TONEEL HET TIJDPERK discoucs NIEUWE BOEKEN -fe in zakformaat Erbij f r de grootheid van 't hieine Ierland van de hieine man ZATERDAG 23 JANUARI 1960 PAGINA TWEE Toen in 1959 het internationale toneelfestival in de mooie stad Dublin werd geopend, klonk er vanaf één der podiums een stem, die uitriep: „Het Ierse toneel kan zich tegenover welk ander toneel dan ook. handhaven". Stoutmoedige woorden, be stemd om het critisch gevoel van de buitenlandse bezoekers te treffen. Woorden, die getoetst wilden worden. Deze uitroep van toneelspeler-directeur Godfrey Quigley in het Gate Theatre klonk, alsof hij één of ander niet nader aangeduid theater wilde uitdagen of om met een figuur uit een stuk van O'Casey te spreken: „Enigen uwer, wie uwer ook". Maar hij droeg de snor en het tweed pak uit een Brits stuk. Hij was het vooral die de gehele staat van dienst van het Ierse toneel in deze eeuw heeft beïnvloed: het werk van het Gate Theatre en de ontwikkeling van oorspronkelijk talent in toneelschrijven en acteren van het Abbey Theatre. Dublin is de Ierse hoofdstad voor ongeveer drie miljoen personen (het gehele eiland heeft een inwonertal van slechts viereneenhalf miljoen). Maar ar tistiek talent hangt gelukkig niet af van de omvang of handels balans van een land. Afmetingen noch bevolkingsaantal kunnen Finlands voortreffelijkheid in componeren verklaren, noch Ier- lands werk met poëzie op het toneel of het talent van Wales voor koorzang. De woorden van Quigley zijn daarom zeker niet van belang ontbloot. Een blik in het verleden toont aan dat de Ieren altijd een natuurlijke aanleg voor het toneel heb ben bezeten. Minnestrelen trokken het land door vanaf de vroegste tijden en sporen van dramatische kunst worden vol gens de toneelhistoricus Peter Kavanagh reeds in de 13de eeuw bij religieuze processies gevonden. In 1637 is 't Werburgh Street Theatre in Dublin gebouwd; het steunde op inheems talent. De volgende drie eeuwen was het Ierse talent echter voornamelijk op het Londense toneel te vinden, in de werken van schrijvers van de andere kant van de Ierse ree, zoals Congreve in Engeland geboren, maar opgevoed in Kilkenny en Dublin Steele. Farqu- har, Goldsmith, Sheri dan. Boucicault, Wilde ?n Bernard Shaw. Het Abbey Theatre in Du blin, nu een nationale schouwburg met re- 'eringssubsidie. kwam voort uit een denkbeeld dat in 1896 ontwikkeld werd gedurende theetijd-gesprekjes tus sen de dichter William Butler Yeats. Ed ward Martyn en lady Augusta Gregory in het huis van laatstgenoemde in County Galway. In 1899 werd een begin gemaakt met stukken van Yeats en Martyn door toneelspelers uit Engeland. De beweging groeide in de volgende jaren uit met George Moore en Padraic Colum. Toen kwam Yeats de rijen versterken, tesamen met de zeer ervaren Willie Fay en zijn broeder Frank, jonge enthousiaste ama teurs van theaterprodukties. Willie, een V III directeur. Zijn stukken over het Ierse leven behoorden weldra tot de voornaam ste inventaris van de schouwburg. IN 1923 BEGROETTE lady Gregory een nieuwe toneelschrijver, die bij de opvoe ring van zijn eerste stuk*# verklaarde zo juist zijn baan als bouwvakarbeider te hebben opgezegd. Toen hij de volgende dag op de thee werd genodigd, weigerde hij met het motief dat hij geen tijd zou hebben al het cement van zich af te wassen. Het stuk was „The Shadow of a Gunman" en blijspelspeler en ontwerper, werd toneel directeur, Frank een acteur en regisseur. Yeats verklaarde dat stem en woorden, en niet gebaren en houding, essentieel waren. Frank Fay, een talentvol declama tor, gaf aan, hoe het naar zijn mening moest en leidde anderen op, zoals is ver meld door de Londense journalist Gerard Fay in zijn recente