JiaveCCa MARNIX GIJSEN? jeugdig dichter VAKANTIEOORD VAN HET KONINKLIJK GEZIN MEINDERT HOBBEMA'S KUNSTENAARSCHAP Wekelijks toegevoegd,pan alle edities van Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemsche Courant en IJ mui der Courant Populair wetenschappelijke boeken Gids voor de inrichting van een modern interieur v; 'i&S&Km. i ->:WJ ■&M-. mmt DE OUDE ZEEVAARDERSREPUBLIEK van Amalfi, die ongeveer de helft van het ten zuiden van Napels gelegen ..Sorrentijnse schiereiland" besloeg, is nu een klein maar levendig stadje, beroemd in de gehele wereld als een der zonnigste plekjes van Italië. In de zomer is het een heel druk bezochte badplaats, in de winter komen zij, die het in het noorden te koud vinden en het zich veroorloven kunnen, er „overwin teren". De allerbeste oplossing voor een zomerverblijf aan deze kust is wel die waaraan onze koninklijke familie zich heeft gehouden. Amalfi is stellig een heerlijk oord, maar het is er nu niet direct rustig, zeker in de zomer niet. Op vijf kilometer afstand, maar tegen de steile bergwand op bijna vierhonderd meter hoogte, ligt een heel klein plaatsje (minder dan 2000 inwoners), dat misschien wel het allermooiste punt is van geheel Italië, het stadje Ravello. Wie in Ravello komt zonder iets van het verleden van het stadje te weten, vindt veel waarover hij zich verbazen zal. Waarom staan de bewoonde huizen zo ver uit elkaar en zijn er zoveel door planten overwoekerde bouwvallen? Hoe komt het dat bijna elk huis, in de binnenhof of aan deuren en vensters, fraai bewerkte marmeren zuiltjes heeft? Waarom zijn er in dat kleine plaatsje zoveel grotendeels bouwvallige kerken en waarom staat er zulk een enorme kathedraal? Hoe komt het dat hier kunstschatten te zien zijn als de enorme marmeren, met mozaïeken ingelegde, preekstoelen in verschillende kerken, zoals men ze zelfs in Rome niet vindt? DE VERKLARING is deze: Ravello had zo omstreeks het jaar duizend ruim 35.000 inwoners en het vlakbij gelegen Scala (nu een gehucht) was even groot. Hier woonden de schatrijke kooplieden, wier schepen van de haven van Amalfi naar Byzantium voeren en naar Egypte. Gedurende een paar eeuwen was dit de meest welvarende streek van Europa; de bevolking, hoewel katholiek, onderhield nauw contact met de Arabische landen (en daar behoorden toen ook Spanje, Sicilië en een groot deel van Zuid-Italië toe) waar een beschaving bioeide, onein dig verfijnder dan de toenmalige Europese. De oude „codex", waarin het recht voor de scheepvaart is vastgelegd, is de „codex Amalfitanis" en eeuwen lang werd het Amalfitaanse zee recht door alle zeevarende mogendheden toegepast. Middeleeuwse toegangspoort tot de villa Rufolo Tegen het einde der dertiende eeuw heb ben de Amalfitanen het kompas uitgevon den. De Chinezen kenden weliswaar de eigenschap van de magneetnaald om naar het noorden te wijzen al duizenden jaren vroeger, maar zij schijnen daar alleen ge bruik van te hebben gemaakt bij reizen door de woestijn. Verder ziet men in Ra vello en vooral in Scala overal het „Mal- thezerkruis". Niet dat de orde van Sint Jan, later orde van Rhodos en tenslotte Malthezerorde ooit dit gebied in eigen- heeft bezeten. Neen, het Malthezerkruis is het oude stadswapen van Scala. Een bur ger van Scala, Gerardo, wist het recht te verwerven om in Jeruzalem twee hospita len te stichten voor christelijke pelgrims; dit is het begin geweest van de nog steeds bloeiende souvereine orde van Malta. NATUURLIJK heeft een plaats als Ra vello uitmuntende en op een langdurig verblijf berekende hotels waartoe de Mid deleeuwse paleizen