De schoenmaker Schaken Bridde ZATERDAG 23 APRIL 1960 Erbij De geleerde schoorsteenveger van Middelburg iï' V" CURIOSITEITEN UIT DE HISTORIE VAN HET BOEK PAGINA Vij, IN HET VOORJAAR van 1673 zat in een herberg te Middelburg een vrolijk gezel schap van letterkundigen bijeen: de toneel schrijver Dirk Buysero, een bon vivant en groot mecenas; de dichter Antonides van der Goes, een goed vriend van Vondel; Jo- hann Friedrich Gymnich, een Duitse pro fessor in de Griekse taal en Anton Borre- mans, predikant en auteur van verschei dene Latijnse geschriften. Men luisterde geamuseerd naar de kos telijke anekdoten, die Buysero wist te ver tellen over de bekendste Middelburgse straatfiguur: Petrus Johannes Beronicius, een schoorsteenveger en scharenslijper, die het Grieks en Latijn beter zou beheersen dan één der aanwezigen. „Ik zal hem laten roepen, dan zult gij het zelf zien en horen," zei Buysero ten slotte. Ongeveer een kwartier later verscheen inderdaad Beronicius in de herberg. Bor- remans beschreef hem later als volgt: „Een klein, zwart, rond-dik ventje, naauwelijks een kleed aan 't gat hebbende, gelijk een schobbejak: maar als men hem wat nader bezag, blonk iets ongemeens en verhevens in zijn wezen." BUYSERO VROEG hem of hij de heren eens wilde laten horen hoe goed hij de klassieke talen beheerste, maar Beronicius was op dat moment flink in de olie en in plaats van Latijn en Grieks te spreken, schold hij het gezelschap uit voor beesten en ezels, waarna hij vloekend en tierend weer schielijk uit de herberg verdween. De volgende dag echter zaten Buysero en zijn vrienden weer om de stamtafel. Het gesprek ging toen over de oorlog tegen de Engelsen en in het bijzonder over de Zeeuwse zeeheld Hopman de Haze, die zich pas zeer had onderscheiden. Dit bracht Antonides er toe ter plaatse het volgende grafschrift op De Hanze te dichten: ,.Dc Haze, een fiere Leeuw, in 't Britse zeegevegt, Stond pal in 't midden der gepreste waterhonden, Tot hem een kogel heeft voor uit naar God gezonden, Om wraak te vordren van 't geschonde waterregt. Sta vremdeling, en zeg, tot glory van de Zeeuwen, Dat hier de Hazen zelfs veranderen in Leeuwen". Nauwelijks had hij het op papier gezet, of Beronicius kwam binnen. Deze was nu nuchter en verontschuldigde zich voor zijn slecht gedrag van de vorige dag. Als de heren wilden, zou hij alsnog een proeve geven van zijn vaardigheid in het Grieks en Latijn. Buysero gaf hem een roemer wijn en Antonides overhandigde hem het grafschrift met het verzoek het in het Latijn te vertalen. De haveloze schoor steenveger dacht even na. Het was moei lijk, zei hij, de woordspeling op „De Haze" in het. Latijn om te zetten. „De anderen," aldus Borremans, „zeiden, dat hij daar ge lijk in had en de woorden vielen hen nog niet ten volle uit den mond, of Bex'onicius riep: „Ik heb 't al gevonden, 'k zal hem Dasypus heten, want dat woord beteekent zeer krachtig dier, dat ruige pooten heeft en word ook bij de Grieken voor een haas genomen. Hey sa! Leest mij twee regels tegelijk voor, 'k zal er u Latijn van ma ken". „Daarop (zo vervolgt Borremans) begint de heer Buysero op te lezen en Beronicius borst op staanden voet uit in deze vaarzen: „Lgregia Dasypus referens virtute leonem In bello, adversus Britonas