boek over het Abbey Theatre. Sindsdien vinden de Ierse acteurs het niet ongewoon van tijd tot tijd met hun rug naar het publiek toe te spelen en ver- werpen zij zekere toneelgebaren als het spelen met bolhoeden en wandelstokken. IN 1904 WERD HET ABBEY Theatre onder deze naam geboren met de schen king van een gebouw door een Engelse vrouw, Annie Elizabeth Horniman. In de tussentijd had Yeats een jong Iers dichter, John M. Synge, overgehaald uit Frankrijk over te komen om toneelstukken te schrij ven, die Abbey-klassieken werden, te be ginnen bij „The Shadow of the Glen", een boerendrama, en „Riders to the Sea" over de eilandbevolking van Aran. Zijn „The Playboy of the Western World" had een stormachtige ontvangst. Een Dublin-pu- pliek van 300 koppen jouwde de acteurs van dit robuuste blijspel over een dorp aan de westkust uit en het vechten duurde een week lang, binnen en buiten de schouw burg. Enigen onder de agitatoren noemden het stuk een belastering van het Ierse volk, anderen hadden politieke motieven. Yeats arrangeerde een openbaar debat dat met grote herrie eindigde, maar het stuk ging door. Degenen, die aan Abbey-Theatre waren verbonden, kregen jarenlang geringe of helemaal geen honoraria. Zij hadden over dag een ander baantje'en gaven hun vrije tijd aan het theater. MAAR AAN ALLE KANTEN bloeide het talent op. Lady Gregory schreef vele éénakters, waarbij zij veel succes verwierf met „The Workhouse Ward" en „The Ri sing of the Moon", een rustig, klein, natio nalistisch drama van één bedrijf met vie* spelers, dat door de Hollywood-film on langs is bewerkt tot een geweldig schouw spel met vele marcherende legioenen. Er Lennox Robinson, een realistisch toneel schrijver uit Cork, voegde zich in 1908 bi-' het gezelschap, waarbij hij beurtelings op trad als regisseur, produktieleider en William Butler Yeats (1865—1939), een van de stichters van het Ierse nationale theater, Nobelprijswinnaar voor litteratuur van 1923. Dit portret vervaardigd door Augus tus John, hangt in de Manchester City Art Gallery, (foto Unesco) onlangs 250.000 pond sterling beschikbaar gesteld voor de opbouw van een nieuwe Abbey. In de tussentijd heeft het Gate- Theatre onder lord Longford's bescherm heerschap Dublin veel goeds te zien ge geven, vooral met buitenlandse stukken, opgevoerd door de veelzijdige Michael MacLiammoir en Hilton Edwards, vroe gere Shakespeare-vertolkers in Engeland, die naar Ierland terugkeerden om een Ierstalige schouwburg op te richten in Galway, thans de zetel van een universiteit waar colleges in het Iers worden gegeven. DE OPVOERING door het Gate-Theatre van Shaw's „Saint Joan" met Sjobhan McKenna en MacLiammoir was een ge heel-Ierse bijdrage aan het „Théatre des Nations 1959-festival" in Parijs. Andere Ierse elementen waren eveneens op het festival te zien: twee ..Britse" bijdragen bij voorbeeld waren „The Hostage" een humoristisch stuk uit Dublin van Brendan Behan en „Ulysses in Nighttown", een Dublin-fantasie, geïnspireerd op de litte ratuur van James Joyce. Naar in 1959 is gebleken, blijft het Ierse toneel zijn eigen karakter bewaren. Voor het festival in Dublin heeft lord Killanin's comité afgelopen september in Dublin een grote show georganiseerd. Het Abbey- DE BELANGSTELLING die men ln Europa en Amerika sedert enige tientallen jaren voor het Zen Boedhisme aan de dag legde is na de tweede wereldoorlog vooral in Amerika zeer sterk toe genomen. In het voorwoord van zijn „The way of Zen" wijst de auteur Alan W. Watts, een ge- lenommeerd autoriteit/in deze materie, op het feit dat deze gegroeide interesse niet slechts het gevolg is van de omstandigheid dat een groot aantal Amerikanen in hun hoedanigheid van ver