Nederlandse Comedie met „De dievegge van Londen" van Georges Neveux Weemoed en vrolijkheid in „De Kersentuin Gerard Princée, Brabants kunstenaar epeda slapen NIEUWS VAN SUBLIEME VOORSTELLING DINSDAG 12 APRIL 1960 15 Kamermuziek tijdens het Holland Festival U spaart in een wip 5 merkjes van de Zwarte Kip HANDCREME Bias dat laaiend maagzuur-branden. Neem een paar Rennies. De negen muzen In juni muziekfestival in Wenen DE NEDERLANDSE COMEDIE is thans druk bezig met haar pogingen om de tweede helft van het seizoen niet alleen commer cieel maar ook en vooral artistiek interessant te maken. Be trekkelijk kort na de introductie van Harry Mulisch als in ieder geval opzienbarend toneelschrijver heeft dit gezelschap thans dat wil zeggen: zaterdagavond in de Amsterdamse Stadsschouw burg de wereldpremière gegeven van een stuk van een reeds lang als veelzijdig bekend staande buitenlandse auteur. In zijn voorwoord in het programma dankt deze Georges Neveux zijn vriend en regisseur Johan de Meester voor dit blijk van ver trouwen in zijn blijspel, dat als „De dievegge van Londen" op het affiche staat. Dat vertrouwen komt mij, de revueachtige vertoning gezien hebbende, zeer begrijpelijk voor. Het bevat of vraagt namelijk precies die elementen, waarmee de Nederlandse toneelleider tot dusver de meeste van zijn successen heeft op gebouwd: een humoristische, althans leuke behandeling van een extravagante geschiedenis in lichte operettestijl met kleurige achtergronden. In een over het algemeen goedklinkende vertaling van Ferd. Sterneberg, met ingenieuze decors van Wim Vesseur en voor treffelijke kostuums van Sylvia Nicolas trekt een waarlijk groot scheeps spektakel onze verbaasde ogen voorbij. Want het is werkelijk verbazingwekkend hoe men met zulke geraffineerde middelen en met tweedeplans krachten in derderangs rollen zo veel overhoop kan halen en toch zo weinig laat gebeuren. Net als men denkt, dat er een scène op gang zal komen, begint er alweer een volgende, die nog minder om het lijf heeft. Het is eigenlijk een grote (maar niet levensgrote) één-pot-nat-pourri, die overal een beetje en nergens helemaal op lijkt van de epische allegorie van Bertolt Brecht tot de bohémienpantomime van Marcel Marceau, met hier een vleugje Molnar en daar een zweempje Giraudoux, een mengsel van schuim met. een scheut pikanterie, gegarneerd met een paar cursieve wijsheden zoals men die in iedere agenda aantreft. Om het in twee woorden samen te vatten: dit is decadente romantiek, een lichtzinnige verheerlijking van de zelfkant van de maatschappij met ongemotiveerde effecten. Men ziet in een bonte reeks tafrelen de wonderlijke carrière (men zit erbij en men kijkt ernaar, bedenkend dat men even goed naar het circus had kunnen gaan of naar de bioscoop) van de aantrekkelijke Peggy, die door een toevallige samenloop van omstandigheden in een verdacht huis het lucratieve middel ontdekt om in een handomdraai avontuurlijk van de zonde te leven. Op het pad der ondeugd vindt zij uiteraard ook de eeuwige minnaar met bedrieglijke manieren in de gedaante van een gentleman-boef, die zij door list eerst in haar armen en vervolgens in haar han den weet te krijgen. Haar virtuositeit behendigheid in het zakkenrollen brengt haar onvoorstelbare weelde, waar de brave burger in zijn saaie eerlijkheid zijn stoutste dromen van koestert. Ter inleiding van dit alles-en-nog-wat. heeft Georges Neveux onthuld niet te geloven aan toneelstukken met een moraal. Hij is er daarentegen vast van overtuigd, dat een beetje cynisme heel bevorderlijk is voor de zedelijke