De schoenmaker
Schaken
Bridde
ZATERDAG 23 APRIL 1960
Erbij
De geleerde
schoorsteenveger van
Middelburg
iï' V"
CURIOSITEITEN UIT DE HISTORIE VAN HET BOEK
PAGINA Vij,
IN HET VOORJAAR van 1673 zat in een
herberg te Middelburg een vrolijk gezel
schap van letterkundigen bijeen: de toneel
schrijver Dirk Buysero, een bon vivant en
groot mecenas; de dichter Antonides van
der Goes, een goed vriend van Vondel; Jo-
hann Friedrich Gymnich, een Duitse pro
fessor in de Griekse taal en Anton Borre-
mans, predikant en auteur van verschei
dene Latijnse geschriften.
Men luisterde geamuseerd naar de kos
telijke anekdoten, die Buysero wist te ver
tellen over de bekendste Middelburgse
straatfiguur: Petrus Johannes Beronicius,
een schoorsteenveger en scharenslijper, die
het Grieks en Latijn beter zou beheersen
dan één der aanwezigen.
„Ik zal hem laten roepen, dan zult gij
het zelf zien en horen," zei Buysero ten
slotte.
Ongeveer een kwartier later verscheen
inderdaad Beronicius in de herberg. Bor-
remans beschreef hem later als volgt: „Een
klein, zwart, rond-dik ventje, naauwelijks
een kleed aan 't gat hebbende, gelijk een
schobbejak: maar als men hem wat nader
bezag, blonk iets ongemeens en verhevens
in zijn wezen."
BUYSERO VROEG hem of hij de heren
eens wilde laten horen hoe goed hij de
klassieke talen beheerste, maar Beronicius
was op dat moment flink in de olie en in
plaats van Latijn en Grieks te spreken,
schold hij het gezelschap uit voor beesten
en ezels, waarna hij vloekend en tierend
weer schielijk uit de herberg verdween.
De volgende dag echter zaten Buysero
en zijn vrienden weer om de stamtafel. Het
gesprek ging toen over de oorlog tegen de
Engelsen en in het bijzonder over de
Zeeuwse zeeheld Hopman de Haze, die zich
pas zeer had onderscheiden. Dit bracht
Antonides er toe ter plaatse het volgende
grafschrift op De Hanze te dichten:
,.Dc Haze, een fiere Leeuw, in 't Britse zeegevegt,
Stond pal in 't midden der gepreste waterhonden,
Tot hem een kogel heeft voor uit naar God
gezonden,
Om wraak te vordren van 't geschonde waterregt.
Sta vremdeling, en zeg, tot glory van de Zeeuwen,
Dat hier de Hazen zelfs veranderen in Leeuwen".
Nauwelijks had hij het op papier gezet,
of Beronicius kwam binnen. Deze was nu
nuchter en verontschuldigde zich voor zijn
slecht gedrag van de vorige dag. Als de
heren wilden, zou hij alsnog een proeve
geven van zijn vaardigheid in het Grieks
en Latijn. Buysero gaf hem een roemer
wijn en Antonides overhandigde hem het
grafschrift met het verzoek het in het
Latijn te vertalen. De haveloze schoor
steenveger dacht even na. Het was moei
lijk, zei hij, de woordspeling op „De Haze"
in het. Latijn om te zetten. „De anderen,"
aldus Borremans, „zeiden, dat hij daar ge
lijk in had en de woorden vielen hen nog
niet ten volle uit den mond, of Bex'onicius
riep: „Ik heb 't al gevonden, 'k zal hem
Dasypus heten, want dat woord beteekent
zeer krachtig dier, dat ruige pooten heeft
en word ook bij de Grieken voor een haas
genomen. Hey sa! Leest mij twee regels
tegelijk voor, 'k zal er u Latijn van ma
ken".
„Daarop (zo vervolgt Borremans) begint
de heer Buysero op te lezen en Beronicius
borst op staanden voet uit in deze vaarzen:
„Lgregia Dasypus referens virtute leonem
In bello, adversus Britonas super aequor a gesto,
Impavidus pelago stetit, aggrediente molossum
Agmine, quem tandem glans ferrea misit ad astra,
Vindlctae cupidum violato jure profundi.
