Hann ba 1 leert Italiaans VOOR JULLIE d 'C m m m m m m ZATERDAG 5 DECEMBER 1959 Erbij PAGINA VIER Schaken lÉHlÉH ut Iff A Hl m j jgf iü u§ nu ml li Si si Dammen FEUILLETON VOOR JONGE MENSEN DOOR LIZZY SARA MAY EEN TOCHT NAAR ISOLA MAGGIORE ÏLi mm. illi lil!lil ISiiUl Tekeningen van cijfers De betekenis van simultaanséances ligt voornamelijk in de propagandistische as pecten ervan. Op de leek maakt de pres tatie van de meester een grote indruk. Men vindt het fantastisch dat hij in een snel tempo aan een groot aantal borden overwinningen weet te boeken en ziet daarbij over het hoofd, dat dit uitsluitend uitvloeisels zijn van het arsenaal van ken nis en ervaring, dat iedere deskundige op zijn gebied, dus de schaakmeester op het schaakbord, per definitie reeds bezit. Eén echte partij tegen een werkelijk gelijk waardige partner is oneindig veel moeilij ker, inspannender en waardevoller. Want het fijnere werk, het genuanceerde den ken, de inspiratie, de finesses, in één woord: de schaak-kunst, komen er bij simultaan- voorstellingen niet aan te pas. Als middel van verbreding en popularisering bezitten die voorstellingen echter hun waarde. Het publiek komt om sterren van naam aan de gang te zien en vindt zodoende soms de weg naar de schaakclub. Bovendien is het voor de deelnemers attractief, hun krach ten eens te meten met één van de groten. Deze overwegingen gingen in ons om, toen wij getuige waren van het slot van de partij Keres—H. J. M. ten Berge tijdens de séance, welke de Russische grootmeester onlangs te Utrecht gaf. Daar was na circa vier uren een eindspel ontstaan, dat nu eens echt de moeite was, om het aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen. Maar er was nog slechts één andere partij aan de gang met als gevolg dat Keres zo om de 15 20 seconden weer voor het bord van de arme zwart-speler stond. Zodoen de kwam er van het „fijnere werk" niets. Dat moge daarom vandaag eens aan de orde komen. Na de 83e zet van wit was tenslotte de volgende stelling ontstaan: Zwart: Ten Berge zetting Kf4-g5-h4 gemakkelijk wint De volgende zet is dus gedwongen. 3) Rd7-e6 Tc3-f3!ü De sleutelzet der stelling, uitgevoerd op het juiste moment Nu faalt 4) Rd5 op Te3 en de loper kan niet meer naar voormelde diagonaal. Zou zwart reeds op de vorige zet naar f3 zijn gegaan, dan ware 3) Rd7-c6 nog lastig, omdat op 3)Td3 4) Rb5 kon volgen. Wéér moet wit afwachten, dus: 4) Rc6-c8 Kf4-g5!De dreiging Kh4 dwingt nu tot het slaan van de pion. 5) Rc8xh3 Kg5-h4 6) Rh3-e6 Tf3-f2 schaak 7) Kh2-gl Kh4-g3. Indien de toren nu niet op de f-lijn stond, doch b.v. op c2 dan kon wit met 8) Kfl! remise maken. 8) Re6-g8Nog het beste; na andere loperzetten valt zwart de raadsheer aan met gelijktige matdreiging; b.v. 8) Rc8 Tc2 enz. 8) Tf2-f8 9) Rg8-h7 Tf8-h8 10) Rh7-gb Th8-h6 en het is uit, daar er al tijd mat of loperverlies volgt, b.v. 11) Rf5 Ta6 12) Kfl Tf6 enz. Dit is nu wat wij bedoelen het fijnere werk. Resumerend winnen toren plus rand- pion tegen de loper van de kleur van het promotieveld. Vermeldenswaard is, dat de loper van de andere kleur remise houdt. Zie diagram 2. >p3ocoooporococooo^cro3occootcv ■''(yy// Ws/'W. 