DE WADDENKUST" van Frank Knight, uit het Engels vertaald door S. Kloosterman-Sterrenberg, geschikt voor jongens en meisjes van 11-14 jaar. „BIGGLES EN ZIJN MAKKERS" van W. E. Johns, uit het Engels vertaald door C. Verlinden-Bakx, geschikt voor jongens van 1216 jaar. „DE SCHAT IN DE WATERMOLEN" van Malcolm Saville, uit het Engels, door A. K. W. WolsakVan Dorp, geschikt voor jongens en meisjes van 912 jaar. „DE STRIJD OM HET RUIMTESTA TION" van Patrick Moore, uit het Engels vertaald door Tom Stam, geschikt voor jongens van 1216 jaar. Van de uitgeverij „Helmond" te Hel mond ontvingen wij de volgende jeugd pockets: „OP HET NIPPERTJE", yan W. Kennes, geschikt voor jongens en meisjes van 1116 jaar. „DANNEY'S NEGERSTAAT" van E. C. Nèvin, uit het Engels vertaald door J. Mey- knecht-Grossouw, geschikt voor jongens en meisjes van 1117 jaar. „HET LEVEN BEGINT MORGEN" van A. Schwarzer. uit het Duits vertaald door J. Lenders—Savelberg. geschikt v°or meisjes van 1417 jaar. „JETTY ZET DOOR" van Helga Marten uit het Duits vertaald door J. Lenders- Savelberg, geschikt voor meisjes van 14 17 jaar. „HELEN'S STER RIJST" van Linda Graeme uit het Engels vertaajd door A. Fr. Lenders, geschikt voor meisjes van 12—17 jaar. Bij uitgeverij H. P. Leopolds in Den Haag verschenen „SLACHT ME NIET, ZEI DE KIP" en andere verhalen van H. J. Bar nard. met tekeningen van Reintje Venema. „KIMI" van Eleanor Frances Lattimor met tekeningen van de schrijfster, voor kinderen van 610 jaar. „DE REIS VAN CHING LAI", eveneens van Eleanor Frances Lattimore met haar eigen illustraties, geschikt voor kinderen 610 jaar. „DE TOVERTADDEL" van Cornelie A. Mees. geïllustreerd door Laura Gerding. Van uitgeverij H. Meulenhoff in Amster dam ontvingen we de volgende boeken: „DE WITTE HENGST WONDITAH" van Tim Maran met illustraties van Khing, een boek uit de Davy Crocketserie, ge schikt voor jongens. „DE GEBIÉDER VAN DUIVELEN" eveneens van Tim Maran met tekeningen van J. Colijn, geschikt voor jongen,. Nog een derde boek van Tim Maran na melijk „KAPERWIND" eveneens geïllu streerd door J. Colijn geschikt voor jon gens. Uitgeverij Ploegsma in Amsterdam zond ons de volgende boeken: „EEN BEER DIE PADDINGTON HEETTE" van Michael Bond uit het Engels door Han. G. Hoek stra, vertaald en geïllustreerd door Peggy Fortnum. „CHAWERIEM, DE JONGE PIONIERS VAN ISRAEL" van Leonard de Vries met tekeningen van Jenny Dalenoord. „SEPTEMBER IN SUSSEX", een roman voor meisjes van Annie Winkler Vonk met tekeningen van Ursula den Tex. „HET LICHT SCHIJNT OVERAL", een Kerstverhalenboek met onder meer vertel sels van Annet van Battum, Willem- sen, Toos Blom en Mien Labberton, ge ïllustreerd door Elly van Beek. Van uitgeverij Hollandia uit Baarn ont vingen we tweede deel over Annema- rieke „DE VIER HEEMSKINDEREN"" van Peter Jaspers. Van uitgeverij Reinalda in Doorn ont vingen we „DE AVONTUREN VAN KLAARTJE PUF" van Harry Harrison, uit het Engels vertaald door Ida Pluim en geïllustreerd door Dorothy Craigie. Van de uitgeverij V. A. Kramers uit Den Haag ontvingen we voorts de volgende pockets: „VOORUIT" van Wijnanda den Duik met illustsaties van R. Kooyman. „NICK SLAAT ZICH ERDOOR" even eens van W. van den Duik, een boek voor oudere meisjes. „DE STRIJD OM HET TELEVISIE GEHEIM", van H. J. Haarman. „DE STRIJD OM HET GELUIDLOZE VLIEGTUIG" van H. J. Haarman. „DE LACHENDE CAVALIER" van Ba ronesse E. Orczy in de vertaling van C. Bienfait. „DE WOUDLOPER" van Gabriel Ferry, bewerkt door G. Stuvel. „DE PROFESSOR OP KATTEPOTEN" van A. B. Cox, uit het Engels in het Ne derlands vertaald door Gusti Y. Kriens. HET X-MYSTERIE" van Barnaby Ross. uit het Engels vertaald door W. J. A. Rol- danus jr. „VIJFTIG OUDE RIJMPJES", geïllu streerd door Jan Dickhoff. „DE KRIS-KAS