VOOR JULLIE
A3
Een verrassing voor Roosje
en Kootje Hoen
Schaken
Dammen
e
Tien jaar gevangenisstraf voor het
schrijven van een woordenboek
ZATERDAG 19 MAART 1960
Erbij
PAGINA VIER
I
IIP
H
£=-=-:'
ilf
W
B
4
si
k
jjf
k
HP
ÉH
W
Hf
éil
IP
Él
k
Pil
JL
W
B
ïlf
HUP
w
li.
B
JJf
iff
PP
m
Éi
1
'8
IJl
Él
1
ES
Él
ÉI
Éi
11
n
Él
Él
9S
jjp§
HP
ill
jjj
11
jjj
si
jjj
11
11
Hf
81
Él
jjj
1
Éi
ij
li?
De rode tram
De huppelende clowns
WWOTKm xv< - 1 -
II 1 f 1 p H -■ - 'WH
h2-h3 Rg4-h5, 12. Ddl-b3 0-0, 13. Pc3xd5 meesters aanwijzen, wat ik hier doe,
e6xd5, 14. Rcl-e3 omdat het zo'n leerzaam spel is:
Op het moment dat de lezer deze rege
len onder ogen krijgt, zal het grote tref
fen tussen Botwinnik en Tal een aavang
hebben genomen en zullen de eerste resul
taten wellicht reeds bekend zijn.
Wij schreven in deze rubriek al eerder
dat Tal met zijn riskante stijl complicaties
ontketent, waarvan de oplossing voor het
menselijk denkvermogen onbereikbaar is.
Geldt dit ook voor Botwinnik, dat wil zeg
gen: zal deze zoveel fouten maken dat Tal
zijn befaamde „Schwindels" zal kunnen
uitspelen? De komende weken zullen het
leren. En is Tal niet wat overschat na zijn
grote recente successen te Zürich en Bied?
Sommigen beantwoorden deze vraag be
vestigend, zulks naar aanleiding van het
enigszins teleurstellende resultaat van Tal
in het onlangs gespeelde toernooi te Riga.
Hij werd daar vierde met 9 uit 13, na
Spasski (11%), Rikenas (11) en Tolush (9%).
Bij bestudering der partijen valt het op,
dat Tal herhaaldelijk zich inliet op varian
ten, die als inferieur te boek staan. Blijk
baar vertrouwde hij erop, dat zijn tegen
standers toch wel de draad zouden kwijt
raken. Een frappant voorbeeld was de ont
moeting:
MikenasTal
Siciliaans
1) e2e4 c7—c5 2) Pgl—f3 d7—d6 3)
,d2d4 c5xd4 4) Pf3xd4 Pg8—f6 5) Pbl—c3
a7a6 6) Rel—g5 e7—e6 7) f 2—f 4 h7—h6.
Volgens de huidige stand van de openings
wetenschap is de met deze zet ingeleide
rooftocht der zwarte dame nauwelijks
speelbaar. Wit krijgt een overweldigend
aanvalsspel voor een pion. 8) Rg5h4
Dd8b6 9) Ddld3! Db6xb2 10) Tal—bl
Db2—a3 11) e4—eo Pf6—d5. Een van de
pointes is dat 11) de5: 12) fe5: Pfd7?
faalt op 13) Pe6:! fe6:? 14) Dg6 mat.
12) Pc3xd5 Da3xd3 13) Rflxd3 e6xd5. In
deze stelling speelde Keres tegen Olafsson
(Zürich 1959) met succes 14) Kd2 Mikenas
deed het nog sterker.
14) e5—e6!De kracht hiervan bleek
reeds tijdens het jongste kandidaten-toer
nooi. 14) Pb8c6 Niet 14) fe6: 15)
Rg6 schaak Kd7 16) f5 e5 17) Pe6, dreigend
18) Re8 schaak Ke8: 19) Pc7 enz.
15) Pd4xc6 b7xc6 16) e6xf7 schaak Ke8x
f7 17) Tbl—b6 c6—c5 18) c2—c4! d5—d4
19) O—O Ta8—a7 20) Tfl—el Ta7—b7 21)
Tb6xb7 Rc8xb7 22) f4—f5!
Zwart: TAL
Zwart: TAL
'///-
Ws
wm.