hygiëne: „In ieder van ons (hoe fatsoenlijk hij ook is of meent te zijn) sluimert een dief die nooit gestolen heeft en een moordenaar die alleen maar moordt in zijn verbeelding". Zijn volgende stelling luidt: „Het toneel geeft ons allemaal de kans om via gefantaseerde perso nages alle daden te begaan, die wij in het gewone leven absoluut niet van plan zijn te doen, maar waarmee wij in gedachten graag zo nu en dan spelen". Dat is een duidelijk principe, met de toe passing waarvan ettelijke generaties in alle standen opwindend zijn beziggehouden door beroemde en beruchte auteurs van Alexandre Dumas tot Vicky Baum, op wier stelregels echter één uitzondering wordt gemaakt: in „De dievegge van Londen" wordt de ondeugd beloond en de schuldeloze ter bespotting van het. onvermogen bestraft. Deze averechtse waardering van gevestigde waarden is waar schijnlijk symptomatisch voor de werkwijze van de schrijver, die tot elke belachelijke prijs toch ook modern wil zijn. Hij heeft volgens eigen zeggen er „een heimelijk plezier in gehad zich met zijn dieven te vereenzelvigen" zozeer zelfs, dat hij op zijn beurt in navolging van de koning uit een middeleeuwse ballade links en rechts uit stelen is gegaan. Men wordt voort durend tijdens de voorstelling aan iets of iemand anders her innerd, van Engelse films der absurde logica tot de schaamte loze brutaliteiten van het Franse boulevardtoneel, maar toch het sterkst (hoewel zonder aanwijsbare verwantschap) aan „De Het Italiaanse kamerorkest „I Musici" zal tijdens het komende Holland Festival vier concerten in ons land geven. Het pro gramma luidt concertino nr 2 van Pergo- lesi, concerto nr 11 van Bonporti, piano concert in-c-gr. t. van Giordani, vioolcon cert op. 35 nr 6 van Vivaldi en diverti mento kv 136 van Mozart. Het ensemble voert dit programma uit in Middelburg op 24 juni, in Deventer op 27 juni. Amster dam en Scheveningen volgen dan respec tievelijk op 28 en 29 juni. Vijf concerten zullen worden gegeven door het Nederlands kamerorkest, waar van de eerste drie onder leiding zullen staan van Carlo Maria Giulini. Het door Giulini gedirigeerde programma gaat ach tereenvolgens op 2 juli in Scheveningen, op 3 juli in Rotterdam en op 5 juli in Am sterdam. De medewerkende solisten zijn Elisabeth Schwarzkopf (sopraan) en Maria Curcio (piano). Er worden werken uitge voerd van Vivaldi, Respighi, Mozart en Haydn. Op 9 juli in Scheveningen en op 12 juli in Amsterdam dirigeert Szymon Goldberg het ensemble, waarbij dan In- grid Haebler als pianosoliste optreedt met het pianoconcert in d. gr. t. van Haydn en met het pianoconcert in a. k.v. 414 van Mozart. Het programma bevat voorts nog de balletmuziek uit Glucks „Don Juan". Het Juilliard strijkkwartet brengt drie programma's in Amsterdam, Utrecht en Scheveningen. Het ensemble keert dan op 9 juli terug naar Amsterdam en op 11 juli naar Scheveningen voor een programma, dat werken van Haydn, Webern, Beet hoven en een strijkkwartet van de Ameri kaan Irving Fine omvat. Het Danzi kwintet treedt op 18 juni in Amsterdam op met „Pentagram" van Kre- nek, „Zeitmasse" van Stockhausen en Quintet voor blazers" van H. W. Henze. Voorts wordt een nieuw werk van Ton de Leeuw, „Antifonie voor blazers" uitge voerd. Guus Oster en Ank van der Moer in „De dievegge van Londen". Driestuiversopera" en „Het Dievenbal". Een vergelijking met deze laatste werken brengt wellicht het scherpst de tekorten aan het licht. Evenals Brecht heeft Neveux de duistere onder wereldpraktijken zegevierend in het Victoriaanse Engeland ge situeerd, echter zonder