Advenda, quisquis ades, Zelande encomia gentis
Ista refer; lepores demta quod pelle leonem
Assumant, nost.ro quotquot versantur in orbe".
„Die Latijnsche dichtery kent, kan oor-
deelen of ze goed zijn. Als de Poëet dus ge
sproken had, begon hij te lachen dat het
schaterde, en stak, uit scherts, beide de vin
gers voor uit, foppende quansuis de aan-
schouwers, omdat hij, tegen hunne ver-
wagtinge, zig zoo braaf gequeten had. Nie
mand was er, die deze wakkerheid niet ten
hoogsten prees en Beronicius geraakte door
dat prijzen zoo fraay in zijn nopjes, dat
hij lust kreeg om 't zelve, dat hij in 't La
tijn zoo gelukkig gedaan had, ook in 't
Grieks te doen."
„HIJ KROUWT TWEE of drie maal zijn
kop, sterk met zijn vierige oogen tegen de
aarde aanziende, en strax, zonder te ver
toeven, berst hij onophoudelijk uit, en zegt
het zelve puntdicht op in Griekse vaarzen,
roepende: „Daar is 't in 't Grieks!"
Elk ontzette zig over dit werk. Maar hij,
zijn dingen weer zoo braaf verricht heb-
BORREMANS VERHAALT dan verder,
hoe de schoorsteenveger een krant greep
en voor de vuist weg de nieuwstijdingen
omzette in Griekse en Latijnse verzen. Hij
voerde gedurende geruime tijd een gesprek
in het Grieks met Gymnich, maar brak
het tenslotte af met de woorden:
„Ik krijg verdriet in langer met u Grieks
te praten, want, waarachtig, mijne leer
lingen zouden het beter spreken als gij!"
Ook zijn geheugen bleek wonderbaarlijk
te zijn. Borremans zegt: „Hij kende van
buiten den geheelen Horatius, Virgilius,
't gros van Cicero en beide de Plinien, ja
ik durve niet zeggen van wat schrijvers
meer. Uit welke hij allerley plaatsen, die
iemand begeerde, voor 's hands van bui
ten opzeide, met aanwijzingen van 't boek,
hooftdeel, vaars, en wat des meer is. Den
wakkeren hekeldichter Juvenaal hadde hij
in zijn breinkas zoo geklauwt, doorkauwt
en herkauwt, dat men van hem zoude ge-
zegt hebben, dat hij niet slechts de vaar
zen, maar woorden, ja schier de letters
getelt had."
Onsterfelijk heeft Beronicius zich ge
maakt, door het werk „Georgarchantoma-
chia" te schrijven, dat in 1673 te Amster
dam verscheen en waarin in burleske La
tijnse verzen de opstand van de Walcherse
boeren in 1672 en hun aanval op Middel
burg beschreven werd. De eerste editie van
dit werk is uitermate zeldzaam en behoort
tot de grootste schaten, die een bibliofiel
verwerven kan. In 1691 en nog vele vol
gende jaren verschenen herdrukken, voor
zien van Nederlandse vertalingen.
HET IS ALTIJD een raadsel gebleven
wie, deze uitzonderlijk geleerde Middel
burgse schoorsteenveger eigenlijk was. Zijn
tijdgenoten waren er van overtuigd, dat gij
ER WAS EENS een koning in een
ver land, die verschrikkelijk boos was.
Hij mopperde de hele dag op de minis
ters, op de hofdames en zelfs op zijn
eigen vrouw, al hield hij heel veel van
haar. Anders kon hij zingend door het
paleis lopen, met zijn koningsmantel
over zijn pyama, maar nu was het ver
schrikkelijk.
De koning was boos op iedereen. Nog
maar een week en dan zou hij zijn
verjaardag vieren. „Dat is toch leuk"
had zijn vrouw gezegd, maar toen was
hij helemaal boos geworden. „Leuk,
zeg je, leuk, ik vind het helemaal niet
leuk., hoor je helemaal niet. Moet
ik de hele dag ministers ontvangen, met
de hofdames praten en dan komen
allemaal mensen uit het land om me
te feliciteren. Dat wil ik niet.versta
je., ik wil niet."
„Ja, maar wat wil je dan."
