Jjtia aan £oou IN ANGELO LITRICO'S ATELIER ZITTEN DE „VIER" IN „TOPCONFERENTIE-KOSTUUMS" NIEUWE BOEKEN in zakformaat 1 PI WMOMW ACHTER Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad-Oprechte Haarlemsche Courant en IJmuider Courant DIENARES VAN EEN KUNSTENAAR EN BEHOEDSTER VAN ZIJN ERFENIS i Erbij MAANDAG IS HET een eeuw ge leden dat Titia van Gelder geboren werd. Zij overleed in 1940. Grote bekendheid geniet het schilderij van Jacobus van Looy, waarop men haar ziet „lezende onder de lamp". Mij is dit schilderij lief, omdat haar voor lezen uit het werk van haar man, onder de lamp in de tegenwoordige conservatorskamer van het Het Huis Van Looy, op mij onuitwis bare indruk heeft gemaakt. Zij groeide op in een gezin van zes kinderen, waar haar artistieke aanleg wel gewaardeerd kon wor den, maar waar het kiezen van een kunstenaarskoopbaan toch uitzon derlijk en bevreemdend was. Haar opleiding genoot zij te Parijs en te Amsterdam. Voor haar huwelijk met Jacobus van Looy, op 28 januari 1892, trad zij al op als voordraag ster. Vermoedelijk is haar contact met Van Looy ontstaan doordat zij ook van hem werk voordroeg, nl. De Ar en De dood van mijn poes. Bij voorkeur koos zij verzen van de TachtigersKloos en Gorter, en van onze 17de eeuwse klassieken: Hooft en Vondel. Na haar huwelijk schijnt zij zich enige jaren teruggetrokken DIE AANDACHT en herhaling: „Dat is voortdurend gaan naar de bedoelingen; het wordt voelen en horen de harteklop van het enige leven van het kunstwerk". Als we door herhaald lezen zo een vers tot bezit gemaakt hebben, dan „wordt door de taal der woorden een bewogenheid in. ons teweeggebracht, die nadert aan wat geschieden kan door de taal der muziek". DAT WAS HAAR THEORIE, zoals zij die in 1937 onder woorden bracht Dertig jaren eerder had Van Deyssel, toen hij haar een paar keer had gehoord, al be wonderend geconstateerd dat zij gedich ten uit Gorter's „Verzen", die onbegrijpe lijk heten te zijn en die stellig niet ge schikt gelijken gedeclameerd te worden, toegankelijk wist te maken. „Wie bij het lezen dit gedicht niet begrepen heeft zal het begrijpen na de voordracht." Nooit vergeet ik de avond toen zij „Het verhaal van een provinciaal" voordroeg. Of moet ik zeggen: voorlas? Zij had het boek voor zich liggen, maar ik ben ervan overtuigd dat zij het verhaal woord voor woord kende. Door de tekst te „lezen" wilde zij, naar ik veronderstel, ons voor houden: U luistert niet naar mijn voor dracht, doch ik herzeg voor u dit berijmde verhaal, waar wij samen naar luisteren. Een „raar" verhaal! Een gewild-simpel rijm, zal men bij oppervlakkig lezen mis schien zeggen. Een weinig belangrijke provincieman bezoekt een bioscoop waar een oorlogsfilm wordt gedraaid. Hij gaat daar nu over vertellen, stuntelig-trouw- hartig. Hij neemt geen standpunt in tegen over de redeloosheid van het oorlogsbe drijf, hij vertelt slechts, hakkelend en met onverwachte uitweidingen, over wat op de film te zien is. Voordat hij het verslag begint, zegt hij dat men hem wel simpel noemen kan, dat weet hij best, maar ,,'k Begrijp niet goed wat steeds aan mij te lachen is." Al heeft hij nooit een graad kunnen behalen, men bedenke „een ieder heeft zijn weet." En dan: „Smaadt de materie niet", als laatst de poldergast zei, Toen hij zijn hand op 't zware heiblok lei, „Ik wil wel graag een praatje met u maken, Maar smaadt mij niet de materie, ze kan je zoo leelijk raken." Hoe nu zo'n verhaal voor te dragen, wanneer na deze regels impressies volgen over die materie: kanonnen, landmijnen, de aanval: „Tranen van Tommies en grauwen, Tranen van mannen en vrouwen. Tranen van bruiden, moeders, Tranen van weezen, voeders Van hongerige armen." EEN SPECIALE, meer dan eervolle vermel ding onder de recente Americana verdient „Only in America", waarin Harry Golden een groot aantal stukken en stukjes bijeengebracht heeft, die hij in de