daarbij de sociale betrekkelijkheid in het geding te brengen. Vagelijk is er toch even sprake van een mogelijkheid tot een conclusie, als aan het slot de rechter van nu de gangmaker van vroeger blijkt te zijn. Verder is er dan het modieuze cynisme, waarmee in gecamoufleerde termen te ver staan wordt gegeven, dat alle macht en rijkdom door bekwame schurkenstreken verworven zijn. En juist op dat punt verliest „De dievegge van Londen" de vergelijking met het laatstge noemde voorbeeld, want in die even burleske komedie van Jean Anouilh is immers het van een veel voornamere geest getuigende scepticisme toonaangevend: het onderzoeken van de uiterste mogelijkheden der werkelijkheid om de zuiverheid op de proef te stellen. In karakteristieke kluchten als deze moet men iets bedoelen om iets te bereiken. Onder de vindingrijke leiding van Johan de Meester heeft de Nederlandse Comedie kosten noch moeiten gespaard om de oppervlakkigheid van dit verzinsel aan het licht te brengen. Ank van der Moer had enkele sublieme momenten in een rol, die ruimte liet voor een anderssoortige actrice. Bij de nu heer sende krachtverhoudingen werd Guus Oster de schilderachtige ster van de avond, ten overvloede bewijzend dat ook een sub sidie van honderdduizenden Henri de Lagardère niet dood kan krijgen. Van de talrijke medewerkenden moet in de eerste plaats Joan Remmelts om zijn kostelijke typeringen van de drager der gerechtigheid op erotische dwaalwegen worden genoemd. De anderen in dit kijkspel (naar gegevens van Daniel Defoe) waren soms beter, soms slechter dan men van hen gewend is. David Kon in Advertentie VERENIGINGSTENTOONSTELLINGEN zijn veelal geen evenementen, waarvoor we warm kunnen lopen. Toch zijn er aan die welke in onze buurt gehouden worden regelmatig goede kennismakingen te danken. De Tilburgse schilder Nico Molenkamp, wiens tekeningen wij „In 't Goede Uur" mochten bewonderen, begon naam te maken vanaf het moment dat zijn werk bij St. Lucas vertoond werd. Bij deze vereniging zag men trouwens meer werk uit Brabant, dat beloften inhoudt. Overtuigend werk van andere Brabanders zag ik op exposities van een katholieke kunstenaarsvereni ging. Als geheel minder overtuigend leek mij de meer officiële expositie van werk van Brabantse kunstenaars, die eens in het Amsterdamse Stedelijk Museum te zien was en die te zeer de voorkeuren van museumkringen vertoonde, waardoor juist die expositie een wat provincialistisch accent verkreeg. Ook Brabant kent zijn Appelepigonen. Ook daar ontmoet men, gelijk bijvoorbeeld in Brazilië, het streven mondig verklaard te worden door maar non-figuratief, expressionistisch abstract, modern primitief, enz. te schilderen. Naar aanleiding van een onlangs in de Eind- hovense kunsthandel Pijnenborg gehouden expositie constateerde niet zonder enige ironie een kunstcriticus dat het wonderlijker wijze mogelijk bleek waardering op te brengen voor kunst van meer traditionele aard. Om de hals van elke fles zit een Snelspaarkaart. Plak hierop 5 kip pen (op elke fles wijn, vruchtenwijn, advokaat en limonade zit er één) en u ontvangt bovendien een liter-, fles Monaco voor de halve prijs. Opdracht aan componist Krieg. Op advies van de Amsterdamse Kunstraad hebben B. en W. de Nederlandse compo nist Hans Krieg een opdracht verleend tot het componeren van een werk voor man nenkoor a-capella. Het werk dient een al gemeen profaan karakter te dragen. Het Van Abbemuseum heeft Brabant open gemaakt voor goede en kwade be ïnvloeding. Die kwade beïnvloeding wordt door Charles Wentinck in zijn door mij besproken