NEEUWLAWINES
HET BERGLAND
operaheld
Willem Frederik Hermans schrijft
filmscenario „Woeste Wandeling''
Keulen toont Rasputin als
Russische Opera in het Rijnland
„De weg en de wegen - aspecten van de kerkgeschiedenis"
Erbij
ZATERDAG 16 JANUARI 1960
PAGINA DRIE
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllM
„De dood van Grigori Rasputin" van
N. Nabokov, tweede akte. Rasputin
(Frans Andersson) aan het bed van de
Tsarewitsj.
Dr. Willem Frederik Hermans, lector aan de Groninger universiteit en bekend
litterator zijn laatste boek „Het zwaard van Damoclesis een meesterwerk
is bezig aan een filmscenario, „De woeste Wandeling". W. F. Hermans heeft
de naam gekregen van iemand die graag heilige huisjes intrapt en Nederlands
Hogere Waarden ondergraaft. Nu hij een scenario schrijft over de woningnood
zal menigeen zich dan ook wel met verbazing afvragen welke onderneming
de film zou aandurven.
'ALS MEN WEET, dat deze Nabokov,
thans 56 jaar oud, van geboorte tot de
landadel behoort en dus gelijk vele van
zijn omstreeks 1917 uitgeweken lotgenoten
een heimwee cultiveert, dat rechtstreeks
aansluit op de laatste jaren der Romanovs,
dan is de keus van onderwerp voor de
Rus hiermee al enigszins verklaard. Na
bokov kwam mee in het gevolg van Stra-
winsky, al liepen hun wegen later niet
meer parallel. Maar ook hij vond na
een opleiding in Duitsland vele jaren
onderdak te Parijs, waar hij nog de na
dagen van de Diaghilev-epoque kon be
leven. Verder op drift rakende naar Ame
rika, keert hij in '45 naar Europa terug met
een missie voor de wederopbouw van het
cultuurleven te Berlijn, dat hem daarvoor
nog pas met een uitvoering van zijn ballet
„Die letzte Blume" heeft gedankt.
„DE DOOD VAN RASPUTIN" kreeg in
1957 in Louisville (U.S.A.) een nog onvol
ledige première, daar het werk toen moest
worden aangepast aan de beperkte midde
len van de Kentucky Opera ComDanv al
daar. Zodat Keulen thans de primeur had
van de totale opera: dat wil zeggen in de
vorm. welke de componist van het begin
af voor de geest stond.
HET TEN TONELE voeren van histo
rische figuren blijft voor de Opera, die
met andere dimensies werkt dan het ge
sproken drama, een netelige zaak, al bracht
de geschiedvorsing met zich mee, dat
vooral in de negentiende eeuw ook tel
kens naar de muzikale vorm werd gegre
pen, wanneer de heldenverering zich een
uitweg zocht. Maar verloochent de
Opera haar afkomst en verzaakt zij de
haar van nature geboden kansen gele
gen in de weerspiegeling van het tijdeloze
of in het opheffen van een schijnbaar toe
vallige gebeurtenis naar een boven-men-
selijk plan dan blijken haar levenssap
pen maar al te snel verdroogd. Misschien
heeft Nabokov, in een poging de reportage
te vermijden, daarom ook wel getracht de
Rasputinfiguur te tonen als symbool voor
het verval van een samenleving. Hij komt
echter niet verder dan tot een samenvat
ting van enkele hoofdmomenten uit dit le
ven dat hem de kans biedt tot karakteri
sering van het milieu. Waar hij dieper
peilt naar oorzaken, die de ondergang van
een epoque met die van zijn held verhaast
ten, is zijn bedoeling in enkele aanlopen
blijven steken. In de taferelen van de ge
droomde terugblik tijdens Rasputin's ver
doving de middenmoot van de opera
komt Nabokov geen ogenblik boven zijn
onderwerp uit. Men blijft gevangen in het
moordverhaal; de feiten rond de beraam
de aanslag in het paleis van Jussupof en
de uitvoering daarvan, beginnend met het
vergif van de eerste en besluitend met
de schoten uit de laatste scène.