zijn verbouwd. Konin gin Juliana heeft de afgelopen zomer niet in een hotel gewoond, maar in de villa van de hertog van Sangro, een bejaarde Napo- litaanse edelman. In diezelfde villa woon de in het jaar 1J943 gedurende verscheide ne maanden de koning van Italië. Dat was in de periode toen het zuiden wèl, maar Rome nog niet van de Duitsers was be vrijd. Het is een heel oude villa, oor spronkelijk het verblijf van de bisschop van Ravello, (die in de middeleeuwen niet van Amalfi maar direct van Rome afhan kelijk was en dus volkomen de gelijke van zijn ambtgenoot in Amalfi. Ook Scala had toen een eigen bisschop. Nu heeft alleen Amalfi nog een bisschop. We hebben de villa bezocht. Eigenlijk was het paleisje voor de Koningin, Prins Bernhard, de IN EEN TIJDSBESTEK van tien jaar, globaal gesproken van 1659 tot zijn trouw jaar 1669, bereikte Meindert Hobbema in verscheidene werken zijn hoogste kunnen. Gedurende die pe riode heeft hij volgens de aan hem gewijde studie van dr. C. Hofstede de Groot uit 1911 een oeuvre van 180 tot 200 schilderijen voortgebracht. De grote wending in het leven van de in 1638 geboren Meindert Hobbema was een gevolg van zijn huwelijk met de vier jaar oudere Eeltje Pieters Vinck uit Gorkum, dienstmaagd van de Am sterdamse burgemeester Lambert Reijnst. Een relatie van zijn echt vriendin verschafte hem namelijk een aanstelling als „wijnroeier", in welke functie Hobbema belast werd met de controle op het in de hoofdstad in gevoerde druivennat. Deze betrekking bezorgde hem weliswaar de financiële middelen, zonder welke een gezins leven op den duur nu eenmaal moei lijk te verwezenlijken is, maar ontroof de hem intussen zoveel tijd, dat vol gens een belangrijk deel der deskun digen hier de artistieke ondergang van de schilder moet worden gezocht. Is het al raadselachtig dat het einde van zijn loopbaan veertig jaar vóór de dood van de kunstenaar moet worden vast gesteld, nóg onbegrijpelijker lijkt ons Hobbema's plotselinge terugkeer in de rijen der grote schilders, ongeveer der tig jaar na zijn huwelijk, met het leveren van zijn, volgens velen, belang rijkste prestatie. Na „Het Laantje van Middelharnis", dat in de Londense National Gallery hangt is er, zover bekend, geen schilderij meer aan Hob bema's geest en handen ontsproten. HOE onwaarschijnlijk dit alles ook op het eerste gezicht mag zijn, de vrij algemeen er kende inventarisatie door dr. Hofstede de Groot van Hobbe ma's werken, laat geen ruim te voor een andere gedachten- gang. Na 1669 kan slechts Hoewel Hobbema hoofdzakelijk vertolker van de ietwat monotone pracht der vaderlandse bos- en zandge bieden was waarbij vooral de duinstreken ten westen van Haarlem en de oostelijke pro vincies hebben geïnspireerd is hij toch in de eerste plaats leerling en navolger van de grote Ruysdael (1628- 1682) geweest. DAT HOBBEMA ook in on ze tijd nog een vooraanstaan- „Het Laantje van Middelhar nis", dat Meindert Hobbema in de negentiger jaren van de zeventiende eeuw heeft ge schilderd. DINSDAG 7 DECEMBER is het tweehonderdvüftig jaar geleden dat de algemeen erkende, maar toch wel zeer verschillend gewaardeerde Nederlandse landschaps schilder Meindert Hobbema het leven liet. Enkele dagen daarna werd hij, als zovele kunstbroeders voor en na hem, in de armenklasse begraven, 's Lands hoofdstad herbergt zijn laatste rustplaats, zoals zij ook een dak boven zijn wieg had geschonken. de plaats onder zijn zeventien- de-eeuwse kunstbroeders toe gedicht wordt, blijkt wel uit de woorden, die de thans overle den directeur van het Haagse Mauritshuis, dr. W. Martin, in