Hann
ba
1 leert Italiaans
VOOR JULLIE
d
'C
m
m
m
m
m
m
ZATERDAG 5 DECEMBER 1959
Erbij
PAGINA VIER
Schaken
lÉHlÉH
ut
Iff
A
Hl
m
j
jgf
iü
u§
nu
ml
li
Si
si
Dammen
FEUILLETON VOOR
JONGE MENSEN DOOR
LIZZY SARA MAY
EEN TOCHT NAAR
ISOLA MAGGIORE
ÏLi
mm.
illi lil!lil
ISiiUl
Tekeningen van cijfers
De betekenis van simultaanséances ligt
voornamelijk in de propagandistische as
pecten ervan. Op de leek maakt de pres
tatie van de meester een grote indruk.
Men vindt het fantastisch dat hij in een
snel tempo aan een groot aantal borden
overwinningen weet te boeken en ziet
daarbij over het hoofd, dat dit uitsluitend
uitvloeisels zijn van het arsenaal van ken
nis en ervaring, dat iedere deskundige op
zijn gebied, dus de schaakmeester op het
schaakbord, per definitie reeds bezit. Eén
echte partij tegen een werkelijk gelijk
waardige partner is oneindig veel moeilij
ker, inspannender en waardevoller. Want
het fijnere werk, het genuanceerde den
ken, de inspiratie, de finesses, in één woord:
de schaak-kunst, komen er bij simultaan-
voorstellingen niet aan te pas. Als middel
van verbreding en popularisering bezitten
die voorstellingen echter hun waarde. Het
publiek komt om sterren van naam aan de
gang te zien en vindt zodoende soms de
weg naar de schaakclub. Bovendien is het
voor de deelnemers attractief, hun krach
ten eens te meten met één van de groten.
Deze overwegingen gingen in ons om,
toen wij getuige waren van het slot van de
partij Keres—H. J. M. ten Berge tijdens de
séance, welke de Russische grootmeester
onlangs te Utrecht gaf. Daar was na circa
vier uren een eindspel ontstaan, dat nu
eens echt de moeite was, om het aan een
nauwkeurig onderzoek te onderwerpen.
Maar er was nog slechts één andere partij
aan de gang met als gevolg dat Keres zo
om de 15 20 seconden weer voor het bord
van de arme zwart-speler stond. Zodoen
de kwam er van het „fijnere werk" niets.
Dat moge daarom vandaag eens aan de
orde komen.
Na de 83e zet van wit was tenslotte de
volgende stelling ontstaan:
Zwart: Ten Berge
zetting Kf4-g5-h4 gemakkelijk wint De
volgende zet is dus gedwongen.
3) Rd7-e6 Tc3-f3!ü De sleutelzet der
stelling, uitgevoerd op het juiste moment
Nu faalt 4) Rd5 op Te3 en de loper kan
niet meer naar voormelde diagonaal. Zou
zwart reeds op de vorige zet naar f3 zijn
gegaan, dan ware 3) Rd7-c6 nog lastig,
omdat op 3)Td3 4) Rb5 kon volgen.
Wéér moet wit afwachten, dus: 4) Rc6-c8
Kf4-g5!De dreiging Kh4 dwingt nu
tot het slaan van de pion.
5) Rc8xh3 Kg5-h4 6) Rh3-e6 Tf3-f2 schaak
7) Kh2-gl Kh4-g3. Indien de toren nu
niet op de f-lijn stond, doch b.v. op c2
dan kon wit met 8) Kfl! remise maken.
8) Re6-g8Nog het beste; na andere
loperzetten valt zwart de raadsheer aan
met gelijktige matdreiging; b.v. 8) Rc8 Tc2
enz. 8) Tf2-f8 9) Rg8-h7 Tf8-h8 10)
Rh7-gb Th8-h6 en het is uit, daar er al
tijd mat of loperverlies volgt, b.v. 11) Rf5
Ta6 12) Kfl Tf6 enz. Dit is nu wat wij
bedoelen het fijnere werk.
Resumerend winnen toren plus rand-
pion tegen de loper van de kleur van het
promotieveld. Vermeldenswaard is, dat
de loper van de andere kleur remise
houdt. Zie diagram 2.
>p3ocoooporococooo^cro3occootcv
■''(yy//
Ws/'W.