Zijn vrouw keek erg verbaasd en ook
zijn belangrijkste minister trok een be
denkelijk gezicht. Hij had graag zijn
schoudei-s willen ophalen, maar dat
durfde hij niet waar de koning bij was,
want dan zou deze helemaal kwaad zijn.
Daarom stond hij maar zachtjes op en
liep de deur uit. Toen hij weg was,
liep de vrouw naar de koning toe. Hij
keek nog wel niet erg vriendelijk, maar
daar trok ze zich niets van aan. Ze ging
vertrouwelijk op de leuning van zijn
troon zitten en legde haar arm op zijn
schouders.
„Vertel het dan maar aan me. Je
vindt het helemaal niet fijn hè, dat ie
gauw jarig bent?" „Nee", zei de ko
ning.
TOEN GING HIJ vertellen. Hij wilde
niet langer alleen maar met belangrijke
mensen uit het land spreken. Hij wilde
nu ook eens doen wat hij zelf graag
wilde.
„Wat wil je dan toch", vroeg zijn
vrouw.
„Dat weet ik ook niet, maar er moet
wel wat anders gebeuren dan anders."
De koningin was een verstandige
vrouw. Ze dacht lang naToen
klaarde plotseling haar gezicht op. „Ik
weet het., ik weet het.."
„Wat dan", vroeg de koning nieuws
gierig, „toe, zeg het dan gauw."
„Weet je wat je doet, je vraagt alle
mensen uit het land, die ook op dezelfde
dag jarig zijn op je verjaardag."
„Hoera", riep de koning, „dat doe ik"
en hij begon meteen te zingen van
plezier.
OVERAL IN HET LAND werd over
het grote besluit van de koning gespro
ken. Op sommige gezichten was vreug
de te lezen, maar anderen waren heel
erg boos. Dichtbij het paleis woonde
een oudé schoenmaker. Toén hij het be
richt hoorde, werd hij verschrikkelijk
kwaad. „Dat isgemeen", riep hij, „nu
mag ik niet op het feest van de koning
komen, want ik ben niet op de 28ste
jarig, maar op de 27ste." Hij mopperde
de hele dag en sloeg met zijn hamer
zo hard op zijn schoenen, alsof die het
helpen konden. De mensen in de stad,
die zagen dat hij zo boos was, lachten
in hun vuistje. „Net goed", zeiden ze.
Want de schoenmaker was niet erg ge
zien. Hij maakte de schoenen slecht en
liet er nog veel voor betalen ook. Al
mopperend werkte de man door.
„Wacht maai-, hij zou er wel iets op
vinden." Hij dacht en dachtHij
peinsde zo lang. dat zijn koffie haast
koud werd. Toen lachte hij hardop,
smeet zijn hamer neer en liep naar
zijn vrouw.
„Ik ga naar het feest van de koning
op de achtentwintigste, zorg ervoor dat
mijn beste pak klaar ligt." „Jij", sprak
ze verbaasd, „en je bent dan niet eens
jarig."
Hij greep haar wild bij de arm en
snauwde „ik ben wel jarig op de 28ste,
begrijp je daten je houdt je
mondwant anders
„Ach man", smeekte ze, „zul je dat
nu wel doen?" Maar de schoenmaker
luisterde al niet meer. Hij slofte weer
naar de winkel terug en riep nog „je
zorgt er wel voor hè?"
Intussen gingen de dagen voorbij en
brak eindelijk de dag van de koning
aan.
TEMIDDEN van allerlei andere men
sen schoof de schoenmaker in zijn def
tige pak naar binnen in de grote feest
zaal van de koning. Lakeien wezen de
de mensen de plaatsen aan. „Ik moet
maar niet zo vooraan gaan zitten",
dacht de man, „want je kunt nooit we
ten.." Dus zocht hij een plaatsje op niet
zo ver van de deur, naast een boertje,
dat vast wel van heel ver gekomen was.
Eindelijk kwam de koning binnen.
geen Nederlander kon zijn. Hij sprak het
Frans en Italiaans beter dan het Neder
lands en daarom geloofden sommigen, dat
hij een Italiaanse professor was, die om
politieke redenen zijn land had moeten
ontvluchten en aan de drank was geraakt.