zijn boek „De schilderkunst in de tweede helft van de ze ventiende eeuw" aan Hobbe ma wijdt. Dr. Martin noemt hem „het waardig slot van de reeks landschapsschilders uit Ruysdael's gevolg" en „een der weinige Hollandse mees ters die nog in het begin der achttiende eeuw in leven wa ren". Het grote romantische lag Hobbema niet; eerder zocht hij schilderachtigheid. Voorts componeerde hij wei nig, maar bleef dicht bij de werkelijkheid, zo karakteri seert deze kunstkenner de schilder, voor wiens vreemde levensloop ook hij een verkla ring schuldig moet blijven. Over Hobbema's schilderijen schrijft dr. W. Martin nog: „Zijn rijpe werk is sappig, af wisselend in de kleur en on gemeen fris. Het is overigens lang niet zo gedetailleerd en bezonken als de doeken van Ruysdael en de verfbehande- ling toont meer spontaniteit dan rust." ONDANKS DE VRIJ gerin ge waarde die er tegenwoor dig nog aan wordt gehecht, is het interessant kennis te ne men van de wel zeer afwijken de studie van de Fransman Georges Broulhiet (publikatie 1938). In tegenstelling tot dê in ons land algemeen erkende catalogus van Hobbema's wer ken, samengesteld door dr. Hofstede de Groot, komt deze kunst-expert tot een aantal schilderijen van vierhonderd vijftig, die volgens hem aan Ruysdaels leerling en vriend moeten worden toegeschre ven. Hierin ziet Broulhiet dan ook een bewijs van Hobbema's ononderbroken scheppings drang, culminerend in het be roemde Laantje. Hij verwijt de historici dat zij Hobbema's oeuvre tot het „academische" genre, ontstaan onder invloed van Ruysdael, hebben willen beperken. De Franse kunst kenner komt dan ook in zijn boek, dat als titel de naam van de door hem bewonderde schilder draagt, tot de con clusie dat Hobbema, losgeko men van het academische, de voorloper is geworden van de moderne school van „het licht in het landschap." Academist en impressionist waren vol gens Broulhiet in Meindert Hobbema verenigd. Maar voor ons blijft de fi guur van deze Amsterdamse meester vreemd. Bewonderd in Engeland, door een Frans man aangemerkt als de pro feet van een nieuwe tijd, in eigen land gedurende een lan ge periode onbekend, daarna als belangrijkste discipel van een groter meester gewaar deerd, rijst toch uit de mees te aan deze schilder gewijde litteratuur een persoon, die in de eerste plaats achter zijn le ven verschillende vraagtekens deed zetten. Na Rembrandt is Hobbema de meest vervalste meester. Alsof zelfs zijn epi gonen de mening waren toege daan dat deze kunstenaar zijn talent tot grotere vruchtbaar heid had kunnen ontginnen. prinsessen en het gevolg te klein en de prinsessen hebben dan ook een kamer, met werkelijk uniek uitzicht over de zee en de steile rotskust, moeten delen. Het huis bevat heel wat mooie, antieke meu belen, die uit de twaalfde tot de achttien de eeuw dateren en wat vreemd door el kaar staan. De tuin is niet groot, maar uiterst intiem en goed onderhouden. De tuinman, die tegelijk huisbewaarder is, spreekt evenals de gehele bevolking van Ravello met bewondering en verbazing over de vriendelijkheid en de eenvoud van alle leden van het vorstelijk gezin. ..De Prinsessen hebben nooit gewild, dat ik de spullen die ze mee naar het strand namen naar de auto droeg; en de parkeer plaats is toch wel een paar honderd me ter hier vandaan. Ze droegen alles zelf, als onze dames uit Napels of Milaan eens zo waren als bij u de Koningin! RAVELLO is beroemd om enkele heel grote villa's, zoals de „Rufolo" met groot se bouwvallen van paleizen, torens, bin nenhoven, badzalen en dergelijke uit de elfde en twaalfde eeuw en met een