JiaveCCa
MARNIX GIJSEN? jeugdig dichter
VAKANTIEOORD VAN HET KONINKLIJK GEZIN
MEINDERT HOBBEMA'S KUNSTENAARSCHAP
Wekelijks toegevoegd,pan alle edities van
Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemsche Courant
en IJ mui der Courant
Populair wetenschappelijke
boeken
Gids voor de inrichting
van een modern interieur
v; 'i&S&Km. i ->:WJ
■&M-. mmt
DE OUDE ZEEVAARDERSREPUBLIEK van Amalfi, die ongeveer de
helft van het ten zuiden van Napels gelegen ..Sorrentijnse schiereiland"
besloeg, is nu een klein maar levendig stadje, beroemd in de gehele
wereld als een der zonnigste plekjes van Italië. In de zomer is het een
heel druk bezochte badplaats, in de winter komen zij, die het in het
noorden te koud vinden en het zich veroorloven kunnen, er „overwin
teren". De allerbeste oplossing voor een zomerverblijf aan deze kust
is wel die waaraan onze koninklijke familie zich heeft gehouden. Amalfi
is stellig een heerlijk oord, maar het is er nu niet direct rustig, zeker in
de zomer niet. Op vijf kilometer afstand, maar tegen de steile bergwand
op bijna vierhonderd meter hoogte, ligt een heel klein plaatsje (minder
dan 2000 inwoners), dat misschien wel het allermooiste punt is van
geheel Italië, het stadje Ravello. Wie in Ravello komt zonder iets van
het verleden van het stadje te weten, vindt veel waarover hij zich
verbazen zal. Waarom staan de bewoonde huizen zo ver uit elkaar en
zijn er zoveel door planten overwoekerde bouwvallen? Hoe komt het
dat bijna elk huis, in de binnenhof of aan deuren en vensters, fraai
bewerkte marmeren zuiltjes heeft? Waarom zijn er in dat kleine plaatsje
zoveel grotendeels bouwvallige kerken en waarom staat er zulk een
enorme kathedraal? Hoe komt het dat hier kunstschatten te zien zijn
als de enorme marmeren, met mozaïeken ingelegde, preekstoelen in
verschillende kerken, zoals men ze zelfs in Rome niet vindt?
DE VERKLARING is deze: Ravello had zo omstreeks het jaar duizend
ruim 35.000 inwoners en het vlakbij gelegen Scala (nu een gehucht)
was even groot. Hier woonden de schatrijke kooplieden, wier schepen
van de haven van Amalfi naar Byzantium voeren en naar Egypte.
Gedurende een paar eeuwen was dit de meest welvarende streek van
Europa; de bevolking, hoewel katholiek, onderhield nauw contact met
de Arabische landen (en daar behoorden toen ook Spanje, Sicilië en
een groot deel van Zuid-Italië toe) waar een beschaving bioeide, onein
dig verfijnder dan de toenmalige Europese.
De oude „codex", waarin het recht voor de scheepvaart is vastgelegd,
is de „codex Amalfitanis" en eeuwen lang werd het Amalfitaanse zee
recht door alle zeevarende mogendheden toegepast.
Middeleeuwse toegangspoort tot de villa Rufolo
Tegen het einde der dertiende eeuw heb
ben de Amalfitanen het kompas uitgevon
den. De Chinezen kenden weliswaar de
eigenschap van de magneetnaald om naar
het noorden te wijzen al duizenden jaren
vroeger, maar zij schijnen daar alleen ge
bruik van te hebben gemaakt bij reizen
door de woestijn. Verder ziet men in Ra
vello en vooral in Scala overal het „Mal-
thezerkruis". Niet dat de orde van Sint
Jan, later orde van Rhodos en tenslotte
Malthezerorde ooit dit gebied in eigen-
heeft bezeten. Neen, het Malthezerkruis is
het oude stadswapen van Scala. Een bur
ger van Scala, Gerardo, wist het recht te
verwerven om in Jeruzalem twee hospita
len te stichten voor christelijke pelgrims;
dit is het begin geweest van de nog steeds
bloeiende souvereine orde van Malta.
