VOOR JULLIE
W
Hannibal leert Italiaans
(7^
O
Hei
mmM m n
fi#
m J)
I
1 ÜP
B
A
ff
O
A
«f
3
lij
B
Mi
B
B
B
fff
A
O
Bi
Is
s
SS
Jl
B
8
Hf
f
iif
H
lü
B
p
ëll
B
PI
B
B|
i
A
A
A
A
Erbij
Schaken
Dammen
m,
m
mm.
'Mï
fi
FEUILLETON VOOR
OP ZOEK NAAR
EEN VELDSLAG
JONCE MENSEN DOOR
LIZZY SARA MAY
i
Het land van
Levertraan
ZATERDAG 20 FEBRUARI 1960
PAGINA VIJF
Wat leven wij toch snel! In de vroege
zomer van 1959 werd in Zürich een we
reldschaaktoernooi gehouden, dat tot
ieders grote verbazing werd gewonnen
door een zekere Tal, voor grootmeesters
als Gligoric, Fischer, Keres, Larsen, Un-
zicker. Barcza en anderen.
Toen dachten wij nog dat het een toe
valstreffer was, vooral gezien de stijl
waarin Tal won. Dat was toch je reinste
koffiehuisschaak, weliswaar van uitzon
derlijke kracht, maar stellig toch niet vol
doende om er op het hoogste niveau blij
vende successen mede te boeken.
Sindsdien weten we wel beter. Het kan
didatentoernooi BiedBeograd heeft ons
geleerd, dat Tal's „koffiehuisschaak" in
werkelijkheid een nieuwe fase in de
schaakgeschiedenis heeft ingeleid. Wij be
spraken dit reeds eerder en hebben ge
poogd aannemelijk te maken, dat Tal heeft
blootgelegd, hoezeer de complicaties en
spanningen van het schaakspel het mense
lijke denk- en weerstandsvermogen te
boven gaan.
Wij geven nu een voorbeeld van zijn
overwinning, te Zürich bevochten op de
Zwitserse voorvechter Keiler.
Zwart: TAL
■VYVT.Or»*'
'WW
-WW/
1;
Wit: KELLER
Anti-Meraner gambiet.
1. Pgl-f3 Pg8-f6, 2 c2-c4 e7-e6, 3. Pbl-
c3 d7-d5, 4. d2-d4 c7-c6, 5. Rcl-g5 d5xc4,
6. e2-e4 b7-b5, 7. a2-a4 Dd8-b6, 8. Rg5xf6
g7xf6, 9. Rfl-e2 a7-a6, 10. 0-0 Rc8-b7, 11.
d4-d5! c6xd5, 12. e4xd5 b5-b4? 13. a4-a5
Db6-c7, 14. d5xe6!? b4xc3, 15. Pf3-d4! Th8-
g8, 16. Ddl-a4t! Ke8-d8, 17. g2-g3 Rb7-d5.
18. Tfl-dl Kd8-c8, 19. b2xc3? Rf8-c5, 20.
e6-e7!? Pb8-c6, 21 Re2-g4f Kc8-b7, 22.
Pd4-b5 Dc7-e5, 23. Tdl-el Rd5-e4, 24. Tal-
bl! Tg8xg4, 25. Telxe4! De5xe4, 26. Pb5-
d6t Kb7-c7, 27. Pd6xe4 Tg4xe4, 28. Da4-dl
Te4-e5? 29. Tbl-b7ü Kc7xb7, 30. Ddl-d7t
Kb7-b8, 31. e7-e8 Dt Te5xe8, 32. Dd7xe8t
Kb8-b7, 33. De8-d7f Kb7-b8. 34. Dd7xc6 en
zwart gaf het op.
Reeds zeer geruime tijd geleden namen
wij kennis van deze fabuleuze offerkanon-
nade, maar wij waagden het tot dusver
niet, onze lezers ermede te confronteren
om de eenvoudige reden, dat tal van as
pecten der partij ons volstrekt onbegrijpe
lijk waren.