park MARNIX GIJSEN was twintig jaar oud, toen hij met de Loflitanie van Sint Franciscus van Asisi als dichter debu teerde. In dit vers komt de volgende regel voor: „Franciscus die jong waart, laat jeugd bij mij blijven". Deze wens is ten volle in vervulling gegaan, en wel op zeer merkwaardige wijze. Immers in 1947, toen Gijsen 48 jaar was, is hij een nieuwe litteraire loopbaan begonnen: hij schrijft, in drie weken tijds, zijn eerste roman, Joachim van Babyion. Het was meteen een meesterwerk en het begin tevens van een reeks proza van dezelfde of althans zeer hoge kwaliteit. In en kele jaren werd hij een van de meest gelezen en beroemde auteurs van het Nederlandse taalgebied en de hoge Belgische onderscheiding van de „Drie jaarlijkse romanprijs" (in 19ï8 zijn 93-jarige moeder maakte dit nog mee) werd dan ook een welverdiende be kroning. Men kan zeggen dat geen ont wikkeld Nederlander of Vlaming niet een of meer van zijn romans heeft ge lezen en bewonderd. ANDERS LIGT het met de figuur van Gijsen als dichter. En toch behoorde hij in zijn jeugd tot de groten uit de wereld der poëzie, en ten onrechte is hij in die hoedanigheid op de achtergrond geraakt. Gedeeltelijk ligt dit aan het feit dat hij slechts één bundel heeft gepubliceerd, nl. „Het Huis", die in 1925 verscheen. Na die tijd heeft hij gezwegen en pas in 1940 heeft hij weer poëzie het licht doen zien, verzen die hij noemde „Vier gedichten van Joa chim" en die zijn opgenomen aan het slot van de vierde druk van „Het Huis". Wat hij tussen 1925 en 1939 aan poëzie schreef heeft hij vernietigd en ook na 1940 heeft hij zich niet meer als dichter geopenbaard. In de Vier gedichten van Joachim spreekt hij dan ook van zijn zwanenzang. De jonge Nederlandse dichtkunst uit de twintiger jaren wist bij de verschijning van „Het Huis" in Gijsen zijn leider en voorbeeld van het expressionisme en van het vrije vers gekregen te hebben. Ik her inner mij duidelijk het enthousiasme en de gloed waarmede Anton van Duinkerken mij dit bevestigde toen ik hem ontmoette na zijn terugkeer uit Leuven, waar hij des tijds het ere-doctoraat in de letteren in ontvangst had genomen. Leuven, de stad waar de universele Marnix Gijsen, als prof. dr. J. A. Goris. sinds 1927 docent was in de economische geschiedenis! DE BUNDEL „Het Huié" waarin was op genomen de derde druk van de Loflitanie van Franciscus, heeft destijds op alle poë- zie-minnaars in ons land en in Vlaanderen een diepe indruk gemaakt, en wie eenmaal gedichten als „Met mijn erfoom in de bankkluis" en „Met mijn nicht in de tuin" en de ontroerende verzen op 's dichters gestorven vader heeft gelezen, vergeet deze niet meer. In de beide eerste „anecdotische" gedichten gebeurt niet minder dan een wonder: de figuren worden tot symbolen en een-zakelijk relaas wordt poëzie. Het terrein van de dichter lijkt beperkt: zijn verwanten, zijn vriend, zijn meisje, zijn geloofsleven. Geen liefdesliederen in de eigenlijke zin van het woord, geen na tuurlyriek: het jonge dichterhart lijkt ge heel op te gaan in het, familieleven, het ge loof en de vertrouwde omgeving, de naas ten, waarmede ook de titel van zijn bundels is verklaard Maar in de gedichten voelt men, door die beperktheid in de per sonen heen, de mensheid gekoesterd in grote genegenheid, zoals een dichter van onze dagen ervan heeft getuigd. REEDS IN DE LOFLITANIE (1919) zijn betere passages aan deze figuren gewijd: Maar ook het beste dat mijn ziel gebouwd heeft, draag ik U op: de nagedachtenis van mijn vader, de ernstige gestrengheid van mijn moeder, de hunkerende weltschmerz van mijn