super aequor a gesto, Impavidus pelago stetit, aggrediente molossum Agmine, quem tandem glans ferrea misit ad astra, Vindlctae cupidum violato jure profundi. Advenda, quisquis ades, Zelande encomia gentis Ista refer; lepores demta quod pelle leonem Assumant, nost.ro quotquot versantur in orbe". „Die Latijnsche dichtery kent, kan oor- deelen of ze goed zijn. Als de Poëet dus ge sproken had, begon hij te lachen dat het schaterde, en stak, uit scherts, beide de vin gers voor uit, foppende quansuis de aan- schouwers, omdat hij, tegen hunne ver- wagtinge, zig zoo braaf gequeten had. Nie mand was er, die deze wakkerheid niet ten hoogsten prees en Beronicius geraakte door dat prijzen zoo fraay in zijn nopjes, dat hij lust kreeg om 't zelve, dat hij in 't La tijn zoo gelukkig gedaan had, ook in 't Grieks te doen." „HIJ KROUWT TWEE of drie maal zijn kop, sterk met zijn vierige oogen tegen de aarde aanziende, en strax, zonder te ver toeven, berst hij onophoudelijk uit, en zegt het zelve puntdicht op in Griekse vaarzen, roepende: „Daar is 't in 't Grieks!" Elk ontzette zig over dit werk. Maar hij, zijn dingen weer zoo braaf verricht heb- BORREMANS VERHAALT dan verder, hoe de schoorsteenveger een krant greep en voor de vuist weg de nieuwstijdingen omzette in Griekse en Latijnse verzen. Hij voerde gedurende geruime tijd een gesprek in het Grieks met Gymnich, maar brak het tenslotte af met de woorden: „Ik krijg verdriet in langer met u Grieks te praten, want, waarachtig, mijne leer lingen zouden het beter spreken als gij!" Ook zijn geheugen bleek wonderbaarlijk te zijn. Borremans zegt: „Hij kende van buiten den geheelen Horatius, Virgilius, 't gros van Cicero en beide de Plinien, ja ik durve niet zeggen van wat schrijvers meer. Uit welke hij allerley plaatsen, die iemand begeerde, voor 's hands van bui ten opzeide, met aanwijzingen van 't boek, hooftdeel, vaars, en wat des meer is. Den wakkeren hekeldichter Juvenaal hadde hij in zijn breinkas zoo geklauwt, doorkauwt en herkauwt, dat men van hem zoude ge- zegt hebben, dat hij niet slechts de vaar zen, maar woorden, ja schier de letters getelt had." Onsterfelijk heeft Beronicius zich ge maakt, door het werk „Georgarchantoma- chia" te schrijven, dat in 1673 te Amster dam verscheen en waarin in burleske La tijnse verzen de opstand van de Walcherse boeren in 1672 en hun aanval op Middel burg beschreven werd. De eerste editie van dit werk is uitermate zeldzaam en behoort tot de grootste schaten, die een bibliofiel verwerven kan. In 1691 en nog vele vol gende jaren verschenen herdrukken, voor zien van Nederlandse vertalingen. HET IS ALTIJD een raadsel gebleven wie, deze uitzonderlijk geleerde Middel burgse schoorsteenveger eigenlijk was. Zijn tijdgenoten waren er van overtuigd, dat gij ER WAS EENS een koning in een ver land, die verschrikkelijk boos was. Hij mopperde de hele dag op de minis ters, op de hofdames en zelfs op zijn eigen vrouw, al hield hij heel veel van haar. Anders kon hij zingend door het paleis lopen, met zijn koningsmantel over zijn pyama, maar nu was het ver schrikkelijk. De koning was boos op iedereen. Nog maar een week en dan zou hij zijn verjaardag vieren. „Dat is toch leuk" had zijn vrouw gezegd, maar toen was hij helemaal boos geworden. „Leuk, zeg