'Sz §81 11 gp WW, 11 CCCCÓ Wit: Kh2 Rc7. Zwart: Kg4, Tb3, pion h3. Zwart aan zet komt niet verder, b.v.: 1 Tb2 schaak 2 Khl h2. Hier baat dit pionoffer niet omdat na 3) Rh2: Tbl schaak 4) Rgl wit na een tempozet van zwart pat staat. Men ziet, hoe nauw dit alles luistert en hoe belangrijk het is, zich bepaalde tech nieken eigen te maken, waarvan het onderhavige eindspel slechts een, zeer simpel, voorbeeld is! Mr. Ed. Spanjaard Wit: Keres Wit: Kh2, Rc8. Zwart: Kf4, Tb3, pion h4. Geen van de omstanders wist, of zwart aan zet dit eindspel tot winst kon voeren. Zwart probeerde nog 83Tg3 maar aanvaardde na enkele zetten remise, omdat hij geen stap verder kwam. Uit het com mentaar van Keres achteraf: „Sehr schwie- rig" (erg moeilijk) kon men echter opma ken dat er wel winst in had gezeten. Maar de zwartspeler ontbrak de tijd, om er eens echt diep over na te denken en de winst gang te vinden. Toch vormen dergelijke afwikkelingen nu juist de essentie van het schaakspel; het gaat niet om routinever- toon, maar om het exacte denken op hoog niveau. In een ernstige partij zou Ten Berge er nog eens een paar uurtjes voor zijn gaan zitten en dan zou hij de volgende winstvoortzetting stellig niet hebben ge mist. 1)h4-h3ü Dit opofferen van de laat ste pion is een belangrijke beslissing. Maar wit mag niet nemen; zie 2) Rh3:? Tb2 schaak 3) Rg2 Kg4 4) Kgf Kg3 en zwart wint. Wit moet derhalve afwach ten. 2) Rc8-d7. Tb3-c3! Een tussenzet, waarvan de betekenis aanstonds blijkt. Zwart wil met zijn toren naar f3, om te beletten dat de witte koning straks langs de f-lijn ontsnapt, maar moet dit op het juiste moment spelen. Men merke nu op, dat de loper niet van de dia gonaal h3-c8 af mag, daar anders de voort- Eén der merkwaardigste spellen die onlangs in de meesterklasse parencompe titie van de Nederlandse Bridgebond te Utrecht werden gespeeld, was de onder staande combinatie. Het merkwaardige was, dat e 11 e 1 ij k e zéér goede spelers het juiste tegenspel verzuimden. Kijkt u eens, of u de oplos sing gevonden zoudt hebben u hebt al een kleine voorgift 'door het feit, dat we u verteld hebben dat het hier om een pro bleem gaat. Maar, evenzo goed, is het toch niet zó eenvoudig: boer gelegd en de zuidspeler neemt de slag natuurlijk met de Heer. Vraag: Wat moet zuid in slag 2 na spelen? Het is natuurlijk onwaarschijnlijk, dat west drie kleine hartens in handen heeft, zodat we beginnen aan te nemen dat noord géén singleton in die kleur heeft, doch een driekaart van de tien. De meesterklassers die dit spel hanteer den voelden er over het algemeen niets voor om ruiten te spelen zij wilden met Heer-Vrouw achter de Aas blijven zitten. Was dat uw mening ook? Als regel speelden de zuids dus troef en hoe dat afliep kunnen we u laten zien als we thans het spel van de leider (west) geven: West A H B 10 9 8 2 Q 4 O B 10 9 A H 10 Als zuid troef speelt :n slag 2, incasseert west troefaas en troefheer waarna hij met klaveren vervolgt. Noord (die dus •f» Aas-derde) heeft, neemt de tweede klaverenslag en speelt ruiten na; in oost wordt ruitenaas genomen, op klaveren vrouw gooit west een ruiten weg (noord moet nog bekennen), daarna speelt oost wéér klaveren en wests laatste verliezende ruiten verdwijnt. Weliswaar kan noord introeven doch hij moet dat doen met troefvrouw een vaste troefslag. Het dodende tegenspel is dus in slag 2 ruitenheer na te spelen. West verliest dan