overaar en bezetter nolens volens met de Japanse cultuur in nauwe aanraking gebracht zijn; eerder nog ziet hij de oorzaak gelegen in de richting welke het denken en doen van de huidige wes terse mens is ingeslagen; met een duidelijke uit eenzetting van het Zen Boedhisme meent de auteur velen van dienst te zijn omdat deze le vensleer de mogelijkheid biedt in sereniteit staan de te blijven in een frustrerende en verwarrende wereld. Een uitvoerige schets van de oorsprong en groei van het Zen Boedhisme in China en Ja pan gaat vooraf aan een aantal hoofdstukken ge wijd aan grondslagen en toepassing: het boek be sluit met een beschrijving van de rol die deze levenshouding heeft gespeeld en nog speelt in de Japanse kunst. Een uitgebreide biographie kan de lezer die zich verder in deze materie wil ver diepen. een heel eind op weg helpen. Men vindt er bijvoorbeeld ook in vermeld het onlangs even eens in een „paperback"'-editie verschenen werk tan professor Suzuki „Introduction to Zen Bud dhism". waartegen Watts het bezwaar aanvoert dat het weliswaar aangename lectuur vormt, maar mank gaat aan te grote beknoptheid om waar inzicht te kunnen verschaffen. Een ruim vierhonderd pagina's tellend „The beat generation and the angry young men", sa mengesteld. door Gene Feldman en Max Garten- berg. biedt een uitstekende mogelijkheid de in vloed van Zen op de modernste Amerikaanse lit teratuur te observeren. Men vindt er tevens in afgebakend de scheidingslijn die er loopt tussen de opvattingen van de Engelse en Amerikaanse jongeren. Een .must" voor iedereen die van zins is de litteraire ontwikkelingen op de voet te blij ven volgen. Voor de liefhebbers van de Franse roman blijven de kansen hiertoe nog altijd be perkt. De uitgevers van de weinige goedkope se ries die in Frankrijk bestaan, hechten niet zo zeer aan de actualiteit. Zij gaan er blijkbaar van uit dat titels die vandaag in aller belangstelling staan, overmorgen naar alle waarschijnlijkheid weer vergeten zullen zijn. Hun belangstelling gaat meer uit naar auteurs van gevestigde reputatie. Op Philips A 01420 L treedt Leonard Bern stein op in een tweevoudige functie: hij is pianist èn dirigent in Ravel's Pianoconcert in G en in het het Pianoconcert nr. 2 op. 101 van Diniitri Sjostakowitsj. A. Af. Theatre bracht met veel succes stukken van nieuwe acteurs op de planken, zoals „The Country Boy" van John Murphy en een stuk van de dichter-advocaat Donagh MacDonagh. DE BEKENDE ACTRICE Anna Mana- han speelde een rol in een stuk van Diego Fabbri in Alan Simpson's Pike een schouwburgje, dat maar 49 plaatsen heeft. Jimmy O'Dea, een revue-ster die lang ge leden in de Abbey optrad, speelde in Shaw's „Simpleton" en het grote Gaiety Theater bracht Simpson's toneelbewerking van een eerste schrijverspoging van de broer van Brendan Behan, Dominic. De Ier Denis Johnston kwam met een stuk van de Ier Dean Swift, en Goldsmith en Yeats werden eveneens op de planken ge bracht. Er is veel opmerkelijks in de woorden van Quigley Bezoekers, die zich de continuïteit van de Abbey, ondanks tegenslag en strijd, bleven herinneren, konden in 1959 evenals zij dat waarschijnlijk in vele komende jaren zullen kunnen genieten van lady Gregory's kleine drama „The Rising of the Moon", gespeeld in het Iers en zij kunnen verder hun gedachten laten gaan over hoe een klein land zijn eigen talent en kunst kan blijven stimuleren. Robert Faherty DEZE OPNAME (Philips A 01420 L) is wel in de allereerste plaats Ameri kaans, al vermeldt ze composities voor piano en orkest van een Frans man en een Rus. De hoofdpersoon is namelijk de 40-jarige Amerikaan Leonard Bernstein die, sinds hij in 1943 met opzienbarend succes onverwacht de