Spoorwegstaking drukte zwaarder op Nederlanders dan op Gerbrandy hoorde van landing bij Arnhem toen deze al begonnen was GESCHIEDENIS VAN EEN VERZETSDAAD DUITSE OORLOGSVOERING NS hadden bezwaren tegen publicatie Erbij BEKANNTMACHUNG BEKENDMAKING HET NIEUWS KWAM NA KERKTIJD ZATERDAG 2 APRIL 1960 PAGINA DRIE (Van onze Amsterdamse redacteur) VIJFTIEN JAAR geleden reden er geen treinen in Nederland. Van 17 sep tember 1944, de dag waarop de ge allieerde luchtlandingstroepen op ver scheidene punten in het zuiden en mid den van Nederland werden neerge laten, tot de vreugdevolle bevrijding in mei 1945 lagen de stations verlaten stond het materieel, voor zover niet door de bezetters naar Duitsland gesleept, te roesten en was op enkele uitzonderingen na het ruim 30.000 man tellende spoor wegpersoneel ondergedoken. De spoor wegstaking was de apotheose van de Nederlandse verzetsdaden, die vooral in het buitenland en bij onze bondgenoten, respect afdwong. De spoorwegstaking heeft, zo meende men, de Duitsers ern stig belemmerd in hun oorlogvoering. De spoorwegstaking leeft in ons volk als een heldhaftig gebeuren, dat welis waar herinneringen oproept aan honger en kou en andere ontberingen, maar dat sindsdien ook is gezien als een nood zakelijk te accepteren barrière naar de geallieerde overwinning. Geschiedschrijvers plegen de feiten nuchter te zien. Prof. dr. A. J. C. Rüter, hoogleraar aan de rijksuniversiteit te Leiden, heeft zich in zijn vandaag ver schenen boek „Rijden.en staken de Nederlandse Spoorwegen in oorlogstijd" niet door zijn emoties laten leiden. Het 469 pagina's tellende boekwerk is een gedetailleerde monografie over de spoorwegstaking, die hij in opdracht van het bestuur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie heeft samen gesteld. Het resultaat is niet alleen een boeiend stuk geschiedschrijving, het is vooral onthullend, omdat men thans voor het eerst wordt geconfronteerd met de werkelijke gang van zaken, de achter grond van velerlei gebeurtenissen en hun onderlinge samenhang. BI3 LEZING VAN HET BOEK komen een aantal pijnlijke zaken naar voren: DE proclamatie van de spoorwegstaking door de toenmalige Neder landse regering in Londen geschiedde onder omstandigheden, die curieus moeten worden genoemd. Het effect van de spoorwegstaking op de Duitse oorlogvoering is vrijwel nihil geweest. De hongersnood in het westen van Nederland, die aan ongeveer 15.000 mensen het leven heeft gekost, is voor een belangrijk deel te wijten geweest aan de staking. De spoorwegstaking is door de leiding van de Nederlandse Spoor wegen en de leiders van de (moderne) vakbeweging aangegrepen om een politieke troef in handen te krijgen voor na de oorlog. For die Zersttlraug wier Beschadigung vtin Ei8enbi»hnanlBge!i,FiTn(.prechkHbclu und Post- flmteni marbe ich die getarnte Kliw<»buersehaf1 der Genieinde verantwortlieb. in den-u Bezirk die Tat begangen wird. Die Bevolkerungsolcber Gemeindeti hatdahcr damit zu rechaeu, doss zor Vergeitung aui Eigeuium gegriffen und Hftuaer oder Hfiu- sergrappeu zerstflrt werden, leh rate denGemeinden, in ihrem Bezirk dureh Einsetzuug von Streilen oder aul andere wirk- aanie Weiae far einen aunreiehenden Schulz derVerkehrs- und Nachrichtenmittel zu .sorgeii. l*r bWdra.tau Urtrtw fofcWU. SRYSSINQUABT Den Haag, 24. September 1944, Voor de vernieling of beschadiging ran Sixior- weg-ïnstall«tics. Teleloongeleidingen en Post kantoren «tel ik de gebeeie bevolking der gemeente aansprakelijk, op welker gebied de daad wordt gepleegd. De bevoiking van znlke gemeenten moet dus rekening daarmede houden, dat ter vergelding de band op eigendommen zal worden gelegd en dat er hoizen of groepen van hulzen zullen worden vernield. ik beveel den gemeenfehcstun-n aan, door pa trouilles of op andere doeltreffende wijze voor voldoende bescherming van de verkeerd-inrich tingen en van de middelen voordoherk-htgeving zorg te dragen. SÊYSSINQÜABT Der. Haag, 24 September 