in alle vier de kleuren één slag. De analyse tot dit naspel is: verwijder zo snel mogelijk de rentree voor de klaverenkleur van tafel! Het was de Amsterdammer Nico Ver boog, die het juiste tegenspel vond en daardoor een hoge score noteerde. Bridgevraag van deze week: Nadat ge geven is, bekijkt ge uw spel en ziet dat ge een prachtige achtkaart in schoppen hebt, doch niets ernaast. Het aangewezen openingsbod lijkt u dus: 4 schoppen, en dat zegt u dan ook. Hélaashet was niet uw beurt om te bieden, doch die van uw rechter buurman (tegenstander). Wat gebeurt er nu als de spelregels toegepast worden? H. W. Filarski In de wedstrijd DCIJ IISportief voor de eerste klasse Kennemerland moest wegens het late uur de partij H. Swier P. C. Bais aan het eerste bord worden af gebroken. De stand van de wedstrijd was toen 108 in het voordeel van DCIJ. Daar beide clubs onderaan de ranglijst van de eerste klasse stonden, waren 't verloop en de uitslag van het eindspel voor beide clubs van groot belang. De stand van dit eindspel met wit aan zet was: Sportief N W O z 4 PVB82 O A 6 f VB 9 7 6 3 5 3 9 AH965 O H V 7 3 *82 We^t gever, NZ kwetsbaar. Het bieden verliep: west 2 schoppen (semiforcing) noord pas oost 3 klaveren zuid pas west 3 schoppen noord pas oost 3 Sansatout zuid pas west 4 schoppen, allen passen. De noordspeler komt uit met harten 3 en als zuid moet ge aannemen, dat dit betekent of a) een driekaart met een hon- neur, dan wel b) een singleton. In oost (de dummy) wordt de harten- DCIJ II Dit eindspel is dankbare stof voor een analyse. De Sportief-dammers, onder lei- llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll! 1 Ja, zei Joost, we zijn wel afgedwaald Maar afgedwaald of niet, humor is ook een soort van creativiteit, iets dat voort komt door het verschil tussen plus en min. Te moeilijk uitgedrukt, hè? Ik be doel hiermee dat je dus aan de ene kant het leven ziet zoals het zou moéten zijn, dus goed en aan de andere kant zoals het niet is, dus slecht. Die twee polen zijn de oorzaak van de humor? Gesnopen? Ik geloof wel, dat ik het begrijp, zei Jaap. Daartussen ligt het wrijvingsvlak. Iemand doet iets stoms, dat is dus de min en een ander die dat ziet lacht, want hij heeft de plus. Precies! riep Joost uit. Je bent hel derder dan ik. Jaap kleurde. Maar dat is toch logisch, zei hij aar zelend. En om zijn verlegenheid te ver bergen nam hij een grote hap van de pa prika. Nou moet je niet zo'n vies gezicht zet ten, zei Ondine, want dat is een min. DEZE KAART stuur ik naar oom Ivo, zei Ondine, en deze naar Pappa en Mamzelleke en deze.Moeten jullie er niet een naar je tekenleraar, meneer Bijkema sturen? Welke? vroeg Ivo Deze, antwoordde Ondine. Die van de ruïne, die vindt hij vast mooi. Wat jammer, zei Jaap, dat Joost er voortdurend met Hannibal vandoor is, zo krijgen we nooit iets van de omgeving hier te zien. We kunnen toch wandelen, zei On dine. In die hitte zeker, zei Ivo. Wat zijn postzegels in het Italiaans? vroeg Ondine. Even opzoeken in het woordenboek, zei Jaap. Pa, pe, pi,., po., postzegel: francobollo. Dat wordt dus in het meer voud: francobolli. Drie postzegels is dus tre francobol li, vertaalde Ivo. Buon giorno, zei opeens Alberto. How do you do? Hé Alberto, zei Ivo. Best, en met jou? Moet je niet naar