NATUURLIJK heeft een handeling als
deze ook zijn goede zijde. Ze is op het eer
ste gezicht van a tot z begrijpelijk en
dringt de bekende tekstproblemen naar de
achtergrond. Veel boeken, thans weer op
zij-gelegd en filmische bewerkingen van de
stof, maakten er ieder mee vertrouwd. Ook
de opera brengt alle „gezichten" van de
verafgode boer en monnik, waaraan zo
menig filmscenario zich verlustigde, nog
eens in de herinnering. Nabokov zorgt, dat
men aan zijn trekken komt en het geestes
oog van de bereids verdoofde „heilige" be
wijst hem goede diensten. De geheimzin
nige genezing van de tsarenzoon, de aan
bidding door het keizerlijk gevolg, de uit
spattingen bij de zigeuners en het appèl
van de Kerk aan de zondaar passeren alle
successievelijk de revue. Zijn contrasten
werken wel, doch het blijft de droom
ten spijt bij een nuchtere registratie,
die de synthese node ontbeert en nalaat
het gegeven te plaatsen buiten en boven
de wetten van de tijd.
MEN MOCHT VERWACHTEN, dat de
muziek haar ontfermend licht zou laten
schijnen over dit relaas; en dat, mocht het
haar niet beschoren zijn het werk te door
dringen, het te verheffen of naar de kern
te onthullen, ze toch tenminste in staat zou
zijn de feiten te binden in de klank. Doch
deze hoop blijkt ijdel. De muziek laat het
bij een hier en daar al te vluchtige
omschrijving; ze dient noch leidt, maar
begeleidt en illustreert. Op één uitzonde
ring na: daar, waar Rasputin de zieke Tsa
rewitsj tot leven tracht te wekken met een
sprookje uit het Siberisch dierenrijk,
dringt een, door een fijnzinnige in instru
mentatie gesteunde lyrische muziek de
scène binnen en leent deze waarlijk een
unicum een vleugje poëzie. Voor het
overige constateert men een klank, die zich
beurtelings aandient als tonaal en „se
rieel", die flokloristisch aandoet of alleen
maar „Schlager" schijnt te willen zijn.
Nabokov licht deze muziek zelf toe met de
opmerking niet bij het componeren gedacht
te hebben aan een bepaalde stijl; van de
techniek der toonreeksen terug tot het
gezang der boeren pit zijn vroegere vader
land oehoudt hij zich de vrijheid voor zich
aan te passen en de feiten het hun toe
komende te geven
WAT DE UITVOERING aangaat: Wie
het werk te Keulen kan gaan zien, heeft
bepaald geen verloren avond. Men late zijn
waardering uitgaan naar de Rasputin van
Frans Andersson, die de figuur vooral bin
nen de perken houdt van het niet aange-
dikt-demonische of naar de Gravin Ma
rina van Denise Duval vanwege een, on
danks haar wat te schrille sopraan, zeer
overtuigende vertolking van deze aan-
stichtster tot de samenzwering. Maar deze
creaties staan er toch niet op de voorgrond.
Het eerste en laatste woord komt toe aan
de beproefde combinatie SchuhCaspar
Neher (decor), die al hun theaterfantasie
inzetten voor dit filmisch operawerk en
dit althans van buiten-af „be-lichtten", nu
zulks van binnen-uit niet kon.
M. van Doorninck
„DE WEG EN DE WEGEN Aspecten
van de kerkgeschiedenis" door professor
dr. C. W. Mönnich, verschenen bij Mous-
sault te Amsterdam, is een boek waarvan
de lezing enige geestelijke inspanning
vergt. Het veronderstelt bekendheid met
de historie van het christendom, in grote
lijnen, en er is een zekere theologische be
langstelling nodig om het betoog te kunnen
volgen. Zeven van de negen hoofdstukken
zijn gewijd aan de geschiedenis van de
kerk voordat in West-Europa de grote
scheuring tussen rooms-katholieken en
protestanten ontstond, één hoofdstuk be
schrijft die gebeurtenis, het volgende be
handelt de drie volgende eeuwen en ten
slotte laat de schrijver de besproken as
pecten uitmonden in het hoofdstuk:„Weer
op weg", waarin hij enerzijds de vergeef
se pogingen om tot hereniging en vereni
ging te komen releveert en anderzijds een
drang naar eenheid aantoont, welke hij
„het belangrijkste en verheugendste ge
volg van de ontwikkeling der laatste an
derhalve eeuw" noemt. In een Epiloog
schetst hij het. zijns inziens, kerkhisto
risch belangrijkste feit van de twintigste
eeuw: de Oecumenische Beweging, waar
uit de Wereldraad van Kerken en de Inter
nationale Zendingsraad zijn voortgeko
men.