Gelukkig is dat nu anders. Want kort
geleden verscheen het toernooiboek Zürich
1959, een uitgave van het „Artemis Ver
lag" en wel het fraaist uitgevoerde schaak
werk, dat ons ooit onder de ogen kwam.
De prijs is weliswaar navenant, Zw.frs.
28.50 25), maar men krijgt dan ook
waar voor zijn geld, zowel visueel als qua
inhoud. De partijen werden geanalyseerd
door dr. Euwe, Tal, Unzicker, Gligoric,
Barcza en Keres. Het zij ons vergund, in
onderstaande noten daarvan een vrijmoe
dig gebruik te maken.
ad 9a7-a6, tempoverlies. Beter
Rb7.
ad 11. d4-d5, profiteert van de ontwikke-
lingsvoorsprong door lijnen te openen.
ad 12b5-b4?, beter 12. Pd7. maar
het is begrijpelijk dat zwart het offer op
de 14de zet niet verwachtte.
ad 14. d5xe6!? Eenvoudig en sterk was
14. Pa4, maar de tekstzet, een stukoffer is
Tal ten voeten uit en opent ongekende
complicatiemogelijkheden.
ad 15. Pf3-d4! Nu dreigt voor alles ef7:t
b.v. 15. Pc6, 16. ef7:t Kf7:, 17. Rc4:t met
snelle winst in de aanval, aldus het com
mentaar. Overigens voor gewone schaak
stervelingen nog moeilijk genoeg!
ad 16Ke8-d8 of 16. Pc6, 17. ef7:
t Kf7:, 18. Dc4:t enz. De zwakte van veld
e6 speelt een beslissende rol.
ad 19. b2xc3? Zie diagram na 18. Kc8.
Wij nemen nu de varianten van de glos
sator (die het merkwaardig vindt dat Tal
hier de dwingende winstvoortzetting laat
glippen) letterlijk over. 19. De8t Kb7 (Dd8,
20) ef7: is hopeloos, 20. bc3: en nu b.v. 20.
Pc6, 21. Tablt Ka7, 22. ef7: Th8, 23.
De3! Rc5, 24. Pb5t enz., of 22. Pd4:, 23.
Td4: Rf724. Td7 enz., of 20. fe6:, 21. Pe6:
Re6:. 22. De6 Tg7, 23. Rf3t Ka7, 24. Tbl
Te7, 26. Dd5 enz. Ons inziens is hier 26.
Db6t nog dwingender.
ad 20. e6-e7. Het toernooiboek acht hier
ef7 sterker, maar overtuigt ons van die
opvatting niet.
ad 23. Rd5-e4, beter 23. Dg5! met
goede winstkansen voor zwart, b.v. 24.
Tabl Dg4:, 25. Pd6t Kc7, 26. e8Pt Te8:, 28.
Pe8:t Te8 Df3 en wint.
ad 25De5xe4, 25Te4: faalt op
26. Pd4t enz.
ad 28Te4-e5? Hier was 28. Te7:
noodzakelijk. Na b.v. 29. Dd5 Ra7, 30. Dc4:
Tae8 kan zwart wel remise houden.
Wij zijn ons ervan bewust, dat slechts
een klein deel van de talloze vragen, wel
ke bovenstaande partij opwerpt, hiermede
is toegelicht. Maar zeggen wij teveel, dat
deze vrucht van Tal's geniale brein op
windender is dan de beste thriller?
Mr. Ed. Spanjaard
Op 20 januari van dit jaar overleed op
65-jarige leeftijd in zijn woning te Heem
stede onzer aller damvriend J. W. van
Dartelen, na een ziekbed van enkele maan
den. Met zijn verscheiden verloren de Ko
ninklijke Nederlandse Dambond en de
Haarlemse Damclub een grote steunpilaar.