ziek-geworden Bruno Walter op een concert in New York verving, zich in snel tempo een grote reputatie heeft opgebouwd als orkestdirigent, muzikaal commentator voor de televisie zijn Young People's Concerts" behoren tot de in de V.S. bijzonder populaire uit zendingen en als componist van sym fonieën. balletten, korte opera's en mu sicals; in de laatste categorie behoort zijn „Wests: de Story" al sinds jaren tot de grote successen van Broadway, zoals men wellicht weet. Bernstein is een man met een dynamische, echt- Amerikaanse muzikaliteit dat blijkt ook hier weer duidelijk uit zijn vertol king van twee moderne pianoconcerten, waarin hij tegelijk als solist èn als dirigent optreedt, respectievelijk de Columbia Symphony en de New York Philharmonic Orchestra leidend. Op zichzelf al een merkwaardige prestatie als men bedenkt dat het pianoconcert in G van Ravel zowel als het in 1957 geschreven tweede pianoconcert van Sjostakowitsj beide de volle inzet van een technisch volleerd instrumentalist eisen. Bernstein doet dus de directie er nog eventjes bij; hoe hij het klaarspeelt is bijna niet te hegrijpen want men hoort werkelijk in beide werken een voortreffelijk, ongehinderd samengaan van orkest en solist, zonder dat men één moment de 'ndruk krijgt dat iets aan het toeval moest worden overge laten. DAARBIJ DEMONSTREERT Bern stein op de piano een enorme „drive", een overrompelende motorische drift die in de hoekdelen van Ravel's con cert iedere technische weerstand breekt en op zichzelf al dat fameuze effect sorteert van beheerste agressie dat een van de grote troeven van de ware vir tuoos is. Zo treden er facetten naar vo ren die in dit veel-gehoorde werk van Ravel (en trouwens ook in het piano concert voor de linkerhand-alleen) van belang zijn, maar dikwijls meer op de achtergrond blijven. Het is niet voor niets dat het eerste deel met een zweep slag begin, het opzwepende karakter van de jazz is het belangrijkste patroon waarmee op het typische Ravel-stra- mien van speelse ironie figuren van bittere humor geborduurd zijn. Bern stein haalt juist deze, bijna kan men zeggen: wrede, kant van dit concert naar voren. In het adagio blijft hij ech ter volgens mij onder de maat; het tem po neemt hij hier al direct iets te lang zaam en in plaats van de rustig-gede- clameerde monoloog van de aanhef voor piano-solo, hoort men verkeerd geplaatste, sfeer-verstorende accenten en aangedikte fraseringen. Maar dit tweede deel is dan ook juist door-en door „Old World'en totaal gespeend van de extraverte bezetenheid die een man als Berns'.ein ter beschikking staat. IN SJOSTAKOWITSJ' tweede piano concert, opgedragen aan zijn zoon Maxim, die er twee jaar geleden in Moskou de eerste uitvoering van gaf, voelt hij zich weer beter thuis. Het is een stuk vol innemende oppervlakkig heid; direct het martiale begin, vief en brutaal, is al pakkend, en Sjostakowitsj vergeet natuurlijk niet in de loop van het eerste deel een climax op te bou wen in de trant van: „hoor-je-ze-aan- komen? daar-komen-ze-aan, ze nade ren, uit-de-weg iedereen, uit-de-weg. Daar zijn ze!" Maar dat gebeurt alle maal zonder enige martiale spierballen- tonende grimmigheid, meer op de wijze van Nikita K., joviale schouderkloppen uitdelend. En dan het andante, waarvan de opzet zoetgevooisde rechterhand tegen wiegende triolen links verdacht veel overeenkomst vertoont met het soort muziekjes dat kapitalistische cap- tains-of-industry willen horen wanneer ze in Savoy of R>tz met hun vriendin nen juist aan de lobster-cocktail be gonnen zijn. (Hier wordt dus in muzi kale termen al geanticipeerd op de co- existentie van het Russische en het Amerikaanse levensideaal). De finale, natuurlijk, die