broer, de weemoedige ironie van mijn vriend, het zoete zwijgen van mijn meisje en aan het slot ervan bidt hij: Geef aan mijn moeder lang leven, geef aan mijn broer rust. geef aan mijn vriend kracht, geef aan mijn meisje alle geduld. In hetzelfde grote gedicht komen verder, naast enkele gewild aandoende moderni teiten, (die men overigens een 20-jarige graag vergeeft) treffende regels voor als: Geef mij mijn dagelijkse pijn. en: Gij die de zon bezongt, laat mij mijn leven moduleren op een zacht ritme van innigheid; en laat mij het leven loven en de dood verwachten als een roerloze boom de bijl. Pal. DE NAGEDACHTENIS aan zijn gestor ven vader is onvervreemdbaar met Gijsen's leven verweven gebleven. Het is immers wel heel bijzonder dat van zijn vier ge dichten uit 1940, toen hij dus 41 jaar was, Vervallen kerkje in Ravello dat in Italië zijn weerga niet heeft. Een andere villa, de „Cimbrone" is nauwe lijks vijftig jaar oud en werd gebouwd voor rekening van een rijke Engelsman, Lord Beckett. Behalve is de Middeleeuw se en antieke kunstwerken die hij er ver zamelde is vooral het uitzicht van belang. Zoals steeds in zulke gevallen weet de be volking vele verhalen te vertellen over de schatten, die onder de bouwvallen van villa Rufolo verborgen liggen. Die „schat ten" hebben enkele eigenaardige misda den ten gevolge gehad. In een boek, han delend over processen (Pucci, Discorsi in Materia Criminale, Salerni 1857) leest men over een groep personen onder lei ding van een zekere Tommaso Mansi, die een driejarig kind had ontvoerd en in de binnenhof van de villa na het uitspreken van allerlei toverformules vermoord „zon der dat de schatten zichtbaar werden". Tijdens het proces bleek, dat Mansi twin tig jaar\tevoren een van de „onderzoe kers" was geweest, die met Don Paolo „de (klokkengieter", de schatten hadden gezien. Don Paolo was in het bezit van een hem dienende geest, die in een koperen staaf huisde. Vergezeld van tal van per sonen had hij op een nacht bezweringsfor mules uitgesproken in de binnenhof van de villa. Plotseling hadden zij een statige marmeren trap gezien, die afdaalde naar een krocht, waar vier gouden standbeel den stonden en hele bergen edelstenen flonkerden. Maar vóór zij iets konden aan raken verscheen een langbaardige man in zwart fluweel, die in het Hebreeuws zei, dat, tenzij ze hem de ziel van een onschul dig driejarig kind brachten, de schatten voor hen onbereikbaar zouden blijven. Daarop verdween de man en er kwam een grote slang, die de indringers verjoeg. Dat verhaal werd door tal van getuigen verteld, die zeiden, dat zij tegenwoordig waren ge weest bij de bezweringen van Don Paolo en dat alles zelf hadden gezien. VRAGEN VAN JONGEREN door Rose Hacker. Uitg. de Toorts, Haarlem. Dit boekje behandelt in elf hoofdstukken, elk ingeleid door een reeks vragen, die door jongeren aan de schrijfster zijn gesteld, de verschillende probleemgebieden, als „jaren van wachten", gezinsleven, liefde, verloving etcetera. De schrijfster maakt gebruik van haar grote ervaring met jon geren, om een bevredigend antwoord te formuleren. Zij doet dit op een onderhou dende wijze, waarbij zij put uit citaten van genoemde jongeren, Shakespeare, By ron en Walter Scott. GEEN ANGST VOOR DE BARING Dr. A. J. Lamers. Uitg. Van Gorcum Comp., Assen. Een onderwerp, dat reeds talrijke pennen dreef tot zeer algemene beschouwingen, die aangevuld worden in het meer gedetailleerde oefenboek van de zelfde schrijver, eveneens bij Van Gorcum verschenen, namelijk „Gymnastiek voor zwangeren en kraamvrouwen". Zij, die de tijd en het begrip