'Sz
§81
11
gp
WW,
11
CCCCÓ
Wit: Kh2 Rc7.
Zwart: Kg4, Tb3, pion h3.
Zwart aan zet komt niet verder, b.v.:
1 Tb2 schaak 2 Khl h2. Hier baat
dit pionoffer niet omdat na 3) Rh2:
Tbl schaak 4) Rgl wit na een tempozet
van zwart pat staat.
Men ziet, hoe nauw dit alles luistert en
hoe belangrijk het is, zich bepaalde tech
nieken eigen te maken, waarvan het
onderhavige eindspel slechts een, zeer
simpel, voorbeeld is!
Mr. Ed. Spanjaard
Wit: Keres
Wit: Kh2, Rc8.
Zwart: Kf4, Tb3, pion h4.
Geen van de omstanders wist, of zwart
aan zet dit eindspel tot winst kon voeren.
Zwart probeerde nog 83Tg3 maar
aanvaardde na enkele zetten remise, omdat
hij geen stap verder kwam. Uit het com
mentaar van Keres achteraf: „Sehr schwie-
rig" (erg moeilijk) kon men echter opma
ken dat er wel winst in had gezeten. Maar
de zwartspeler ontbrak de tijd, om er eens
echt diep over na te denken en de winst
gang te vinden. Toch vormen dergelijke
afwikkelingen nu juist de essentie van het
schaakspel; het gaat niet om routinever-
toon, maar om het exacte denken op hoog
niveau. In een ernstige partij zou Ten
Berge er nog eens een paar uurtjes voor
zijn gaan zitten en dan zou hij de volgende
winstvoortzetting stellig niet hebben ge
mist.
1)h4-h3ü Dit opofferen van de laat
ste pion is een belangrijke beslissing. Maar
wit mag niet nemen; zie 2) Rh3:?
Tb2 schaak 3) Rg2 Kg4 4) Kgf Kg3 en
zwart wint. Wit moet derhalve afwach
ten. 2) Rc8-d7. Tb3-c3!
Een tussenzet, waarvan de betekenis
aanstonds blijkt. Zwart wil met zijn toren
naar f3, om te beletten dat de witte koning
straks langs de f-lijn ontsnapt, maar moet
dit op het juiste moment spelen. Men
merke nu op, dat de loper niet van de dia
gonaal h3-c8 af mag, daar anders de voort-
Eén der merkwaardigste spellen die
onlangs in de meesterklasse parencompe
titie van de Nederlandse Bridgebond te
Utrecht werden gespeeld, was de onder
staande combinatie.
Het merkwaardige was, dat e 11 e 1 ij k e
zéér goede spelers het juiste tegenspel
verzuimden. Kijkt u eens, of u de oplos
sing gevonden zoudt hebben u hebt al
een kleine voorgift 'door het feit, dat we
u verteld hebben dat het hier om een pro
bleem gaat. Maar, evenzo goed, is het
toch niet zó eenvoudig:
boer gelegd en de zuidspeler neemt de
slag natuurlijk met de Heer.
Vraag: Wat moet zuid in slag 2 na
spelen?
Het is natuurlijk onwaarschijnlijk, dat
west drie kleine hartens in handen heeft,
zodat we beginnen aan te nemen dat
noord géén singleton in die kleur heeft,
doch een driekaart van de tien.
De meesterklassers die dit spel hanteer
den voelden er over het algemeen niets
voor om ruiten te spelen zij wilden met
Heer-Vrouw achter de Aas blijven zitten.
Was dat uw mening ook?
Als regel speelden de zuids dus troef en
hoe dat afliep kunnen we u laten zien als
we thans het spel van de leider (west)
geven:
West
A H B 10 9 8 2
Q 4
O B 10 9
A H 10
Als zuid troef speelt :n slag 2, incasseert
west troefaas en troefheer waarna hij
met klaveren vervolgt. Noord (die dus
•f» Aas-derde) heeft, neemt de tweede
klaverenslag en speelt ruiten na; in oost
wordt ruitenaas genomen, op klaveren
vrouw gooit west een ruiten weg (noord
moet nog bekennen), daarna speelt oost
wéér klaveren en wests laatste verliezende
ruiten verdwijnt. Weliswaar kan noord
introeven doch hij moet dat doen met
troefvrouw een vaste troefslag.