is weer meer van boe- ren-Brueghel met de baard van de oud- Russische moesjik. Zo'n zeven-kwart- maat, drie plus vier, daar spelen ze in Rusland altijd graag mee sinds de da gen van Tsjaikofski, en daar weet de topman der Sovjet-staatscomponisten ook nu nog een levenslustig ritmisch en orkestraal vuurwerk mee te ontste ken. Leonard Bernstein runs the show en hij kent zijn pappenheimers, dat ver zeker ik U. Sas Bunge ZORGEN OM DE voortdurend verdergaande inflatie heeft men niet alleen in Nederland. Maar men legt zich bij het onprettige verschijnsel min of meer neer, omdat men het beschouwt als de prijs die men betaalt voor een zo groot mogelijke werkgelegen heid; een prijs voor het levens geluk en de welvaart van de kleine man, van de gemiddelde mens, van de doorsnee consu ment. Met hem moet men reke ning houden, want hij is uiterst belangrijk. Enquêteurs gaan naüwkeurig na wat zijn wensen zijn, hoe hij slaapt, wat hij eet en drinkt, hoeveel dagen per jaar hij ziek is en waar hij met va kantie heen wil. Staatslieden en politici, hoe hoog zij ook van de toren blazen over hun persoon lijke macht laten nauwkeurig on derzoeken, hoe en waarop de voorkeur van de kleine man ge richt is, wat zijn wensen in het politieke vlak zijn, en hoe hij het best te beïnvloeden is. Kortom, met niemand wordt méér reke ning gehouden dan met de man die in de crisis van de jaren dertig er vrij slecht aan toe was en die zelfs in zijn stoutste dro men niet durfde vermoeden dat vijfentwintig jaar later de tijden zo veranderd zouden zijn. Het oude Abbey Theatre in de Abbey straat in Dublin, dat in 1951 afbrandde, (foto Unesco) de schrijver was Sean O'Casey, die zich zelf had leren schrijven en lezen op de leeftijd van zestien jaar. Zijn „Juno and the Peacock" was een enorm succes in de Abbey in 1924, maar voor hij er geld aan verdiende was hij genoodzaakt zijn beste broek voor vijf shillings te verpanden. Zijn meesterstuk „The Plough and the stars", over het Paasweek-oproer in 1916, had in 1926 een vijandige ontvangst. Schreeuwende vrouwen klommen op het toneel, rukten het gordijn naar beneden en gooiden lampen kapot (volgens Lady Gre gory's herinneringen). Een toneelspeelster gooide haar schoen naar één der indring sters. die hem vervolgens naar Yeats gooi de. De politie leidde de vechtende vrouwen van het toneel.. Een man werd neerge slagen door Barry Fitzgerald, die enige agressieve passages in zijn rol had: „Een uwer, sommigen uwervoordat ik één uwer neerlegO'Casey. die zich thans reeds dertig jaar lang heeft verbannen in Torquay, Engeland, herinnert aan de Fitz- gerald-vuist in zijn autobiografie. BUITENLANDSE TOURNEES verspreid den de roem van Abbey-Theatre en gaven financiële steun. Van 1902 af verwelkomde Engeland herhaaldelijk het Ierse gezel schap. Maar in 1911 vond de Abbey-troep het Iers-Amerikaanse publiek zó vijandig ten opzichte van „The Playboy of the Western World", dat in New York zelfs aardappelen enhorloges naar het toneel werden gèsmeten. Lennox Robinson memoreerde in zijn Abbey-historie: „Ik hielp de politie de verstoorders van de marmeren trappen van de Maxime Elliott Schouwburg af te gooien". In 1931 en 1932 kreeg het Abbey-gezel- schap echter een hartelijke ontvangst in Verenigde Staten en spelers als Barry Fitzgerald. F J. McCormick. Arthur Shields en Eileen Crowe kresen een plaat* n de harten van Ho Torc-Amerikanen, als •'aren zij beroemde "ootballers. Het Abbey-Theatre brandde in 1951 af n het gezelschap verhuisde naar de Queen's Schouwburg waar het werk in afwachting van de wederopbouw van een andere Abbey, doorgaat. De regering heeft BOVEN AAN DE LIJST van zijn wensen staat tegenwoordig nu hij de voornaamste sociale