Pil
y///////,
mÊ
A H B 9 6
CV 32
O V 7
V 10 3
10 3
6
O A B 5 3 2
H B 7 5 4
V 8 7 5 4
C AHB987
O
9 2
»OCO^DCCCCCCCC0^30CCCODCOOOCOeCOCC02Ca»CCC«
Wit: TESCHNER
Wit heeft kennelijk gestreefd naar een
opstelling, welke zijn tegenstander een
minimum kans geeft op het ontketenen
van verwikkelingen. In dezelfde stelling
(met pion op h2 en R op g4 speelde Gelier
tegen Unzicker (Götéborg 1955) nu Re7-d8
benevens Rb6 met bevredigend spel voor
zwarta Maar Tal kan het niet laten, weer
eens te veel risico's te nemen, remise te
versmaden en op verlies te komen staan.
Hij verkoos: 14f7-f5? hetgeen ern
stige bezwaren had, daar pion d5 zwak
wordt. Wit manoeuvreert met de volgende
zetten heel knap zijn paard naar e5, dwingt
tot ruil op e5 en legt zo de zwakte van d5
bloot.
15. Tal-cl f5-f4, 16. Re3-d2 Ta8-b8, 17.
Rd2-c3 Re7-f6, 18. Re2-dl! Nu dreigt
Pe5. 18Tf8-d8, 19. Pf3-e5 RhSxdl, 20.
Tflxdl Rf6xe5, 21. d4xe5 Dd6-e6. Na 21.
Pe5: 22. Re5: De5: 23. Tc5 staat wit dui
delijk beter. 22. Tdl-d3 Td8-d7, 23. Tcl-el
Tb8-f8, 24. Tel-dl Tf8-d8, 25. Tdl-el Kg8-
f7. Hoewel hij minder staat, gaat Tal hier
herhaling van zetten met Tf8 uit de weg.
26. Db3-dl Td8-e8. Beter weer Kg8, 27.
Ddl-f3 g7-g5, 28. g2-g3 De6xh3. 29. g3xf4
Dh3xf3, 30. Td3xf3 g5-g4. 31. Tf3-g3 d5-d4,
32. Rc3-d2 h6-h5, 33. f2-f3 g4xf3. 34. Kgl-f2
h5-h4, 35. Tg3-g5 d4-d3. Wit had nu zijn
fraaie opzet met 36. Th5! kunnen bekro
nen. Er dreigt dan 37. e6f. waartegen zwart
zich wapenen moet. De gevaarlijke h-pion
valt, evenals pion f3, waarna de verbon
den vrijpionnen van wit de overwinning
garanderen. Teschner speelde hier echter
36. Tel-gl en deed even later nog een min
der goede zet, waarna Tal met kunst en
vliegwerk remise hield.
Het commentaar van Tal's trainer A.
Koblentz? „Niemand weet hoeveel zenu
wen het Kandidatentoernooi mijn pupil
gekost heeft. Bovendien heeft hij zijn
nieuwe openingswapens in zijn arsenaal
gehouden om Botwinnik geen enkel hou
vast te geven".
En het commentaar -van- Tal zelf? Hij
gaf het toen de charmante jongedame, met
wie hij zojuist in het huwelijk was ge
treden. agn het slotbanket te Riga zeer
temperamentvol een Spaans lied zong. „Nu
weet u," aldus Tal, „waarom ik slechts
vierde werd!"
Mr. Ed. Spanjaard
Wit: MIKENAS
met beslissend overwicht voor wit, die dan
ook relatief gemakkelijk won. Zwart kan
op geen enkele wijze zijn koningsvleugel
ontwikkelen.
Een ander voorbeeld
TeschnerTal
Siciliaans
1. e2-e4 c7-c5, 2. c2-c3 Pg8-f6, 3. e4-e5
Pf6-d5, 4 d2-d4 c5xd4, 5. c3xd4 d7-d6, 6.
Pgl-f3 Pb8-c6, 7. e5xd6 Dd8xd6, 8. Pbl-c3
Rc8-g4 9. Rfl-e2 e7-e6, 10. 0-0 Rf8-e7, 11.
De landelijke finale van de parenwedstrijd
Ruitenboer werd vorige week in Amster
dam gespeeld met gebruikmaking van het
bridgerama. De zéér volle zaal heeft toen
kunnen zien, dat de meesters slechts daar
in afwijken van de minder sterke bridgers,
doordat zij m i n d e r fouten maken doch
fouten maken zij (natuurlijk) ook.