1844. DE SPOORWEGSTAKING is een van de meest dramatische ge- 1 beurtenissen uit de bezettingstijd geweest. Het Rijksinstituut voor 1 Oorlogsdocumentatie heeft in 1946 prof. dr. A. J. C. Rüter, hoogleraar i aan de rijksuniversiteit te Leiden, uitgenodigd een monografie over deze staking voor te bereiden. Deze monografie is thans onder de titel „Rijden en staken - De Nederlandse Spoorwegen in oorlogs- tijd" in boekvorm verschenen. „Rijden en staken" is mee dan een ge il detailleerde beschrijving van de staking zelf, het is ook en in de eerste §j plaats een op jarenlang, zorgvuldig onderzoek gebaseerde analyse van het beleid tijdens de bezetting van de directie der Nederlandse Spoor wegen, en van de besturen van de vakbonden van spoorwegpersoneel. Prof. Rüter - die destijds promoveerde op een proefschrift over de spoorwegstaking in 1903 - heeft bij het samenstellen van het boek gebruik gemaakt van bestaande publikaties, waaronder de verslagen der parlementaire enquêtecommissie, en heeft voorts vele betrokke nen om inlichtingen verzocht. In totaal hoorde hij 234 personen, die hem allen welwillend van gegevens hebben voorzien, met uitzondering van wijlen mr. dr. G. J. van Heuven Goedhart, minister van Justitie in het kabinet-Gerbrandy te Londen. In 1955 was het manuscript gereed. Het werd voorgelegd aan een commissie van figuren uit het spoorwegbedrijf onder voorzitterschap van dr. ir. W. Hupkes, die gedurende de oorlog als president-direc teur was opgetreden. Na bestudering van de door de commissie-Hup- kes voorgestelde correcties diende prof. Rüter zijn manuscript in 1957 bij het bestuur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie in. Het manuscript werd door het bestuur aanvaard, maar de directie van de Nederlandse Spoorwegen maakte bezwaar tegen publikatie tenzij bepaalde conclusies werden gewijzigd. Noch de auteur noch het bestuur van het Rijksinstituut was daar toe bereid. Uiteindelijk verleende de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. Y. Scholten, machtiging tot publikatie van het manuscript. PROF. RÜTER geeft in het begin van zijn boek een beeld van de historische ont wikkeling van het bedrijf der Nederland se Spoorwegen. Het bedrijf was voor de oorlog straf georganiseerd en vertoonde veel bureaucratische trekken. Het perso neel was sterk gedisciplineerd en zeer toegewijd. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak was de directie in handen van prof. ir. J. Goudriaan als president-directeur en van ir. W. Hupkes en ir. W. F. H. van Rijckevorsel, directeuren respectievelijk voor technische en vervoerszaken. De grootste vakvereniging van spoor wegpersoneel was de Nederlandse Vereni ging van Spoor, en Tramwegpersoneel (kortweg „De N.V."), die in 1940 ruim 15000 leden telde en nauwe relaties onder hield met de socialistische beweging. De R.K. Bond St. Raphael en de Protestants- Christelijke Bond van Spoor- en Tram wegpersoneel telden resp. 10.000 en 5.000 leden. Voorts waren er nog twee andere, neutrale bonden, waarin voornamelijk de ambtenaren waren georganiseerd. Binnen de organisaties was tussen de gespecialiseerde élite, die de leiding gaf en de massa der leden een steeds grotere afstand ontstaan, aldus prof. Rüter. Voor al in de grootste organisatie, de N.V., do mineerde het hoofdbestuur met zijn appa raat. In feite was de spoorwegvakbewe ging van vertegenwoordiging van perso neel bij de directie mede geworden tot een instrument van de directie om het personeel te hanteren. „Loyale samenwerking" EEN MAAND na de capitulatie in mei 1940 sloot de directie een overeenkomst met de bezettingsautoriteiten, die de on derlinge samenwerking regelde: de Duit sers zouden instructies voor hun eigen vervoer geven, de directie zou het bedrijf onder eigen verantwoordelijkheid blijven leiden. Het voordeel voor Nederland was, dat een van de vitaalste bedrijven in Ne derlandse handen bleef. Daar staat tegen over, dat de Duitsers op tal van