J. W. van Dartelen was: een allround dam
mer, damjournalist en uitstekend organi
sator, terwijl hij 34 jaar lang de voorzit
tershamer van de Haarlemse Damclub
hanteerde. Voor de Koninklijke Neder
landse Dambond verzorgde hij reeds vanaf
1920. als hoofdredacteur, het officieel or
gaan; later was hij administrateur, welke
functie hij ruim 36 jaar bekleedde. In het
Haarlems Dagblad verzorgde Van Darte
len jarenlang de wekelijkse damrubriek;
zijn damlessen hebben in Kennemerland
veel succes opgeleverd. Hij was uitgever
van verschillende studiedamboeken. Van
Dartelen was een zeer begaafd speler
Slag- en combinatiespel waren zijn liefste
wapens. Hij behaalde in zijn 50-jarige
dammersloopbaan verschillende keren de
kampioenstitel van Haarlem en omstreken.
Zijn laatste partij was tegen H. Laros te
IJmuiden; Laros verloor. Hij was erelid
van de K.N-D.B. en ook erlid van de
Noordhollandse Dambond; zijn club, de
H.D.C., bleef niet achter en bood Van Dar
telen het erevoorzitterschap aan.
Op het dambord was Van Dartelen een
echte vechtjas. Hieronder volgt een voor
beeld in de partij tegen Laros.
Wit: J. W. van Dartelen; 17 stukken op:
25, 26, 27. 31. 33, 35, 36, 38, 39, 40, 42, 43, 45,
46, 47, 48, 49.
Zwart: 17 stukken: 2, 3 6, 7, 8, 9, 10, 11,
12. 13, 15, 16, 17, 18. 19, 22, 24.
Kundig had Van Dartelen zijn tegen
stander de hekstelling speelvorm opge
drongen. Zwart aan zet vervolgde met 19-
23. Van Dartelen speelde verrassend 25-20.
waarna het beste voor zwart was geweest
met 23-28-32 te vervolgen.Wel komt na 27-
21 het 32ste stuk was gevaarlijker, maar
het is houdbaar.
In de partij won Van Dartelen: 1
19-23, 2. 25-20 24-29? 3. 33x24 10-14, 4. 39-
33 14x25, 5. 35-30 25x34, 6. 40x29 23x34, 7.
24-19 13x24, 8. 33-28 en later 27-21 met
dam.
J. W. van Dartelen was een groot dam-
componist en zijn damproblemen trokken
ook in het buitenland de aandacht
Hieronder plaatsen wij twee Van Darte-
len-vraagstukken.
r///y/'
'vWz/y
en met zijn vertrouwde partner Plinsinga
(thans Amsterdammer) ook weer naar het
Walhalla der bridgespelers promoveert
In de, weer sensationeel verlopende
wedstrijden om de Martinicup, zag ik het
Haarlemse team aan het werk tegen een
sterke combinatie van de ABC (A'dam).
Het volgende spel is zéér eenvoudig
vooral voor Ligthart—Zijlstra, die met hun
recht-toe recht-aan Acolsysteem zich
geen nutteloze problemen scheppen.
H V B 10 8 5
V A H 3
O V 4
65
3
9V82
O H 8 7 5 3
A B 8 4
Zwart: 12 stukken: 6, 8, 10, 11, 18, 22,
23, 24, 28, 29, en 39.
Wit: IC .stukken: 17, 25, 32, 35, 37, 38,
40, 41, 47, 48.
De oplossing: 48-43 39x48, 40-34 48x12,
35-30 28x46, 30x17 12x30, 25x5 11-17, 47-42
en de winst door oppositie.
Zwart: 7. 8, 9, 10, 18, 22, 28, 29.
Wit: 16. 25, 26, 27, 38, 44. 43, 47.
Wit wint door: 16-11 7x16, 38-32 28x37,
26-21 22x31, 44-39 16x27, 47-42 37x48, 39-
34 25x5.
B. Dllkel
Correspondentie te zenden aan het adres
van de damredacteur B. Dukel, Wijk aan
Zeeërweg 125i, IJmuiden.