KRUIWAGEN", een boek dat werd samengesteld door I. M Fennema-Zboray, dat verhaaltjes, versjes knip- en plakwerk bevat en is verschenen bij de uitgeverij De Bezige Bij in Amster dam. BIJ UITGEVERIJ Hollandia in Baarn verscheen onlangs het tweede deel van „Annemarieke", „De vier heemskinde ren" van Peter Jaspers, bij uitgeverij H. P. Leopolds in Den Haag, „De tovertad- dei" van Cornelie A. Mees, en „Slacht me niet, zei de kip en andere verhalen" van H. J. Barnard, en bij uitgeverij Ploegsma in Amsterdam „Een beer die Paddington heette" van Michael Bond. met tekenin gen van Peggy Fortnum. Van deze vier kinderboeken is het twee de deel van „Annemarieke. „De vier heemskinderen" naar het gelijknamige hoorspel van Peter Jaspers bij velen reeds bekend. Toch zullen ook zij, die „Annema rieke" en haar vriendjes, René, Martie en Marjolein al via de radio leerden kennen, het prettig vinden om ook nog eens te le zen, hoe ze het verder maken op de hbs en vooral hoe ze naar het eerste school bal gaan. Het boek van Peter Jaspers is daarom zo goed, omdat zij met „Annema rieke" ieder ander veertienjarig meisje bedoeld, want welk kind van die leeftijd heeft geen gedachtenmannetje, waarmee ze al haar grote problemen bespreekt? De manier van vertellen van Peter Jas pers is kinderlijk, maar weet toch te boei en door de grappige stijhen vaak verras sende woordkeus. Niet alleen door haar boeken, maar ook door haar gedichten is Peter Jaspers erg geliefd bij kinderen. Na haar bundel „De gouden bel" (uitgeverij Hollandia Baarn) verscheen nu „Met Rozerood en Zonne hoed", dat van een opmerkelijke verbeel dingskracht en een even groot gevoel ge tuigd: BIJ DE HAARLEMSE UITGEVERIJ GOTTMER is een gedenkboek verschenen ter nagedachtenis van Eduard van Beinum. De redactie berustte bij Ma- rius Flothuis, artistiek directeur van het Concertgeobuw-Orkest en prof. dr. K. Ph. Bernet Kempers, hoogleraar in de muziek wetenschap aan de Amsterdamse Ge meente-Universiteit. Het ongeveer hon derd bladzijden tellende boek werd uitge geven in samenwerking met de Neder landse Vereniging Concertgebouwvrienden; het is geïllustreerd met een twintigtal foto's en bevat tot besluit een aantal her inneringen en getuigenissen, afkomstig van elf musici van drie generaties uit binnen- en buitenland, die als componist, solist of collega-dirigent de overledene goed gekend hebben. Zij allen spreken met warmte en sympathie over zijn unieke gaven als kunstenaar en de hartelijkheid die hem in de omgang kenmerkt. De voor naamste inhoud van het boek wordt ech ter gevormd door acht bijdragen van ver schillende hand waarin Van Beinum's ont wikkeling. de eigen plaats die hij In het muziekleven innam, zijn betekenis als dirigent duidelijk tot uitdrukking komen. Een portret van de mens en de kunstenaar wordt geschetst door Marius Flothuis, zijn jeugd en leerjaren vindt men beschreven door Wouter Paap; aan de vier jaren die hij te Haarlem doorbracht als leider van de toenmalige Haarlemsche Orkest Ver- eeniging worden woorden van lof en waar dering gewijd door onze medewerker Jos. de Klerk: over zijn functie als dirigent van het Concertgeouw-Orkest wordt ver slag gedaan door Guillaume Landré en Marius Flothuis, en Hendrik Andriessen wijdde een aparte bijdrage aan Eduard van Beinum en de Nederlandse muziek. AANGEZIEN VAN BEINUM in later jaren ook als dirigent is opgetreden van de London Philharmonic Orchestra en de Los Angeles Philharmonic, treft men ook van Engelse en Amerikaanse zijde bijdra gen in dit gedenkboek aan. Voorts bevat het de volledige tekst van de door prof. Bernet Kempers uitgesproken promotie rede bij de toekenning van het eredocto raat der Amster.damse Gemeente-Univer siteit. alsmede het antwoord van de ge