Ï&PHrM vijf ©otwi irlanen iiili Shamai Haber, winnaar van de Prix Bourdelle, krijgt een Amsterdamse expositie Nieuwe aanwinst Frans Halsmuseum Erbij iiPSsiiiii Kop op ZATERDAG 2 APRIL 1960 PAGINA TWE2 iAaSSSi»"»»* Sii IN TEGENSTELLING tot de dagen van middeleeuwen en renaissance worden de silhouetten van onze steden tegenwoordig door zeer mate riële gebouwen en installaties bepaald. Kranen, silo's, hoge kantoor gebouwen en televisietorens fungeren meer en meer als herkennings tekens in het landschap en overtreffen als blikvangers de traditionele torens van kerken en kastelen. Tot nu toe toch bleef het hoge gebouw in Nederland aan de bescheiden kant: de veertien verdiepingen gaat men meestal niet te boven. Daarom kon de aan de vijf projecten voor het nieuwe hoofdkantoor met meer dan twintig lagen van het verzeke ringsbedrijf „De Nederlanden van 1845" gewijde tentoonstelling in het Haagse Gemeentemuseum zonder bezwaar „De eerste Neder landse. in plaats van „De eerste Haagse wolkenkrabber" worden genoemd. De „1845" werd door dezelfde oo:rzaak genoopt het hoger op te zoeken als die welke in andere wereldsteden het aanzijn schonk aan zovele torengebouwen: de schaarste aan grond. De verzekerings maatschappij wilde graag goed bereikbaar en vooral ook duidelijk zichtbaar zitten. De plaats in het uitbreidingsplan Bezuidenhout, aan de toekomstige snelverkeersweg naar Utrecht ter hoogte van Adelheid- straat en Schenkkade voldoet aan die eisen, maar de beschikbare ruimte bedraagt slechts achtduizend vierkante meter. Voor een instel ling welke in de toekomst aan vierduizend man personeel werk ver schaft is dat wat weinig. Zelfs voor een gebouw waarbij het ruimte probleem verticaal en niet horizontaal wordt opgelost dient de om- ringede oppervlakte royaler bemeten te worden dan in feite in dit uit breidingsplan is geschied. Geen wonder dat een der architecten Maaskant uit Rotterdam de behoefte voelde de aangrenzende, diepliggende snelverkeersweg te overkluizen om zijn gebouw de stedebouwkundige ruimte te schenken, welke het verdient. DIT TREKJE toont weer eens duidelijk aan hoe architectuur in diepste wezen ruimtebeeldend is en het is tekenend dat de commissie van advies, die de directie van de „1845" met haar oordeel terzijde stond, de voorkeur heeft gegeven aan dat ontwerp, dat terwille van de ruimtelijke accentuering afweek van het door de op drachtgeefster gestelde bouwprogramma. HET FRANS HALSMUSEUM is ver rijkt met een hieronder gereprodu ceerd zeer fraai duinlandschap van Pieter de Molijn (De Jonge), die op 6 april 1595 te Londen uit Vlaamse ouders werd geboren en te Haarlem overleed in 1661. Hij werd in 1616 meester in het St. Lucasgilde te Haarlem. Hij is vooral be roemd om zijn landschapschilderijen en etsen. Het door het Frans Halsmuseum aangekochte werk is gedateerd 1647, toen Molijn dus tweeënvijftig jaar was. Het stuk meet 94 bij 75 centimeter en het kan alsdus de directeur van het Frans Halsmuseum de heer H. P. Baard be schouwd worden als het belangrijkste werk van Molijn De Jonge en is bovendien belangwekkend omdat het typerend is voor de ontwikkeling van de Haarlemse landschapschildering van die tijd. Het doek komt via de Haarlemse kunst handel Bier uit Engels bezit en werd geëx poseerd op diverse tentoonstellingen in het buitenland, onder andere in Londen in 1952-'53 in de Royal Academy of Arts en te Parijs op de tentoonstelling van het zeventiende-eeuwse Hollandse landschap, welke in 1951 in de Orangerie des Tuileries werd gehouden. Het Frans Halsmuseum bezat reeds werk van Molijn, evenals het Teylers Mu seum te Haarlem. Werk van Molijn is voorts in onder andere het Rijksmuseum te Amsterdam, in het museum Bredius te Den Haag en het museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam. HET ARCHITECTENBUREAU Ooye- vaar, Stolle en Van Gooi uit Amsterdam, één van de vijf voor de meervoudige op dracht uitgekozen bureaus, heeft de sug gestie van het hoge, smalle „schijfge bouw" doorbroken en de voorkeur gegeven aan twee hoge bouwlichamen, welke haaks op elkaar staande elkanders spie gelbeeld vormen en onderling verbonden zijn door een laagbouw. Van dit samen spel gaat zoveel kracht en spanning uit, dat de directie van de „1845" haar be zwaren tegen de splitsing