Het is lang geleden dat bridgespelers
üit Haarlem in de allerhoogste regionen
van de Nederlandse Bridgebond meetel
den. Vóór de oorlog telde de Spaarnestad
verschillende topspelers doch na 1945 was
het tenminste wat de kwaliteit betreft
lange tijd bridgemisère.
Nu lijkt daarin verandering te zijn ge
komen. Het Haarlemse paar Ligthart
Zijlstra deed de vorige week door pro
motie uit de meesterklasse B (een stérke
afdeling) zijn intrede in de meesterklasse
A en zal daar het komende seizoen 1960
'61 zijn debuut maken. Ik heb dit rustig
en goed spelende Haarlemse paar diverse
malen aan het werk gezien en ik geloof,
dat zij de m o e i 1 ij k e opgave om méé te
tellen in de afdeling A tot een goed einde
zullen kunnen brengen. Ook in de vier
tallencompetitie maakt genoemd Haarlems
paar, samen met teamgenoten Fabel
Tabbers thans een uitstekende kans op
promotie naar de Meesterklasse-viertallen.
In elk geval kan Haarlem weer met trots
naar zijn beste bridgers opzien evenals
Sneek, alwaar dr. Ubbink met de eerste
plaats uit de meesterklasse B terugkwam
A 9 6 2
9 B 10 9 5
B 10 6
7 3
74
9764
A 9 2
H V 10 9 2
Oost was gever, NZ kwetsbaar. Oost en
zuid pasten west 1 ruiten noord 2
schoppen oost pas zuid 2 SA west
pas noord 3 SA allen passen.
West speelde ruiten 5 voor, noord
maakte ruitenvrouw en door het spelen
der schoppens was het maken van 9 slagen
kinderspel.
Het bieden is goed en doeltreffend en
volkomen gebaseerd op oude, doch zeer
vertrouwde en juiste principes. Twee
schoppen is sterk doch niet forcing, zuid
2 SA geeft ruitendekking en enige zij
kracht aan. noords 3 SA is uitstekend
het is niet meer gewenst de schoppens te
herbieden, want zuid wéét al dat noord
goede schoppens heeft. Bovendien is rui
tenvrouw een kostbaar bezit.
De Amsterdammers die NZ zaten kwa
men er niet. Hier ging het: oost pas
zuid pas west 1 ruiten noord 2 schop
pen oost pas zuid 3 schoppen allen
passen. Naar mijn mening had noord nog
wel 4 schoppen mogen bieden.
Oost kwam met ruitenboer uit, west
maakte de ruitenheer, noord speelde klein
bij. Slechts als west nu de genialiteit op
brengt om klaverenaas en klaveren na te
spelen, zal noord down gaan. Maar zulke
genialiteiten zijn aan de brigetafel moei
lijk te vinden en de praktiik is. dat zo'n
contract toch gemaakt wordt. Speelt west
bij voorbeeld harten in slag 2 na. dan kan
noord het spel winnen. Hoe? Dat is leer
zaam om het zelf eens uit te zoeken!
H. W. F Har ski
De bridgevraag van deze week: West
gever, NZ kwetsbaar. West en noord (uw
partner) passen, oost opent in de derde
hand met 1 Sansatout (de zwakke Sans
van 12-14 punten). De zuidspeler heeft:
H V 10 9 7 5 93 O V AV964
Wat moet ge als zuid bieden? Het be
treft een viertallenwedstrijd. Antwoord
elders op deze bladzijde.
Toen de Romeinen het dal binnentrokken
hing er een dichte mist. Met een ontzetten
de hoop lawaai stormden de Carthagers
van de bergen af. De Romeinen, die door
de mist zich niet oriënteren konden, waren
volkome i de kluts kwijt. Vijftienduizend
man werden er in een wild gevecht in de
pan gehakt, of ze verdronken tijdens de
vlucht in het meer. Vijfentwintighonderd
ontkwamen en zesduizend werden gevan
gen genomen, hoewel men ze beloofd had
dat wanneer ze zich overgaven hun geen
haar gekrenkt zou worden..