Hoewel bieden steeds een vrij subjec
tieve aangelegenheid is, kan men toch in
het volgende spel diverse fouten der
OP EEN SOMBERE DAG in oktober
1669 waren honderden Amsterdammers er
getuige van hoe het lijk van een misdadi
ger uit het rasphuis langs de Heilige Weg
werd. gedragen. Toen zij zagen, dat een
pikzwarte hen eensklaps op de baar vloog,
steeg een kreet van afgrijzen op uit de
menigte. Dit was wel het overtuigend be
wijs, dat de dode een Satanskind was! De
man, wiens sinistere uitvaart zo veel be
langstelling trok, heette Adriaan Koerbagh
en was rechtsgeleerde en geneesmeester
te Amsterdam geweest. Het misdrijf, waar
voor men hem gevangen had gezet was
het schrijven van een woordenboek!
In maart 1668 was dit geschrift versche
nen onder het pseudoniem Vreederijk
Waarmond (latere edities droegen de ware
naam van de auteur). De titel luidde ten
dele: „Een Bloemhof van allerley lieflijk
heidof een vertaaling en uytlegging
van al de Hebreusche, Grieksche, Latijn-
sche, Fransche en andere vreemde bas-
taart-woorden en wijzen van spreeken, die
('t welk te beklaagen is)in de Neder-
duytsche taak gebruykt worden."
KOERBAGH ERGERDE ZICH zoals
velen ook thans nog aan het feit, dat
men vooral in meer ontwikkelde kringen
zo veel vreemde woorden gebruikte en hij
had getracht de meeste van deze woorden
te verklaren en er goed Nederlandse syno
niemen voor te geven. Hij was echter geen
taalkundige en dat blijkt duidelijk, wan
neer we lezen, dat hij damast afleidde van
dame; kleinood van kleine nood, iets, dat
men niet van node heeft; lichaam van
leegh-adem, iets wat geen leven of adem
meer heeft; lawaai van laat waaien en
maltentig van malle tante.
Ook zijn synoniemen waren dikwijls
taalkundige monstruositeiten. Zo vertaalde
hij incorrectie met onverbeteringinsocia-
bel met ongeselschappig; configureren met
gelijkgedaantigen. Maar soms bedacht hij
toch ook heel aardige woorden, die eigen
lijk best in de Nederlandse woordenschat
opgenomen hadden kunnen worden, zoals
bijvoorbeeld inneemselbriefje voor recept;
geneesballekens voor pillen; streek wijzer
voor compas; warrevogel voor chicaneur;
s werf gedachten voor fantasie; taalvaardig
voor eloquent.
KOERBAGH WAS bovendien een eerlijk
man. Als hij ook zelf begreep, dat hij iets
niet wist, kwam hij daar rond voor uit.
Bij amortissement schreef hij: „Ik weet
eygentlijk neit wat dit woord wil te ken
nen geven." Bij bregadiere (bedoeld is
brigadier) staat: „Dit woord schijnt te be
tekenen een krijgsampt: dog wat voor een
weet ik niet alsoo ik het selve nieuwers
heb konnen vinden. Derhalven die het
weet, mag het er bij schrijven."
Had Koerbagh zich nu maar bepaald
tot niets anders dan het geven van ver
klaringen voor vreemde woorden, dan had
hij zijn tijdgenoten ongetwijfeld een dienst
bewezen en was hij nooit in het rasphuis
terecht gekomen. Hij kon zich evenwel
niet weerhouden telkens zijn eigen mening
luyden evenwel lekkernijs halven gegeten."
Hoewel hij zelf jurist was, had hij met
de rechtsgeleerdheid niet veel op. Onder
het woord loy kon hij zich niet weerhou
den te zeggen: „al wetten en wat een ver
wart wetboek! Dog sij (de rechtsgeleerden)
weeten 't also wel als Plato die eertijd ge-
segt heeft: bij die volkeren, die veel wet
ten hebben, zijn ook veel twisten of krak
kelen, kwade gebruvken of wijsen van
leeven. Uyt de menigte van twisten en
krakkelen hebben de regtsgeleerde voor
deel."
AL DEZE VENIJNIGHEDEN waren nog
niet strafbaar, maar hetgeen Koerbagh
schreef onder woorden als abdis, abt,
Agnus Dei, altaar, antichrist, bibel, bis
schop en dergelijke kon door de overheid
niet ongestraft getolereerd worden. Ook
in onze dagen zou men de dingen, die
Koerbagh durfde neer te pennen, niet met
over bepaalde zaken en begrippen te
spuien en dat deed hij op een uitermate
ongezouden manier.