je, leuk, ik vind het helemaal niet leuk., hoor je helemaal niet. Moet ik de hele dag ministers ontvangen, met de hofdames praten en dan komen allemaal mensen uit het land om me te feliciteren. Dat wil ik niet.versta je., ik wil niet." „Ja, maar wat wil je dan." Zijn vrouw keek erg verbaasd en ook zijn belangrijkste minister trok een be denkelijk gezicht. Hij had graag zijn schoudei-s willen ophalen, maar dat durfde hij niet waar de koning bij was, want dan zou deze helemaal kwaad zijn. Daarom stond hij maar zachtjes op en liep de deur uit. Toen hij weg was, liep de vrouw naar de koning toe. Hij keek nog wel niet erg vriendelijk, maar daar trok ze zich niets van aan. Ze ging vertrouwelijk op de leuning van zijn troon zitten en legde haar arm op zijn schouders. „Vertel het dan maar aan me. Je vindt het helemaal niet fijn hè, dat ie gauw jarig bent?" „Nee", zei de ko ning. TOEN GING HIJ vertellen. Hij wilde niet langer alleen maar met belangrijke mensen uit het land spreken. Hij wilde nu ook eens doen wat hij zelf graag wilde. „Wat wil je dan toch", vroeg zijn vrouw. „Dat weet ik ook niet, maar er moet wel wat anders gebeuren dan anders." De koningin was een verstandige vrouw. Ze dacht lang naToen klaarde plotseling haar gezicht op. „Ik weet het., ik weet het.." „Wat dan", vroeg de koning nieuws gierig, „toe, zeg het dan gauw." „Weet je wat je doet, je vraagt alle mensen uit het land, die ook op dezelfde dag jarig zijn op je verjaardag." „Hoera", riep de koning, „dat doe ik" en hij begon meteen te zingen van plezier. OVERAL IN HET LAND werd over het grote besluit van de koning gespro ken. Op sommige gezichten was vreug de te lezen, maar anderen waren heel erg boos. Dichtbij het paleis woonde een oudé schoenmaker. Toén hij het be richt hoorde, werd hij verschrikkelijk kwaad. „Dat isgemeen", riep hij, „nu mag ik niet op het feest van de koning komen, want ik ben niet op de 28ste jarig, maar op de 27ste." Hij mopperde de hele dag en sloeg met zijn hamer zo hard op zijn schoenen, alsof die het helpen konden. De mensen in de stad, die zagen dat hij zo boos was, lachten in hun vuistje. „Net goed", zeiden ze. Want de schoenmaker was niet erg ge zien. Hij maakte de schoenen slecht en liet er nog veel voor betalen ook. Al mopperend werkte de man door. „Wacht maai-, hij zou er wel iets op vinden." Hij dacht en dachtHij peinsde zo lang. dat zijn koffie haast koud werd. Toen lachte hij hardop, smeet zijn hamer neer en liep naar zijn vrouw. „Ik ga naar het feest van de koning op de achtentwintigste, zorg ervoor dat mijn beste pak klaar ligt." „Jij", sprak ze verbaasd, „en je bent dan niet eens jarig." Hij greep haar wild bij de arm en snauwde „ik ben wel jarig op de 28ste, begrijp je daten je houdt je mondwant anders „Ach man", smeekte ze, „zul je dat nu wel doen?" Maar de schoenmaker luisterde al niet meer. Hij slofte weer naar de winkel terug en riep nog „je zorgt er wel voor hè?" Intussen gingen de dagen voorbij en brak eindelijk de dag van de koning aan. TEMIDDEN van allerlei andere men sen schoof de schoenmaker in zijn def tige pak naar binnen in de grote feest zaal van de koning. Lakeien wezen de de mensen de plaatsen aan. „Ik moet maar niet zo vooraan gaan zitten", dacht de man, „want je