Anderen beweerden, dat hij een wegge
lopen monnik zou zijn uit Frankrijk. Maar
zekerheid kreeg men nooit, want Beroni
cius sprak nimmer over zijn verleden.
Buysero had hem wel eens gezegd, dat
hij een hoogleraarsplaats waardig was,
maar Beronicius antwoordde, dat hij „in
zulk een wormachtig leven geen vermaak
had."
Met schoorsteenvegen en scharenslijpen
verdiende hij genoeg om zich vrijwel da
gelijks een stuk in de kraag te drinken en
in alle kroegen en herbergen van Middel
burg kende men hem als een vrolijke spot
ter en een onverbeterlijke clown. Soms
was hij acht dagen achtereen stomdronken
en het is dan ook niet verwonderlijk, dat
deze grote geest op allerellendigste wijze
aan zijn eind kwam. Op een morgen vond
men hem dood in een moddersloot, waar
hij in dronkenschap in was gevallen. Dat
gaf Buysero aanleiding tot het dichten van
het volgende grafschrift:
..Hier leid een wonderlijke geest.
Hij leefde en stierf gelijk een beest,
Het was een misselijke Sater:
Hij lefde in wijn en stierf in water".
W. KIELICH
Iedereen ging opstaan en dus deed de
schoenmaker het ook maar. De koning
hield een lange toespraak, waarin hij
zei dat iedereen maar zoveel moest
eten als hij wilde. „Dat zal ik wel
doen ook", dacht de schoenmaker,
maar hij dorst het niet hardop te zeg
gen. Toen begon de maaltijd. Wat at
de man heerlijk. Hij werd er zelfs vro
lijk van. Zo vrolijk, dat hij het boertje,
dat naast hem zat, op de schouders
klopte en vrolijk zei „ben jij nu echt
vandaag jarig?"
„Wat zegt U" antwoordde het boer
tje.
„Ik vraag of je nu echt jarig bent"
„Ik vandaag jarigja natuurlijk..
maar ehbent u dat dan niet?"
„Nou", en hij boog zich wat dichter
naar het boex-tje toe, „ik eigenlijk niet,
ik was gisteren al jarig."
„Ik kan u niet verstaan, praat eens
wat harder."
„Dat ik gisteren jarig was", zei de
schoenmaker nu veel luider. Meteen
schrok hij, misschien had iemand het
wel gehoord. Het was al te laat. Hij
zag dat de lakei, die zojuist langs hem
liep naar de koning toe ging en hem
iets in het oor fluisterde.
Meteen wenkte de koning een soldaat.
De schoenmaker wilde nog vluchten,
maar het was al te laat. Een soldaat
versperde hem de weg. Hij greep hem
bij de jas en hield zijn geweer vlak
voor de neus. De schoenmaker rilde er
van, zo bang was hij.
EERST was er rumoer in de zaal,
maar nu de man gepakt was, werd
het doodstil. Wat zou de koning wel
zeggen. De koning trok een heel boos
gezicht en sprak „zo schoenmaker, jij
bent dus gekomen zonder dat je jarig
was vandaag". „Ik zie het al, ik zal
je maar heel streng straffen".
Toen werd de gevangene nog eens zo
bang, hij viel op zijn knieën en smeek
te „wees toch niet boos op mij ko
ning, ik heb het zo niet bedoeld. Ik
wou alleen eens lekker eten. U moet
mij niet gevangen nemen, dan kan ik
ook niet meer voor mijn vx-ouw wer
ken. Laat me gaan, anders doe ik mijn
vrouw ook nog verdriet".
„Zo, zo...."
„Ja, en dan kan ik nooit meer mijn
verjaardag vieren, ikik
„En je hebt pas je verjaardag ge
vierd".
„Ja, maar koning, ik vond mijn ver
jaardag helemaal niet leuk, want er is
niemand op visite gekomen en ik kreeg
ook helemaal geen cadeautjes".
„Dat is je eigen schuld, jij bent wel
eens naar tegen de mensen en daarom
willen ze niet komen".
„Ja, maar ik beloof dat ik voortaan
altijd mijn best zal doen. Ik zal nooit
meer slecht leer gebruiken en ook zal
ik de mensen niet meer laten betalen
dan nodig is. Ik beloof het allemaal en
ik zal het doen ook".