ONDER „JUWELEN" geeft hij terloops
de vrouwen er van langs. Zij zijn volgens
hem „van aart hovaerdig en trots" en
„meynen datse wel dapper pronken en
brallen, alse met die vodden en leurde
reyen behangen zijn." Bij pendanten gaat
hij nog een stapje verder: het schijnt,
dat de vrouwen al vry seer aarten na den
aart der sotten en daarom moetense met
die bellen behangen zijn, of sy en zijn niet
seer wel te vreeden, en men kander kwaa-
lijk huys me houden, als sy die niet hebben
mogen."
Hij hield dus van vrouwen en ook niet
van caviaar, zoals blijkt uit deze toevoe
ging achter dat woord: „Van smaak isse
of men seep kauwde, word van sommige
als 6de zet voor zwart 24-29 in. Dan moet
wit van 37x26 slaan daar zwart anders
stukwinst forceert.
7) 37-31 7-11, 8) 41-37 20-25, 9) 33-28
25x34, 10) 40x20 15x24, 11) 39-33 1-7, 12)
43-39 10-15, 13) 46-41 14-20? Stand na de
foutzet 14-20:
S. LEMMERS
4 2
10 5 4
O H 10 9 8 6 4
4* A 8 6
Oost gever, NZ kwetsbaar.
Het bieden ging: Oost 1 harten - zuid
pas - west 2 ruiten - noord 2 schoppen -
oost pas - zuid pas - west 3 klaveren -
noord pas - oost 3 harten - zuid pas -
west 4 klaveren - allen passen.
Dit onfortuinlijke contract ging 2 down
(3 down was nog mogelijk geweest) en OW
verloren 100 punten.
De fouten waren achtereenvolgens van:
oost. - dat hij noords 2 schopepnbod niet
doubleerde: juist waar west een positief
bod kon doen. was tenminste één en mo
gelijk 2 of 3 down voor OW te boeken ge
weest;
west. - dat hij niet paste op oosts 3 har
tenbod. Dit westspel zal zeker geen groter
succes worden voor 4 klaveren, dan voor
3 harten;
noord - het bieden van 2 schopen willen
we niet direkt een fout noemen als wel
een minder juiste beoordeling der situatie.
Tegen d i t bieden van de tegenstanders,
had noord zich kunen realiseren dat hij
zich in kwetsbare stand aan een riskant
avontuur zou gaan wagen door 2 schoppen
te bieden.
G o e d te noemen valt. dat de zuidspeler
zich niet aan het riskante volgod
van 2 ruiten gewaagd heeft. Vermoedelijk
had west gedoubleerd en zou noord gepast
hebben waarna oost met zijn weinig
defensieve waarden tegen een ruiten
contract het doublet met 2 harten had
moeten uitnemen.
Op de lijsten der deelnemers zag men
vele malen dat noord gedoubleerd is op 2
(of zelfs 3) schonpen en OW tenminste 500
boekten. Ettelijke OW-paren gingen down
in hartencontracten vaak gedoubleerd. Ook
waren er (weinig! OW-Daren die SA boden
en dat maakten, doch ook ging dat contract
enkele malen down.
Opmerkelijk was ook, dat diverse NZ-
paren zó lang bleven bieden tot zij in 4 of
5 ruiten zaten, hetgeen de tegenpartij
uiteraard zéér welkom was. De katastrofes
on genoemde contracten variëerden van
500 tot 1400 punten.
Men zal nog wel willen weten, waaróm
2 ruiten een slecht volgbod is: teveel ver-
liesslagen. te slechte kaartverdeling door
rie drie kleine hartens.te weinig hoge kaar
ten. ongunstige kwptshaarheid. Zou men
'in het zuidspel de 4>8 vervangen door
4°Heer, d a n is 2 ruiten een redelijke actie.
J. C. APELDOORN
De stukwinst is voor vele dammers be
slist nieuw.
14) 28-22 17x28. 15) 32x25 21x34, 16) 35-30
24x35, 17) 25-20 15x24, 18) 44-40 35x44, 19)
50x19 13x24, 20) 26-21 16x27, 21 31x2 24-29,
22) 33x24 11-16, 23) 2x11 6x17, waarna het
eindspel wit 8 en zwart 7 voor wit wint.