kunt nooit we ten.." Dus zocht hij een plaatsje op niet zo ver van de deur, naast een boertje, dat vast wel van heel ver gekomen was. Eindelijk kwam de koning binnen. geen Nederlander kon zijn. Hij sprak het Frans en Italiaans beter dan het Neder lands en daarom geloofden sommigen, dat hij een Italiaanse professor was, die om politieke redenen zijn land had moeten ontvluchten en aan de drank was geraakt. Anderen beweerden, dat hij een wegge lopen monnik zou zijn uit Frankrijk. Maar zekerheid kreeg men nooit, want Beroni cius sprak nimmer over zijn verleden. Buysero had hem wel eens gezegd, dat hij een hoogleraarsplaats waardig was, maar Beronicius antwoordde, dat hij „in zulk een wormachtig leven geen vermaak had." Met schoorsteenvegen en scharenslijpen verdiende hij genoeg om zich vrijwel da gelijks een stuk in de kraag te drinken en in alle kroegen en herbergen van Middel burg kende men hem als een vrolijke spot ter en een onverbeterlijke clown. Soms was hij acht dagen achtereen stomdronken en het is dan ook niet verwonderlijk, dat deze grote geest op allerellendigste wijze aan zijn eind kwam. Op een morgen vond men hem dood in een moddersloot, waar hij in dronkenschap in was gevallen. Dat gaf Buysero aanleiding tot het dichten van het volgende grafschrift: ..Hier leid een wonderlijke geest. Hij leefde en stierf gelijk een beest, Het was een misselijke Sater: Hij lefde in wijn en stierf in water". W. KIELICH Iedereen ging opstaan en dus deed de schoenmaker het ook maar. De koning hield een lange toespraak, waarin hij zei dat iedereen maar zoveel moest eten als hij wilde. „Dat zal ik wel doen ook", dacht de schoenmaker, maar hij dorst het niet hardop te zeg gen. Toen begon de maaltijd. Wat at de man heerlijk. Hij werd er zelfs vro lijk van. Zo vrolijk, dat hij het boertje, dat naast hem zat, op de schouders klopte en vrolijk zei „ben jij nu echt vandaag jarig?" „Wat zegt U" antwoordde het boer tje. „Ik vraag of je nu echt jarig bent" „Ik vandaag jarigja natuurlijk.. maar ehbent u dat dan niet?" „Nou", en hij boog zich wat dichter naar het boex-tje toe, „ik eigenlijk niet, ik was gisteren al jarig." „Ik kan u niet verstaan, praat eens wat harder." „Dat ik gisteren jarig was", zei de schoenmaker nu veel luider. Meteen schrok hij, misschien had iemand het wel gehoord. Het was al te laat. Hij zag dat de lakei, die zojuist langs hem liep naar de koning toe ging en hem iets in het oor fluisterde. Meteen wenkte de koning een soldaat. De schoenmaker wilde nog vluchten, maar het was al te laat. Een soldaat versperde hem de weg. Hij greep hem bij de jas en hield zijn geweer vlak voor de neus. De schoenmaker rilde er van, zo bang was hij. EERST was er rumoer in de zaal, maar nu de man gepakt was, werd het doodstil. Wat zou de koning wel zeggen. De koning trok een heel boos gezicht en sprak „zo schoenmaker, jij bent dus gekomen zonder dat je jarig was vandaag". „Ik zie het al, ik zal je maar heel streng straffen". Toen werd de gevangene nog eens zo bang, hij viel op zijn knieën en smeek te „wees toch niet boos op mij ko ning, ik heb het zo niet bedoeld. Ik wou alleen eens lekker eten. U moet mij niet gevangen nemen, dan kan ik ook niet meer voor mijn vx-ouw wer ken. Laat me gaan, anders doe ik mijn vrouw