NATUURLIJK heeft een plaats als Ra
vello uitmuntende en op een langdurig
verblijf berekende hotels waartoe de Mid
deleeuwse paleizen zijn verbouwd. Konin
gin Juliana heeft de afgelopen zomer niet
in een hotel gewoond, maar in de villa van
de hertog van Sangro, een bejaarde Napo-
litaanse edelman. In diezelfde villa woon
de in het jaar 1J943 gedurende verscheide
ne maanden de koning van Italië. Dat was
in de periode toen het zuiden wèl, maar
Rome nog niet van de Duitsers was be
vrijd. Het is een heel oude villa, oor
spronkelijk het verblijf van de bisschop
van Ravello, (die in de middeleeuwen niet
van Amalfi maar direct van Rome afhan
kelijk was en dus volkomen de gelijke van
zijn ambtgenoot in Amalfi. Ook Scala had
toen een eigen bisschop. Nu heeft alleen
Amalfi nog een bisschop. We hebben de
villa bezocht. Eigenlijk was het paleisje
voor de Koningin, Prins Bernhard, de
IN EEN TIJDSBESTEK van tien
jaar, globaal gesproken van 1659 tot
zijn trouw jaar 1669, bereikte Meindert
Hobbema in verscheidene werken zijn
hoogste kunnen. Gedurende die pe
riode heeft hij volgens de aan hem
gewijde studie van dr. C. Hofstede de
Groot uit 1911 een oeuvre van 180 tot
200 schilderijen voortgebracht. De
grote wending in het leven van de in
1638 geboren Meindert Hobbema was
een gevolg van zijn huwelijk met de
vier jaar oudere Eeltje Pieters Vinck
uit Gorkum, dienstmaagd van de Am
sterdamse burgemeester Lambert
Reijnst. Een relatie van zijn echt
vriendin verschafte hem namelijk een
aanstelling als „wijnroeier", in welke
functie Hobbema belast werd met de
controle op het in de hoofdstad in
gevoerde druivennat. Deze betrekking
bezorgde hem weliswaar de financiële
middelen, zonder welke een gezins
leven op den duur nu eenmaal moei
lijk te verwezenlijken is, maar ontroof
de hem intussen zoveel tijd, dat vol
gens een belangrijk deel der deskun
digen hier de artistieke ondergang van
de schilder moet worden gezocht. Is
het al raadselachtig dat het einde van
zijn loopbaan veertig jaar vóór de dood
van de kunstenaar moet worden vast
gesteld, nóg onbegrijpelijker lijkt ons
Hobbema's plotselinge terugkeer in de
rijen der grote schilders, ongeveer der
tig jaar na zijn huwelijk, met het
leveren van zijn, volgens velen, belang
rijkste prestatie. Na „Het Laantje van
Middelharnis", dat in de Londense
National Gallery hangt is er, zover
bekend, geen schilderij meer aan Hob
bema's geest en handen ontsproten.
HOE onwaarschijnlijk dit
alles ook op het eerste gezicht
mag zijn, de vrij algemeen er
kende inventarisatie door dr.
Hofstede de Groot van Hobbe
ma's werken, laat geen ruim
te voor een andere gedachten-
gang. Na 1669 kan slechts
Hoewel Hobbema
hoofdzakelijk vertolker van
de ietwat monotone pracht der
vaderlandse bos- en zandge
bieden was waarbij vooral
de duinstreken ten westen van
Haarlem en de oostelijke pro
vincies hebben geïnspireerd
is hij toch in de eerste
plaats leerling en navolger
van de grote Ruysdael (1628-
1682) geweest.
DAT HOBBEMA ook in on
ze tijd nog een vooraanstaan-
„Het Laantje van Middelhar
nis", dat Meindert Hobbema
in de negentiger jaren van de
zeventiende eeuw heeft ge
schilderd.
DINSDAG 7 DECEMBER is het tweehonderdvüftig
jaar geleden dat de algemeen erkende, maar toch wel zeer
verschillend gewaardeerde Nederlandse landschaps
schilder Meindert Hobbema het leven liet. Enkele dagen
daarna werd hij, als zovele kunstbroeders voor en na hem,
in de armenklasse begraven, 's Lands hoofdstad herbergt
zijn laatste rustplaats, zoals zij ook een dak boven zijn
wieg had geschonken.
de plaats onder zijn zeventien-
de-eeuwse kunstbroeders toe
gedicht wordt, blijkt wel uit de
woorden, die de thans overle
den directeur van het Haagse
Mauritshuis, dr. W. Martin, in
zijn boek „De schilderkunst
in de tweede helft van de ze
ventiende eeuw" aan Hobbe
ma wijdt. Dr. Martin noemt
hem „het waardig slot van de
reeks landschapsschilders uit
Ruysdael's gevolg" en „een
der weinige Hollandse mees
ters die nog in het begin der
achttiende eeuw in leven wa
ren". Het grote romantische
lag Hobbema niet; eerder
zocht hij schilderachtigheid.