wijzen van het vlot functionerend apparaat kon den gaan profiteren. Prof. Goudriaan, president-directeur, werd in de herfst van 1040 als gijzelaar geïnterneerd in een aan gelegenheid, die niets met de spoorwegen uitstaande had; zijn functie werd toen verder waargenomen door ir. Hupkes. De Nederlandse Spoorwegen kwamen voor tal van moeilijkheden te staan. Er deden zich twee strenge winters voor, de Duitsers vorderden van tijd tot tijd rails en rollend materieel en het onderhoud was onvoldoende. Niettemin leverden zij onmisbare diensten aan kolen- en voedsel voorziening. Daarvoor moest evenwel een steeds stijgende prijs worden betaald aan Duits vervoer: transport van militairen, maar ook transport naar Duitsland van krijgsgevangenen, opgeroepen arbeiders en gedeporteerde Joden. Vakbeweging onder druk OOK DE spoorwegvakbeweging werd van het begin der bezetting af onder Duit se druk geplaatst. Het N.V.V. kwam on der het N.S.B.-lid H. J. Woudenberg, wel ke situatie door de meeste aangesloten vakbonden werd aanvaard, ook door het bestuur van de N.V. Een meerderheid in dit bestuur was van mening, dat Hitiers nieuwe orde nieuwe mogelijkheden voor het socialisme bood, aldus prof. Rüter. Dit gold ook voor de heer G. Joustra, die in de zomer van 1940 voorzitter werd en wiens optreden bij velen ergernis wekte. Hij bracht in 1941 een bezoek aan Duits land en trad enkele malen met de NSB-er Woudenberg op één podium op. De Ne derlandse publieke opinie kon over het al gemeen meer waardering hebben voor het beleid van de twee confessionele bonden, die zichzelf ontbonden. Pas bij de oprich ting van het Nederlandse Arbeidsfront in Mei 1942 lieten bestuur en leden ook de N.V. in de steek. De N. S. en het verzet DE RELATIE tussen de Nederlandse Spoorwegen en het verzet wordt door de auteur in twee hoofdstukken geschetst. Vóór september 1943 was er wel sprake van enig individueel verzet door spoorweg personeel in uiteenlopende rangen, maar tot dat verzet stond de directie in generlei positieve relatie. Een eerste crisis deed zich voor eind april 1943. In een groot deel van het land braken stakingen uit. Na rijp beraad besloten directie en per- soneelsraad van de N. S. om niet mee te doen. Men overwoog, dat een spoorweg staking slechts één maal ondernomen zou kunnen worden, namelijk samenhangend met geallieerde militaire operaties. Eind 1943 was het duidelijk, dat de in vasie nabij was. Ir. Hupkes ging zich daarop instellen. Er kwamen losse contac ten tot stand met enige illegale organisa ties, die na de 6de juni '44, D-Day, een vaster karakter aannamen. Via de orde dienst (O.D.) liet ir. Hupkes contact leg gen met de Nederlandse regering te Lon den; de verdeeldheid van de verzetsorga nisaties was er oorzaak van, dat hij deze niet als boven hem staande autoriteit er kende. Hij verwachtte, dat hij, na tijdig door de O.D. gewaarschuwd te zijn, zelf het sein tot de staking zou kunnen geven. Ir. Hupkes meende, dat de staking niet langer dan een maand zou behoeven te duren. Om die reden achtte hij het in de zomer van '44 niet noodzakelijk in te gaan op een verzoek tot het aanknopen van con tact met het Nationaal Steun Fonds (N.S.F.), de geheime organisatie, die wel eens „de bankier van het verzet" werd genoemd. Ir. Hupkes had bij alle stations een maand salaris als „invasie-geld" voor het personeel laten reserveren; die gelden zouden, zo verwachtte hij, voor het finan cieren van de staking voldoende zijn. DE OPROEP TOT DE spoorwegstaking werd in de avond van 17 september 1944 in de Nederlandse uitzending van de B.B.C. voor het eerst gehoord. De strijd vaardige premier, prof, Gerbrandy, had van zijn collega's slechts de minister van oorlog geraadpleegd. De N.S.