loop der jaren geschreven heeft voor zijn singuliere blad „The Carolina Israelite Met een oplaag van 14.000 exemplaren bereikt dit maandblad, op de advertenties en ingezonden stukken na. geheel door Golden volgepend met artikelen over de meest uiteenlopende onderwer pen, een typisch genoeg grotendeels niet-Joods ubliek, door wie het lezen van dit blad als een evensbehoefte van eerste orde wordt ondervon- den. Waarom dat zo is zal men gewaar worden wanneer men „Only in America" gelezen heeft. Alles wat menselijk is, om het even waar of wanneer, geniet de levendigste belangstelling van Golden, die zich zelf beschouwt als de meest ge schikte reporter van de grandioze optocht van het mensdom, die al eeuwen bezig is voorbij te trekken. Een verfrissend boek temidden van de >vervloed aan mistroostige en zwartgallige exe geses van de menselijke activiteiten, waarop men o dikwijls onthaald wordt. Katheder-wijsheid 'ordt door Golden niet gedoceerd; voor hem eeft het leven in de ghetto's geen geheimen, Venmin als dat van de Ieren, de Polen, de ne- te hebben. Lodewijk van Deyssel spreekt in een opstel, dat naar ik vermoed uit 1904 dagtekent, over de „herbetreding van den aanvankelijk door Titia gekozen loopbaan". In de jaren na Van Looy's over- de beide bundeltjes „Tot het lezen in Jacobus van Looy" ontstaan. Zij heette „voordraagster"; in de biografie van Van Looy door M. Aug. Jacobs wordt over haar als „declamatrice" gesproken. Maar lijden, in 1930, heeft zij voor een kring van belangstellenden vele avonden voorgelezen uit het werk van hem. Uit deze leesavonden zijn Nog hoor ik haar het lange gedicht zeg gen, zo dat we de laatste regel ervoeren als de verzuchting waartoe we persoon lijk gekomen waren: „Ongelooflijke menschen wij zijn." Toen kwam haar vraag of er iemand was die niet alles begrepen had. Een paar toehoorders wezen op duistere passages. En haar antwoord luidde: „Dan lees ik het nog een keer voor u." Haar uitleg was een herlezing! En ik ondervond dat de enige doeltrefende uitleg die zij geven kon, was: het kunstwerk weer zelf te laten spreken. HAAR STEM IS nu verstild. Haar boek jes Tot het lezen in Jacobus van Looy zullen hem die haar nooit heeft gehoord, naar 'mij dunkt niet veel zeggen. Dank bare herinnering aan wat zij schonk, be waren zij die haar hebben kunnen be luisteren. Maar ook het geslacht dat haar niet gekend heeft, is haar dank verschuldigd. Zij is het immers die na de dood van haar man de grondslag heeft gelegd van de ver zameling schilder- en tekenwerk die het bezit is van de Stichting „Het Huis Van Looy", en die telkenjare ongeveer een maand lang wordt geëxposeerd. Haar op zet is anders geweest: in het woonhuis aan de Kleine Houtweg en in het Museum gebouw daarachter gelegen, heeft zij een blijvende verzameling willen maken van een groot gedeelte van het werk van haar man. Dat is niet gelukt. Zij heeft het woonhuis en het museum, met een zeer uitgebreide verzameling van werken, ge legateerd aan de stad Haarlem, doch het bleek voor het gemeentebestuur niet mo gelijk dit legaat te aanvaarden, op grond van bepaalde voorwaarden die zij, door piëteit gedreven, gesteld had. Het werk is toen her en der verspreid, doch de Stich ting „Het Huis Van Looy" heeft een re presentatieve keuze weten te verwerven. Een gedeelte ervan is iedere week twee middagen te bezichtigen, en op de jaar lijkse tentoonstelling kan men de gehele verzameling zien. Het kunstenaarshuis en het museumgebouw zijn toch in het bezit van de gemeente Haarlem gekomen. DAT „HET HUIS VAN LOOY" in het Haarlemse leven zulk een grote plaats in neemt, 't is tenslotte aan Titia van Looy- van Gelder te danken. Tijdens zijn leven genoot Van Looy als schrijver reeds grote bekendheid. Als teke naar en schilder leefde hij in het verbor gen. Bezeerd door onredelijke kritiek op zijn werk bij een expositie in Arti (in 1901), trok hij zich