ook nog verdriet". „Zo, zo...." „Ja, en dan kan ik nooit meer mijn verjaardag vieren, ikik „En je hebt pas je verjaardag ge vierd". „Ja, maar koning, ik vond mijn ver jaardag helemaal niet leuk, want er is niemand op visite gekomen en ik kreeg ook helemaal geen cadeautjes". „Dat is je eigen schuld, jij bent wel eens naar tegen de mensen en daarom willen ze niet komen". „Ja, maar ik beloof dat ik voortaan altijd mijn best zal doen. Ik zal nooit meer slecht leer gebruiken en ook zal ik de mensen niet meer laten betalen dan nodig is. Ik beloof het allemaal en ik zal het doen ook". „Ik zal erover nadenken, maar eerst ga je de gevangenis in, want het feest mag niet gestoord worden". DE SCHOENMAKER werd wegge leid en het feest ging door. Toen aan het einde van de dag alle mensen naar huis gingen, zat de koning nog op zijn troon en dacht lang na. Eindelijk liet hij de gevangene ha len, ontbood zijn deftige minister en sprak tot de schoenmaker: „Ik heb over je boze daad nagedacht. Je wilt beter gaan leven en niet meer slecht leer gebruiken, zei je?" De schoenmaker knikte. „Welnu, dan maak je voor alle ar me mensen uit de stad een paar prach tige schoenen met gouden spijkertjes. Ik zal het betalen en dan moet mijn eerste minister er op toezien dat ze ook goed gemaakt worden." De minister vond het wel een vreemde opdracht, maar hij knikte toch.. „En," vervolg de de koning, „als alle schoenen keu rig gemaakt zijn, zal ik je hofleveran cier maken, maar anders.." De schoenmaker keek blij verrast op. Zijn mond viel open van verbazing. Toen boog hij wel vijf keer en zei maar steeds .-„majesteit, ik dank u wel ik ben zo blijdank u wel" Dat is dan omdat ik vandaag jarig ben. Anders was ik vast niet zo goed voor je geweest en ga nu maar snel naar huis. Doe je best hoor De schoenmaker knikte, boog nog eens en maakte snel dat hij weg kwam. Hij struikelde in de haast bijna over een soldaat en mompelde „hofleveran ciermorgen ga ik meteen aan het werkhoera." R. b. Iedere wedstrijdschaker kent dat pijni gende gevoel na afloop van een zware krachtmeting; men heeft een goede partij gespeeld, strategisch de tegenstander over speeld, dieper gecombineerd dan hij, om dan tenslotte te struikelen over een een voudige afwikkeling, liggend op een veel lager denkniveau dan dat, waarop men de rest van de pax-tij speelde. Wij voelen het als onbillijk, dat ons na zo een evenement een half of een heel punt op de scoretabel ontgaat. Maar het hoort er nu eenmaal bij; concentratie tot het laatste toe en in alle richtingen is een van de voornaamste be standdelen der wapenrusting van de scha ker van klasse. En wij lagere goden mogen ons troosten. Ook de grootsten onder de gx-oten lijden soms onder het gesignaleerde euvel, indien zij maar voldoende onder druk worden gezet en constant geconfronteerd worden met onberekenbare complicaties. De tweekamp TalBotwinnik om het wereldkampioenschap levert meer deze frappante staaltjes van het bovenstaande. Zo zagen wij de wereldkampioen in de zevende partij in goede stelling eerst een slappe zet doen en daarna een blunder maken, voor welke een tweede klasser zich zou schamen. BOTWINNIK gewonnen. Wit kan namelijk kwaliteits verlies niet voox-komen, maar krijgt na de door Tal gekozen voortzetting ruim vol doende tegenspel door de verovering van de pionnen b7 en d6. Het verdere verloop was: 35. Pc4-a5 Rb5xe2, 36. Telxe2 Pc4xc3. Wit moet nu altijd de kwaliteit prijsgeven; zo volgt na 37. Tec2 Pe2f! enz. Vandaar dat Botwinnik vrijwillig offert. 