-directie werd door de radio- oproep geheel verrast. Het was nu niet mogelijk het uitbetalen van het invasie- geld en het onderduiken van het stakende personeel centraal te regelen. Ook de Duitsers werden door de staking geheel verrast. Zij wisten hun militair vervoer betrekkelijk spoedig weer op gang te krij gen door 4.500 man personeel van de Reichsbahn naar Nederland te brengen. Een directe actie van de Duitsers tegen het stakende personeel bleef uit. Het be drijf zelf werd door een nog veel uitge breider roof van rollend materieel en an dere materialen getroffen. Oorspronkelijk meende de bezetter, dat met alle midde len moest worden getracht, de staking te breken. Overwogen werd zelfs Amster dam, Rotterdam en Den Haag hermetisch af te sluiten en de uithongering van de bevolking vol te houden tot de spoorweg arbeiders het werk hadden hervat. De rijkscommissaris Seyss-Inquart meende echter, dat men zodoende de organisato ren van de staking niet zou treffen. Uit eindelijk werd ertoe overgegaan de bin nenscheepvaart te blokkeren, waardoor het overbevolkte westen van de voedsel- aanvoer uit Oost- en Noord-Nederland werd afgesneden. Stryd om de leiding TOEN DE ENGELSE en Poolse troe pen zich bij Arnhem hadden teruggetrok ken was het duidelijk, dat de staking langer dan een maand zou duren. Men moest van improvisatie zien te komen tot organisatie. Het Nationaal Steun Fonds en de Landelijke Organisatie (L.O.) de grootste verzetsorganisatie tot hulp aan onderduikers kwamen overeen, dat de eerste instelling gelden zou verstrekken, die de andere aan de stakers zou uitbe talen. De L.O. zou tevens voor onderdui- adressen zorgen. Al spoedig begonnen de heren Hupkes en Joustra-'ernaar te stre ven de centrale en lokale leiding van de zorg om de spoorwegstakers in handen te leggen van de personeelsraad en zijn plaatselijke vertegenwoordigers. Aanvan kelijk stuitte dit op tegenstand in de lo kale kernen, waar men de figuur van de heer Joustra niet wilde accepteren. Voor al in Amsterdam en Haarlem leidde dit tot scherpe conflicten. Het was vooral de heer Walraven van Hall van het N.S.F., die onvermoeibaar trachtte de tegenstellingen te overbrug gen. Het duurde echter geruime tijd eer deze grote figuur uit het Nederlandse ver zet met ir. Hupkes tot een bruikbare re geling was gekomen. Ir. Hupkes wilde alle touwtjes in handen houden. Hij meende, dat zijn arbeiders niet op steun, maar op hun normale loon aanspraak maakten. Het N.S.F. meende daarentegen dat het spoor wegpersoneel, dat pas in een laat stadium van de oorlog op bevel van de regering en niet op eigen initiatief in staking was gegaan, ten opzichte van andere verzets lieden niet bevoordeeld mocht worden. Het streven van de heer Hupkes werd het N.S.F. duidelijk: hij wenste het uitkerings apparaat onder zijn leiding te krijgen en daarbij de personeelsraad in te schake len, om zodoende de leden van deze raad in een krachtiger positie te brengen in de naoorlogse periode, waarin voorkomen moest worden, dat de communistische vakbeweging een belangrijke mate van in vloed op het spoorwegpersoneel zou krij gen. Pas tegen het eind van '44 kwam een compromis tot stand, dat inhield, dat de lonen als voorschot voor rekening van de Nederlandse Spoorwegen uitbetaald zou den worden en dat de verantwoordingsstuk ken bij een notaris gedeponeerd zouden worden. Voor zover nodig zou het N.S.F. voor de gelden zorgen. Vervalste promessen HET N.S.F. heeft de laatstgenoemde taak op ingenieuze wijze uitgevoerd. Het moest na medio september '44 per maand 10 miljoen ten behoeve van het verzet uitkeren, waarvan ƒ6 miljoen voor de spoorwegstakers. Voor de naoorlogse te rugbetaling van al deze bedragen had de Nederlandse regering zich wel garant ge steld, maar daarmee waren zij nog niet in contanten beschikbaar. Op tal van manieren verkreeg het N.S.F. de nodige kasmiddelen. Het meest effectief bleek een operatie te zijn, waar bij vervalste schatkistpromessen in de kluizen van De Nederlandsche Bank (die gepresideerd werd door een berucht N.S.B.'er) in de plaats gelegd werden van de echte exemplaren, die vervolgens bij het bedrijfsleven te gelde werden ge maakt. Het N.S.F. heeft