als schilder uit de openbaar heid terug. Slechts enkele doeken en teke ningen in musea waren bekend. Zij echter heeft geweten dat hij eens zou erkend worden, ook als tekenaar en schilder. Van daar dat zij het museum liet bouwen en de verzameling conserveerde. Zij heeft nog gezien dat de waardering kwam: van Cor- nelis Veth in 1930, en daarna bepaalden Hammacher en Huygens de plaats van Van beide woorden treffen niet het eigen aardige van haar kunst. Als het woord niet zulk een precieuze klank had, zou ik het liefst spreken van Looy tussen de Amsterdamse impressio nisten. ZIJ HEEFT HEM gediend na zijn dood door het mogelijk te maken dat het schil der- en tekenwerk algemeen toegankelijk werd. Bovenal heeft zij hem tijdens zijn leven gediend. Zij beschutte hem; zorgde dat hij als kunstenaar zich geheel aan zijn werk kon geven. Misschien was haar pië teit te groot? Zijn meest bewogen werk haar „zeggen" van verzen (en pro za). Haar vertolken had een zuiver dienende functie. Wat zij voor droeg, had zij zich geheel eigen ge maakt. In grote soberheid bracht zij het kunstwerk ten gehore. Haar enig doel was: het werk de eigen taal te laten spreken. Nooit stelde zij zich tussen het kunstwerk en de hoorder. En toch herschiep zij. Uit gesproken voorkeur had zij voor stukken „die wat vertolks behoe ven", maar die zich weinig schenen te lenen voor declamatie. Ik denk aan fragmenten uit de Zedebeus. Men kan over dit boek een disser tatie schrijven, men kan er een uit gave met vele voetnoten van ver zorgen, maar dan nog zullen er vele duistere associaties en zinswendin gen onverklaard blijven. Maar als Titia van Gelder voordroeg, met terloops een enkele verklarende zin, was 't alsof alle vragen hun belang rijkheid verloren. De hoorder on derging het werk, het kreeg macht over hem. Zij schrijft ergens in haar boekjes, dat zij wil trachten „goed te spreken" van wat de boeken van Van Looy voor haar geworden zijn door „aandacht en herhaling". dagtekent uit de jaren voor zijn huwelijk, jaren waarin hij veel vertwijfeling en wankelmoedigheid kende. Zij schonk hem rust, gaf hem ook maatschappelijk zeker heid. Zij had een onaantastbaar vertrou wen in zijn talent, een vertrouwen waar aan hij, in zijn grote kwetsbaarheid, zo'n behoefte had. Maar misschien heeft zij hem niet alleen gesteund, doch ook ietwat ge- isoleerd. Kreeg zijn werk daardoor soms iets tè doorwrochts, iets van een zeker Mevrouw Titia van Looy-Van Gelder in haar tachtigste en laatste levensjaar. perfectionisme? Het aarzelend stellen van deze vraag doet niets af van mijn eer biedige genegenheid voor haar die, zelf kunstenares, zich volledig ten dienste ge steld heeft van Jacobus van Looy, wiens artistieke erfenis een duurzaam bezit blijft der Nederlandse cultuur. Dr. L. Af. van Dis -•ers en andere minderheden die nog zo vaak in ie hoek zitten waar de slagen vallen. In grote trekken vindt men het milieu waarin Golden trits verdere „grote man nen") onder zijn klanten te tellen. Hij is erin ge slaagd Kroesjtsjev over te halen tot iets „kapitalis tisch" en „westers", name lijk tot het dragen van pan talons, die waar zij op de schoenen rusten, niet bre der zijn dan 24 cm. Voor ons westerlingen zweeft di^ maat, als we de mode willen volgen, tussen 21 en 23. Als men weet, dat de Moskovitische jongelui, die smalle broekspijpen ten toon spreiden gevaar lopen tot de Russische tak der „nozems" te worden gere kend, zal men begrijpen welk een overwinning Litrico voor het Westen heeft behaald. Dat Tito op de (Amerikaanse) lijst der twaalf best geklede beken de persoonlijkheden staat, dankt hij aan diezelfde duivelskunstenaar, die nu de handen vol werk heeft om voor de „vier groten" hun „topconferentie-kos tuum" klaar te maken, voor alle vier in dezelfde, spe ciaal in opdracht van deze ridder van de naald ver vaardigde stof, die hij „vento di roma" (de wind van Rome) heeft