„Ik zal erover nadenken, maar eerst
ga je de gevangenis in, want het feest
mag niet gestoord worden".
DE SCHOENMAKER werd wegge
leid en het feest ging door. Toen aan
het einde van de dag alle mensen naar
huis gingen, zat de koning nog op zijn
troon en dacht lang na.
Eindelijk liet hij de gevangene ha
len, ontbood zijn deftige minister en
sprak tot de schoenmaker: „Ik heb
over je boze daad nagedacht. Je wilt
beter gaan leven en niet meer slecht
leer gebruiken, zei je?"
De schoenmaker knikte.
„Welnu, dan maak je voor alle ar
me mensen uit de stad een paar prach
tige schoenen met gouden spijkertjes.
Ik zal het betalen en dan moet mijn
eerste minister er op toezien dat ze ook
goed gemaakt worden." De minister
vond het wel een vreemde opdracht,
maar hij knikte toch.. „En," vervolg
de de koning, „als alle schoenen keu
rig gemaakt zijn, zal ik je hofleveran
cier maken, maar anders.."
De schoenmaker keek blij verrast
op. Zijn mond viel open van verbazing.
Toen boog hij wel vijf keer en zei maar
steeds .-„majesteit, ik dank u wel
ik ben zo blijdank u wel"
Dat is dan omdat ik vandaag jarig
ben. Anders was ik vast niet zo goed
voor je geweest en ga nu maar snel
naar huis. Doe je best hoor
De schoenmaker knikte, boog nog
eens en maakte snel dat hij weg kwam.
Hij struikelde in de haast bijna over
een soldaat en mompelde „hofleveran
ciermorgen ga ik meteen aan het
werkhoera." R. b.
Iedere wedstrijdschaker kent dat pijni
gende gevoel na afloop van een zware
krachtmeting; men heeft een goede partij
gespeeld, strategisch de tegenstander over
speeld, dieper gecombineerd dan hij, om
dan tenslotte te struikelen over een een
voudige afwikkeling, liggend op een veel
lager denkniveau dan dat, waarop men de
rest van de pax-tij speelde. Wij voelen het
als onbillijk, dat ons na zo een evenement
een half of een heel punt op de scoretabel
ontgaat. Maar het hoort er nu eenmaal bij;
concentratie tot het laatste toe en in alle
richtingen is een van de voornaamste be
standdelen der wapenrusting van de scha
ker van klasse.
En wij lagere goden mogen ons troosten.
Ook de grootsten onder de gx-oten lijden
soms onder het gesignaleerde euvel, indien
zij maar voldoende onder druk worden
gezet en constant geconfronteerd worden
met onberekenbare complicaties.
De tweekamp TalBotwinnik om het
wereldkampioenschap levert meer deze
frappante staaltjes van het bovenstaande.
Zo zagen wij de wereldkampioen in de
zevende partij in goede stelling eerst een
slappe zet doen en daarna een blunder
maken, voor welke een tweede klasser zich
zou schamen.
BOTWINNIK
gewonnen. Wit kan namelijk kwaliteits
verlies niet voox-komen, maar krijgt na de
door Tal gekozen voortzetting ruim vol
doende tegenspel door de verovering van
de pionnen b7 en d6. Het verdere verloop
was: 35. Pc4-a5 Rb5xe2, 36. Telxe2 Pc4xc3.
Wit moet nu altijd de kwaliteit prijsgeven;
zo volgt na 37. Tec2 Pe2f! enz. Vandaar
dat Botwinnik vrijwillig offert. 37. Tclxc3
Tc8xc3, 38. Pa5xb7 Deze verovering
van pion b7 en aanstonds ook van pion d6
zou niet mogelijk zijn geweest als Tal op
de 34ste zet de andere toren had genomen.
38Te8xe3, 39. Te2xe3 Tc3xe3, 40.
Pd7xd6 en de vergevorderde witte vrij
pionnen garandeerden een snelle winst.
Kleine oorzaken, grote gevolgen.