Perugia? Basta, zei Alberto. Finito. Uit, afge lopen. Is je cursus al afgelopen? vroeg Jaap verbaasd. Nee, schudde Alberto, maar mijn va der heeft geen geld meer. Er viel een stilte. Wat afschuwelijk voor 'je, prevelde Ivo de stilte verbrekend. Wat ga je nu doen? vroeg Jaap. Eh, zei Alberto. Dit, voegde hij er aan toe en hij maakte het welsprekende gebaar van de buikriem steviger aansoe- ren. En je zusje? vroeg Ondine. O, mijn zusje zit nog op de middel bare school, zei Alberto. Ze werkt de va kantie door om er eerder af te zijn. Ze is heel goed op school. Zeg, maar willen jullie niet eens naar het eiland toe? Juut, gilde Ondine enthousiast. Ga je mee? Wacht nou eens even, zei Jaap. Zeg, Alberto, ik vind het zo ongelofelijk be roerd voor je dat je je studie niet kunt afmaken. Kunnen we je niet helpen met het een en ander? ALBERTO LACHTE al zijn witte tan den bloot. Ben jij miljonair? Nee, zei Jaap, maar er is niets te bedenkenKunnen we niet een soort vakantiebaan gaan zoekenOf zo iets? Alberto lachte nog harder. Werken? Waar? Weet je hoeveel werklozen Italië telt? Een en een kwart miljoen! Een en een kwart miljoen, herhaalde Ivo, lieve help, wat verschrikkelijk! Maar waar leven ze dan van? Krijgen ze steun? Eh! zei Alberto. Van de zon en het toevalMaar laten we nu eens over prettiger dingen gaan praten. Zal ik jul lie naar het eiland brengen? Ik vind het bestaarzelde Jaap, die in gedachten de ene na de andere hulpactie verwierp. Roeien? Wat kost dat? wilde Ivo weten. Een paar honderd lire als ik de boot huur, antwoordde Alberto. Want als jullie naar de bootsman gaan, dringt hij je de motorboot op en dat gaat jullie geld kos ten Ja maar, zei Jaap, die man wil toch ook leven Jawel, zei Alberto, maar hij vraagt te veel. Je moet hier proberen alles voor zo min mogelijk te krijgen. Jaap zuchtte. Wat een probleem, zei hij in het Hol lands. Nu willen we de bevolking van een paar toeristen laten profiteren, maar de bevolking zegt zelf dat we zo min moge lijk moeten betalen... Ivo haalde de schouders op. ding van Bais, hebben met slechts enkele krachtige zetten de winst van dit eindspel vastgesteld: 1) 32—49 44—39. 2) 49—32 26—31. 3) 45—40 3—9. 4) 40—35 9—13. 5) 32—46 13— 18. 6) 22x13 39x4. 7) 35—30 4—13. Wat nu? 8) 30—25? 9) 46—28 en na 36—41. 10) 31—37 4x13 en zwart wint. De uitwijkmogelijkheden in dit eindspel waren groot, doch deze korte winst is keurig gevonden. Na 3) 39 kan wit met 2823 het spel langer rekken, doch zwart zal steeds winnen. Zeven stukken in één slag met de dam wegmaaien is een zeldzaamheid in het partijspel. De Haarlemse damspeler Jaap Bus kreeg toch de gelegenheid zo'n „zevenklapper" uit te voeren tijdens een wedstrijd om het kampioenschap van Noordholland in zijn partij met Rudolf Berk (Jozeph Blankenaar). Wit: J. Bus, 11 stukken op 23, 27, 28, 29, 32. 37, 38, 39, 43, 44, 45. Zwart: 4, 9. 12, 13, 14, 16, 17, 19, 25, 26, 35. In de partij verliep het spel: 1) 2721 16x27. 2) 32x21 13—18? 3) 29—24 18x20. 4) 28—22 17x28. 5) 38—33 26x17. 6) 33x11 9—13. 7) 11—6 19—23. 8) 6—1 13—18. 9) 1—6 20—24. 10) 6—33 14—20. 11) 33—47 23—29. 12) 43—38 25—30. 13) 37—31 4—10. 