gedoopt. De kleuren zijn echter ver schillend. „Het mag geen kostschooluniform wor den", verklaarde ons de sympathieke jonge Sicili- aan, „en bovendien pas ik zowel de kleur als de snit van elk kostuum steeds aan aan het beeld dat ik mij heb kunnen maken van de persoonlijkheid van de drager". kers beginnen angstig te worden voor de concurrentie van de confectie, maar ook de fabrikanten die luxestoffen op de markt brengen, stoffen die de grote kleer makers wel en de confectiefabrieken be slist niet verwerken, maken zich bezorgd. Vandaar dat een groep textielfabrikanten uit Biella (de Italiaanse wolstad bij uitne mendheid) in samenwerking met honderd van de meest vooraanstaande kunste naars van de schaar iets heel bijzonders hebben uitgedacht. AAN VIER VAN de meest bekende Ita liaanse toneelschrijvers (grote namen als Diego Fabri, Buzati, d'Anza) hebben zij gevraagd elk een korte komedie te schrij den, waarin de handeling het nodig maakt, dat de optredende personen, liefst talrijk en van uiteenlopende leeftijd, een paar malen van kleding verwisselen. Als de ene akte zich afspeelt op een landgoed, waar dus sportieve kleding wordt gedra gen, kan de volgende een cocktail uitbeel den of een gelegenheid, waarbij avond toilet vanzelfsprekend is en de ontknoping kan bijvoorbeeld in een badplaats plaats hebben. De teksten zijn nu gereed. Het ge zelschap, waarvan bekende toneelspelers deel uitmaken, is gevormd en in maart zal Rome de première zien van 'n toneel gezelschap, dat tegelijkertijd de dramati sche kunst en de mode zal dienen. Op een ongedwongen wijze worden op die manier dames en heren gelijkelijk bekendge maakt met de nieuwste snufjes, die de ontwerpers van de mode ons zouden wil len zien dragen. Als men bedenkt hoe sterk bijvoorbeeld de invloed van film sterren is op mode, haardracht, enzo voort, dan is dit een opzet die zeker succes zal hebben. Rome, Milaan, Turijn en Na pels, de vier toonaangevende steden wat de herenmode betreft (Rome en Turijn het meest vooruitstrevend, Milaan dege lijk en behoudziek, Napels vaak speels) zullen alle in de loop van het voorjaar ken nis kunnen maken met de nieuwe schep pingen van Italië's belangrijke toneel schrijvers enbekwaamste kleerma kers. Zoals gezegd, honderd kleermakers van naam zorgen voor de kostuums. En waar zouden zij betere mannequins kun nen vinden dan op de planken? En waar een aandachtiger publiek dan in de schouwburg? (Van onze correspondent in Rome) NA DE BITSE opmer kingen van Kroesjtsjev aan het adres van de Itali aanse minister van Buiten landse Zaken over West- Berlijn en Oost-Duitsland heeft men in Italië niet veel vertrouwen meer in de topconferentie. Het ziet er naar uit, dat de grote heren zullen samenkomen en dat ieder op zijn eigen standpunt zal blijven staan. Veel verder zal de wereld er waarschijnlijk niet mee komen. Maar dat neemt niet weg, dat het een ge beurtenis is van de eerste rang blijft: Eisenhower en Kroesjtsjev, Macmillan en De Gaulle, allen om één groene tafel. Wij hebben er al een voorproefje van gehad. We hebben ze alle vier tezamen gezien, ook al ontbrak de groene tafel. Hun samenkomst was zo vreedzaam en ze stonden er zo broederlijk, dat men alleen maar hopen mag, dat het straks ook zo zal toegaan. Maar onze steeds ijverige vulpen konden we wel in de zak houden, want het was onmogelijk aan de „vier groten" ook maar het kleinste politieke geheimpje te ontfutselen. Ze waren volkomen stom en hadden trouwens geen Angelo Litrico heeft bijna een trapleer nodig om ook De Gaulle aan een passend „top conferentie-kostuum" te helpen hoofden. De „vier groten" waren vier poppen, zeer nauwkeurig gemaakt naar de met grote zorg genomen maten van de ook in let terlijke zin alle vier „grote" mannen. Kroesjtsjev, de kleinste, is toch nog altijd 1.81 m lang en De Gaulle blijft juist iets onder de twee meter, 1.98 m. De poppen stonden in het