Tenslotte een bepaald onbegrijpelijke
lapsus van Tal in de twaalfde partij, on
begrijpelijk omdat Tal 's werelds aanvals-
speler par excellence is. In onderstaande
stelling zag de hele zaal de eenvoudige weg
naar de winst, behalve Tal!
TAL
TAL
Stelling na 24. Tal-dl. Er volgde 24.
Ta5-e5 Veel sterker was 24
Pb6 met de dreiging Pd5, waarna Td6 on
gedekt staat. Na de tekstzet worden de
witte torens gevaarlijk.
25. Pg3-h5! Het is duidelijk dat dit paard
wegens Td7:f niet geslagen mag worden,
tex-wijl een ieder ziet, dat er eventueel een
dubbel torenoffer op d7, gevolgd door Pf6t,
di-eigt. Een ieder...., behalve de wereld
kampioen! 25Rh7-g6? Dè blunder
van de match; na 25Te8 was er nog
niets aan de hand. Nu echter staat Tg8
ongedekt, zodat wit twee stukken voor een
toren kan winnen. 26. Td6xd7f! Pf6xd7, 27.
Tdlxd7f Ke7xd7, 28. Ph5-f6f Kd7-d6, 29.
Pf6xg8 en Tal won dank zij zijn matex-ieel
overwicht.
Van geheel ander kaliber was de mis
greep van Tal bij de 34ste zet in de achtste
partij. Men bemerkte pas achteraf dat hij
op dit moment de winst liet glippen, het
geen des te erger was, omdat hij de partij
in feite verloor. Onder opoffex-ing van twee
pionnen had hij de volgende aanvalsstel-
ling gekregen:
TAL
BOTWINNIK
Tal aan zet speelde: 31Te4-el? 32.
Db7-b5 De6-h3, 33. f2-f3 Dh3-e6? (Meer
kansen bood 33. Tb6!, 34. Dd3-Tb3) en
moest met een pion achter voor remise
vechten. In plaats daarvan had hij in de
diagramstelling direct kunnen winnen met
het torenoffer. 31. Te4-h4! Nu faalt
32. f3 op De3t, zodat 32. g3xh4 ge
dwongen is. Daarna volgt geforceerd 32.
De6-g4f, 33. Kgl-h2 Dg4-f3f, 34. Khl-
gl g5xh4 en wit staat machteloos tegen
Tg6f b.v. 35. Tfl-dl h4-h3, 36. Kgl-fl Th6-
e6 en er is geen parade tegen Dg2 mat.
Zo blijft het schaken een spel van fou
ten, ook in de hoogste regionen, hetgeen
zijn discipelen tot bescheidenheid noopt!
Mr. Ed. Spanjaard
de topteams der wereld kennen zulke goed
ingespeelde paren, dat gelegenheidscom
binaties onvoldoende partij kunnen geven.
Vermoedelijk zullen bij deze wereldkam
pioenschappen nog enige harde noten
wox-den gekraakt over „conventies en
systemen", want vooral aan Angelsaksi
sche zijde heeft men zich geërgerd aan de
Italiaanse (en andere) conventies ver
moedelijk, omdat de Italianen er zoveel
successen mee hebben behaald!
Bij het laatste tournooi om het wereld
kampioenschap, toen nog gespeeld uitslui
tend tussen de teams van Italië, Amerika
en Argentinië is het „voordeel" van de
Italiaanse methodes ten opzichte van de
Amerikaanse strijdwijze goed gebleken.
Het gebeui-de bij de Italianen nimmer dat
zij. zoals bij voorbeeld de Amerikanen,
groot-slam boden waarbij troefaas buiten
boord hing!
Het is natuurlijk moeilijk een voorspel
ling te doen, doch dat enig team (behalve
het Amerikaanse) van buiten Europa méé
zal tellen, is hoogst onwaarschijnlijk. Bij
de dames zal de strijd wel in hoofdzaak
gaan tussen Engeland. Amerika en Dene
marken. Dit laatste kleine Scandinavische
landje heeft een damesteam, dat reeds
diverse malen prachtige prestaties ge
leverd heeft en de Europese kampioens
titel won. Wij zouden het natuurlijk zéér
prettig vinden als onze Nederlandse speel
sters eens een goed x-esultaat zouden
boeken de kansen daarop zijn in de
damesafdeling éérder aanwezig, dan voor
de hex-en in de open-afdeling. Véél zal af
hangen van de geestelijke weerstand
zullen onze speelsters enkele onvermijde
lijke nedex-lagen goed weten te verwerken,
dan is het niet uitgesloten dat zij het er
nog aardig afbrengen. De komende twee
weken zal men in véle talen in Tuxijn
kunnen horen „Had jij nu maar liever ge
past dan hadden we de wedsti-ijd ge
wonnen"! Want in bx-idge moeten partners
altijd zéér brede ruggen hebben «.vat u
misschien wel al wist?!