Tegen Jan Tijms met wit maakte Apel
doorn met zwart verrassend dam in de
volgende stand:
Zwart: 2 3 5 6 8 9 12 13 15 16 18 23 25 26,
totaal 14 stukken.
Wit: 29 30 31 32 34 35 36 37 38 40 41 42 44
en 45, totaal 14 stukken.
Leuk en diep verbodgen ligt de volgende
damcombinatie:
Zwart aan zet. 1) 15-20, 2) 30-24?
16-21, 3) 24x15 23-28, 4) 32x23 13-19, 5)
23x14 9x20, 6) 15x24 21-27, 7. 31x13 8x50.
Prachtig gezien, Apeldoorn.
Het eindspel tegen A Kouwenhove won
Apeldoorn met zwart als volgt:
J. C. APELDOORN
In het damtoemooi Kennemerland 2de
klasse deed zich in de partij J. C. Apel
doorn (DCIJ) met wit en S. Lemmers (Hil-
legom) zwart een stand voor, waarin een
afwikkeling kon volgen welke origineel is.
De spelers hebben de combinatie wel ge
zien, doch hebben de gehele afwikkeling
niet in hun voorstellingsvermogen kunnen
verwerken.
Later bleek dat Apeldoorn zeer fraai en
verrassend stukwinst had verzuimd. Het
gaat van de opening uit als volgt:
1) 31-27 19-24, 2) 37-31 13-19, 3) 41-37
8-13, 4) 47-41 2-8, 5) 3430 17-21, 6) 31-26
11-17.
Een verrassend element houdt de uitval
"OCOO
m
m\
pm
ém.
\m
A. KOUWENHOVE
Wit dam op 6, twee stukken op 11 en 35.
Zwart dammen op 26 en 45, twee stuk
ken op 19 en 24.
Wit is aan zet en het spel staat voor
Kouwenhove vast. Op 3-1 volgt 24-29 met
winst. Wit offerde met 11-7 45x1 en ver
volgde met 6-28 (op 6-33 26-12 en 19-24),
1-23 28-33 23-29 en nu? 33-28?, waarna
zwart won door 19-23 28x30 26-48. De dam
heeft geen vluchtveld over. Op 30-2 29-24.
Leuke finesse.
Tot slot twee openingen, welke voor
kwamen in de damclub IJmuiden.
1) 32-28 20-25, 2) 37-32 15-20, 3) 41-37
10-15, 4) 46-41 5-10, 5) 31-27 20-24, 6) 34-29
15-20, 7) 28-23 19x28, 8) 32x23 10-15, 9)
40-34 4-10, 10) 37-31. Er is een voortzet
ting voor zwart 18-22. Op 17-21 volgt ver
rassend stukwinst door de uitval 23-19.
In de partij speelde zwart 17-22, waarna
C. Kaan de winst verkreeg door 34-30,
27-21 en 33-28 met dam.
Het bekende stuk winst in de Hollandse
opening maakt ook in een onregelmatige
opening nog slachtoffers.
1) 33-28 19-23 2) 28x19 14x23, 3) 39-33
10-14, 4) 44-39 13-19, 5) 49-44 8-13, 6) 33-28
2-8, 7) 39-33 5-10, 8) 31-27 20-24, 9) 37-31
17-21, 10) 34-30 15-20, 11) 41-37 10-15, 12)
44-39 20-25? Waarna 27-22 steeds stuk
winst oplevert.
B. Dukel
plezier kunnen publiceren. Wij zullen u
derhalve zijn scheldpartij tegen alles wat
met de christelijke en joodse godsdienst
en de katholieke en protestantse kerken te
maken heeft, maar onthouden.
KOERBAGH BEKENDE later tijdens
zijn proces, dat hij een persoonlijke vriend
van Spinoza was geweest in de tijd, dat
deze nog te Amsterdam woonde en dat hij
deel uitmaakte van een groep Spinozisten,
die dikwijls bijeenkwam ten huize van Jan
Knol in de Nes en jarenlang scherp door
de "jusititie in de gaten werd gehouden.