Voorts componeerde hij wei
nig, maar bleef dicht bij de
werkelijkheid, zo karakteri
seert deze kunstkenner de
schilder, voor wiens vreemde
levensloop ook hij een verkla
ring schuldig moet blijven.
Over Hobbema's schilderijen
schrijft dr. W. Martin nog:
„Zijn rijpe werk is sappig, af
wisselend in de kleur en on
gemeen fris. Het is overigens
lang niet zo gedetailleerd en
bezonken als de doeken van
Ruysdael en de verfbehande-
ling toont meer spontaniteit
dan rust."
ONDANKS DE VRIJ gerin
ge waarde die er tegenwoor
dig nog aan wordt gehecht, is
het interessant kennis te ne
men van de wel zeer afwijken
de studie van de Fransman
Georges Broulhiet (publikatie
1938). In tegenstelling tot dê
in ons land algemeen erkende
catalogus van Hobbema's wer
ken, samengesteld door dr.
Hofstede de Groot, komt deze
kunst-expert tot een aantal
schilderijen van vierhonderd
vijftig, die volgens hem aan
Ruysdaels leerling en vriend
moeten worden toegeschre
ven. Hierin ziet Broulhiet dan
ook een bewijs van Hobbema's
ononderbroken scheppings
drang, culminerend in het be
roemde Laantje. Hij verwijt
de historici dat zij Hobbema's
oeuvre tot het „academische"
genre, ontstaan onder invloed
van Ruysdael, hebben willen
beperken. De Franse kunst
kenner komt dan ook in zijn
boek, dat als titel de naam van
de door hem bewonderde
schilder draagt, tot de con
clusie dat Hobbema, losgeko
men van het academische, de
voorloper is geworden van de
moderne school van „het licht
in het landschap." Academist
en impressionist waren vol
gens Broulhiet in Meindert
Hobbema verenigd.
Maar voor ons blijft de fi
guur van deze Amsterdamse
meester vreemd. Bewonderd
in Engeland, door een Frans
man aangemerkt als de pro
feet van een nieuwe tijd, in
eigen land gedurende een lan
ge periode onbekend, daarna
als belangrijkste discipel van
een groter meester gewaar
deerd, rijst toch uit de mees
te aan deze schilder gewijde
litteratuur een persoon, die in
de eerste plaats achter zijn le
ven verschillende vraagtekens
deed zetten. Na Rembrandt is
Hobbema de meest vervalste
meester. Alsof zelfs zijn epi
gonen de mening waren toege
daan dat deze kunstenaar zijn
talent tot grotere vruchtbaar
heid had kunnen ontginnen.
prinsessen en het gevolg te klein en de
prinsessen hebben dan ook een kamer,
met werkelijk uniek uitzicht over de zee
en de steile rotskust, moeten delen. Het
huis bevat heel wat mooie, antieke meu
belen, die uit de twaalfde tot de achttien
de eeuw dateren en wat vreemd door el
kaar staan. De tuin is niet groot, maar
uiterst intiem en goed onderhouden. De
tuinman, die tegelijk huisbewaarder is,
spreekt evenals de gehele bevolking van
Ravello met bewondering en verbazing
over de vriendelijkheid en de eenvoud
van alle leden van het vorstelijk gezin.
..De Prinsessen hebben nooit gewild, dat
ik de spullen die ze mee naar het strand
namen naar de auto droeg; en de parkeer
plaats is toch wel een paar honderd me
ter hier vandaan. Ze droegen alles zelf,
als onze dames uit Napels of Milaan eens
zo waren als bij u de Koningin!