op deze wijze de stakers tot het einde toe iedere week hun loon kunnen uitbetalen; zelfs voor de gebruikelijke kerstgratificatie werd ge zorgd. De blokkade van de binnenscheepvaart, die de bezetter als represaille van de sta king had afgekondigd, was slechts tijde lijk. Toen het vervoer werd vrijgegeven durfden veel eigenaars van schepen hun vaartuigen niet ter beschikking te stellen. De Nederlandse secretaris-generaal van het departement van Landbouw en Visse rij, dr. H. M. Hirschfeld, besloot toen tot oprichting van een overheidsrederij, die door de Duitsers gevrijwaard zou worden tegen schepenvordering. Nauwelijks was deze centrale rederij gaan werken of de vorst legde de scheepvaart opnieuw lam. Het werd de zwaarste tijd uit de bezet ting. Naspel PROF. RUTER gaat in zijn boek ook in op het naspel van de staking. Na de bevrijding stiet het materiëel herstel aan vankelijk op grote moeilijkheden. Daar naast deden zich in de menselijke verhou dingen ernstige spanningen voor. Het hoofdbureau te Utrecht weigerde zich te onderwerpen aan de leiding van ir. Goud riaan, toen deze na mei '45 zijn zetel als president weer wilde bezetten. Ir. Goud- riaans positie was door enkele beleidsda- den, die zich tijdens en kort na de Duitse invasie van mei '40 hadden voorgedaan; verzwakt. Het feit van zijn internering bleek niet voldoende tegenwicht te vormen De minister van verkeer en waterstaat gaf hem de gelegenheid een verzoek om ontslag in te dienen. Ir. Hupkes werd zijn opvolger als president. Zoals deze systematisch getracht had de leiding van de staking in handen te hou den, zo trachtte hij hetzelfde te doen met de zuivering, d.w.z. het verwijderen of straffen van al die elementen, die in hun plicht als Nederlander tekort waren ge schoten. DE NEDERLANDSE regering had deze zuivering uitdrukkelijk als overheidstaak gesteld. Ir. Hupkes slaagde erin, de zui vering geheel in eigen hand te krijgen. Zijn zuiveringscommissies kregen in to taal klachten over 7.300 personeelsleden te beoordelen, zijnde 1 op elke 6 man per soneel; in de provincie Groningen lag het percentage te beoordelen gevallen op ruim 60. In totaal werden 2.431 personen, ongeveer acht percent van het personeel, door strafmaatregelen getroffen. Ook tegen de directie van de Nederland se Spoorwegen werden enkele klachten in gediend; zij werden geseponeerd. Het beleid van de Nederlandse Vereni ging van Spoor en Tramwegpersoneel werd door een ereraad van het N.V.V. on derzocht, die tot een zeer voorzichtig ge formuleerde en volgens prof. Rüter zwak gefundeerde uitspraak kwam. waarin het beleid van de heer Joustra als geheel een positieve bijdrage tot het verzet werd ge noemd. Overziet men de geschiedenis van de spoorwegen en die van de spoorwegsta king als geheel, dan dient men zo be sluit prof. Rüter niet de heer Joustra als de werkelijke overwinnaar te beschou wen, maar ir. Hupkes, wiens triomf tege lijkertijd die is van de continuiteit in de Nederlandse samenleving, welke door de bezettingstijd niet wezenlijk is aangetast. BEGIN SEPTEMBER 1944 had de geallieerde legerleiding plannen opgesteld voor luchtlandingen bij Rotterdam, Eindhoven en Arnhem. Prof. Gerbrandy en de heer Van Lidth de Jeude waren onder het opleggen van volstrekte geheim houding door de Britse minister van Oorlog op de hoogte gebracht van de militaire operatieplannen. De officieren van het bureau inlichtingen en het bureau bijzondere opdrachten waren beter ingelicht: zij wisten, dat het ge allieerd opperbevel ter ondersteuning van de militaire operaties een spoorweg staking wenste. Zij mochten aan deze wetenschap echter geen ruchtbaarheid geven. Vrijdag 15 september kreeg het hoofd van het bureau inlichtingen, de heer Fock, te horen, dat de operaties zouden worden uitgevoerd voor wat betreft Arnhem en Nijmegen. Ilij mocht echter zijn regering niet inlichten. In de nacht van zaterdag op zondag kreeg hij van het War Office bericht, dat de lucht