kunnen opbrengen om de oefeningen naar de beschrijvingen uit te voeren, zullen er hun voordeel mee doen. In plaatsen, waar een cursus ge volgd kan worden, zal men deze prefe reren. Het boek zal men dan als een wei- komen aanvulling kunnen gebruiken! BESCHERM UW KIND TEGEN ZIEKTE door dr. Alfreda Briedé. Uitg. Born, Assen. Dit boekje bevat het a-b-c van de gezondheidsleer voor elke moeder over haar zuigeling en kleuter. De opmerking, dat de luierwas niet in synthetische was middelen gedaan moet worden, lijkt mij A. Luijdjens onhoudbaar. Overigens een nuttig boekje. Marnix Gijsen tijdens zijn bezoek aan Teisterbant getekend door Ed Verboog. een ervan wederom, en nog even doorwoeld als in zijn jeugd, aan zijn vader is gewijd. De eerste twee strofen ervan volgen hier: Ik ben niet alleen in dit bitter uur vaderlief, na zoveel jaren zeven zeeën moeizaam doorvaren in mij brandt nog altijd uw vuur. Uw helder' ogen zijn mij steeds bij, uw harde hand altijd op mijn haren. Duizendmaal duizelt de geest in gevaren: wij zijn steeds samen, ik en gij. Velen zullen, met mij, stilstaande, bij het gedenken van Gysen's 60e verjaardag, op nieuw, en wellicht na vele jaren, terugge grepen hebben naar zijn verzenbundel. En, met mij, zullen zij tot het oordeel zijn ge komen, dat deze poëzie niet is verouderd, ja zelfs nü geschreven had kunnen zijn. Zo is de wens van de 20-jarige, in andere zin, ook in zijn gedichten vervuld gewor den. J. Brantligt Een ieder, die het besluit genomen heeft meubels te kopen om zich in te richten of om een bestaande inrichting te verande ren, komt veelal tot de ontdekking, dat het nemen van zo'n beslissing het voorspel is tot een lange reeks van moeilijkheden. Wat is namelijk het geval? Voor zover men het oog heeft op de traditionele meubel stukken is er geen vuiltje aan de lucht. Wanneer men echter zijn zinnen gezet heeft op moderne meubelen, dan wordt het doen van een weloverwogen keuze bijzon der moeilijk. Men zou ver van tevoren een groot aantal catalogi en prijslijsten van diverse fabrikanten en importeurs moeten gaan bekijken om te weten te komen wat er nu eigenlijk op de markt is. Men moet het kaf van het koren kunnen scheiden. De Distribuanten Vereniging Goed Wonen heeft daarom het initiatief genomen om in samenwerking met alle belanghebbenden, de Stichting Goed Wonen, de fabrikanten en de importeurs een catalogus samen te stellen, die een samenvattend en selectief overzicht bevat van wat als waardevol in het modern ingerichte huis beschouwd kan worden. i Het eerste nummer van dit uitgebreide, rijk geïllustreerde naslagwerk bevat een duidelijk overzicht van de in Nederland verkrijgbare meubels, lampen en verlich tingsarmaturen. Een van de samenstellers van deze cata logus, Jan Teders jr., belooft echter, dat in de toekomst nog vele andere artikelen voor de woninginrichting aan de beurt zul len komen, zoals vloerbedekking, gordij nen, bekledingsstoffen, bedden, ma trassen etc. en daarover kan men zich bij voorbaat alleen maar verheugen. Door een dergelijk gedrukt overzicht kan men namelijk het maken van een uit eindelijke keus op vele manieren voorbe reiden, men kan bepalen welke richting men uit wil, men kan de practische bruik baarheid toetsen en men kan nagaan of de prijs past in het budget voor de totale aan schaf. Kortom een gids dus van formaat, waarvoor men de distribuanten vereniging Goed Wonen en vooral de samenstel lers Jan Teders jr., P. A. Stoon, Edo Spier, Ch. J. F. Karsten, H. de Wijs en A. van Dien alleen maar dankbaar kan zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 11