RAVELLO is beroemd om enkele heel
grote villa's, zoals de „Rufolo" met groot
se bouwvallen van paleizen, torens, bin
nenhoven, badzalen en dergelijke uit de
elfde en twaalfde eeuw en met een park
MARNIX GIJSEN was twintig jaar
oud, toen hij met de Loflitanie van Sint
Franciscus van Asisi als dichter debu
teerde. In dit vers komt de volgende
regel voor: „Franciscus die jong waart,
laat jeugd bij mij blijven". Deze wens is
ten volle in vervulling gegaan, en wel
op zeer merkwaardige wijze. Immers in
1947, toen Gijsen 48 jaar was, is hij een
nieuwe litteraire loopbaan begonnen: hij
schrijft, in drie weken tijds, zijn eerste
roman, Joachim van Babyion. Het was
meteen een meesterwerk en het begin
tevens van een reeks proza van dezelfde
of althans zeer hoge kwaliteit. In en
kele jaren werd hij een van de meest
gelezen en beroemde auteurs van het
Nederlandse taalgebied en de hoge
Belgische onderscheiding van de „Drie
jaarlijkse romanprijs" (in 19ï8 zijn
93-jarige moeder maakte dit nog mee)
werd dan ook een welverdiende be
kroning. Men kan zeggen dat geen ont
wikkeld Nederlander of Vlaming niet
een of meer van zijn romans heeft ge
lezen en bewonderd.
ANDERS LIGT het met de figuur van
Gijsen als dichter. En toch behoorde hij
in zijn jeugd tot de groten uit de wereld
der poëzie, en ten onrechte is hij in die
hoedanigheid op de achtergrond geraakt.
Gedeeltelijk ligt dit aan het feit dat hij
slechts één bundel heeft gepubliceerd, nl.
„Het Huis", die in 1925 verscheen. Na die
tijd heeft hij gezwegen en pas in 1940 heeft
hij weer poëzie het licht doen zien, verzen
die hij noemde „Vier gedichten van Joa
chim" en die zijn opgenomen aan het slot
van de vierde druk van „Het Huis". Wat
hij tussen 1925 en 1939 aan poëzie schreef
heeft hij vernietigd en ook na 1940 heeft
hij zich niet meer als dichter geopenbaard.
In de Vier gedichten van Joachim spreekt
hij dan ook van zijn zwanenzang.
De jonge Nederlandse dichtkunst uit de
twintiger jaren wist bij de verschijning
van „Het Huis" in Gijsen zijn leider en
voorbeeld van het expressionisme en van
het vrije vers gekregen te hebben. Ik her
inner mij duidelijk het enthousiasme en de
gloed waarmede Anton van Duinkerken
mij dit bevestigde toen ik hem ontmoette
na zijn terugkeer uit Leuven, waar hij des
tijds het ere-doctoraat in de letteren in
ontvangst had genomen. Leuven, de stad
waar de universele Marnix Gijsen, als
prof. dr. J. A. Goris. sinds 1927 docent was
in de economische geschiedenis!
DE BUNDEL „Het Huié" waarin was op
genomen de derde druk van de Loflitanie
van Franciscus, heeft destijds op alle poë-
zie-minnaars in ons land en in Vlaanderen
een diepe indruk gemaakt, en wie eenmaal
gedichten als „Met mijn erfoom in de
bankkluis" en „Met mijn nicht in de tuin"
en de ontroerende verzen op 's dichters
gestorven vader heeft gelezen, vergeet
deze niet meer. In de beide eerste
„anecdotische" gedichten gebeurt niet
minder dan een wonder: de figuren worden
tot symbolen en een-zakelijk relaas wordt
poëzie.
Het terrein van de dichter lijkt beperkt:
zijn verwanten, zijn vriend, zijn meisje,
zijn geloofsleven. Geen liefdesliederen in
de eigenlijke zin van het woord, geen na
tuurlyriek: het jonge dichterhart lijkt ge
heel op te gaan in het, familieleven, het ge
loof en de vertrouwde omgeving, de naas
ten, waarmede ook de titel van zijn
bundels is verklaard Maar in de gedichten
voelt men, door die beperktheid in de per
sonen heen, de mensheid gekoesterd in
grote genegenheid, zoals een dichter van
onze dagen ervan heeft getuigd.