landingen zoudags om twaalf uur 's middags zouden plaatsvinden. MM»®» DE HEER FOCK had de heren Ger brandy en Van Lidth de Jeude gevraagd of zij gedurende het weekeind bereikbaar zouden zijn. Hij trachtte dan ook onmid dellijk de minister-president in diens Lon- dense verblijf, te bereiken. Het lukte voor lopig niet. De heer Fock zegt dat de pre mier niet in Brown's hotel logeerde de heer Gerbrandy zegt, dat dit wel het geval was, maar dat hij die nacht niet in zijn hotel logeerde. De heer Gerbrandy zegt dat hij 's ochtends naar een kerkdienst was. Hoe het ook zij, de heer Gerbrandy lr. W. Hupkes keerde pas tegen 12 uur terug, het ogen blik dat de luchtlandingen moesten begin nen. De heer Fock gaf hem te kennen, dat het geallieerde opperbevel wenste, dat de Nederlandse regering de spoorwegstaking zou proclameren. Prof. Gerbrandy was hiertoe onmiddellijk bereid. Hij trachtte telefonisch dc Koningin te bereiken het is niet zeker of dit is gelukt en ver zocht de heer Fock de kwestie voor te leggen aan de minister van Oorlog. De heer Van Lidth de Jeude bleek echter vooralsnog onvindbaar. Tenslotte werd be kend, dat hij in deze tijd van spanning de hitte van de hoofdstad ontvlucht was en te Epsom vertoefde. De heer Fock trof de heer Van Lidt de Jeude om half drie :n Epsom. De minister van Oorlog was enigermate geërgerd, omdat de regering niet tijdig op de hoogte was gesteld. Hij vroeg zich af of het bericht van de lucht landingen waar wa9 en of de omstandig heden inderdaad een spoorwegstaking wet tigden. Pas toen de radio de militaire ope raties bevestigde en toen de heer Fock zei, dat de geallieerde legerleiding eventueel zelf de staking zou proclameren, gaf hij toe en dicteerde de tekst, die de heer Fock in pijlsnelle vaart naar de heer Den Dool aard, hoofdredacteur van Radio-Oranje, bracht. Om kwart voor zes die zondag klonk de proclamatie van de regering uit de Nederlandse radiotoestellen: „Naar aan leiding van een uit Nederland ontvangen vraag en na overleg met het opperbevel, mede in verband met de operaties, die heden in Nederland zijn aangevangen, acht de regering thans het ogenblik aange broken, de instructie te geven tot een algemene staking van het spoorwegperso neel, teneinde het vijandelijke vervoer en troepenconcentratie zoveel mogelijk te be letten". 's Maandags en dinsdags onder streepte Radio-Oranje de oproep en het Prof. Gerbrandy belang van de spoorwegstaking voor een snelle bevrijding van Nederland. PROF. RÜTER wijdt in zijn boek een nadere beschouwing aan het beleid van de regering. Hij vindt het overigens wel wat naïef om in dit verband van „regering" te spreken: tot de spoorwegstaking werd, al dan niet na goedkeuring door de Ko ningin, besloten door twee ministers, van wie één de doorslag had gegeven. Prof. Rüter vraagt zich af, hoe prof. Gerbrandy zo ogenblikkelijk de bereidheid opbracht om het spoorwegpersoneel van 30.000 leden in een strijd te werpen, waar in men van de Duitsers een meedogenloze tegenactie verwachten mocht. En voorts, waarom hij in deze kwestie slechts één minister heeft geraadpleegd. Op de eerste vraag vindt de auteur het antwoord in de impulsieve en militante figuur van Ger brandy. die zelf al helemaal vertrouwd was geraakt met het denkbeeld van een spoorwegstaking. Bovendien leek de be vrijding van Nederland een kwestie van één, twee weken te zijn. Het negeren van de meerderheid van de ministers heeft prof. Gerbrandy verklaarri door te zeggen, dat er geen tijd was om de ministerraad bijeen te roepen. Prof. Rüter meent echter, dat de minister-presi dent die bespreking niet heeft gewild, om dat hij tal van bedenkingen en lange dis cussies vreesde. Voor regelrechte oppo sitie behoefde prof. Gerbrandy overigens nauwelijks bang te zijn: wie zou daaraan denken onder deze omstandigheden, ge zien de houding van verzet en spoorwegen en het verzoek van het geallieerde opper bevel?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 19