IN ZIJN INLEIDING zegt de auteur dat
hij geen beknopte kerkgeschiedenis
schrijft, maar het licht wil laten vallen op
„het innerlijk avontuur, de uitzichten en
de moedeloosheden van de christenheid".
Ter illustratie van zijn betoog put hij niet
alleen uit kerkhistorische bronnen, waar
door de plaats van de kerk in cultuurhisto
risch en sociologisch opzicht beter tot haar
recht komt. Enkele hoofdstukken begin
nen met briljant geschreven cultuurhisto
rische inleidingen, van waaruit de schrij
ver de lezer ongemerkt meevoert naar zijn
gekozen aspect der kerkhistorie. Daarbij
snijdt hij beredeneerd af wat niet in zijn
kraam te pas komt.
Een ander indrukwekkend hoofdstuk is
„De Hervorming als crisis der heiliging",
IN GRONINGEN, IN DE STUDEERKA
MER van zijn huis aan de Spilsluizen,
waar van de inrichting een enorme boe
kenkast en een met boeken bezaaid bu
reau de toonaangevende elementen zijn,
lijkt dr. W. F. Hermans in niets op de uit-
rukker van lieve plantjes. Hij is er ook
niet op uit, en hij betreurt die zijde van
zijn reputatie enigszins.
„IN EEN BEPAALD DAGBLAD is het
voorgesteld alsof ik geen zin zou hebben
in het maken van een film, omdat ik niet
weet, of Nederland een goede filmregis
seur zal opbrengen voor dit werk", zegt
hij, „maar dat is verkeerd begrepen. Ik
werk er met allemachtig veel plezier aan".
„In de Nederlandse filmwereld lijdt men
aan twee misvattingen. Ten eerste, dat een
speelfilm gemaakt moet worden door een
cineast, dit is een cameraman. Luister
maar naar het geschreeuw van de cineas
ten na de film van mijn naamgenoot.
Toon is geen vakman, brulde men. Maar
een cineast een camera-vakman is
nog lang geen regisseur".
„De tweede misvatting is, dat men al
tijd toneelmensen wil gebruiken. Eén man
maakt een film, en dat is de regisseur.
Hij is de enige die tot een „creatie" komt,
zoals vaak filmrecensenten ten onrechte
schrijven van een der acteurs of actrices.
Het enige verschil tussen leken en be
roepsspelers is, dat de laatste sneller re
gie-aanwijzingen snappen en geduldiger de
scènes herspelen. Maar tot een creatie ko
men? Nonsens".
HET GEGEVEN voor het scenario be
treft een oud echtpaar dat in een naar
het hun getrouwde kinderen voorkomt
veel te groot huis woont. Die kinderen zelf
wonen onder de beroerdste omstandighe
den in en doen al het mogelijke om de
oudjes uit het „grotere" huis weg te trei
teren. De vader oud varensgezel kan
niet tot rust komen en om de verveling te
ontlopen, gaat hij trainen voor de Vier
daagse (De woeste wandeling). Dit gebrui
ken de kinderen als motief om hun ouders
ontoerekenbaar te verklaren en weg te
werken in een bejaardentehuis.
„Dat is natuurlijk een kwalijke streek
van hen", zegt de schrijver, „maar de wo
ningnood is nu eenmaal uitgegroeid tot een
zo grote kwelling, dat dergelijke rimboe
methoden begrijpelijk worden".