REEDS IN DE LOFLITANIE (1919) zijn
betere passages aan deze figuren gewijd:
Maar ook het beste dat mijn ziel
gebouwd heeft, draag ik U op:
de nagedachtenis van mijn vader,
de ernstige gestrengheid van mijn moeder,
de hunkerende weltschmerz van mijn broer,
de weemoedige ironie van mijn vriend,
het zoete zwijgen van mijn meisje
en aan het slot ervan bidt hij:
Geef aan mijn moeder lang leven,
geef aan mijn broer rust.
geef aan mijn vriend kracht,
geef aan mijn meisje alle geduld.
In hetzelfde grote gedicht komen verder,
naast enkele gewild aandoende moderni
teiten, (die men overigens een 20-jarige
graag vergeeft) treffende regels voor als:
Geef mij mijn dagelijkse pijn.
en:
Gij die de zon bezongt, laat mij
mijn leven moduleren op een
zacht ritme van innigheid;
en laat mij het leven loven en
de dood verwachten als een
roerloze boom de bijl. Pal.
DE NAGEDACHTENIS aan zijn gestor
ven vader is onvervreemdbaar met Gijsen's
leven verweven gebleven. Het is immers
wel heel bijzonder dat van zijn vier ge
dichten uit 1940, toen hij dus 41 jaar was,
Vervallen kerkje in Ravello
dat in Italië zijn weerga niet heeft. Een
andere villa, de „Cimbrone" is nauwe
lijks vijftig jaar oud en werd gebouwd
voor rekening van een rijke Engelsman,
Lord Beckett. Behalve is de Middeleeuw
se en antieke kunstwerken die hij er ver
zamelde is vooral het uitzicht van belang.
Zoals steeds in zulke gevallen weet de be
volking vele verhalen te vertellen over de
schatten, die onder de bouwvallen van
villa Rufolo verborgen liggen. Die „schat
ten" hebben enkele eigenaardige misda
den ten gevolge gehad. In een boek, han
delend over processen (Pucci, Discorsi in
Materia Criminale, Salerni 1857) leest
men over een groep personen onder lei
ding van een zekere Tommaso Mansi, die
een driejarig kind had ontvoerd en in de
binnenhof van de villa na het uitspreken
van allerlei toverformules vermoord „zon
der dat de schatten zichtbaar werden".
Tijdens het proces bleek, dat Mansi twin
tig jaar\tevoren een van de „onderzoe
kers" was geweest, die met Don Paolo
„de (klokkengieter", de schatten hadden
gezien. Don Paolo was in het bezit van een
hem dienende geest, die in een koperen
staaf huisde. Vergezeld van tal van per
sonen had hij op een nacht bezweringsfor
mules uitgesproken in de binnenhof van de
villa. Plotseling hadden zij een statige
marmeren trap gezien, die afdaalde naar
een krocht, waar vier gouden standbeel
den stonden en hele bergen edelstenen
flonkerden. Maar vóór zij iets konden aan
raken verscheen een langbaardige man in
zwart fluweel, die in het Hebreeuws zei,
dat, tenzij ze hem de ziel van een onschul
dig driejarig kind brachten, de schatten
voor hen onbereikbaar zouden blijven.
Daarop verdween de man en er kwam een
grote slang, die de indringers verjoeg. Dat
verhaal werd door tal van getuigen verteld,
die zeiden, dat zij tegenwoordig waren ge
weest bij de bezweringen van Don Paolo
en dat alles zelf hadden gezien.
VRAGEN VAN JONGEREN door
Rose Hacker. Uitg. de Toorts, Haarlem. Dit
boekje behandelt in elf hoofdstukken, elk
ingeleid door een reeks vragen, die door
jongeren aan de schrijfster zijn gesteld,
de verschillende probleemgebieden, als
„jaren van wachten", gezinsleven, liefde,
verloving etcetera. De schrijfster maakt
gebruik van haar grote ervaring met jon
geren, om een bevredigend antwoord te
formuleren. Zij doet dit op een onderhou
dende wijze, waarbij zij put uit citaten
van genoemde jongeren, Shakespeare, By
ron en Walter Scott.
GEEN ANGST VOOR DE BARING
Dr. A. J. Lamers. Uitg. Van Gorcum
Comp., Assen. Een onderwerp, dat reeds
talrijke pennen dreef tot zeer algemene
beschouwingen, die aangevuld worden in
het meer gedetailleerde oefenboek van de
zelfde schrijver, eveneens bij Van Gorcum
verschenen, namelijk „Gymnastiek voor
zwangeren en kraamvrouwen". Zij, die de
tijd en het begrip kunnen opbrengen om
de oefeningen naar de beschrijvingen uit
te voeren, zullen er hun voordeel mee
doen. In plaatsen, waar een cursus ge
volgd kan worden, zal men deze prefe
reren. Het boek zal men dan als een wei-
komen aanvulling kunnen gebruiken!