der kantoorver diepingen heeft laten varen om voorrang te geven aan de esthetische kwaliteiten van het ontwerp boven de functionele eisen. OOYEVAAR, Stolle en Van Gooi waren overigens niet de enigen die zich wilden bevrijden uit het smalle keurslijf van het langwerpige, dunne schijf gebouw. Prof, ir. C. Wegener Sleeswijk ging uit van een bajonetvormige plattegrond, waarbij de vleugels in tegengestelde richting werden gebogen. Het bezwaar van de adviescom missie, dat de daardoor verkregen hoofd vorm geen weerklank zal kunnen vinden in de omringende bebouwing lijkt ons min der sterk dan de constatering dat die ge bogen wanden veel onproduktieve ruimte omsluiten. Het Bezuidenhout moet tenslot te nog gerealiseerd worden en binnen de stedebouwkundige begrenzingen is voor de architectuur nog veel mogelijk. OOK VAN DEN BROEK EN BAKEMA hebben het bezwaar van het schijfgebouw trachten te ondervangen, zowel door een brede lage onderbouw zoals een uitge krabde vergaderzaal als door de plas tische behandeling van de twee iiftgebou- wen. Hun ontwerp is zeker het menselijk ste om naar te kijken, maar het is wat speels van opzet, een verre herinnering als het ware aan de Rotterdamse winkel panden van deze architectencombinatie. De twee ontwerpen welke dan overblij ven, die van Maaskant en van Romke de- Vries, vertolken weliswaar principieel de schijfgedachte, maar daarmee houdt hun overeenkomst vrijwel op. Het zij verre van ons te beweren dat het ontwerp-Rom- ke de Vries geen waardering zou verdie nen. Maar met name door de wat vlakke gevelbehandeling doet het wat schraal (en door het niet toepassen van voorge spannen beton ook wat peuterig) aan in vergelijking met het robuuste gevelpa troon van Maaskant, wiens project dooi de adviescommissie dan ook als goede tweede werd aangewezen. Maaskant legt de nadruk op de constructie om zijn ar chitectonisch effect te bereiken. Forse ge- velbalken vormen voor elke verdieping een betonnen lint om het gehele gebouw en brengen de belasting over naar de hoofdkolommen die als ribben een indruk wekkende geleding van de ongeveer 115 meter lange gevels mogelijk maken. Daar deze hoofdkolommen op zeventieneneen- halve meter van elkaar staan wordt een fraaie raamlengte verkregen. OMDAT MAASKANT dus de construc tieve elementen niet wegwerkte maar juist naar de wanden verplaatste, draagt zijn ontwerp minder het karakter van skelet- bouw met vliesgevels dan de andere in zendingen. Deze vliesgevels stellen de architect voor geheel eigen problemen wat betreft waterafvoer, tocht, temperatuur en derge lijke, vooral wanneer het om een hoogte van ruim tachtig meter gaat. In het ont werp van Romke de Vries schuilt een lengte van zeven kilometer glas! Een an der bijzonder punt in deze opgave betrof het intern verkeer, met name het verti cale. Er moesten niet minder dan twintig liften in het gebouw worden opgenomen. In vrijwel alle ontwerpen werden deze liften over twee blokken verdeeld, welke dan te vens de windkracht opnemen. Alleen prof. Wegener Sleeswijk zag kans de twintig liften in één schachtgebouw bij elkaar te brengen zonder dat dit het lopen van gro tere afstanden per verdieping met zich bracht, een en ander als gevolg van zijn bajonetvormige plattegrond. Door het toe passen van verschuifbare wanden kon toch tegemoet worden gekomen aan de eis van de opdrachtgeefster, dat voorlopig de helft van het gebouw aan derden verhuurd moest kunnen worden. UIT DE VIJF ONTWERPEN blijkt dui delijk dat de gestelde opgaven de betrok ken architecten in hoge mate geïnspireerd en geprikkeld hebben, temeer wanneer men bedenkt dat zij voor hun schetsont werpen slechts vijf maanden tijd hadden. Dat de „1845" het een aantal vooraan staande Nederlandse architecten heeft mo gelijk gemaakt meer vertrouwd te gera ken met de specifieke problemen van de zeer hoge bouw mag een gelukkige voort zetting heten van een traditie welke reeds begon toen men in 1898 de jonge Berlage het eerste grote kantoorgebouw (nog ge heel in Jugendstil) aan de Prinsenstraat in Den Haag liet bouwen. In 1926 was het wederom Berlage die het grote kantoor gebouw, duidelijk onder de indruk van de beginselen van de Stijlgroep, aan de Raamweg ontwierp. Of het huidige ontwerp Ooyevaar, Stolle DE ISRAËLISCHE