Het dodende tegenspel is dus in slag 2
ruitenheer na te spelen. West verliest dan
in alle vier de kleuren één slag. De
analyse tot dit naspel is: verwijder zo snel
mogelijk de rentree voor de klaverenkleur
van tafel!
Het was de Amsterdammer Nico Ver
boog, die het juiste tegenspel vond en
daardoor een hoge score noteerde.
Bridgevraag van deze week: Nadat ge
geven is, bekijkt ge uw spel en ziet dat ge
een prachtige achtkaart in schoppen hebt,
doch niets ernaast. Het aangewezen
openingsbod lijkt u dus: 4 schoppen, en
dat zegt u dan ook. Hélaashet was
niet uw beurt om te bieden, doch die van
uw rechter buurman (tegenstander). Wat
gebeurt er nu als de spelregels toegepast
worden?
H. W. Filarski
In de wedstrijd DCIJ IISportief voor
de eerste klasse Kennemerland moest
wegens het late uur de partij H. Swier
P. C. Bais aan het eerste bord worden af
gebroken. De stand van de wedstrijd was
toen 108 in het voordeel van DCIJ. Daar
beide clubs onderaan de ranglijst van de
eerste klasse stonden, waren 't verloop en
de uitslag van het eindspel voor beide
clubs van groot belang. De stand van dit
eindspel met wit aan zet was:
Sportief
N
W O
z
4
PVB82
O A 6
f VB 9 7 6 3
5 3
9 AH965
O H V 7 3
*82
We^t gever, NZ kwetsbaar. Het bieden
verliep: west 2 schoppen (semiforcing)
noord pas oost 3 klaveren zuid pas
west 3 schoppen noord pas oost 3
Sansatout zuid pas west 4 schoppen,
allen passen.
De noordspeler komt uit met harten 3
en als zuid moet ge aannemen, dat dit
betekent of a) een driekaart met een hon-
neur, dan wel b) een singleton.
In oost (de dummy) wordt de harten-
DCIJ II
Dit eindspel is dankbare stof voor een
analyse. De Sportief-dammers, onder lei-
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!
1
Ja, zei Joost, we zijn wel afgedwaald
Maar afgedwaald of niet, humor is ook
een soort van creativiteit, iets dat voort
komt door het verschil tussen plus en
min. Te moeilijk uitgedrukt, hè? Ik be
doel hiermee dat je dus aan de ene kant
het leven ziet zoals het zou moéten zijn,
dus goed en aan de andere kant zoals het
niet is, dus slecht. Die twee polen zijn de
oorzaak van de humor? Gesnopen?
Ik geloof wel, dat ik het begrijp, zei
Jaap. Daartussen ligt het wrijvingsvlak.
Iemand doet iets stoms, dat is dus de min
en een ander die dat ziet lacht, want hij
heeft de plus.
Precies! riep Joost uit. Je bent hel
derder dan ik. Jaap kleurde.
Maar dat is toch logisch, zei hij aar
zelend. En om zijn verlegenheid te ver
bergen nam hij een grote hap van de pa
prika.
Nou moet je niet zo'n vies gezicht zet
ten, zei Ondine, want dat is een min.
DEZE KAART stuur ik naar oom
Ivo, zei Ondine, en deze naar Pappa en
Mamzelleke en deze.Moeten jullie er niet
een naar je tekenleraar, meneer Bijkema
sturen?
Welke? vroeg Ivo
Deze, antwoordde Ondine. Die van de
ruïne, die vindt hij vast mooi.
Wat jammer, zei Jaap, dat Joost er
voortdurend met Hannibal vandoor is, zo
krijgen we nooit iets van de omgeving hier
te zien.
We kunnen toch wandelen, zei On
dine.
In die hitte zeker, zei Ivo.
Wat zijn postzegels in het Italiaans?
vroeg Ondine.
Even opzoeken in het woordenboek,
zei Jaap. Pa, pe, pi,., po., postzegel:
francobollo. Dat wordt dus in het meer
voud: francobolli.
Drie postzegels is dus tre francobol
li, vertaalde Ivo.
Buon giorno, zei opeens Alberto. How
do you do?
Hé Alberto, zei Ivo. Best, en met jou?
Moet je niet naar Perugia?
Basta, zei Alberto. Finito. Uit, afge
lopen.