14) 31—27 29—34? Zwart: 10, 12, 18, 20, 24, 30, 34, 35. Wit: 27, 38, 39, 44, 45, dam 47. De problematische winst is nu als volgt: 38—33, 27—22, 44—40, 33—29 en de dam slaat rond over 24x35x49x26. Voor probleemoplossers kregen wij van de provinciale jeugdkampioen Eddie Holst- voogd uit Zaandam twee leuke probleem pjes aangeboden, die wij hieronder laten volgen: Zwart: 5, 12, 14, 20, 21, 24, 29 en 36. Wit: 15, 22, 28, 32, 38, 39, 42, 47. Wit speelt en wint. Eddie Holstvoogd, Zaandam C<XCOOC^WCOOOOOCCO^OOCOOCCOCOCOOOOCOOCOCOOOXCCOC Zwart: 6, 7, 27, 29, 32, 33, 34, 40. Wit: 17, 18, 38, 41, 43, 45 en 49. Wit speelt en wint. Correspondentie. Van de match Koe- permanVan Dijk zullen wij in de eerst volgende rubrieken enige partijen plaat sen. Het is jammer dat ir. G. van Dijk in een slechte vorm is. De goed voorbereide en onder zeer gun stige omstandigheden spelende Rus zal er zeker in slagen de wereldtitel in Rusland te houden. B. DUKEL. (Oplossingen en correspondentie te zen den aan het adres van de damredacteur, B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg, 125, IJmuiden.) •puoqaSpua aspuei-iapaN 'aSpuq -pfu^spaM. JO°A sjaSaJiads ajapijjo ap ui a§ ipuiA uapaqjapuozfiq anv 'a 1 s e d 1-inaq Mn jooa a§ sje 'si s j a p u e jejis ap iep 'uee jaM suaSuaAO ja n i^uaa •u a s s e d saoojdpaiq apipS iaq apuajnpaS jaoui jauped Mn qoop '(aznaq aeeu uaddoqos 9 'uaddoqos f 'uaddoqos 1) irm a§ ibm uapatq aS l§ooui 'luioq lanaq ap uee sueqi n sjv "§!P -pSuo snp si poquaddoqos A\n uauuig -aq uapatq laui uooMa§ §eui japueisuaSai jaiqoaj aa :SeejAaSpjjq uua Suissojdo En zoveel geld hebben we niet, zei Ondine praktisch. O.K. dan maar, zei Ivo. Huur jij die boot voor ons, Alberto. Ondine raapte de prentbriefkaarten bij elkaar en legde ze zolang in het hotel op hun tafeltje. Bui ten voegde ze zich bij de jongens die aan het hek op haar stonden te wachten. Weer liepen ze door het parkje en weer wer den ze vriendelijk toegeknikt door de ou ders van Alberto, die de zijnen een har telijk „ciao, ciao" toeriep. „ciao, ciao" toeriep. Bij de boten gekomen begon Alberto een druk gesprek met de bootsman. Na lang over en weer beduidde hij hen om maar vast in de roeiboot te klimmen. Nou, zei Ivo, die heeft z'n beste tijd gehad. Zou hij lek zijn? vroeg Ondine. Nee, dat geloof ik niet, zei Jaap. Al berto is toch niet gek. Wat een smerig modderwater. Even later sprong Alberto bij hen in de boot. Hij ging aan het roer zitten en Jaap en Ivo namen de roeispanen. Op de andere punt ging Ondine zitten. Ze trok haar schoenen uit en liet haar voeten in het water bengelen. Lekker koel, zei ze. Arme ploeteraars, wat hebben vrouwen het toch goed. Als de mannen hoffelijk zijn, ten minste, schertste Jaap. Alberto grinnikte. Dit uitstapje kost jullie maar vijf honderd lire, zei hij. Als ik er niet bij ge weest was, had hij jullie met de motor boot gebracht en dan had het jullie zeker vier maal zoveel gekost. Is dat het eiland al? vroeg Ondine ter wijl ze haar hoofd omdraaide en onder haar hand door tuurde. Nee, zei Alberto, dat is het Isola Pic- cola. Het kleine eiland. Wat gek, zei Ondine, ik heb nooit kun nen zien dat het er twee zijn. Van verre lijkt het ook maar één, zei Alberto. Kun je hier nu zwemmen? "roeg Jaap. Het water zit zo ver je kijken kunt vol wa terplanten. (Wordt vervolgd) RofriAN IN EEN OERWOUD in Afrika woon de eens een giraffe. Hij heette Bob en hij was verschrik kelijk verwaand. Weet