BEELDHOUWER Shamai Haber 38 jaar en in Parijs woonachtig zal van 1 april tot 2 mei in het Stedelijk Museum te Amsterdam zijn eerste grote eigen expo - sitie hebben. Tot oktober 1959 leefde hij met zijn Nederlandse vrouw en twee kinderen in zijn atelier te Montparnasse letter lijk van dag tot dag. Haber had reeds verscheidene jaren ge- exposeerd en behoorde tot de avant-garde der beeldhouwers in Parijs toen hij deelnam aan de Parijse internationale prijsvraag voor beeldhouwers, de „Prix Bourdelle", ter nagedachtenis van de beroemde Franse beeldhouwer. Haber was één der ruim vijftig deelnemers, onder wie ook enige bekende Nederlanders waren. In de jury zaten erkende grootheden zoals Zadkine, Henry Moore, Pevsner, Arp en Giacometti. „Ik heb geen gezicht voor prijzen", had Haber de dag tevoren nog voorspeld voordat bekend werd, dat hij deze belangrijke prijs met de Duitse beeldhouwster Deminghoff zou delen. De dag daarop stond zijn atelier vol bloemen en belegerden fotografen, radio- en pers journalisten zijn huis aan de Rue Vercingétorix in Montparnasse. Aan deze prijs is onder meer een tentoonstelling in Parijs in het museum Bourdelle verbonden en wel van het voorjaar tot diep in de herfst van 1960. De voorbereidingen voor een tentoonstelling van Haber in Nederland werden getroffen alvorens hij als Parijse „kunstvedette" aan de tweede fase van zijn carrière begon. Uit de geboortestad van mevrouw Haber kwam de heer Sandberg bij Haber in diens atelier en hij be sloot na diens beeldhouwwerken, schilderijen en aquarellen gezien te hebben, dat enige zalen in het Stedelijk Museum te Amsterdam voor een Haber-expositie ingeruimd zouden worden. OOK UIT het Kröller-Müllermuseum kwam waardering doordat de heer Ha- macher, na Habers werk in Parijs gezien te hebben, met succes bij zijn directie de aankoop van twee van Habers grote beel den bepleitte. Wij kennen Shamai Haber van die eerste zorgelijke jaren in Parijs af, toen hij daar in 1949 aankwam. Hij had toen vele ambachten en harde leerjaren als soldaat van het Israëlische leger achter zich. Van 1943 tot 1947 heeft hij, zoals de meesten van zijn generatie in Israel, deel uitgemaakt van de ondergrondse verdedi gingsorganisatie waar later in de Arabisch- Israelische oorlog van 1948-1949 de kern van het Israëlische leger uit voortkwam. In Palestina, waarheen hij als vijfjarige met zijn uit Polen afkomstige ouders emi greerde, heeft hij weinig tijd gehad om te schilderen en te beeldhouwen. HABER HEEFT onder meer kranten verkocht en als kappersleerling gewerkt, omdat zijn ouders dit zo'n „schoon beroep" voor hun zoon vonden. Hij heeft ook cur sussen gevolgd aan de kunstacademie te Tel-Aviv. Hij liep er overigens weg. „Ik kwam terug naar ons atelier en merkte, dat mijn leraar in mijn afwezigheid aan mijn beeld had zitten veranderen". „VAAK ALS IK met grote meesters in aanraking kwam in die eerste Parijse jaren, heb ik niet begrepen wat zij bedoel den. Vijf jaar later begon ik dit te be seffen. Ik heb begrepen, dat ik een eigen tempo heb en dat ik dit niet kan forceren". In Parijs heeft Haber de oude primitieven ontdekt en van hen heeft hij veel geleerd. VELE KUNSTENAARS, die willen ver kopen, beginnen aan een samenwerking met een directeur van een kunstgalerij. Haber heeft verscheidene aanbiedingen in het verleden afgeslagen omdat hij vreesde, dat hij daarmede zijn vrijheid als kunste naar zou verliezen aangezien de leiders van deze zaken eisen en opvattingen had den, die niet met de zijne strookten. Haber kent het compromis niet en zijn weige ringen geschiedden herhaaldelijk in tijden, dat een compromis het gezin Haber uit zware financiële zorgen had kunnen halen. Het elegante gebouw van Van den Broek en Bakema; krachtige schoonheid in het ontwerp van H. A. Maaskant; gedurfde oplossing door Ooyevaar, Stolle en Van Gooi; het degelijke, maar wat schrale ont werp van Romke de Vries; de bajonet vormige plattegrond van prof. ir. C. Wegener Sleeswijk leidde tot een te onrustige vorm van het geheel. en Van Gooi inderdaad tot uitvoering zal komen hangt van twee factoren af. Zal de Haagse gemeenteraad het uitbreidings plan Bezuidenhout inderdaad volgens de laatste voorstellen aanvaarden en zal de de „Nederlanden van 1845" de financieel- economische