Bah, wat afschuwelijk, zei Ondine.
Oorlog is altijd afschuwelijk, zei
Joost.
Maar. zei Ivo, in die tijd streden de
mensen nog voor iets, een ideaal werden
moed en durf nog erkend... De mensen
wisten toen nog wat een oorlog beteken
de, ze kenden de wapenen.
Ach kom, zei Jaap, daar geloof ik
niets van... Ze zullen wel net zo in angst
geleefd hebben als wij nu voor onbekende
wapenen, zonder moed en durf. Dacht je,
dat die vrouwen en moeders het toen leu
ker vonden om hun zonen en mannen te
verliezen? Nee. toch... Trouwens, in die
tijd wa-en ze toch ook aan de heidenen
overgeleverd. Als iemand zin had in
iemand anders' bezittingen, dan moord
den ze ewoon de boel uit. En ze werden
door niemand beschermd...
Nou, nou, zei Joost, zo erg was het
ook niet. De Romeinse wetten waren dien
aangaande heel streng. Het waren geen
Germanen.
Dat kan allemaal wel, zei Ondine,
maar oorlog is oorlog. Het schijnt bij het
mensenras te moeten horen dat je voort
durend in angst moet leven voor moord
en doodslag.
Inderdaad, knikte Joost. Wat dat be
treft is er bepaald niet veel veranderd.
Daar komt de bus, zei Ivo. En daar
lopen mrs. Sippy en meneer Bijkema.
Joost stond op en zwaaide met z'n ar-
2n. Meneer Bijke zwaaide terug. De jon
gelui stonden eveneens op en haalden de
spaden uit de lelijke eend.
Dat wordt een warm werkje, zei me
neer Bijkema toen hij bij hen was. Hij
pakte zijn zijden zakdoekje uit zijn borst
zakje en veegde zich omstandig het voor
hoofd af.
Maar: Come on, come on! riep mrs.
Sippy die de tijd niet kon afwachten. En
ze liep al vooruit, gewapend met haar
spade alsof ze het terrein op haar duimpje
kende.
De anderen volgden wat langzamer. Al
spoedig kwamen ze bij de plek waar die
nacht de filmopnamen hadden plaatsge
vonden. Op twee plaatsen was de grond
danig omgewoeld. Ma'ar merkwaardig ge
noeg zou iemand die niet bij de nachte
lijke evenementen was betrokken geweest
niets bijzonders aan het landschap hebben
opgemerkt. In de brandende zon stonden
de oleanders en cypressen even geurig te
ademen als altijd. Een zachte warmtene-
vel deinde blauw boven alles uit.
Hier was het, zei Jaap. Hij bukte zich
en woelde voorzichtig met zijn handen in
de aarde. Even later hield hij trots de
helm omhoog:
Alstjeblieft!
O, how wonderful! kreet mrs. Sippy.
Dit is een historisch ogenblik, zei
meneer Bijkema plechtig.
Jammer dat we geen fles chianti bij
ons hebben om dat ogenblik te vieren,
zuchtte Joost dramatisch.
Ouwe slobberaar, plaagde Ondine.
Moet je weer van de gelegenheid gebruik
maken.
Maar meneer Bijkema en mrs. Sippy
lieten hun gelegenheid beslist niet voor
bij gaan; on-.-erwijld begonnen ze taken
te verdelen, tekenden vierkanten af en
wezen ze een ieder zijn plaats. En het
duurde niet lang of ze stonden allemaal
enthousiast in de brandende zon te spitten.
Wie ditmaal een scherf vindt, dreig
de Ivo, die stop ik zonder pardon in de
grond.
Deze keer waren er echter werkelijk geen
scherven meer bij. Binnen het uur begon
nen de vondsten zich op te stapelen. Hel
men, speren, schilden, zwaarden en olie
lampen. Totdat Ondine een gil van schrik
slaakte: ze was op een geraamte gestoten.
Jasses, huiverde ze. Graven jullie
hier maar verder, dat is mij te griezelig..