promoveerde. Tenslotte de gedachtenis rede door Willem Andriessen uitgesproken voor de radio na het overlijden van de dirigent, een curriculum vitae van de hand van A. B. M. Brans en een discografie van de platen-opnamen die onder leiding van Van Beinum gemaakt zi.in. Het keurig uitgevoerde boek op de omslag is een foto van het borstbeeld, dat Mari Andriessen van Van Beinum vervaar digde, afgedrukt op een achtergrond van een nartituur van achtste symfonie van Bruckner is een waardevol bezit voor allen die. naast hun eigen herinneringen uit de concertzaal en de reproduktie via de grammofoonplaat, een tastbaar aan denken willen bewaren aan een groot Ne derlands musicus. „Ik wou zo graag een toverpen voor Nederlandse taal. De woorden, die ik echt niet ken, verbeterde de toverpen, onzichtbaar, allemaal. Ik wou zo graag een rubber vel, het zwembad is zo lang. dan dreef ik eindelijk es wèl gewoon maar op mijn rubbervel en was ik niet meer bang." Heel anders dan „Annemarieke", dat geheel gebaseerd werd op reële ge beurtenissen, is „De tovertaddel" van Cornelie A. Mees, waarin voorname lijk de irreële avonturen, die Claartje en het verschrikkelijke gekke mannetje bele ven, worden beschreven. Claartje ontmoet „De tovertaddel" voor het eerst bij haar opa in de tuin, als ze het paadje afloopt. Bij de sloot staat hij dan te praten met de vissen, een heel gek mannetje met oog jes die alle kanten op kunnen kijken. Als hij Claartje aan ziet komen lacht hij en vraagt, kun jij een raadseltje oplossen?" Ik ben geen mens en ook geen dier," Ik taddel maar voor mijn plezier, Ik taddel de beesten en bloemen blij, Is dat geen echte toverij?" Claartje denkt eerst heel diep na, maar dan ineens weet ze het. „Jij bent een to vertaddel," zegt ze, „en je kunt een heel klein beetje toveren." En dat is zo. Claar tje en het gekke mannetje worden de dik ste vriendjes en samen beleven zij de gek ste avonturen, die Cornelie A. Mees zo leuk en spannend vertelt, dat „De tover taddel" aan het einde van het boek, het vriendje van ieder kind zal zijn. Laura Gerding verzorgde de illustraties, en dat deed ze erg goed, want Claartje en haar tovertaddel zié je lopen, zwemmen en kop peltje duikelen. IN DE TWEE OVERIGE boeken spelen dieren uit de titels „Een beer die Pad dington heette" en „Slacht me niet zei de kip" blijkt het al de hoofdrol. „Paddington" is geen gewone beer. Het is er een die op het station Paddington ge vonden wordt door de familie Brown, na dat hij in zijn eentje van Peru naar Lon den was gereisd. Wat de kinderen van de familie Brown allemaal met Paddington, die een soort Pietje Bel is, want alles wat hij.doet doet-ie verkeerd, beleven, is haast niet te geloven, maar Michael Bond ver staat de kunst het zó te vertellen, dat men het wel geloven moet. „Een beer die Pad dington heette" is een uitstekend boek voor jongens en meisjes tot 12 jaar, me de door de goede vertaling van Han G. Hoekstra en de illustraties van Peggy Fortnum. Paddington zelf „SLACHT ME NIET, zei de kip en an dere verhalen." is eveneens een goed kin derboek. De verhalen zijn origineel van opzet, en werden in een eenvoudige, grap pige stijl uitgewerkt. Vooral „De langste straat", het verhaaltje over de stratenma ker Heintje Zand, die van de burgemees ter geen straten meer mocht maken om dat hij te oud was. en die dan zelf de lang ste straat van de wereld gaat maken, om dat hij nou eenmaal nog niet buiten zijn tegeltjes en klinkertjes kan, is echt gees tig. In dit boek staat geen leeftijd vermeld, en dat is wel juist, want ook ouderen zul len als ze de verhalen voorlezen, vaak moeten lachen lachen om de dwaze avon turen van de kip, het zeepaardje, en pin- ge pong het orgeltje, en de tekeningen van Reintje Venema. die deze