Is je cursus al afgelopen? vroeg Jaap
verbaasd.
Nee, schudde Alberto, maar mijn va
der heeft geen geld meer.
Er viel een stilte.
Wat afschuwelijk voor 'je, prevelde
Ivo de stilte verbrekend.
Wat ga je nu doen? vroeg Jaap.
Eh, zei Alberto. Dit, voegde hij er
aan toe en hij maakte het welsprekende
gebaar van de buikriem steviger aansoe-
ren.
En je zusje? vroeg Ondine.
O, mijn zusje zit nog op de middel
bare school, zei Alberto. Ze werkt de va
kantie door om er eerder af te zijn. Ze
is heel goed op school. Zeg, maar willen
jullie niet eens naar het eiland toe?
Juut, gilde Ondine enthousiast. Ga
je mee?
Wacht nou eens even, zei Jaap. Zeg,
Alberto, ik vind het zo ongelofelijk be
roerd voor je dat je je studie niet kunt
afmaken. Kunnen we je niet helpen met
het een en ander?
ALBERTO LACHTE al zijn witte tan
den bloot.
Ben jij miljonair?
Nee, zei Jaap, maar er is niets te
bedenkenKunnen we niet een soort
vakantiebaan gaan zoekenOf zo iets?
Alberto lachte nog harder.
Werken? Waar? Weet je hoeveel
werklozen Italië telt? Een en een kwart
miljoen!
Een en een kwart miljoen, herhaalde
Ivo, lieve help, wat verschrikkelijk! Maar
waar leven ze dan van? Krijgen ze steun?
Eh! zei Alberto. Van de zon en het
toevalMaar laten we nu eens over
prettiger dingen gaan praten. Zal ik jul
lie naar het eiland brengen?
Ik vind het bestaarzelde Jaap,
die in gedachten de ene na de andere
hulpactie verwierp. Roeien?
Wat kost dat? wilde Ivo weten.
Een paar honderd lire als ik de boot
huur, antwoordde Alberto. Want als jullie
naar de bootsman gaan, dringt hij je de
motorboot op en dat gaat jullie geld kos
ten
Ja maar, zei Jaap, die man wil toch
ook leven
Jawel, zei Alberto, maar hij vraagt
te veel. Je moet hier proberen alles voor
zo min mogelijk te krijgen.
Jaap zuchtte.
Wat een probleem, zei hij in het Hol
lands. Nu willen we de bevolking van een
paar toeristen laten profiteren, maar de
bevolking zegt zelf dat we zo min moge
lijk moeten betalen...
Ivo haalde de schouders op.
ding van Bais, hebben met slechts enkele
krachtige zetten de winst van dit eindspel
vastgesteld:
1) 32—49 44—39. 2) 49—32 26—31. 3)
45—40 3—9. 4) 40—35 9—13. 5) 32—46 13—
18. 6) 22x13 39x4. 7) 35—30 4—13. Wat nu?
8) 30—25? 9) 46—28 en na 36—41. 10) 31—37
4x13 en zwart wint.
De uitwijkmogelijkheden in dit eindspel
waren groot, doch deze korte winst is
keurig gevonden. Na 3) 39 kan wit met
2823 het spel langer rekken, doch zwart
zal steeds winnen.
Zeven stukken in één slag met de dam
wegmaaien is een zeldzaamheid in het
partijspel. De Haarlemse damspeler Jaap
Bus kreeg toch de gelegenheid zo'n
„zevenklapper" uit te voeren tijdens een
wedstrijd om het kampioenschap van
Noordholland in zijn partij met Rudolf
Berk (Jozeph Blankenaar).
Wit: J. Bus, 11 stukken op 23, 27, 28, 29,
32. 37, 38, 39, 43, 44, 45.
Zwart: 4, 9. 12, 13, 14, 16, 17, 19, 25, 26, 35.
In de partij verliep het spel: 1) 2721
16x27. 2) 32x21 13—18? 3) 29—24 18x20. 4)
28—22 17x28. 5) 38—33 26x17. 6) 33x11 9—13.
7) 11—6 19—23. 8) 6—1 13—18. 9) 1—6
20—24. 10) 6—33 14—20. 11) 33—47 23—29.
12) 43—38 25—30. 13) 37—31 4—10. 14)
31—27 29—34?