O how wonderful, kreet mrs. Sippy
weer. Ze liet haar spade vallen, nam On-
dines plaats, in en groef voorzichtig met
haar handen het skelet verder uit.
Wat een béuld! spotte Ivo, toen het
in volle glorie te voorschijn was gekomen.
Bedoel je mrs. Sippy? vroeg Jaap
onschuldig.
Doe niet zo vreemd, zei Ivo. Dat ge
raamte natuurlijk.
Vermoedelijk liggen er hier nog wel
een paar duizend, zei Joost. Het kan best
dat we hier op een massagraf gestoten
zijn.
En moeten we die allemaal uitgra
ven? vroeg Ondine.
•(apuaop
-IOA jjaaq pjoou qoop ';qondJ3A Jaau* lal"
si poq aisjeei )ip) ua-iaAG^ s P-ioou uaj
-aAepf fr pmz (ua§uoA\paS) VS E paoou
uaddoqos g pmz uajina g pjoou :ubb<*
uajaoui japaaA jaq noz ptnz joop VS Z
ejsj poqpuia pao§ uaa sbm uaaaABi^ S
2L8 0Ï* U88V<) S 9 6 6 2
:aaui peq 'aanbied ap 'pjoo^
•jjaaSuee )ads gtnuS-jaiu qoop jpiajs
uaa sqaMjaq '„)aiqnop" aieuuou iaq snp
iguBAjaA aquaAuoo azaa „juapaiq uaieui
aaA\j 8ou (BAaS Jfia ui leoui fif qadsuaanaiJj
-aaM} SiruS Jaaz uaa qaq 3ji jaujJBd"
^uaijajaq jBp poq jaauoijuaAuoo uaa VS
Z :poq jaq jooa iua^aads iez uaiBuxaaM)
pjoou iep 'jajqoa fiq WpJaq aoq uapaiq
uauumf naonapf apiBMZ a p i a q 8bbj§ jim
pmz -uaiapeu u.z tjaaq saqe uaddoqos f.
jo g 'z uba poq uaa iaui uaj(no3 Mf!ïjnnlBU
UB5j pinz uapjoM uey\ pjaadsaS pao§ pftijB
latu „saijuaAuoo" japuoz agpijq ;ep 'uei{
uazfmaq uaui apauueeM aiien^s aqostdX)
u.oz nu s; ;iq :8bbj.\a8pijq do pjoo.Mjuv
Daar begin ik niet aan, zei meneer
Bijkema, da's hondenwerk, zeg. Weer
kwam zijn zijden zakdoekje te pas.
Wat zullen we doen? vroeg Joost.
Is het niet het beste dat ik wat van die
spullen naar Passignano breng en dan de
autoriteiten op de hoogte ga stellen van
onze vondsten? Het verdere werk kunnen
we heus beter aan anderen overlaten. Het
gaat per slot om de ontdekking die we
gedaan hebben...
Ja, aarzelde mrs. Sippy, maar ik laat
dat toch maar niet zo aan iemand over.
Ik wil er beslist bij zijn.
Ze stak haar spade weer in de aarde en
bracht het tweede skelet te voorschijn.
Lieve help, zei Ondine. Mrs. Sippy,
u kunt toch niet in uw eentje vijftien dui
zend doden gaan opgraven...
En hoe vervoeren we ze, zei Ivo. In
Hannibal?
O, gilde Jaap opeens. Ik weet iets
beregoeds... We zetten dat eerste geraam
te met schild, speer en helm naast Joost
in de auto en rijden het zo naar Passig
nano!
Leuke bak, zei Joost. Ik ben benieuwd
hoe Italianen daarop zullen reageren...
Ik blijf hier, zei mrs. Sippy beslist.
Eh, ik ook, zei meneer Bijkema hof
felijk.
En zo vertrok Joost met de jongelui ach
terin en zijn griezelig gezelschap voorin de
auto al toeterend naar het dorp.