„Misschien is het een beetje cru. maar ik
zal er toch mee doorgaan, ook al zouden
de opdrachtgevers (het Nederlands speel
filmfonds, waarbij O., K. en W. en de
Bioscoopbond zijn betrokken) de film niet
aanvaarden. Filmamateurs hebben mij al
geschreven dat ik in dat geval het sce
nario beslist niet in de prullemand moet
gooien en ik denk ook sterk in die rich
ting. Misschien begin ik er wel aan, je kunt
per slot van rekening beter iets zelf ver
knoeien dan het een ander te laten doen".
Bovendien ontving dr. Hermans een ont
roerende brief vol bijval en aansporing
van een gepensioneerd arbeider, een der
woningnood-lijdenden in ons land.
„Ik heb natuurlijk wel allerlei voorwaar
den gesteld en ook toegezegd gekre
gen. Geen'wijziging zal worden aange
bracht zonder mijn toestemming en ik blijf
bij de hele realisering van het scenario
nauw betrokken".
„ESSENTIEEL voor het schrijven van
een film en een toneelstuk is het om
ideeën in handelingen uit te drukken. Dat
is heel moeilijk voor de Nederlandse
schrijvers. Al in Vondels stukken wordt
meer gepraat en beschreven dan gedaan.
Daarom hebben wij hier ook geen toneel
schrijfkunst en geen filmkunst. Onze
schrijvers denken niet in termen van cli
max en clou, van acties, ze beschrijven
maar. Dat geldt ook voor de cineasten.
Ze maken wel mooie opnamen, maar daar
blijft het dan ook bij. Wéér een schuimen
de zee, wéér een zon over het platteland.
Er gebeurt nooit iets".
„Dat moet ik trachten te doorbreken.
Film is niet in de eerste plaats fotografie,
maar beeldroman. Ik probeer problemen,
ideeën uit te drukken in zichtbare hande
lingen. Film heeft zijn eigen middelen. Het
richt zich directer tot het onderbewustzijn
van de kijker het is minder een intellec
tueel genoegen dan een toneelstuk of een
roman".
DR. HERMANS WERKT ook nog aan
een toneelstuk „De psychologische test",
dat misschien onder regie van Kees van
Iersel volgend jaar in de Boekenweek zal
worden opgevoerd. „Maar ja, dat is ook
nog niet zeker. Het is een zeer satirisch
stuk en daarom vrees ik het ergste. Iets
belachelijk maken is altijd dodelijk, maar
dat geldt niet in Nederland. Hier moet je
altijd laten voelen, dat je ergens een ern
stig man bent. Of ze begrijpen het niet
óf ze vinden „dat je met zoiets toch niet
spot".
Misschien zal dr. Hermans' scenario de
Nederlandse filmindustrie de juiste lijn
toewerpen. Hij heeft zich in ieder geval
grondig verdiept in de eigenaardigheden
van de tiende Muze.
waarin zowel het Lutheranisme, welke
geloofsovertuiging de schrijver is toege
daan. als het Calvinisme in hun overeen
komsten en verschillen tot hun volle recht
komen. In dit hoofdstuk komt een treffen
de uiteenzetting voor van het wezenlijk
onderscheid tussen de reformatorische en
de rooms-katholieke denkwereld.
HET IS MOEILIJK in dit voortreffelijk
boek een wanklank te ontdekken. Het ver
dient alle aandacht omdat het zo duidelijk
is geïnspireerd op de eenheid die de kerk
zal moeten zoeken in een wereld waarin
massale onkerkelijkheid, zoniet anti-ker
kelijkheid, als volkomen nieuw verschijn
sel haar intrede heeft gedaan en waarin
de oude boodschap van de Heer der Kerk
nieuwe kansen krijgt. Tenslotte zouden
wij verzoeken bij dergelijke werken enige
personalia te geven van de schrijver, zo
dat ook in dit opzicht de oecumene worde
gediend.