feksten illu streren. Eva Hoornik Een der vele illustraties uit het boek „Eduard van Beinum": de dirigent en Dame Myra Hess. IN DE MODERNE AMERIKAANSE letterkunde, waaronder te verstaan die van na de Tweede Wereldoorlog, hebben geleidelijk aan twee ver uiteenlopende stromingen zich afgetekend De eerste, die min of meer logisch aansluit bij het werk van de groten der jaren tussen de twee Sas Bunee oorlogen, telt een aantal prominenten wier namen ook de continentale lezer iets zeggen. De meesten zijn immers behoorlijk in de „paperback'-series vertegenwoordigd en het leeuwenaandeel van de „bestsellers", hier zowel als in Amerika, staat op MENIGE JONGEN die een paar jaar geleden nog in Sinterklaas geloofde, verdiept zich nu in de ruimtevaart en geeft zijn in het koetsjestijdperk op gegroeide ouders met allerlei uitlatingen een benauwend besef hoezeer zij zelf tot het verleden behoren. Er is in het afgelopen jaar een keur van boeken over de ruimtevaart bijgekomen, waar van wij hier een opsomming geven. Allemaal boeken voor vaders om aan opwaartsstrevende zonen te geven of misschien voor zonen om aan achter blijvende vaders te geven.... het een zowel als het ander kan immers met Sinterklaas? VOOR DE JEUGD is er natuurlijk een heleboel „science-fiction", dat wij hier niet willen gaan specificeren, maar het bijzonder aardige boekje van Leslie Gree ner en John Hutchinson „Bestemming Maan", in het Nederlands vertaald door ir. P. Telder en met tekeningen van Willi Péne du Bois, dat als pocket bij De Kern in Amsterdam werd uitgegeven, verdient wel een speciale vermelding. Het gaat over schrandere jongens en professoren die een maanexpeditie maken en samen weer thuiskomen ook. Het valt in deze boeken altijd op hoe goed professoren schrandere jongens kunnen gebruiken. Een pocket, waarmee men nog niet zo zeer in de ruimte is, maar wel in hoge lagen, ergens tussen de geluids- en de hit- tebarrière, is de geïllustreerde Salaman der Sneller dan het geluid" van B van der Klauw, een voortreffelijke documenta tie die bovendien pakkend geschreven is, up to date tot en met de X-15 toe. Documentair werk verrichtte ook de K.R.O.-luchtvaartmedewerker mr. E. Franquinet bij zijn samenstelling van de Phoenix-pocket „De sprong in de derde dimensie. Verleden, heden en toekomst der Ruimtevaart", uitgegeven bij W. de Haan, Standaardboekhandel in Zeist en Antwer pen. Dit boek bevat een aantal nog vrij onbekende illustraties over het onder werp. Een ruimteverkeer, waarbij de mens kalm op de aarde blijft, maar dat zich over ontzagwekkende afstanden afspeelt is de radio-astronomie, is door John Pfeiffer in een voortreffelijk boek, genaamd Het nieuwe heelal", uit en te na beschreven. Er is een Prismapocket van gemaakt. De Nederlandse bewerking is van dr. J. A. Vreeswijk junior. Het boekje vraagt wel iets van de lezer, maar geeft hem daar zóveel voor terug, dat wij ook mensen zon der radioknobbel er niet van zullen weer houden zich eraan te wagen. VOOR DIE GROTE CATEGORIE vol wassenen, die de astronomie een beetje droog en misschien ook wel een beetje pro zaïsch vinden, komt er hier een boek dat aller aandacht verdient: „Van sterrewichelarij tot ruimtevaart", van A. G. Miller, een pseudoniem, waar achter zich een team van geleerden en schrijvers verbergt, en vertaald door Chris de Ruig. Alle belangrijke figuren, die de fakkel van de kennis in de loop der menselijke geschiedenis van generatie tot generatie hebben doorgegeven, worden hier op zeer smakelijke manier hoofd- stuksgewijs beschreven, van de oude Chi nese zonsverduisteringsvoorspellers en de Babylonische sterrewichelaars via grote Grieken als Taales (met zijn eerste af standbepalingen), Pythagoras, Anaxago- ras en Aristarchus, maar ook dwaallich