De Staten van Holland hadden in 1653
een plakkaat uitgevaardigd tegen lieden,
die schreven „tegen God ende syn eygen-
schappen, tegen de Godheyt ende voldoe-
ninghe Christi, ende heylighe Drievuldic-
heyt ende teghen de fondamenteele gronden
ende hooft poincten van de ware christe-
lyke religie". Op grond van dit plakkaat
werd een strafvervolging tegen Koerbagh
ingesteld. De woordenboekschrijver nam de
wijk naar Kuilenburg, maar later werd hij
voor duizend guldens door een verrader
lijke vriend in handen van de schout ge
speeld.
OP 27 JULI 1688 verscheen hij voor zijn
rechters en in de namiddag van die zelfde
dag werd vonnis gewezen: 10 jaar ge
vangenisstraf, 10 jaar verbanning en 6000
gulden boete. Dit vonnis was niet geheel
in overeenstemming met de wet, want het
delict, omschreven in het plakkaat van
1653, kon slechts met verbanning bestraft
worden.
Toch verdween Koerbagh in het rasp
huis en velen waren van mening, dat hij
er nog genadig afgekomen was. Daarvan
getuigt ook dit vers, dat door een tijdge
noot op hem gemaakt werd:
„Geluckkigh waert ghy Koerbagh, dat
Ghy in de groote Amstelstadt
Wierd om u Woordenboek gevangen:
Had Spanjen of Italiën
U binnen hare traliën
Uw straf soud swaerder sijn als hangen".
KOERBAGH OVERLEED een jaar na
zijn gevangenneming aan lichamelijke uit
putting en mishandeling. Zijn woorden
boek werd door de overheid in beslag ge
nomen, voordat er veel exemplaren van
verkocht konden worden. Eén der weinige
overgebleven originelen van deze „Bloem
hof", die men in ons land verre van „lief
lijk" kon vinden, bevindt zich in de
Utrechtse Universiteitsbibliotheek.
W. Kielich
ER WAREN EENS twee kleine kip
petjes, Roosje en Kootje Hoen. Ze
speelden samen voor het kippenhuis.
Eerst speelden ze wie de mooiste worm
te pakken kon krijgen, daarna speelden
ze wie het hoogst fladderen kon en toen
ze daar genoeg van kregen speelden ze
kip-ik-heb-je. Dat was een soort kippen
krijgertje. Alleen riep je dan niet: tilc-
kie! maar: kip-ik-heb-je!
Ze hadden een geweldig plezier en ze
maakten zo'n leven, dat tante Hendri-
na, die haar middagdutje op de stok aan
het doen was, er wakker van werd.
Ze stak haar hoofd door een kier van
de deur en riep:
Hé, kunnen jullie niet wat stiller zijn
tok, tok, tok, een fatsoenlijke hen kan
niet eens een dutje doen bij dat lawaai!
Ja, tante Hendrina, zei Roosje be
leefd, maar eigenlijk moest ze erg
lachen omdat tante Hendrina er zo raar
uitzag, helemaal pluizig van de onge
kamde veren.
Wat zullen we dan gaan spelen?
vroeg Kootje.
Enenzei Roosje. Laten
we vadertje en moedertje gaan spelen,
en moedertje.
Ja, zei Roosje, en dan weet ik iets
heel leuks: ik ga op een ei zitten en jij
zoekt wormen voor me.
Goed, zei Kootje, maar dan moet
ik wel een kam hebben, anders ben ik
geen echte haan.
Maar hoe komen we nu aan een
kam! riep Roosje uit.
Kootje keek om zich heen.
Ik weet wat, ik weet wat, riep hij
toen. Gewoon van blaadjes.
HIJ PIKTE TWEE afgevallen blaad
jes op, maakte ze een beetje nat en
plakte de twee bovenste randjes tegen
elkaar.
Nu moet jij ze op mijn eigen kam
metje zetten, zei hij tegen Roosje.
Je moet je bukken, zei Roosje, an
ders kan ik er niet bij.
Kootje bukte zich en Roosje zette
hem heel voorzichtig de blaadjeskam
op het hoofd.
Het staat geweldig, zei ze, een
echte feestkam! Je lijkt nu echt een
echte haan!
Nu het ei, zei Kootje. Hoe komen
we daar nu aan?
Dat halen we stilletjes onder tan-
te Hendrina. vandgan, zei Roosje.
Die zit toch te dutten op- haar stok.
Nee hoor,,.zei-Kootje, dat doe ik
niet. Da's gemeen!
Maar hoe komen we dan aan een
Iei? zei Roosje.
We zoeken een grote ronde witte
steen, zei Kootje, en dan spelen we dat
dat een ei is
Jottem! riep Roosje.