Ab Boer ma
IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIillllllllillllillilUlllllllllllllilllllillllllilililliflItlllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllIHnilll
(Van onze weerkundige medewerker)
DE BELANGSTELLING voor de wintersport en een vakantie in de bergen
neemt elk jaar in ons land toe. De vakantie in het bergland van
bijvoorbeeld Zwitserland, Oostenrijk of Zuid-Duitsland heeft tot voor
deel dat men heel wat meer uurtjes zonneschijn krijgt dan men normaal
in de wintermaanden in ons land kan verwachten. Ook komen er geen
depressies voor van het type met dagen achtereen druilerig en mistig
weer en ook de waterkoude zeewinden dringen niet tot de Alpen
door. Daarmee willen wij niet beweren dat er ook in de wintersport
centra geen zware sneeuwstormen kunnen voorkomen. Het grootste
gevaar waarmee de natuur in het bergland dreigt zijn de sneeuw-
lawines die elk jaar slachtoffers eisen, al zijn zij in vele gevallen de
waaghalzen, die alle goede raadgevingen in de wind slaan. Over de
gehele wereld bedraagt het aantal slachtoffers tengevolge van lawines
in een jaar gemiddeld 150.
MEN ONDERSCHEIDT bij deze
sneeuwlawines, wanneer wij ons tot het
Alpenland bepalen, stuif- of poederlawi
nes en grondlawines die uit natte sneeuw
bestaan. Zolang de temperatuur beneden
het vriespunt ligt is de sneeuw droog
(poeder- of stuifsneeuw), stijgt het kwik
boven het vriespunt, dikwijls vergezeld
van regen, dan wordt de sneeuw vochtig
en pakt samen hetgeen een grond(natte-
sneeuw-) lawine in de hand werkt. Ook de
hoeveelheid sneeuw die er valt is van
groot belang en daarnaast de helling van
de berg. Hierdoor zijn er bepaalde plaat
sen bekend door hun lawinegevaar, maar
....af en toe, zoals in de beruchte winter
van 1951, komen ook lawines naar bene
den waar men dit vóórdien nimmer heeft
waargenomen. Een stuiflawine, die van de
Een lawine-reddingsploeg krijgt instructie
van Ferdinand Schmutz. De honden zijn
uitstekende speurders. Op de andere foto
ziet men een „lawine-hond" graven naar
een slachtoffer.
meer hoger gelegen bergtoppen komt,
kan door kleine oorzaken als luchttrillin
gen, sterke windvlagen enzovoorts in be
weging komen. Bij deze lawines speelt de
weersinvloed een minder grote rol dan bij
de meestal gevaarlijker „grondlawines"
die zich op een lager niveau voordoen en
sterk afhankelijk zijn van de weerstoe-
stand. Wanneer depressies in de hogere
luchtlagen plotseling zachte lucht aan
voeren waarbij het kwik vóórdien tot in
het dal onder nul lag en nu tot op een
hoogte van bij voorbeeld 2000 meter bo
ven nul stijgt, wordt de sneeuw week en
gaat glijden.
WANNEER er veel sneeuw valt en is ge
vallen en er dringt in de hogere niveaus
een sterke dooi door dan kunnen ver
schillende lawines ook de dorpen en de da
len bedreigen. De snelheid waarmee zich
een losgeraakte sneeuwmassa (lawine)
naar beneden stort, is zeer groot.
De topsnelheid van een sneeuwlawine
die zich met donderend geraas naar be
neden stort bedraagt ruim 320 km per
uur. De grote stuiflawine die in 1890 te
Glarnisch omlaag kwam moet een snel
heid van 350 km per uur hebben gehad.
De afstand die de lawine aflegt varieert
sterk maar het kan vaak gebeuren dat de
lawine na het neerstorten nog vele kilo
meters langs effen terrein blijft voort-
schuiven. De Altels-ijslawine van 1895
drong zelfs dwars door een dal heen.