ten als Ptolomaeus wiens „epicycles" de aandacht der geleerden gedurende vijf tien eeuwen hebben afgeleid van de hoofd zaak, waarop Copernicus, Galilei en Kep ler weer terugkeerden.. Deze wonderlij ke omweg en zijn oorzaken worden bij zonder knap beschreven, en vooral ook uitstekend in hun cultuurhistorische pro porties bezien. De beschrijving van de ont wikkeling wordt nog aangevuld met een compact en actueel naschrift van ir. J. Geertsema. Dit is populair- wetenschap pelijke lectuur van de beste soort. (Uitg. Van Ditmar, Amsterdam.) hun naam. De tweede stroming is die waarin de auteurs van „the beat generation", tegen alles en iedereen in opstand zijnde Amerikaanse jongeren, een plaats vinden. Hun grote voorbeelden zijn uit sociaal en litterair oogpunt buitennissige fi guren als Henry Miller en de Franse auteur Ce line. wier verachting voor het grauwe burgerdom en de daarbij passende moraal zij tot de hunne hebben gemaakt, evenzeer als de hautaine min achting voor de geijkte regels van het metier. Over „the beat generation" werd in Amerikaanse tijdschrifen en bladen reeds veel geschreven, fel pro en fel contra Onlangs heeft men in Esquire" nog een zeer interessante reportage kunnen lezen van de exoUsche nachtelijke bedrijvigheid van et-n aantal „beatniks". In tegenstelling echter tot de hoeveelheid bedrukt papier door buitenstaan ders aan deze jongelui besteed, is hun produküe tot dusver nogal bescheiden gebleven. In „The Evergreen Review" ook in Neder land verkrijgbaar vindt men echter meermaals bijdragen van auteurs uit deze hoek. Van Jack Kerouac, wel de meest belangrijke, verschenen bovendien in „paperback"-edities drie romans. ..On the road", „The subterraneans" en „Maggie Cassidy". In een iets duurdere serie, de „quality- paperbacks". kan men zich ook nog zijn laatste werk „Doctor Sax" aanschaffen. Al met al raakt men dus spoedig uitgelezen en om degenen te gerieven die na deze vreemdsoortige lectuur naar een ontspanningsromannetje willen overstappen, volgen hier enige recente aanwinsten. Van Free man Wills Croft drie detectiveverhalen: „Crime at Guilford". „Fatal venture" en „Myseteryt in the Channel". Een bijzondere aanbeveling ver dienen de thrillers „No love lost" van Margery Allingham en Thomas Sterling's „The evil of the day". Dit zeer knap geschreven verhaal speelt zich af in een Venetiaans palels. Boven in een der sinistere vertrekken vol decadente pracht en praal, ligt een schatrijke oude man zijn wanho pig gevecht met de dood te leveren, terwijl be neden. in een even protserige omgeving, zijn erf genamen hun strijd om de enorme erfenis reeda begonnen zijn. „THE SEEDS OF TIME" van John Wvndham bevat een negental korte verhalen, door de auteur zelf gekarakteriseerd als experimenten in het toepassen van het science fictionmotief in korte verhalen van verschillend genre. Onder het pseudoniem Steve Brackeen schreef een welbe kend. veelgelezen auteur „Danger in my blood", voor sommige lezers wat spanning betreft mis schien wel een beetje tè; het ia niet onmogelijk dat sommigen zich door de auteur geterroriseerd voelen. Dan is het toch wel aangenamer om te vernemen wat de onvergelijkelijke Auntie Mame de laatste tijd zoal ervaren heeft In „Around the world with Auntie Mame" van Patrick Dennis vindt men het verslag van haar wereldreis Ver plichte lectuur voor een ieder die zich geteisterd, verslagen, vernederd of ver boven de rest van de mensheid verheven voelen, evenals het boek van Virginia Rowans „The loving couple". Rosalind Russell, die in de film naar het boek van Dennis de rol van Auntie Mame speelt, is van mening dat deze klucht het even goed zal doen bh het publiek als „Auntie Mame".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 16