Na een poosje zoeken vonden ze op
het pad een mooie ronde witte steen.
Hij is wel wat klein, vond Roosje,
maar dat is niet zo erg, dan spelen we
maar dat we krielkippenzijn.
Met hun pootjes rolden ze de steen in
de schaduw van een boom.
Nu nog een nest maken, zei Koot
je. Meteen begon hij strootjes en veer
tjes te rapen en daarmee maakte hij
een lekker warm nestje.
„Zeg, conducteur, mag ik een kaart?
Zo, alstublieft, hier is het geld
Precies gepast en nageteld."
Daar is hel eindpunt. Mensen kom,
Zo aadelijk draait de tram weer om!
Dangaat het ritje weer beginnen.
Dan stappen er weer mensen binnen,
Want ieder mens in Dinkeldam
Rijdt met de mooie, rode tram.
In 't kleine dorpje Dinkeldam
Daar rijdt, een mooie, rode tram.
Hij stopt bij ied're haltepaal
„Stapt in nu, mensen, allemaal!
En moeten er geen mensen uit?"
De conducteur blaast op zijn fluit.
En, hopsekee. daar gaat het weer!
De tram rijdt rinkelend op en neer.
Hij neemt een bocht, hij mindert vaart.
TOEN ALLES KLAAR was breidde
Roosje haar vlerkjes uit en ging ze op
het ei zitten.
Tok-tok-tok, deed ze de stem van
haar moeder na.
Kukeleku, kukeleku! riep Kootje
en hij stapte net zo trots als zijn vader
rond.
Ik wil een worm, een lekkere vet
te, riep Roosje. Zeg, Vader, wat krijg
je een honger als je zo stil moet blijven
zitten!
Kootje pikte een mooie vette worm
op en bracht die aan Roosje.
Hoelang moet ik nou zo blijven zit
ten? vroeg Roosje die al ongeduldig
werd.
Dat weet ik niet, hoor, zei Kootje.
Blijf maar gewoon zitten
Maar ik verveel me zo, mopperde
Roosje.
Kootje wilde net boos worden, toen
de stem van Vader riep:
Roosje! Kootje! Waar zitten jul
lie?
Rrrttt rende Kootje naar Vader toe.
En rrrttt rende Roosje van het nest af.
Ik heb een grote verrassing voor
jullie, zei Vader toen de kinderen voor
hem stonden.
Wat dan? vroegen ze allebei tege
lijk.
Jazei vader. Kom maar
binnen, maar zachtjes hoor, dan zal ik
het jullie laten zien.
MET KLOPPENDE HARTJES lie
pen ze op hun tenen achter Vader aan.
Hij deed de deur naar de kamer open
endaar zat moeder die haar vleu
gels een beetje openklapte toen de kin
deren binnenkwamen. En wat zagen ze
daar? Vier donzige gele kleine kopjes
die „piep-piep" zeiden.
Oooooo, zei Roosje, zijn het meis
jes?
Oooooo, zei Kootje, zijn het jon
gens?
Twee jongens en twee meisjes, zei
moeder. Ze tilde haar vleugels nog wat
hoger op en toen konden de kinderen
zien dat de kuikentjes elk om hun lin
kerpootje een lintje hadden. De jon
gens een blauw lintje en de meisjes een
roze lintje.
Kijk, zei moeder, en op elk lintje
staat de naam van het kuikentje ge
schreven.
Roosje die al lezen kon las: -Bartje,
Bennetje, Riekje, Ronnetje.
Nu kun je ze goed uit elkaar hou
den, zei Kootje.
Precies, zei vader, en ga nu maar
weer spelen.
MAAR ZE WAREN zó blij met hun
verrassing, dat ze alleen nog maar hup
pelen en springen konden. En daardoor
werd tante Hendrina voor de tweede
keer wakker. Boos riep ze:
Stoute kinderen, kunnen jullie dan
nooit stil zijn!
We hebben twee broertjes en twee
zusjes gekregen, riepen de kinderen te
rug. En toen was tante Hendrina na
tuurlijk niet boos meer.
Lizztj Sara Matj
heg een glasplaat over twee dikke
boeken. Teken het clowntje enkele ma
len op papier over en knip de figuurtjes
dan uit. Leg ze onder de glazen plaat en
ga dan met een doek de plaat poetsen.
Je zult wel zien wat de clowntjes dan
doen!