je, wat dat is? Dat betekent, dat hij zichzelf een heel bijzondere giraffe vond, waar ieder an der dier eerbied voor moest hebben. Nu, die andere dieren zagen wel te gen hem op, maar dat moest wel, om dat hij zo lang was. Maar voor de rest vond niemand Bobo aardig. Hij speelde ook nooit met de andere dieren mee daar voelde hij zich te voornaam voor, en hij groette alleen maar de giraffes, die in het woud woonden. Maar dat begon de andere bosbewo- ners te vervelen, en op een dag riep een schel stemmetje hem vanuit een hoge boom toe: „nu verbeeld je je wel een heleboel, omdat je zo lang bent, maar de heerlijkste vruchten en de fijnste jonge takjes groeien hier boven, en daar kan jij, met al je praatjes, nog niet eens bij komen!" Verontwaardigd keek Bobo naar bo ven. Wie durfde hem zó aan te spreken? Een brutaal grijnzend apengezicht lach te hem uit van de top van een hoge boom. Dat was natuurlijk Paki weer, die kwajongen, die schreeuwlelijk, die de hele dag niets anders deed dan aan de takken bungelen met een mond vol eten. Gewoon niets terug zeggen, dacht Bobo kwaad. Tegen zulk apenvolk praat een giraffe niet. Maar nu begonnen de andere apen ook al! Ze lachten Bobo vierkant in z'n gezicht uit, en lieten allemaal heer lijke blaadjes en vruchten zien, die ze boven uit de bomen plukten. „Daar kan jij toch maar niet bij, lan ge pierlala!", schreeuwde er één. „Hij denkt, dat hij méér is dan wij!", riep een andere. „Omdat hij een lange hals heeft. Wat heb je aan een lange hals, als je niet klimmen kan!" ZO GING HET MAAR door. Bobo werd heel warm van boosheid. O, hij zou ze graag de waarheid eens zeggen, die brutale apen! Hij zóu ze wel eens! Maar zijn dag was bedorven. Hij merk te allerlei dingen op, die hij vroeger nooit had bemerkt. Hij vond zijn eten niet meer lekker; de blaadjes, die hij kon pakken, waren hard en taai; de lekkerste vruchten hingen vaak nét te hoog.... Ze hadden gelijk, die apen! Als je goed naar boven keek, zag je al dat lekkers boven in de bomen hangen, en hij, Bobo, de deftige giraffe, had het toekijken! Bobo mopperde hierover tegen de oudere giraffes, maar die schudden wijs hun koppen. „Je wilt te veel, Bobo", spraken ze. „Je kunt niet ho ger reiken dan je hals lang is, neem dat van ons aan" Maar Bobo was^n bleef ontevreden. En op een dag ging hij op stap. Hij liep weg van zijn familie en het zo ver trouwde gebied, waar hij altijd had ge woond. Helemaal alleen trok hij er op uit! Tekeningen maken van cijfers. Hier boven zie je wat voorbeelden. Kun je er nog andere van maken? Ergens anders was het vast beter, dacht hij; ergens anders groeien lekke re vruchten, waar je bij kunt, ergens anders lachen de apen je niet uit.... Hij liep dagen, weken achtereen, ont moette allerlei vreemde dieren, zakte eens op een keer bijna in een moeras, en kon ternauwernood aan een honge rige leeuw ontsnappen, 's Nachts sliep hij uitgeput op de nog warme aarde; *s morgens ging hij weer verder. Maar overal was het hetzelfde de vruch ten, die je graag hebben wou, kon je niet krijgen! Overal loerde het gevaar er waren grote spinnen, die je bij ten wilden, giftige slangen, die geruis loos van de bomen af kwamen glij den BOBO WAS heel erg bang geworden. Hij wist nu helemaal niet meer, hoe hij naar de veilige plek