voorzieningen heeft verkregen de kortere arbeidsweek. De hogere produktiviteit stelt de maatschappij in staat hem daarin tegemoet te komen. Zelden realiseert hij zich, dat die hogere produktiviteit grotendeels te danken is aan technische verbeteringen en investeringen, te weeggebracht door een groep een kleine groep mensen, waartoe hij zelf in de regel niet behoort. De ondernemers, de technici, de intellectuelen, al met al de leidinggevenden op aller lei gebieden vormen de kleine harde kern, waarop de maat schappelijke welvaart drijft. Zij zijn het die harder moeten werken dan ooit, die geen avond meer vrij hebben en hun leven voortijdig eindigen door managerziekten- of zenuwinzinkingen Een geheel nieuwe situatie tot dusver volkomen onbekend in de geschiedenis is ontstaan, want nog nimmer heeft de bovenlaag van de samenleving zo hard moeten werken, terwijl de uitvoerende ar beid over zoveel materiële luxe en vrije tijd kon beschikken. DE KLEINE MAN wenst in alle opzich ten gelijk te zijn aan hen die meer pres teren. Materieel wenst hij alle nog over gebleven verschillen in uiterlijk en levens inrichting weg te nivelleren. Overal meent hij een recht op te kunnen laten gelden, immers de principiële gelijkwaardigheid van allen een der peilers van de demo creatie is een uitgangspunt dat wenken de perspectieven opent. Hij is zich daar van bewust geworden en laat zich de kans niet meer ontgaan, want de tijd is rijp. De consumptie is noodzaak geworden in een economie, die de produktie wil opvoe ren om de werkgelegenheid in stand te houden. Overal wordt echter tegelijkertijd gestreefd naar opvoering van de produk tiviteit. De automatie is daarvan een be langrijk programmapunt. De uitschake ling van arbeidskrachten en de grotere en goedkopere produktie maken het leven echter niet goedkoper, wel de enkele pro- dukten. Het levensonderhoud zelf wordt duurder omdat de kleine man steeds meer service eist, hij is lui geworden. DE HOGERE levensstandaard stelt herr in staat om te betalen, wat hij vroegei zelf verrichtte om geld uit te sparen. Hij eet meer blikgroenten, diepvriesproduk- ten of schoongemaakt en door de winke lier voorgesneden artikelen. Hij loopt of fietst niet meer, maar beweegt zich ge motoriseerd en hij heeft de gehele wereld via de televisie in zijn huiskamer gehaald. Dat de doe-het-zelf-mode zo'n succes heeft is ten dele te verklaren uit een diep ge wortelde behoefte aan activiteit, voorna melijk echter uit het gebrek aan dienst verleners. De eigenaardige tegenstelling in de moderne tijd is immers, dat de be hoefte aan service steeds groter wordt, dat er echter steeds minder mensen be reid zijn om die diensten te verlenen. Daardoor treedt mechanisering op in het huishouden, de mixers, automatische was machines en snelkookpannen namen de overwerkte huisvrouw enig wefrk uit han den. Haar dag is, net als die van de lei ders, veertien uren per etmaal. Over huishoudelijke hulp kan zij steeds min der beschikken, maar de beslommeringen in het gezin zijn niet veranderd. Zij heeft het in vele opzichten nu al zwaarder dan haar echtgenoot, die haar steeds meer gaat assisteren, de vaten wast, de kinde ren baadt en aan- en uitkleedt. Een in de ogen van vele mannen bedroevende zaak die ook zijn positieve kanten heeft. NU ALLES VIER MAAL zo duur is als voor de oorlog, staat de kleine man in een andere verhouding tot zijn geld. Een dub beltje nu dat hij vroeger tien maal om draaide voor het uit te geven wordt op dezelfde manier beoordeeld als een cent voor 1940. Het is een eenheid, die hem weinig meer zegt. Fooitjes van een dub- „Ik was president-commissaris tot ik ont dekte wat er voor overwerk wordt be taald". (Uit „Punch, honderd