BESCHERM UW KIND TEGEN ZIEKTE
door dr. Alfreda Briedé. Uitg. Born,
Assen. Dit boekje bevat het a-b-c van de
gezondheidsleer voor elke moeder over
haar zuigeling en kleuter. De opmerking,
dat de luierwas niet in synthetische was
middelen gedaan moet worden, lijkt mij
A. Luijdjens onhoudbaar. Overigens een nuttig boekje.
Marnix Gijsen tijdens zijn bezoek aan
Teisterbant getekend door Ed Verboog.
een ervan wederom, en nog even doorwoeld
als in zijn jeugd, aan zijn vader is gewijd.
De eerste twee strofen ervan volgen hier:
Ik ben niet alleen in dit bitter uur
vaderlief, na zoveel jaren
zeven zeeën moeizaam doorvaren
in mij brandt nog altijd uw vuur.
Uw helder' ogen zijn mij steeds bij,
uw harde hand altijd op mijn haren.
Duizendmaal duizelt de geest in gevaren:
wij zijn steeds samen, ik en gij.
Velen zullen, met mij, stilstaande, bij het
gedenken van Gysen's 60e verjaardag, op
nieuw, en wellicht na vele jaren, terugge
grepen hebben naar zijn verzenbundel. En,
met mij, zullen zij tot het oordeel zijn ge
komen, dat deze poëzie niet is verouderd,
ja zelfs nü geschreven had kunnen zijn.
Zo is de wens van de 20-jarige, in andere
zin, ook in zijn gedichten vervuld gewor
den.
J. Brantligt
Een ieder, die het besluit genomen heeft
meubels te kopen om zich in te richten of
om een bestaande inrichting te verande
ren, komt veelal tot de ontdekking, dat het
nemen van zo'n beslissing het voorspel is
tot een lange reeks van moeilijkheden.
Wat is namelijk het geval? Voor zover men
het oog heeft op de traditionele meubel
stukken is er geen vuiltje aan de lucht.
Wanneer men echter zijn zinnen gezet
heeft op moderne meubelen, dan wordt het
doen van een weloverwogen keuze bijzon
der moeilijk. Men zou ver van tevoren een
groot aantal catalogi en prijslijsten van
diverse fabrikanten en importeurs moeten
gaan bekijken om te weten te komen wat
er nu eigenlijk op de markt is. Men moet
het kaf van het koren kunnen scheiden.
De Distribuanten Vereniging Goed Wonen
heeft daarom het initiatief genomen om in
samenwerking met alle belanghebbenden,
de Stichting Goed Wonen, de fabrikanten
en de importeurs een catalogus samen te
stellen, die een samenvattend en selectief
overzicht bevat van wat als waardevol in
het modern ingerichte huis beschouwd kan
worden. i
Het eerste nummer van dit uitgebreide,
rijk geïllustreerde naslagwerk bevat een
duidelijk overzicht van de in Nederland
verkrijgbare meubels, lampen en verlich
tingsarmaturen.
Een van de samenstellers van deze cata
logus, Jan Teders jr., belooft echter, dat
in de toekomst nog vele andere artikelen
voor de woninginrichting aan de beurt zul
len komen, zoals vloerbedekking, gordij
nen, bekledingsstoffen, bedden, ma
trassen etc. en daarover kan men zich
bij voorbaat alleen maar verheugen.
Door een dergelijk gedrukt overzicht
kan men namelijk het maken van een uit
eindelijke keus op vele manieren voorbe
reiden, men kan bepalen welke richting
men uit wil, men kan de practische bruik
baarheid toetsen en men kan nagaan of de
prijs past in het budget voor de totale aan
schaf. Kortom een gids dus van formaat,
waarvoor men de distribuanten vereniging
Goed Wonen en vooral de samenstel
lers Jan Teders jr., P. A. Stoon, Edo
Spier, Ch. J. F. Karsten, H. de Wijs en
A. van Dien alleen maar dankbaar kan
zijn.