37. Tclxc3 Tc8xc3, 38. Pa5xb7 Deze verovering van pion b7 en aanstonds ook van pion d6 zou niet mogelijk zijn geweest als Tal op de 34ste zet de andere toren had genomen. 38Te8xe3, 39. Te2xe3 Tc3xe3, 40. Pd7xd6 en de vergevorderde witte vrij pionnen garandeerden een snelle winst. Kleine oorzaken, grote gevolgen. Tenslotte een bepaald onbegrijpelijke lapsus van Tal in de twaalfde partij, on begrijpelijk omdat Tal 's werelds aanvals- speler par excellence is. In onderstaande stelling zag de hele zaal de eenvoudige weg naar de winst, behalve Tal! TAL TAL Stelling na 24. Tal-dl. Er volgde 24. Ta5-e5 Veel sterker was 24 Pb6 met de dreiging Pd5, waarna Td6 on gedekt staat. Na de tekstzet worden de witte torens gevaarlijk. 25. Pg3-h5! Het is duidelijk dat dit paard wegens Td7:f niet geslagen mag worden, tex-wijl een ieder ziet, dat er eventueel een dubbel torenoffer op d7, gevolgd door Pf6t, di-eigt. Een ieder...., behalve de wereld kampioen! 25Rh7-g6? Dè blunder van de match; na 25Te8 was er nog niets aan de hand. Nu echter staat Tg8 ongedekt, zodat wit twee stukken voor een toren kan winnen. 26. Td6xd7f! Pf6xd7, 27. Tdlxd7f Ke7xd7, 28. Ph5-f6f Kd7-d6, 29. Pf6xg8 en Tal won dank zij zijn matex-ieel overwicht. Van geheel ander kaliber was de mis greep van Tal bij de 34ste zet in de achtste partij. Men bemerkte pas achteraf dat hij op dit moment de winst liet glippen, het geen des te erger was, omdat hij de partij in feite verloor. Onder opoffex-ing van twee pionnen had hij de volgende aanvalsstel- ling gekregen: TAL BOTWINNIK Tal aan zet speelde: 31Te4-el? 32. Db7-b5 De6-h3, 33. f2-f3 Dh3-e6? (Meer kansen bood 33. Tb6!, 34. Dd3-Tb3) en moest met een pion achter voor remise vechten. In plaats daarvan had hij in de diagramstelling direct kunnen winnen met het torenoffer. 31. Te4-h4! Nu faalt 32. f3 op De3t, zodat 32. g3xh4 ge dwongen is. Daarna volgt geforceerd 32. De6-g4f, 33. Kgl-h2 Dg4-f3f, 34. Khl- gl g5xh4 en wit staat machteloos tegen Tg6f b.v. 35. Tfl-dl h4-h3, 36. Kgl-fl Th6- e6 en er is geen parade tegen Dg2 mat. Zo blijft het schaken een spel van fou ten, ook in de hoogste regionen, hetgeen zijn discipelen tot bescheidenheid noopt! Mr. Ed. Spanjaard de topteams der wereld kennen zulke goed ingespeelde paren, dat gelegenheidscom binaties onvoldoende partij kunnen geven. Vermoedelijk zullen bij deze wereldkam pioenschappen nog enige harde noten wox-den gekraakt over „conventies en systemen", want vooral aan Angelsaksi sche zijde heeft men zich geërgerd aan de Italiaanse (en andere) conventies ver moedelijk, omdat de Italianen er zoveel successen mee hebben behaald! Bij het laatste tournooi om het wereld kampioenschap, toen nog gespeeld uitslui tend tussen de teams van Italië, Amerika en Argentinië is het „voordeel" van de Italiaanse methodes ten opzichte van de Amerikaanse strijdwijze goed gebleken. Het gebeui-de bij de Italianen nimmer dat zij. zoals bij voorbeeld de Amerikanen, groot-slam boden waarbij troefaas buiten boord hing! Het is natuurlijk