De bridgevraag van deze week: Noord
gever, niemand kwetsbaar. U speelt een
nox-maal, modern systeem, waarin de ver
hoging tot 3 in pai-tnei-s kleur niet for
cing is. Nooi-d opent 1 klaveren, wat moet
zuid bieden op:
A 8 2 QP 8 6 5 O 10 74 AV83
Antwoox-d elders op deze bladzijde.
H. W. Filarski
BOTWINNIK
Er volgde 34Tb8-c8? Als zwart
hier Te8-c8 had gespeeld, zou hij hebben
EERSTE BRIDGE-OLYMriADE.
De Woi-ld Bx-idge Federation organiseei*t
van 23 april5 mei de Eex-ste Bridge
Olympiade en Nedex-land is daarbij met
een heren- en een damesteam van de
pax-tij. In de herenafdeling zal men in 3
groepen spelen, door loting te bepalen;
elke groep zal ongeveer 11 teams tallen,
die tegen elkaar een halve competitie van
40 spellen per wedstrijd zullen spelen. De
nummers 1 en 2 van elke gx-oep zullen in
de finale komen totaal 6 teams. Deze
spelen wedstrijden van 60 spellen tegen
elkaar en de winnaar zal wei-eldkamoioen
1960 zijn. In de damesafdeling wox-den er
14 wedstrijden gespeeld een halve com
petitie van 40 spellen, voor de dames een
zwaér progi-amma. Ook hier staat de titel
wereldkampioen-1960 op het spel.
De Nederlandse herenploeg bestaat uit
de heren Pels Rijcken (non playing capt.),
Cats, Kramer, Slavenburg, Langyel. Boen
der, W. Oudshoorn. Ons dames-team uit
de dames Levenbach, Westerveld, Brou
wers. Thorbecke en Blitzblum. Hoewel
zowel ons heren- als ons damesteam fn
staat is voor vex-rassingen te zox-gen, is het
hóógst waarschijnlijk dat de Nederlandse
prestaties niet goed genoeg zullen zijn om
enig gewicht in de schaal te leggen. Zowel
het heren- als het damesteam bestaat uit
goede, doch individuele krachten, die zeer
weinig (vaak helemaal niet) met elkaar
hebben gespeeld. Dit betekent, dat hoe
goed men individueel ook mag zijn, men
op dit hoogste niveau dat het tournooi-
bridgespel kent, vrijwel kansloos is. Want
HUISMAN
40) 31—26 9—13, 41) 43—39
Wit speculeert op de dam door 2722
18x38, 45—40 en 39—33, 41) 10—14, 42.
45—40 8—12, 43) 48—42 7—11.
44) 2721? Beter is 4238, hetgeen re
mise oplevert.
44) 12—17, 45) 21x12 18x7, 46) 26—21?
De foutzet, die Bom in de pax-tij niet
wist uit te buiten.
46) 11—16, 47) 21—17 en nu is 7—11
verhinderd door 3429 1.1x35 en 29x20.
In de partij werd het spel vervolgd met
47) 7—12.
De ontdekking van Springer met het
dubbel offer 23—29 34x23, 24—30 25x34,
711 en wit staat met twee stukken voor
verloren.
49) 17x8 13x2, 49) 39—33 6—11, 50) 40—35
11—17?
Een winstgevende voortzetting is nu
16—21. Stand na 16—21: zwart 2, 11, 14, 19,
21, 23, 24; wit 25, 28, 32, 33, 34, 35, 42.
Wit aan zet en zwart wint.