DE SNEEUWMASSA van een grote la
wine kan enkele honderdduizenden tonnen
wegen. Te Wellington (Cascadegebergte)
in Amerika kwam op 1 maart 1910 een
grote sneeuwmassa naar beneden, die
een stationsgebouw, drie grote lokomo-
tieven en verschillende spoorwagens over
een rotswand drukte waarbij 90 personen
om het leven kwamen. De „Witte Dood"
heeft vooral vroeger toen nog geen we
tenschappelijke veiligheids- en voorzorgs
maatregelen waren ingevoerd, veel
slachtoffers geëist. In 1689 vernietigde
een sneeuwlawine het hele dorp Saas in
Wallis met al zijn inwoners. Een zelfde
lot onderging in 1719 de stad Loueche
eveneens in Wallis. Tijdens de eerste we
reldoorlog kwamen er in de Alpen meer
soldaten om door lawines dan door oorlog
voering. Het bulderen van de kanonnen
(luchttrillingen) had dikwijls enorme la
wines tot gevolg. Het laatste rampzalige
lawine-jaar in de Alpen was de winter
(januari en februari) van 1951. Zeer zwa
re sneeuwval en op 3000 meter hoogte or
kanen met windstoten van 185 km per uur
(Zugspitze) gevolgd door een sterke dooi
met regen had op uitgebreide schaal la
wines tot gevolg. In Oostenrijk werden
dorpen, kerken, krachtstations door de
Witte Dood verrast. Er werd 2500 ha cul
tuurgrond bedolven, 894 gebouwen ver
nield, 530 stuks vee kwamen om. Over ge
heel Europa eisten de sneeuwlawines in
1951 265 mensenlevens.
BIJ EEN SNEEUWLAWINE komt nog
een grote natuurkracht vrij namelijk een
orkaansterke wind die soms op ieen tor
nado lijkt. Doordat de lawine zich met
grote snelheid naar het dal stort wordt er
een enorme hoeveelheid lucht verplaatst.
Alleen door de orkaan die een lawine ver
gezelde werd in Zwitserland een brug die
verscheidene tonnen woog ruim 50 meter
weggeslingerd. In 1819 verwoestte een la-
wineorkkaan een groot deel van het dorp
Randa. Zelfs het statige kerkje werd te
gen de grond geblazen.
ZO ER GEEN LAND beter dan Neder
land tegen zijn erfvijand „het water" is
gewapend, zo is er ook geen land dat een
zo goede waarschuwingsdienst tegen la
wines (de Zwitserse erfvijand) heeft als
Zwitserland. Toch doen zich, zoals in 1951,
af en toe onaangename verrassingen voor,
zoals Nederland in februari 1953 is verrast
door het water. Het voorspellen van lawi
nes «wordt in zoverre vergemakkelijkt
doordat elk jaar een groot aantal lawines
dezelfde baan volgen. Zo kent men in
Zwitserland 9000 paden waarlangs de la
wines regelmatig naar beneden komen.
Maarook de lawines houden zich niet
altijd in lengte en breedte aan deze pa
den. Voor allen die in Zwitserland de win
tersport bezoeken zouden wij willen ad
viseren, luister regelmatig naar de radio
die steeds waarschuwt wanneer er aan
wijzingen zijn voor lawines en begeeft u
zich niet in gebieden die gevaarlijk kun
nen zijn maar informeer liever eerst of
ga met een gids op stap die ter plaatse be
kend is. De Witte Dood loert in het Alpen
land, al behoeft dit niemand, die voorzich
tig is. af te .«fchrikken zijn zonnige winter-
vakantie aldaar door te brengen.
O. F. SCHUH, Keulens nieuwe intendant en een goede bekende uit de
theaterwerelden van Wenen, Salzburg en Berlijn, heeft hij zijn debuut in de
Domstad onlangs verklaard, dat de huidige theaterdirecteur tot taak heeft,
naast het dienen van zijn hoorders, deze van tijd tot tijd ook te choqueren. Doet
hij dit, dan staat ook hij niet langer bloot aan de stelselmatige verarming, welke
het uitgeholde rotitinebedrijf teweeg brengt. Dus vermeed hij bij zijn komst
al dadelijk de platgetreden paden van het grote repertoire en begon met „De
dood van Grigori Rasputin", opera van de na de eerste wereldoorlog uitgeweken
Rus Nicolas Nabokov. Een allereerste uitvoering, die echter bepaald niet de
schok teweeg bracht, waarop Schuh's theatercredo zijn publiek had voorbereid.