Ondine zat in het autootje. Ze had de
ellebogen op het stuur gelegd en steunde
het hoofd in de handen Het was vroeg in
de morgen, zes uur. Joost en de jongens
waren nog boven op hun kamers bezig
met rommel opruimen en inpakken.
Door de wijnranken boven het terras
splinterde de zon. Stil was het. Zelfs de ra
dio van het cafeetje aan de overkant
zweeg nog en alle luiken op de etages bo
ven het café waren gesloten. Alleen klonk
er af en toe een hoog kinderstemmetje dat
als een vogeltje in de morgen piepte en
kwetterde.
Hannibal, dacht Ondine hardop. Heb
je nu Italiaans geleerd? Heb je er iets van
ogestoken?
(Wordt vervolgd)
-v.
DIEP IN HET BOS, in het grote
berebos, zat het beertje Bommelebom
op de drempel van zijn huisje. Hij zat
daar al heel lang en heel stilletjes, dat
beertje Bommelebom, want hij dacht
aan iets droevigs. Hij dacht eraan, dat
Berezusje ziek was geworden. Ze had
koorts en ze mocht niet uit haar bedje
komen en beertje Bommelebom wilde
zo graag iets voor haar doen.
Terwijl beertje Bommelebom daar
zo verdrietig zat te peinzen kwam er
een haasje aanhuppelen. „Goeiemor-
gen, beertje Bommelebom" zei het
haasje „waarom kijk je zo treurig? Is
er iets naars gebeurd?"
„Dag haasje", zei beertje Bommele
bom „Berezusje heeft koorts en ze mag
niet uit haar bedje komen en nu moet
ik iets bedenken om haar weer beter
te maken".
„Zo is het dat!" zei het haasje ern
stig en omdat hij beertje Bommelebom
wilde helpen met nadenken ging hij
naast hem zitten op de drempel van
zijn huisje.
Nadat ze zo samen een poosje hadden
nagedacht riep het haasje plotseling:
„Beertje Bommelebom, ik weet wat
je moet doen! Je moet Berezusje voor
lezen uit het grote verhaaltjesboek:
dan wordt ze dadelijk beter!"
Het beertje Bommelebom werd hele
maal weer vrolijk toen hij dit hoorde.
„Zou dat heus waar zijn? En kan je
me ook zeggen, haasje, waar ik dat
boek vinden kan?"
„Nee, dat kan ik je niet zeggen", ant
woordde het haasje ^maar ik weet wel*
dat alle zieke dieren beter worden als
je ze> uit dat grote boek voorleest, dus
ga het maar gauw voor haar zoeken!"
„Dat zal ik doen, haasje, en nog wei-
bedankt voor je goede raad, hoor!"
riep beertje Bommelebom en hij ging
meteen op weg om te doen wat het
haasje gezegd had.
Na een poosje werd hem de weg ver
sperd door een grote spin, die haar
web dwars over het pad had gespon
nen.
„Dag spin", groette beertje Bomme
lebom „weet jij ook, wie een groot en
dik boek heeft om Berezusje uit voor
te lezen?"
„Jazeker" antwoordde de spin „ik
zelf heb een groot en dik boek. Er staat
in hoe je gorc^jnen moet maken en hoe
je een jasje moet naaien".
„En staan er helemaal geen verhaal
tjes in?" vroeg beertje Bommelebom.
„Nee, beertje, dat spijt me voor je",
zei de spin vriendelijk en beertje Bom
melebom vervolgde zijn weg.
Na een tijdje gelopen te hebben
kwam hij een hertebok tegen. „Dag
hertebok" groette beertje Bommele
bom „weet jij ook wie een groot en
dik boek heeft om Berezusje uit voor
te lezen?" „Jazeker" antwoordde de
hertebok „ikzelf heb een groot en dik
boek." „En staan er ook verhaaltjes
in?" vroeg beertje Bommelebom hoop
vol. „Nee, verhaaltjes staan er niet in.