Zwart: 10, 12, 18, 20, 24, 30, 34, 35.
Wit: 27, 38, 39, 44, 45, dam 47.
De problematische winst is nu als volgt:
38—33, 27—22, 44—40, 33—29 en de dam
slaat rond over 24x35x49x26.
Voor probleemoplossers kregen wij van
de provinciale jeugdkampioen Eddie Holst-
voogd uit Zaandam twee leuke probleem
pjes aangeboden, die wij hieronder laten
volgen:
Zwart: 5, 12, 14, 20, 21, 24, 29 en 36.
Wit: 15, 22, 28, 32, 38, 39, 42, 47.
Wit speelt en wint.
Eddie Holstvoogd, Zaandam
C<XCOOC^WCOOOOOCCO^OOCOOCCOCOCOOOOCOOCOCOOOXCCOC
Zwart: 6, 7, 27, 29, 32, 33, 34, 40.
Wit: 17, 18, 38, 41, 43, 45 en 49.
Wit speelt en wint.
Correspondentie. Van de match Koe-
permanVan Dijk zullen wij in de eerst
volgende rubrieken enige partijen plaat
sen. Het is jammer dat ir. G. van Dijk in
een slechte vorm is.
De goed voorbereide en onder zeer gun
stige omstandigheden spelende Rus zal er
zeker in slagen de wereldtitel in Rusland
te houden.
B. DUKEL.
(Oplossingen en correspondentie te zen
den aan het adres van de damredacteur,
B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg, 125, IJmuiden.)
•puoqaSpua aspuei-iapaN 'aSpuq
-pfu^spaM. JO°A sjaSaJiads ajapijjo ap
ui a§ ipuiA uapaqjapuozfiq anv 'a 1 s e d
1-inaq Mn jooa a§ sje 'si s j a p u e jejis
ap iep 'uee jaM suaSuaAO ja n i^uaa
•u a s s e d saoojdpaiq
apipS iaq apuajnpaS jaoui jauped Mn
qoop '(aznaq aeeu uaddoqos 9 'uaddoqos
f 'uaddoqos 1) irm a§ ibm uapatq aS
l§ooui 'luioq lanaq ap uee sueqi n sjv "§!P
-pSuo snp si poquaddoqos A\n uauuig
-aq uapatq laui uooMa§ §eui japueisuaSai
jaiqoaj aa :SeejAaSpjjq uua Suissojdo
En zoveel geld hebben we niet, zei
Ondine praktisch.
O.K. dan maar, zei Ivo. Huur jij die
boot voor ons, Alberto. Ondine raapte de
prentbriefkaarten bij elkaar en legde ze
zolang in het hotel op hun tafeltje. Bui
ten voegde ze zich bij de jongens die aan
het hek op haar stonden te wachten. Weer
liepen ze door het parkje en weer wer
den ze vriendelijk toegeknikt door de ou
ders van Alberto, die de zijnen een har
telijk „ciao, ciao" toeriep.
„ciao, ciao" toeriep.
Bij de boten gekomen begon Alberto een
druk gesprek met de bootsman. Na lang
over en weer beduidde hij hen om maar
vast in de roeiboot te klimmen.
Nou, zei Ivo, die heeft z'n beste tijd
gehad.
Zou hij lek zijn? vroeg Ondine.
Nee, dat geloof ik niet, zei Jaap. Al
berto is toch niet gek. Wat een smerig
modderwater.
Even later sprong Alberto bij hen in de
boot. Hij ging aan het roer zitten en Jaap
en Ivo namen de roeispanen. Op de andere
punt ging Ondine zitten. Ze trok haar
schoenen uit en liet haar voeten in het
water bengelen.
Lekker koel, zei ze. Arme ploeteraars,
wat hebben vrouwen het toch goed.
Als de mannen hoffelijk zijn, ten
minste, schertste Jaap. Alberto grinnikte.
Dit uitstapje kost jullie maar vijf
honderd lire, zei hij. Als ik er niet bij ge
weest was, had hij jullie met de motor
boot gebracht en dan had het jullie zeker
vier maal zoveel gekost.
Is dat het eiland al? vroeg Ondine ter
wijl ze haar hoofd omdraaide en onder
haar hand door tuurde.