atelier van Italië' meest vermaarde meesterkleer maker, Angelo Litrico, de man die erop bogen kan ze alle vier (en nog een hele tich thuis voelt terug in de prachtige roman die Gerald Green schreef over een heroïsche dokter van de underdogs van Brooklyn, Samuel Abel man; „The last angry man". Een in 1893 door Jacobus van Looy ver vaardigde tekening van zijn bruid. AL IS HIJ STELLIG de meest ondernemende en originele van de Italiaanse mode ontwerpers een figuur die in de herenmode is, wat eenmaal Christian Dior voor de mode van onze beminnelijke wederhelften was Litrico is niet'de enige Italiaan, die met fantasie zijn scheppingen aan de man weet te brengen. Zoals iedereen weet zijn er in de hele wereld geregeld „modeshows". Voor de dames vormen zij een attractie van de eerste rang. Er worden heel wat leugentjes begaan om toch maar een uitnodiging voor een „show" deelachtig te worden. Met de herenmode is het heel anders gesteld. Zelfs in dit land van goedgeklede, maar echt wel een beetje ijdele mannen is het, wanneer men herenkleding vertoont, heus niet nodig de deuren een half uur voor het begin van de „show" te sluiten, zoals bij de damesmode regel is. Het grootste succes hebben de kleermakers nog als zij hun modellen op een gemengde „show" uitbrengen, omdat daar althans heel wat heren zijn, die komen.... om de mannequins te zien. En toch stelt ook de man wel degelijk belang in de mode, zeer veel zelfs. Ieder die in een winkelstraat eens oplet hoeveel mannen stilstaan voor etalages met herenmode-artikelen en met hoeveel aandacht zij die bekijken, zal dat toegeven. Maar voor een „show" schrikken de meesten kennelijk terug. DE VINDINGRIJKE Italianen hebben een prachtoplossing gevonden. De textiel nijverheid en meesterkleermakers heb ben de hoofden bij elkaar gestoken. In Italië placht tot voor enkele jaren ieder, die niet straatarm was, maatkleding te dragen. De confectie telde niet mee. Maar sedert een jaar of drie is de Italiaanse con fectie plotseling bijzonder goed geworden met het gevolg, dat de kleine man er de voorkeur aan geeft voor ongeveer hetzelf de geld of minder een mooi confectiekos tuum te kopen, liever dan zich uit een goedkoop stofje door een klein kleerma- kertje iets te laten maken. De nog overle vende ruim dertigduizend maatkleerma- VAN DE VIER SCHRIJVERS heeft waarschijnlijk geen de idee beter verwe- zelijkt dan Diego Fabri, die in zijn kome die twee gelieven laat optreden, wier ge moedstoestand wisselt naar gelang van de kleding die zij dragen. Als wij Litrico, die wij vroegen of dit mogelijk is, mogen ge loven, is het niet alleen mogelijk maar vanzelfsprekend. Trek een zwart pak aan, zei hij, en u zult zich plechtig, stemmig voelen, misschien ook treurig. De nuances hangen af van de snit en van bijkomstig heden als das, hemd, en dergelijke. Een bal waar alle heren in het zwart zijn, ont aardt niet gemakkelijk in een bachanaal, hoewel de kleurige toiletten van de dames mede de stemming bepalen. Maar als ik alle heren in een vlamrood smoking zou steken, vrees ik dat voor sommigen de avond in een politiecel eindigt. Zelfs kle dingstukken, die u niet ziet, hebben in vloed op uw stemming en als ik sommige van mijn klanten de raad geef bij voor keur lichtblauw hemden te dragen en an dere zeg, dat crème en wit, of in weer an dere gevallen dessins met sterke strepen, voor hen in aanmerking komen, dan is dat niet alleen een kwestie van kleuren op el kaar afstemmen. Voor ik zo iets zeg. be studeer ik hun karakter. Een goed kleer maker is, meestal onbewust, ook een beetje psycholoog". WE GELOVEN dat hij gelijk heeft en als we straks naar de schouwburg gaan, hopen we het allemaal nog beter te be grijpen. In ieder geval krijgen „de grote vier" kleding, „passend bij vreedzaam overleg". Als het straks mis loopt, treft dus Litrico geen schuld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 15