moeilijk een voorspel ling te doen, doch dat enig team (behalve het Amerikaanse) van buiten Europa méé zal tellen, is hoogst onwaarschijnlijk. Bij de dames zal de strijd wel in hoofdzaak gaan tussen Engeland. Amerika en Dene marken. Dit laatste kleine Scandinavische landje heeft een damesteam, dat reeds diverse malen prachtige prestaties ge leverd heeft en de Europese kampioens titel won. Wij zouden het natuurlijk zéér prettig vinden als onze Nederlandse speel sters eens een goed x-esultaat zouden boeken de kansen daarop zijn in de damesafdeling éérder aanwezig, dan voor de hex-en in de open-afdeling. Véél zal af hangen van de geestelijke weerstand zullen onze speelsters enkele onvermijde lijke nedex-lagen goed weten te verwerken, dan is het niet uitgesloten dat zij het er nog aardig afbrengen. De komende twee weken zal men in véle talen in Tuxijn kunnen horen „Had jij nu maar liever ge past dan hadden we de wedsti-ijd ge wonnen"! Want in bx-idge moeten partners altijd zéér brede ruggen hebben «.vat u misschien wel al wist?! De bridgevraag van deze week: Noord gever, niemand kwetsbaar. U speelt een nox-maal, modern systeem, waarin de ver hoging tot 3 in pai-tnei-s kleur niet for cing is. Nooi-d opent 1 klaveren, wat moet zuid bieden op: A 8 2 QP 8 6 5 O 10 74 AV83 Antwoox-d elders op deze bladzijde. H. W. Filarski BOTWINNIK Er volgde 34Tb8-c8? Als zwart hier Te8-c8 had gespeeld, zou hij hebben EERSTE BRIDGE-OLYMriADE. De Woi-ld Bx-idge Federation organiseei*t van 23 april5 mei de Eex-ste Bridge Olympiade en Nedex-land is daarbij met een heren- en een damesteam van de pax-tij. In de herenafdeling zal men in 3 groepen spelen, door loting te bepalen; elke groep zal ongeveer 11 teams tallen, die tegen elkaar een halve competitie van 40 spellen per wedstrijd zullen spelen. De nummers 1 en 2 van elke gx-oep zullen in de finale komen totaal 6 teams. Deze spelen wedstrijden van 60 spellen tegen elkaar en de winnaar zal wei-eldkamoioen 1960 zijn. In de damesafdeling wox-den er 14 wedstrijden gespeeld een halve com petitie van 40 spellen, voor de dames een zwaér progi-amma. Ook hier staat de titel wereldkampioen-1960 op het spel. De Nederlandse herenploeg bestaat uit de heren Pels Rijcken (non playing capt.), Cats, Kramer, Slavenburg, Langyel. Boen der, W. Oudshoorn. Ons dames-team uit de dames Levenbach, Westerveld, Brou wers. Thorbecke en Blitzblum. Hoewel zowel ons heren- als ons damesteam fn staat is voor vex-rassingen te zox-gen, is het hóógst waarschijnlijk dat de Nederlandse prestaties niet goed genoeg zullen zijn om enig gewicht in de schaal te leggen. Zowel het heren- als het damesteam bestaat uit goede, doch individuele krachten, die zeer weinig (vaak helemaal niet) met elkaar hebben gespeeld. Dit betekent, dat hoe goed men individueel ook mag zijn, men op dit hoogste niveau dat het tournooi- bridgespel kent, vrijwel kansloos is. Want HUISMAN 40) 31—26 9—13, 41) 43—39 Wit speculeert op de dam door 2722 18x38, 45—40 en 39—33, 41) 10—14, 42. 45—40 8—12, 43) 48—42 7—11. 44) 2721? Beter is 4238, hetgeen re mise oplevert. 44) 12—17, 45) 21x12 18x7, 46) 26—21? De foutzet, die Bom in de pax-tij niet wist uit te buiten. 