boek „De Nederlandse schilder kunst sinds Van Gogh" als een waarschijn lijk gevolg gezien van de onzekerheid bij Brabantse kunstenaars door de lange ach terstelling van Brabant in het Nederlandse volksgeheel. De mede door genoemd mu seum aan de Brabantse kunstenaar „ge openbaarde wereld overweldigt hem nog; hij geeft zich te veel prijs, laat zich te veel met haar in, ondergaat te ver haar in vloed". Nader dan ik, heeft Wentinck de ont wikkeling van een Brabants schilder als Gerard Princée kunnen volgen. In hem vindt hij een figuur die getuigt van een bezinning, die groeiende is onder Brabant se schilders, een figuur, die „bezig is door te stoten naar een meer eigen vormge ving". Hij noemt nog enige andere figu ren, die iets of veel eigens te zeggen heb ben. Ik wil dan iets vertellen over Princée naar aanleiding van diens expositie in de nog maar kort bestaande Haagse Kunst zaal Theo van Efferen aan de Riouwstraat 68. Princées werk mocht ik dan al op merken op exposities van die katholieke kunstenaarsgroepering. Echt kennen leerde ik het pas in Tilburg waar deze Helmondse schilder les geeft aan de academie. Toen was hij al over zijn door Wentinck gere leveerde „mathematische steilheid" heen. Toch veroverde hij mijn sympathie door zijn „rechtzinnige discipline" (Wentinck). Tekenend voor Princée is dat hij zich een leermeester als de Franse schilder Souver- bie gekozen heeft, een figuur, die het zich ook verre van gemakkelijk maakte. Hij en Gregoor en de beeldhouwers Verhaak en Koreman, wier werk we leerden kennen door exposities van de Nederlandse Kunst stichting, weerspreken de op oppervlak kige wijze wel aan Brabanders toegeschre ven vlotheid en gemakkelijkheid. Princées kleur mag rijk genoemd worden, zijn toets kan los zijn, zijn materiaalbehandeling is een heel plezierige. In Den Haag expo seert hij composities, gebouwd uit indruk ken van een reis naar Griekenland. Ongeacht het onderwerp en zonder zijn afkomst te kennen voelt men achter zijn werk een zuidelijke Nederlander staan. Uit de kunst van een zo ernstige artiest blijkt weer het bestaan van een Advertentie de opzienbarende nieuwe handcreme voor waarlijk verzorgde, fraaie handen. NERTZANE 4s zó actief dat Si cm crème per keer al ruim vol doende Is voor belde handen. aBHy f per royale tube. met Ngrtzane géén schoonmaakhanden KINDEREN VAN VERRE EN NABIJ (Ui Mij. Kosmus, Amsterdam) is een fotogra fisch panorama van kindervreugde en kinderleed in de wereld van vandaag. Een vrij triest panorama, waarbij de nadruk ligt op de verkommerde jeugd. Hanns Reich verzamelde uit het beste werk van internationaal bekende fotografen de 124 foto's, waarvan men er vele zoals bij voorbeeld het navrante „jeugd van Guer nica" van Henri Cartier Bresson en de Hongarije-serie van Werner Bischof, wel eens eerder gezien zal hebben. Maar ook de eens eerder in ons land gepubliceerde foto's van Koreaanse oorlogsweesjes, kin deren in vluchtelingenkampen, kleuters die door honger of rassenhaat achtervolgd worden en vele anderen spreken een ont roerende en verontrustende taal. Een do cument humain, dat men in handen van iedere volwassene zou wensen. Advertentie Ook voor U redding en uitkomst. U zult de dag loven, waarop u met Rennies uw brandend maagzuur tot verleden tijd maakte. Klinkt ongelofelijk, maar is een be wezen zaak. In tienduizend gevallen, over de hele wereld. Haal een pakje Rennies - en ondervind van vandaag af de heerlijke uit werking van dit wondere tabletje. Zó bij u te steken - hygiënisch verpakt NA DE VOORSTELLING van „De Meeuw" ter herdenking