toe moest gaan, waar zijn familie woonde. Het woud zag er hier ook heel anders uit. De bomen stonden verder uit elkaar, je kon overal gemakkelijker dóórheen komen. Steeds minder bomen en plan ten groeiden hier, hoe verder je liep. Ten slotte stond Bobo voor een uitge strekt veld, dat tot de horizon reikte, en begroeid was met heel lang gras. Als ik er maar hard doorheen loop, dacht Bobo, dan ben ik gauw aan het eind en kan ik zien wat daar weer is.. Hij zette de looppas erin, maar dat was ook de hele dag niet vol te houden. Bobo was moe, en daarbij had hij ook al veel honger gekregen. In plaats van lekker eten moest hij nu die taaie grassprieten kauwen! En aan dat grasveld scheen geen einde te komenO, wat was hij begonnen! Zo liep Bobo half huilend voort; elke nieuwe dag had hij iets minder moed dan de vorige. Totdat hij op een keer een troep gestreepte paardjes tegen kwam. „Waar moet jij heen?", vroe gen de dieren hijgend aan Bobo. „Wist ik het maar", zuchtte de arme giraffe. „Als ik alsmaar recht door loop, waar kom ik dan?" De dieren keken bedenkelijk. „Dat moest je maar niet doen", antwoord den ze veelbetekenend. „Daarginds loop een soort roze en lichtbruine apen rond. Wij komen er net vandaan, en we zijn ons een aap geschrokken!" „Doen ze je wat?" vroeg Bobo. „Nounee.... ik geloof van niet. Maar ze doen nét of ze je pakken willen. Wij zijn hard weggehold. Aar dig lijken ze ons bepaald niet'.,.. „Ik wil kijken!", riep Bobo. „Eigenwijs die je bent! Doet 't toch niet!" MAAR BOBO LUISTERDE niet naar de zebra's. Domme wilde paardjes wa ren het, die niets hadden geleerd. Dat had z'n moeder ook zo vaak gezegd. Giraffes zijn veel knapper en verstan diger, die steken met hals en kop en schouders boven alle andere dieren uit! Bobo voelde zijn oude trots weer bo ven komen het gaf hem nieuwe moed. Hij kon die roze en lichtbruine apen heus wel aan! In de verte zag hij al spoedig allerlei grote, wonderlijke dingen staan, tussen groepjes bomen. Toen hij verder ging, zag hij ook levende wezens. Hij be greep niet, wat hij allemaal zag, maar jullie begrijpt het natuurlijk al: het waren huizen en mensen. En nu gebeurde het erge: Bobo kwam veel te dicht bij die mensen en hij werd gevangen genomen. Hóe hij ook spar telde en beet, hij kon niet meer los ko men Hij werd op een boot gebracht en toen, na een lange zeereis, kwam hij terecht in een land, waar het koud was en bijna altijd regende. Daar woont hij nu nog, samen met Bibi, een meisjes-giraffe, die ook eens eigenwijs was geweest. Ze hebben een mooi, schoon hok in de dierentuin en hun eten hoeven ze niet te zoeken, maar dat wordt hun gebracht, zoals het def tige dieren betaamt. BOBO HEEFT nu ook een heleboel geleerd. Bij voorbeeld dat hij niet zo eigenwijs moet zijn. En weet je, wat hij ook heeft geleerd? Hoe hij bij die hoge, lekkere blaadjes moet komen! Alleen jammer, dat hij daar nu niets meer aan heeft. Als hij dat eerder had geweten, was hij nooit uit het oerwoud weggelopen, vast en zeker niet! Hij heeft het gezien van sommige kinderen, die op een heel eigenaardige manier door de dierentuin liepen. Die maakten zichzelf groter door op lange stokken te gaan staan. Dat was de manier! Loes Wijnberg

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1959 | | pagina 14