Maar er staat wel in hoe het bos er
vroeger uitzag en hoe de dieren vroe
ger leefden toen ze nog geen nesten en
woningen bouwden."
NA EEN POOSJE kwam hij een uil
tegen. „Dag uil" groette beertje Bom
melebom. „Weet jij ook wie een groot
en dik boek heeft om Berezusje uit voor
te lezen?"
„Jazeker", antwoordde de uil „ikzelf
heb een groot en dik boek".
„En staan er een heleboel verhaal
tjes in?" vroeg het beertje Bommele
bom. „Verhaaltjes?", kraste de uil
verbaasd. „Nee, hoor! Maar er staat
wel in hoe groot de sterren zijn en hoe
ver de vogels vliegen".
„O" zei het beertje Bommelebom en
teleurgesteld vervolgde hij zijn weg.
„O" zei het beertje Bommelebom en
hij dacht „dèt boek wil ik nog wel eens
lezen als Berezusje weer beter is, maar
nu moet ik eerst het verhaaltjesboek
zoeken!"
HIJ NAM DUS AFSCHEID van de
hertebok en vervolgde zijn weg. Toen
zag hij een hondje lopen. „Dag hondje"
groette beertje Bommelebom „weet
jij ook wie een groot en dik boek heeft
om Berezusje uit voor te lezen?"
„Ja, dat weet ik" antwoordde het
hondje „ga maar met mij mee, want
het boek is van een jongetje, van het
jongetje Matthijs." Beertje Bommele
bom was natuurlijk erg blij, dat hij het
nu eindelijk wist, waar hij het boek
kon vinden. Waarom had hij daar toch
niet eerder aangedacht? Alle dieren
uit het bos kenden immers het jongetje
Matthijs en ze wisten allemaal, dat hij
een heleboel boeken had, die hij op de
onderste plank in zijn vaders boeken
kast mocht neerzetten.
Vrolijk liejp het beertje Bommele
bom met het hondje mee en onderweg
vertelde hij hem van het haasje, de uil,
de spin en de hertebok, die hem niet
hadden kunnen helpen.
HET JONGETJE Matthijs was eerst
wel wat verbaasd toen hij daar het
hondje en beertje Bommelebom sa
men zag aankomen. Maar toen hij
hoorde waarvoor ze gekomen waren
ging hij dadelijk naar zijn boekenplank
en pakte het grote verhaaltjesboek,
dat beertje Bommelebom wilde heb
ben. „Asjeblieft, beertje Bommele
bom" zei hij „hier heb je het boek om
Berezusje uit voor te lezen. Zal je er
geen vlekken op maken en wil je Be
rezusje de groeten van mij doen?" Dat
beloofde beertje Bommelebom natuur
lijk graag en zingend van blijdschap
wandelde hij met het boek onder zijn
arm weer naar zijn huisje terug.
Hij begon Berezusje dadelijk eruit
voor te lezen en ze vond het boek zo
mooi, dat ze iedere dag weer nieuwe
verhaaltjes wilde horen. Beertje Bom
melebom las net zo lang voor tot Bere
zusje weer uit haar bedje mocht ko
men.
Toen brachten ze samen het boek
weer terug aan het jongetje Matthijs.
En allemaal waren ze blij, dat Bere
zusje weer beter was.
Marjan van Beek
In een streek hier ver vandaan
ligt het land van Levertraan.
De mensen zijn er dik en rond
en verschrikkelijk gezond.
Dat is heus geen wonder, zeg,
want ze nemen als beleg
voor hun ochtendboterham
levertraan inplaats van jam.
En by de koffie en de thee
gebruiken ze geen melk, welnee,
maar levertraan, een schep of zes.
Zó uit de grote, vette fles.
Ja, zelfs in 't warme middageten
wordt niet de levertraan vergeten.
Of 't taartjes zijn of selderij,
levertraan, dat smaakt er by.
En heus, al vinden wij het gek,
de mensen hebben altijd trek,
daar in dat land, hier ver vandaan;
in 'n lekker schepje levertraan.
Marjan van Beek