van de geniale Russische schrijver Anton P. Tsjechov door het Rotterdams Toneel, twee maanden geleden, ben ik door het teleurstellende resultaat even gaan twijfelen aan de landeigen kunst, ook wanneer men zijn werk vergelijkt met naar uitdrukkings vorm overeenkomstig werk. Heel even dacht ik bijvoorbeeld aan Van Heel, die men dan toch meteen noordelijker situeert dan Princée. Wat betreft bouw van het werk dacht ik ook aan sommige Fransen (niet Souverbie), die echter iets meer op de rede steunen. Als we aan expressionis ten denken zullen het eerder de Vlaamse dan Duitse zijn, maar nog blijft er een verschil. DAT PRINCéE ook wandschilderingen maakt kan men zich bij het zien van deze tentoonstelling wel voorstellen. Zijn goua ches vertonen een monumentale bouw. Toch hebben zij een intimiteit. Er gaat iets hartelijks uit van deze kunst, die toch ook gereserveerdheid vertoont en in de rijke kleur iets aristocratisch heeft. Wie een beeld wil geven van de hedendaagse Nederlandse kunst zal de contour ook langs zijn werk moeten trekken. Bob Buys Tegen rock 'n roll. In de Sovjet-Unie zal een groot offensief worden ontketend tegen de Rock 'n Roll, zo meldt de Litera- toernaja Gazeta, het orgaan van de Sovjet schrijversbond. Er is in Moskou een con ferentie van afgevaardigden uit geheel Rusland gehouden, waarop men heeft be sloten de slechte smaak te lijf te gaan met dansen die zijn ontleend aan de folklox-e. De wapens tegen de rock 'n roll zijn vol gens de Literatoernaja Gazeta Russische lyrische dansen, de Spaanse wals en mo gelijk ook de cotillon, de quadrille, de polo naise. de polka en de Mazurka. Die dansen zullen de mensen met goede smaak zeker bevallen, zo meent het schrijversorgaan. wenselijkheid van een zo genuanceerd naturalisme als waartoe de regisseur Peter Sjarov (of Scharoff, als men de vereuropeeste schrijfwijze boven de fonetische spelling verkiest) de Nederlandse vertolkers verplichtte. Daarover verslag uit brengende geraakte ik reeds tot de conclusie, dat cr veeleer een onvermogen tot uiting kwam van de acteurs en actrices om zoveel sfeer te scheppen, dat daarmee ook de stilte tussen de woorden en de leegte tussen de scènes gevuld konden worden. Nu ik zondag middag in de Ko ninklijke Schouwburg opnieuw „De Ker sentuin" van de Haagse Comedie heb gezien, een sublieme werkelijkheid, besef ik eens temeer hoe veel onrecht men deze apostel van Sta- nislawski's beginselen aandoet door hem niet de beste krachten ter beschikking te stellen. In de eerst genoemde vertoning was voortdurend de tussenkomst van de op subtiele expressie ingestelde arrangeur waarneembaar. In dit geval echter, met een welhaast ideale be zetting, althans der voornaamste figuren, ging de interpretatie kunst geheel op in een verfijnd gescha keerde dienstbaarheid aan een meesterwerk. Een wonder laat zich zelden herhalen, maar deze opvoering over trof nog het herinne ringsbeeld dat ik aan die van hetzelfde stuk door hetzelfde gezel schap uit 1952 be- waax-de. Tot op zekere hoogte kan men spre ken van een reprise. „De Kersentuin" is een stuk, dat men ten minste eens in de tien jaar zou moeten zien, omdat het aan weerszijden van het voet licht steeds nieuwe inzichten toelaat. Waar schijnlijk heeft Sjarov de kleuren en tonen iets sterker aangezet, waardoor naar mijn mening terecht het lachwekkende is gaan overheersen door de lichtzinnige blijd schap, de weemoedige dwaasheid der ont roering, de vreugde der verwachting. Dui delijker nog dan tevoren wordt aangetoond, dat niet de letterkundige betweters gelijk hebben die op