jaar humor", Servire's luxepocket) beitje vindt men klein, een kwartje begint erop te lijken De reclame zet de kleine man aan tot kopen, zij stimuleert zijn prestigezucht en hij verdiept zich niet in de psychologische achtergronden van zijn behoefteschaal. Zonder precies te weten waarom streeft hij naar meer en beter, naar langere va kantie, naar duurdere kleding, naar een grotere auto, en naar meer kilometers op zijn rondreis door Europa. Een voortdu rende rusteloosheid doet iedere bevredig de behoefte volgen door een andere onbe vredigde. Geld verdient hij uitsluitend om zo spoedig mogelijk in goederen om te zet ten. In een periode, waarin de atoomdrei ging bijna tastbaar aanwezig is, behoeft dit geen verbazing te wekken. Pluk de dag, grijp je kans, zijn de leuzen waarach ter zich een geweldige angst verbergt. In geen ander tijdperk kan men zich voor zo veel risico's verzekeren van regen in de vakantie tot wederinrichting bij brand en stegen de afgesloten levensverzekerin gen tot zo'n hoog niveau. Daarbij reali seert men zich dan toch weer niet, dat ook als er geen inflatie optreedt, de ver zekering op het moment van uitkering bij verre na niet voldoende zal zijn om een enigermate behoorlijk levenspeil te ga randeren. De behoeften nemen immders in zo'n snel tempo toe, dat over 20 of 30 Jaar de levensstandaard van de geschool de arbeider nu, als het absolute minimum beschouwd kan worden. Immers al spoe dig ziet men nieuwe sociale en materiële verworvenheden als volkomen normale zaken, die tot het leven behoren. Anders gezegd: het leven lijkt onmogelijk zonder deze dingen. De Algemene Ouderdomsuit- kering is nu al bijna een volkomen inge burgerde voorziening, die men uit de Ne derlandse samenleving niet meer weg kan denken, maar ook gas en licht, de centra le verwarming, de snelle openbare ver voermiddelen zijn alle noodzakelijkheden, die men onmogelijk meer missen kan. Door de technische vooruitgang zal ma teriële welvaart nog voortdurend stijgen en daarmee het inkomen. Daartegen kan men zich niet verzekeren, de premie zou te hoog worden. DE KLEINE MAN houdt iedere moge lijkheid om zijn levensomstandigheden te verbeteren nauwkeurig in het oog en daarbij is het beste voor hem nauwelijks goed genoeg. Hij stelt zijn eisen hoog, want hij heeft uit ervaring geleerd dat goed koop duurkoop is. Hij wil meer en beter voor geringere prestaties, want zijn ar beidsdag moet tot een minimaal aantal uren beperkt worden. Omdat hij mach tig is als politieke en economische klant wordt er naar hem geluisterd en hij weet het. Dat het leven niet uitsluitend bestaat uit het consumeren van steeds verfijnder voedsel, uit het afreizen van steeds meer landen aan de hand van een gids. uit het avonden lang staren naar een televisie apparaat en uit het concurreren met de buren in de mooiste wagen of de duurste meubelen is hem nog niet duidelijk. Maar hem aanraden niet te consumeren doch te sparen zou men hem moeten aanbeve len als men hem tot een verfijnder le venshouding zou willen brengen. Helaas is dit om economische redenen onmoge lijk, daar de consumptie even dringend noodzakelijk is voor het op gang houden van de produktie, als de besparingen no dig zijn voor investeringen. De enige op lossing ligt in een inkomenspolitiek die zich richt op de behoeften en niet op de prestaties, maar daaraan is mên de eer ste halve eeuw nog wel niet toe. Zolang zal men leven in een periode waarin de kleine man politiek, economisch en ten slotte ook cultureel de toon aangeeft. W. Langeveld Laat me s kijken, vorig jatir was ik in juni weg". (Uit „Punch, honderd jaar humor", Servire's luxepocket)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 16