Nee, zei Alberto, dat is het Isola Pic-
cola. Het kleine eiland.
Wat gek, zei Ondine, ik heb nooit kun
nen zien dat het er twee zijn.
Van verre lijkt het ook maar één,
zei Alberto.
Kun je hier nu zwemmen? "roeg Jaap.
Het water zit zo ver je kijken kunt vol wa
terplanten.
(Wordt vervolgd)
RofriAN
IN EEN OERWOUD in Afrika woon
de eens een giraffe.
Hij heette Bob en hij was verschrik
kelijk verwaand. Weet je, wat dat is?
Dat betekent, dat hij zichzelf een heel
bijzondere giraffe vond, waar ieder an
der dier eerbied voor moest hebben.
Nu, die andere dieren zagen wel te
gen hem op, maar dat moest wel, om
dat hij zo lang was. Maar voor de rest
vond niemand Bobo aardig. Hij speelde
ook nooit met de andere dieren mee
daar voelde hij zich te voornaam voor,
en hij groette alleen maar de giraffes,
die in het woud woonden.
Maar dat begon de andere bosbewo-
ners te vervelen, en op een dag riep
een schel stemmetje hem vanuit een
hoge boom toe: „nu verbeeld je je wel
een heleboel, omdat je zo lang bent,
maar de heerlijkste vruchten en de
fijnste jonge takjes groeien hier boven,
en daar kan jij, met al je praatjes, nog
niet eens bij komen!"
Verontwaardigd keek Bobo naar bo
ven. Wie durfde hem zó aan te spreken?
Een brutaal grijnzend apengezicht lach
te hem uit van de top van een hoge
boom. Dat was natuurlijk Paki weer,
die kwajongen, die schreeuwlelijk, die
de hele dag niets anders deed dan aan
de takken bungelen met een mond vol
eten.
Gewoon niets terug zeggen, dacht
Bobo kwaad. Tegen zulk apenvolk
praat een giraffe niet.
Maar nu begonnen de andere apen
ook al! Ze lachten Bobo vierkant in
z'n gezicht uit, en lieten allemaal heer
lijke blaadjes en vruchten zien, die ze
boven uit de bomen plukten.
„Daar kan jij toch maar niet bij, lan
ge pierlala!", schreeuwde er één. „Hij
denkt, dat hij méér is dan wij!", riep
een andere. „Omdat hij een lange hals
heeft. Wat heb je aan een lange hals,
als je niet klimmen kan!"
ZO GING HET MAAR door. Bobo
werd heel warm van boosheid. O, hij
zou ze graag de waarheid eens zeggen,
die brutale apen! Hij zóu ze wel eens!
Maar zijn dag was bedorven. Hij merk
te allerlei dingen op, die hij vroeger
nooit had bemerkt. Hij vond zijn eten
niet meer lekker; de blaadjes, die hij
kon pakken, waren hard en taai; de
lekkerste vruchten hingen vaak nét te
hoog.... Ze hadden gelijk, die apen!
Als je goed naar boven keek, zag je al
dat lekkers boven in de bomen hangen,
en hij, Bobo, de deftige giraffe, had het
toekijken!
Bobo mopperde hierover tegen de
oudere giraffes, maar die schudden
wijs hun koppen. „Je wilt te veel,
Bobo", spraken ze. „Je kunt niet ho
ger reiken dan je hals lang is, neem
dat van ons aan"
Maar Bobo was^n bleef ontevreden.
En op een dag ging hij op stap. Hij
liep weg van zijn familie en het zo ver
trouwde gebied, waar hij altijd had ge
woond. Helemaal alleen trok hij er op
uit!
Tekeningen maken van cijfers. Hier
boven zie je wat voorbeelden. Kun je
er nog andere van maken?
Ergens anders was het vast beter,
dacht hij; ergens anders groeien lekke
re vruchten, waar je bij kunt, ergens
anders lachen de apen je niet uit....
Hij liep dagen, weken achtereen, ont
moette allerlei vreemde dieren, zakte
eens op een keer bijna in een moeras,
en kon ternauwernood aan een honge
rige leeuw ontsnappen, 's Nachts sliep
hij uitgeput op de nog warme aarde;
*s morgens ging hij weer verder. Maar
overal was het hetzelfde de vruch
ten, die je graag hebben wou, kon je
niet krijgen! Overal loerde het gevaar
er waren grote spinnen, die je bij
ten wilden, giftige slangen, die geruis
loos van de bomen af kwamen glij
den
BOBO WAS heel erg bang geworden.