grond van bedachte accent verschuiving van de pessimistische kroniek van de ondergang van een tijdperk ge wagen, maar dat de in hoogste zin humo ristische auteur wist wat hij deed toen hij boven zijn manuscript de aanbeveling „een blijspel" schreef. In zijn correspondentie sprak Tsjechov zelfs van een vaudeville: nieuwe woorden op een oude wijs. Tot dat aspect wil ik mij beperken. Van een intrige in de conventionele zin is in „De Kersentuin" nauwelijks sprake, er heerst zelfs nog minder uiterlijke actie dan in zijn voorgaande werken. De we duwe Ljoebov Ranjevskaja, die na de verdrinkingsdood van haar zoontje de laatste resten van haar vermogen avon tuurlijk heeft verkwist in Parijs, moet het na haar terugkeer lijdelijk aanzien, dat het landgoed van haar familie publiek wordt verkocht. De nieuwe eigenaar, de rijkgeworden zoon van een vroegere slaaf, laat het vervallen huis slopen en de schit terende boomgaard vellen om plaats te maken voor een villawijk, grenzend aan de nieuw aan te leggen spoorweg. Dat is feitelijk alles. Op het eerste gezicht is het een symbolische voorstelling van een maatschappelijke omwenteling: de nutte loze aristocratie heeft afgedaan en moet het veld ruimen voor een opkomende klas- Ida Wasserman en Do van Stek in „De kersentuin". se, die een nuttige besteding van de ver worven vrijheid zoekt. Deze overgangstoe stand is door Tsjechov met zeldzaam ver fijnde objectiviteit geschetst. Enerzijds is er het nostalgische omzien naar het ver leden van luxe en schoonheid voor een kleine klasse van overtolligen, dat met een luisterrijke bloei een onvergetelijk af scheid van de wereld vierde. Daartegen over staat de verwachting van een betere toekomst voor de mensheid in het alge meen, even gloeiend maar even vaag. Zoals ik al meer heb opgemerkt, stelde Tsjechov een diagnose van zijn tijd. Voor de in aantrekkelijke decadentie verziek ten. bestond er geen hoop op beterschap, omdat deze op zichzelf beminnelijke figu ren eenvoudig de techniek misten om hun leven nog doeltreffend te veranderen. De strevers naar verbetering van het bestaan beschikken op hun beurt nog niet over de middelen om hun idealen vorm te ver lenen. Hun vertegenwoordiger is niet de groothandelaar Lopachin, de opkoper van de bezittingen, die immers alleen uit za kelijke motieven speculeert, een goedaar dige parvenu met behulpzame eerbied voor de dragers van vergane glorie. De bode van het nieuwe geluid is de eeuwige student Trofimov, een paradoxale figuur, die in vurige termen marsbevelen op on gekende wegen verkondigt, maar die zelf niets uitvoert. Zo is er overbodigheid ener zijds, machteloosheid anderzijds. Nog maals: daarbij is geen sprake van tra giek, want behalve de profiteurs (zoals ook de bediende Jasja) beschikken deze mensen geen van allen over de krachten om de alternatieve mogelijkheden te ver wezenlijken. De absurditeit wordt in even- Advertentie Wagmarts Van Tuinen NV Fabrikante van Artifort meubelen en Epeda matrassen wicht gehouden door een geloof in de we dergeboorte van de mens, die het lijden zal rechtvaardigen of beter gezegd: in de regeneratieve vermogens van moeder tje Rusland. Op onvergelijkbare wijze heeft Sjarov in zijn regie de symfonische samenstelling van dit stuk laten doorklinken met prach tig geregistreerde overgangen van pathe tische stemmingen en een zinrijke weelde aan evocatieve details. Om betrekkelijk willekeurig een paar voorbeelden te noe men: het verkeerd dichtknopen van het vest en het onhandig manipuleren met de hoed tijdens het mislukte huwelijksaan zoek van Lopachin, de