In de partij offerde wit twee stukken en
de remise kwam tot stand 51) 3227 23x21,
52) 34—29 2—8, 53) 29x9 8—13, 54) 9x18
1722, 55) 18x27 21x32. Remise gegeven.
Een partij, waarin het spel van Bom,
door twee keer winst te verzuimen, niet
scherp was.
In de achtste ronde won Bom met zwart
op gelukkige wijze van Bastemeyer. Stand
na de 38ste zet van wit:
Zwart 10 stukken op: 6, 7, 9, 12, 13, 14,
18, 19, 24, 25.
Wit 10 stukken op: 16, 27, 28, 32, 33, 35,
38, 39, 40, 43.
Zwart vervolgde met 1823 maar ster
ker is 6—11, 40—34 24—30.
Spelverloop: 38 19—23, 39) 27—22
12—18, 40) 22—17 12—18, 41) 17x8 13x2, 42)
16x17, 43) 28—22 17x37, 44) 38—32 37x28,
45) 33x4 23—28.
Nu volgt snel winst voor Bastemeyer
indien deze met 4034 vervolgt.
Toernooi-geluk voor Bom, toen wit ver
volgde met: 46) 4—15? 2—7, 47) 15x2 19—24,
48) 2x30 25x45, 49) 39—33 45—50, 50) 33—29
50—45, 51) 29—24 45—18. Wit gaf op.
Hieronder een tweetal problemen van
de 17-jarige Haarlemse problemist Varno
Morseld.
In boekvorm zijn verschenen de 120 ge
speelde partijen in het toernooi om de
nationale titel 1960, die door de Haarlem
se dammeester Wim de Jong wex-d gewon
nen.
De partijen zijn alle nagespeeld en be
oordeeld door de bekende dammeester R.
C. Keiler.
Dat de spelers tijdens het spel niet alles
hebben gezien,
winst die de oud-wereldkampioen Ben
Springer in de partij HuismanBom ont
dekte. Een zeldzaam vooi-komend dubbel
offer is beide spelers ontgaan.
De stand na de 39ste zet van zwart (Bom)
was als volgt:
BOM
«VVVVWrrA'/VVV^VVV'/YV/VVYVY-/Y*Y*Y-r/YY\ »WyYYYVYY
Zwart 7 stukken op 1, 9, 17. 21, 24, 31, 39.
Wit: 6, 18, 28, 32, 33, 41, 44. Wit speelt
en wint met eindspel.
No. 2. Zwart 9 stukken op: 1, 9, 10, 12,
17, 26, 32, 35, 38.
Wit 9 stukken op: 23, 24, 25, 28, 30, 31,
37, 39, 41.
Wit speelt en wint.
B. Dukel
qnopsues z :sfi.id
apaaMj, 'uauiau uaguissqsaq a.iap.iaA pinz
ueq aipe aaapjaA spaoou guepg jeeu iv
■gidoiJooA 'poq ajsaq pq si uajma i :uaui
-aou uapoux pEEqaup uaa pAag a.xapuoz
-Ciq qp ut qnz n 'piu jo jpuiA qnaj pq
n jo -pjaadsag jp.iOA\ „pueq ap.iaaq.iaA" ap
ui subs 9P l^p 'papeu pq paaq VS Z uea
poq uaa 'ufiz uaaaAEjq g uep VS 8 aap-iaa
pp pz 'jizui aqouEui uaa je aa sje ua jdejj
-uoojaOvij uaa jooa gijsunguo si guqapaaA
-j.iBEq spinz -poq qL'qaqqoiUEE giuiaM uaa
si pq qoop uaaaABjq g si 'juioq guiqaaui
-use ui pp poq „aqfqannpu" agiua pn
iSBEJAaSpijq asqftpqaAY do pjooMpv
bende, begon andermaal voor satyr te spe
len en kon zig in den tijd van een quartier-
uurs van grimlachen, schateren en schei-t-
zen niet onthouden, 't Is te jammeren, dat
wy het Gi-ieks moeten missen, om geene
andei-e i-eden, als om dat hy 't al te vaar
dig uitsprak, eer 't iemand konde naschrij-
ven.
't Is zeker, dat Johan Frederik Gymnich,
professor der Griekse taal te Duisburg, het
Grieks nog fraeyer oordeelde te zijn als
het Latijn."