Hij wist nu helemaal niet meer, hoe
hij naar de veilige plek toe moest
gaan, waar zijn familie woonde. Het
woud zag er hier ook heel anders uit.
De bomen stonden verder uit elkaar,
je kon overal gemakkelijker dóórheen
komen. Steeds minder bomen en plan
ten groeiden hier, hoe verder je liep.
Ten slotte stond Bobo voor een uitge
strekt veld, dat tot de horizon reikte,
en begroeid was met heel lang gras.
Als ik er maar hard doorheen loop,
dacht Bobo, dan ben ik gauw aan het
eind en kan ik zien wat daar weer is..
Hij zette de looppas erin, maar dat
was ook de hele dag niet vol te houden.
Bobo was moe, en daarbij had hij ook
al veel honger gekregen.
In plaats van lekker eten moest hij
nu die taaie grassprieten kauwen! En
aan dat grasveld scheen geen einde te
komenO, wat was hij begonnen!
Zo liep Bobo half huilend voort; elke
nieuwe dag had hij iets minder moed
dan de vorige. Totdat hij op een keer
een troep gestreepte paardjes tegen
kwam. „Waar moet jij heen?", vroe
gen de dieren hijgend aan Bobo.
„Wist ik het maar", zuchtte de arme
giraffe. „Als ik alsmaar recht door
loop, waar kom ik dan?"
De dieren keken bedenkelijk. „Dat
moest je maar niet doen", antwoord
den ze veelbetekenend. „Daarginds
loop een soort roze en lichtbruine apen
rond. Wij komen er net vandaan, en we
zijn ons een aap geschrokken!"
„Doen ze je wat?" vroeg Bobo.
„Nounee.... ik geloof van niet.
Maar ze doen nét of ze je pakken
willen. Wij zijn hard weggehold. Aar
dig lijken ze ons bepaald niet'.,..
„Ik wil kijken!", riep Bobo.
„Eigenwijs die je bent! Doet 't toch
niet!"
MAAR BOBO LUISTERDE niet naar
de zebra's. Domme wilde paardjes wa
ren het, die niets hadden geleerd. Dat
had z'n moeder ook zo vaak gezegd.
Giraffes zijn veel knapper en verstan
diger, die steken met hals en kop en
schouders boven alle andere dieren
uit!
Bobo voelde zijn oude trots weer bo
ven komen het gaf hem nieuwe
moed. Hij kon die roze en lichtbruine
apen heus wel aan!
In de verte zag hij al spoedig allerlei
grote, wonderlijke dingen staan, tussen
groepjes bomen. Toen hij verder ging,
zag hij ook levende wezens. Hij be
greep niet, wat hij allemaal zag, maar
jullie begrijpt het natuurlijk al: het
waren huizen en mensen.
En nu gebeurde het erge: Bobo kwam
veel te dicht bij die mensen en hij werd
gevangen genomen. Hóe hij ook spar
telde en beet, hij kon niet meer los ko
men
Hij werd op een boot gebracht en
toen, na een lange zeereis, kwam hij
terecht in een land, waar het koud was
en bijna altijd regende.
Daar woont hij nu nog, samen met
Bibi, een meisjes-giraffe, die ook eens
eigenwijs was geweest. Ze hebben een
mooi, schoon hok in de dierentuin en
hun eten hoeven ze niet te zoeken, maar
dat wordt hun gebracht, zoals het def
tige dieren betaamt.
BOBO HEEFT nu ook een heleboel
geleerd. Bij voorbeeld dat hij niet zo
eigenwijs moet zijn. En weet je, wat
hij ook heeft geleerd?
Hoe hij bij die hoge, lekkere blaadjes
moet komen! Alleen jammer, dat hij
daar nu niets meer aan heeft. Als hij
dat eerder had geweten, was hij nooit
uit het oerwoud weggelopen, vast en
zeker niet!
Hij heeft het gezien van sommige
kinderen, die op een heel eigenaardige
manier door de dierentuin liepen. Die
maakten zichzelf groter door op lange
stokken te gaan staan.
Dat was de manier!
Loes Wijnberg