man die zijn plaats niet weet, of de suggestie van leegte na de vrolijkheid van de wals, de melancho lie van de vergeefse gebaren om het voor bije nog even vast te houden. Evenals acht jaar geleden zag men Paul Steenber gen als de onzakelijke, onvolwassen vijf tigjarige Ljeonid Gajev, die mét berusting de zinloosheid van zijn retorische bespie gelingen erkent en dan toch weer zijn heil in vluchtige illusies zoekt. Een voortref felijke rol, die alle ruimte liet aan Bob de Lange om de proletarische Lopachin zijn lompe gestalte te geven. Van de vele anderen moeten met bijzondere waarde ring worden genoemd: Do van Stek als de engelachtige Anja, voor wie inderdaad de Tatjana uit „Jevgenji Onjegin" van Poesj- kin model kon hebben gestaan, de schuwe Warja van Annet Nieuwenhuyzen, de aan doenlijke en in onderdanigheid gebogen la kei van Albert van Dalsum, de kluchtig impulsieve buurman van Joris Diels en zeker niet in de laatste plaats (Michael Redgrave, aan wie hij deed denken, zou het hem niet verbeterd hebben) Coen Flink voor zijn hierboven reeds gekarak teriseerde, doelloos welsprekende student. Het is jammer dat de kleinere partijen van struikelaars en mislukkelingen min der sterk zijn. Een afzonderlijke hulde wil ik brengen aan Ida Wasserman, die in volmaakt fan tastische eenvoud de lieve, frivole, onver antwoordelijke Ljoebov Ranjevskaja liet uitkomen als wat Tsjechov deze vrouw stellig wilde laten zijn: het verwende kind, dat kan lachen en huilen tegelijk, dat altijd zal blijven dromen in de sprookjesachtige tuinen der jeugd, waai-van zij geen af stand kan doen, dwaas in haar ontroering, ontroerend in haar dwaasheid. Het is een onvergetelijke creatie in een ensemble van gelijkwaardigen. Rest mij nog mee te delen, dat men de nieuwe vertaling van Charles B. Timmer gebruikte en dat Eline van Dreght voor mooie decors heeft gezorgd. David Koning In juni zullen vele internationale kunste naars in het traditionele Weense „Lente festival" hun interpretatie geven van de muzikale meesterwerken. Het festival, dat. elk jaar in juni wordt gehouden, heeft dit maal bijzondere be tekenis door de viering van de honderdste geboortedag van twee van Oostenrijks grootste componisten Gustav Mahler en Hugo Wolf. Zeven grote Europese orkesten, gediri geerd door wereldberoemde dirigenten, zullen symfonische werken van Mahler. Hugo Wolf en andere meesters spelen. Het zrtn het Weens philharmonisch orkest, de London philharmonia, het philharmonisch orkest van Warschau, het philharmonisch orkest van Praag, het Leipziger Gewand- haus orkest, het radio symfonie orkest van Keulen en het Weens Symfonie Orkest. Dirigenten zijn Otto Klemperer, Carlo Maria Guilini, Heinz Wallberg, Witoslaw Rowicki, Josef Krips, Karei Anderl, Franz Konwitschny. Josef Keilbert, Alberto Ex-ede en Mario Rossi. De Weense staatsopera zal „Andrea Che- nier" opvoeren; Richax-d Wagnex-s „Rienzi" zal in concertvorm worden opgevoerd. Behalve muziek komt ook het toneel aan bod. De Comédie Frangaise zal werken van Molière en moderne Franse toneelstukken opvoeren in het Burgtheater. De Weense gemeente organiseert „Euro pese gesprekken" tussen geleex-den en ar tiesten over ,,de functies van de kunst in de moderne maatschappij". Deelnemers aan deze discussies zijn onder anderen de Oostenrijkse dichter Fx-anz Theodot Cso- korr en de beeldhouwer Fritz Wotruba, de Duitse toneelschrijver Carl Zuckmayer, de Britse auteur van Hongaarse afkomst Ar thur Koestier en de Russische componist Dmitri Sjostakowitsj.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 15