46) 11—16, 47) 21—17 en nu is 7—11 verhinderd door 3429 1.1x35 en 29x20. In de partij werd het spel vervolgd met 47) 7—12. De ontdekking van Springer met het dubbel offer 23—29 34x23, 24—30 25x34, 711 en wit staat met twee stukken voor verloren. 49) 17x8 13x2, 49) 39—33 6—11, 50) 40—35 11—17? Een winstgevende voortzetting is nu 16—21. Stand na 16—21: zwart 2, 11, 14, 19, 21, 23, 24; wit 25, 28, 32, 33, 34, 35, 42. Wit aan zet en zwart wint. In de partij offerde wit twee stukken en de remise kwam tot stand 51) 3227 23x21, 52) 34—29 2—8, 53) 29x9 8—13, 54) 9x18 1722, 55) 18x27 21x32. Remise gegeven. Een partij, waarin het spel van Bom, door twee keer winst te verzuimen, niet scherp was. In de achtste ronde won Bom met zwart op gelukkige wijze van Bastemeyer. Stand na de 38ste zet van wit: Zwart 10 stukken op: 6, 7, 9, 12, 13, 14, 18, 19, 24, 25. Wit 10 stukken op: 16, 27, 28, 32, 33, 35, 38, 39, 40, 43. Zwart vervolgde met 1823 maar ster ker is 6—11, 40—34 24—30. Spelverloop: 38 19—23, 39) 27—22 12—18, 40) 22—17 12—18, 41) 17x8 13x2, 42) 16x17, 43) 28—22 17x37, 44) 38—32 37x28, 45) 33x4 23—28. Nu volgt snel winst voor Bastemeyer indien deze met 4034 vervolgt. Toernooi-geluk voor Bom, toen wit ver volgde met: 46) 4—15? 2—7, 47) 15x2 19—24, 48) 2x30 25x45, 49) 39—33 45—50, 50) 33—29 50—45, 51) 29—24 45—18. Wit gaf op. Hieronder een tweetal problemen van de 17-jarige Haarlemse problemist Varno Morseld. In boekvorm zijn verschenen de 120 ge speelde partijen in het toernooi om de nationale titel 1960, die door de Haarlem se dammeester Wim de Jong wex-d gewon nen. De partijen zijn alle nagespeeld en be oordeeld door de bekende dammeester R. C. Keiler. Dat de spelers tijdens het spel niet alles hebben gezien, winst die de oud-wereldkampioen Ben Springer in de partij HuismanBom ont dekte. Een zeldzaam vooi-komend dubbel offer is beide spelers ontgaan. De stand na de 39ste zet van zwart (Bom) was als volgt: BOM «VVVVWrrA'/VVV^VVV'/YV/VVYVY-/Y*Y*Y-r/YY\ »WyYYYVYY Zwart 7 stukken op 1, 9, 17. 21, 24, 31, 39. Wit: 6, 18, 28, 32, 33, 41, 44. Wit speelt en wint met eindspel. No. 2. Zwart 9 stukken op: 1, 9, 10, 12, 17, 26, 32, 35, 38. Wit 9 stukken op: 23, 24, 25, 28, 30, 31, 37, 39, 41. Wit speelt en wint. B. Dukel qnopsues z :sfi.id apaaMj, 'uauiau uaguissqsaq a.iap.iaA pinz ueq aipe aaapjaA spaoou guepg jeeu iv ■gidoiJooA 'poq ajsaq pq si uajma i :uaui -aou uapoux pEEqaup uaa pAag a.xapuoz -Ciq qp ut qnz n 'piu jo jpuiA qnaj pq n jo -pjaadsag jp.iOA\ „pueq ap.iaaq.iaA" ap ui subs 9P l^p 'papeu pq paaq VS Z uea poq uaa 'ufiz uaaaAEjq g uep VS 8 aap-iaa pp pz 'jizui aqouEui uaa je aa sje ua jdejj -uoojaOvij uaa jooa gijsunguo si guqapaaA -j.iBEq spinz -poq qL'qaqqoiUEE giuiaM uaa si pq qoop uaaaABjq g si 'juioq guiqaaui -use ui pp poq „aqfqannpu" agiua pn iSBEJAaSpijq asqftpqaAY do pjooMpv bende, begon andermaal voor satyr te spe len en kon zig in den tijd van een quartier- uurs van grimlachen, schateren en schei-t- zen niet onthouden, 't Is te jammeren, dat wy het Gi-ieks moeten missen, om geene andei-e i-eden, als om dat hy 't al te vaar dig uitsprak, eer 't iemand konde naschrij- ven. 't Is zeker, dat Johan Frederik Gymnich, professor der Griekse taal te Duisburg, het Grieks nog fraeyer oordeelde te zijn als het Latijn."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 19