consequenties van het pro ject op zich kunnen nemen, juist gezien het feit dat de eerste jaren de helft van het gebouw aan anderen verhuurd zal moeten worden. Om die beslissing te ne men is een stoutmoedigheid nodig welke op de hoogte staat van het uitverkoren ontwerp. J. H. Bart man In de komende herfst zal een vertrouwd postzegelbeeld verdwijnen: die met de vo rige Westduitse president professor dr. Th. Heuss, die de afgelopen zomer aftrad en werd opgevolgd door de vroegere mi nister van Landbouw dr. Heinrich Lübke. Wanneer de Heuss-series hun geldigheid zullen verliezen is nog niet bekend. Van de nieuwe series zullen alleen die van tien, twintig en veertig pfennig van het beeld van Lübke voorzien worden. De zegels van 25, 50, 60, 70 en 80 pfennig en die van een mark zullen het wapen van de elf West duitse deelstaten krijgen. Men beoogt met het uitgeven van zegels met de beeltenis van de president in de bondsrepubliek, West-Duitsland aan het bïiitenland te representeren. En wel, uit sluitend documentair. Een ingezonden-stukken-schrijver in de Frankfurter Allgemeine Zeitung heeft daartegen geprotesteerd. Volgens de me ning van deze postzegelverzamelaar was het vóór de eerste wereldoorlog algemeen gewoonte dat koninkrijken en dergelijke staten met een echte monarch, postzegels uitgaven met de beeldenaar van de mo narch erop. In de Verenigde Staten gaf men toen en ook later uitsluitend postze gels uit met de beeltenis van een overle den president en ook thans bestaan er geen Amerikaanse postzegels met Truman of Eisenhower. Alleen Duitsland is een uit zondering aldus deze verzamelaar. Na 1919 kwamen er postzegels met president Ebert, daarna met Hindenburg en tenslot te met Hitler. En na 1949 ging de bonds republiek met deze gewoonte door. De Israëlische beeldhouwer Shamai Haber, winnaar van de internationale beeldhouw- prijs „Prix Bourdelle" 1959, aan het werk in zijn atelier te Parijs. ZIJN VROUW ITA is met de kinderen thans, in het ouderlijk huis te Amsterdam. Want voor de aanstaande tentoonstelling in het Stedelijk Museum moest Haber nog hard werken. Shamai en zijn vrouw kij ken terug op die eerste, afgesloten periode als „de mooiste tien jaren van ons leven". „Wat de toekomst zal brengen zegt Ita Haber weten wij niet maar die tien jaren waren ondanks al onze zorgen, prachtige jaren. Ik trouwde een jonge, zelfbewuste Israëli en ik beleefde zijn groei als mens en kunstenaar". Bij deze twee mensen is zulk een zinnetje geen frase. „Natuurlijk is het heerlijk dat Ita niet meer wei-ken moet en dat wij voor lopig geen zorgen voor de opvoeding van onze kinderen hebben", vertelde een ver moeide Shamai ons in zijn eenvoudig en smaakvol ingericht huis te Montparnasse. „Maar je verantwoording als kunstenaar wordt er natuurlijk niet minder door". Het belangrijkste wellicht voor Shamai Haber is het feit dat hij nu ongestoord kan verder werken. Dit „verder werken" zal nog vele jaren niet in Israel geschieden omdat de Israëlie aldaar het directe contact met de kunstenaars en de kunstuitingen mist, welke hij voor zijn verdere ontwikkeling noodzakelijk acht. Mirjam Gerzon Het is nu de goede tijd voor het poten van allerlei mooie vaste of overblijvende planten; Malva moschala is er één van. Deze rijk bloeiende tuinplant kan men zo wel in de witte als in de lila kleuren be stellen; wit voldoet prima, doch poot niet te veel wit, want wit is een koude kleur en komt in een tuin niet altijd zo goed tot zijn recht; rood en oranje zijn warme kleuren die het veel beter doen; die komen naar je toe. De lilakleurige malva is echter ook heel mooi. Als borderplanten voldoen ze uitste kend en omdat ze niet veel hoger opgroei en dan ongeveer een halve meter kunnen ze in grote borders wel op de voorgrond gepoot worden; in de kleinere tuin kan men ze beter iets meer naar achteren po ten. Ze voldoen het best in een humusrijke en zanderige grondsoort; spit dus wel ivat oude mest door de grond heen, maar als die voldoende humusrijk is, bereikt men ook heel goede resultaten met. de beken de tuin- en gazonkorrelmest. Malva's zijn volkomen winterhard en het is dus niet nodig hen tegen het invallen van de winter nog eens extra af te dekken. G. Kromdijk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 18