Jubileumconcert van
Polyhymnia
„Alle wegen gaan naar Amsterdam",
musical van Mies Bouhuys
Scapino viert derde lustrum met
„Jantjes eerste schooldag"
Artsen gaan samenwerken
ter voorkoming van oorlog
Honderdéén doodvonnissen
gewijzigd in celstraffen
Vier doden in het
verkeer
Machinist gewond bij
treinbotsing
Medici uit twaalf landen naar
congres in Noordwijk
Verhoging pensioenen
A.O.W. en A.W.W.
4
99
Koningin Juliana rijdt als
eerste van Noord- naar
Zuid-Beveland
Prtnière op 23 mei ter gelegenheid van
tien jaar Kunstmaand Amsterdam"
Artistiek leidster Hans Snoek geridderd
Antilliaanse oppositie
protesteert opnieuw
Minister Beerman over het gratiebeleid
Thans nog 49 oorlogsmisdadigers in
Nederlandse gevangenissen
Oud-redder Oostendorp
overleden
DINSDAG 17 MEI 1960
55
ZESTIG JAAR GELEDEN, op 1 juni
van het jaar 1900 werd te Haarlem het
gemengde koor Polyhymniaopgericht.
Spoedig na de oprichting werd het kooi
een der bekendste ensembles in onze
stad. Maar ook in andere plaatsen var
ons land. en zelfs in het buitenland were
Polyhymniageacht als een voortreffe
lijke vereniging. Talrijk zijn de onder
scheidingen geweestdie het koorvoor
al onder zijn vroegere dirigent Willem
Hespe heeft kunnen behalen op vele
belangrijke zangconcoursen.
Als alle verenigingen heeft „Polyhym
nia" tijden van voorspoed gekend en ook
tijden waarin alle krachten moesten wor
den bijgezet om zich te kunnen handha
ven. Maar dank zij een kern van volhar
dende en idealistisch gezinde leden kon
het koor blijven voortbestaan en thans
kan het onder betrekkelijk gunstige om
standigheden zijn zestigjarig jubileum vie
ren. Een vorm voor deze viering vond
men in het feestconcert dat maandag
avond in de tuinzaal van het gemeente
lijk concertgebouw te Haarlem werd ge
geven.
„Polyhymnia" begon het concert met
een uitvoering van het bekende koraal
uit Johann Sebastian Bachs Cantate no.
147 „Jesu bleibet meine Fi-eude" onder
leiding van zijn dirigent Henk Arisz. On
der de akoestische omstandigheden waar
onder moest worden gezongen en die elke
sublimering van de klank in de weg ston
den, viel het niet mee om tot een gewens
te gelijkmatigheid, homogeniteit van de
koorklank te geraken. Ook bij de uitvoe
ring van de aansluitende composities: het
Ave Verum van W. A. Mozart, „In stiller
Nacht" van Joh. Brahms en „Der Greis"
van Haydn moest dit probleem overwon
nen worden. Het kwam mij voor, dat dit
minder moeite gekost zou hebben, wan
neer men voor de dynamische verhoudin
gen van een lager klanksterkteniveau was
uitgegaan, zodat de expressieve geluids
expansie beter opgevangen had kunnen
worden en meer klankgaafheid de koor
zang had kunnen sieren.
Het meest werd een dergelijk resultaat
benaderd met het gevoelige werkje van
Brahms en episodisch waren er ook van
deze lichtpunten in de vertolkingen van
het „Ave Verum" en van „Der Greis", al
kon men bezwaar hebben tegen het lieder-
tafelachtige karakter van de interpretatie
van dit stuk.
Het aandeel van „Polyhymnia" in het
programma voor dit jubileumconcert
werd gecompleteerd met drie delen uit de
Mis in Es van Franz Schubert, met na
me het Kyrie, Gloria en het Credo. Nu
deze mis-delen aan het eind van de avond
werden gezongen, stelde de uitvoering het
uithoudingsvermogen van het koor zeer op
de proef. De zangeressen en zangers hiel
den dapper stand, maar voor het Credo
verzwakte de concentratie. De vertolking
van dit gedeelte kon zeker geen hoogte
punt genoemd worden, maar in het Kyrie
en het Gloria werd verdienstelijk werk
verricht. Weliswaar kon ik mij niet ver
enigen met het al te romantische, al te
-menselijke en allerminst liturgische ac-
"cent, dat aan het Gloria werd gegeven.
Het Kyrie daarentegen verliep in een veel
zuiverdér sfeer en ook naar de klank kan
de uitvoering geprezen worden. Aan dit
concert verleende het Zandvoorts mannen
koor, dat eveneens onder leiding staat
van Henk Arisz, zijn medewerking. Het
stemmengehalte van dit koor bleek wat
stug en vooral bij klankexpansie was het
moeilijk de sonoriteit te handhaven. De
drie composities van Da Palestrina: „Po-
pule Meus", „Omnes amici mei" en „Soa-
ve" dienden nog voor het aftasten van de
klankmogelijkheden van de ruimte. Voor
„Die Nacht" en „Zum Sanctus" van
Franz Schubert en voor „In Epiphania
Domini" van Matthieu Neumann, had het
koor zich daar belangrijk meer op inge
steld, zodat vaak een gunstige indruk
kon worden verkregen.
Een verdiend succes verkregen twee
jonge vocalisten, de sopraan Ans Rieke en
de tenor Jan Ditmeyer, die de kooruit
voeringen met solozang afwisselden. Ans
Rieki die arias van Handel en Debussy
en liederen van Schubert en Schumann
vertolkte, bezit een fraaie,klankrijke stem
met tal van expressieve mogelijkheden,
die echter nog lang niet in volle omvang
verwerkelijkt zijn. Het meest lijkt haar
voordracht afgestemd te zijn op de sfeer
van een lied, meer dan op de zeggings
kracht, de geladenheid van het woord.
Vandaar dat „lm Abendrot" van Schubert
door de uitstekend getroffen verstilde
stemming veel indruk kon maken, maar
„Frühlingsglaube". van Schubert en Ma-
rienwiirmchen van Schumann te weinig in
houd kregen en de dramatiek van Debus
sy's „Air de Lia" te weinig spanning
kreeg.
Met bijzondere belangstelling moet men
echter de groei van dit vocale talent in
het oog houden, want het debuut van de
zangeres is ongetwijfeld veelbelovend ge
weest. Met veel voldoening kan ik voorts
gewagen van de prestaties van de tenor
Jan Ditmeyer. Ook deze zanger bezit een
fraaie, gave stem, die hij al in belang
rijke mate beheerst. Zijn zingen werd bij
de voordracht van opera arias van Lalo
en Mozart gedragen door een zuiver mu
zikaal begrip en een gevoel van uitdruk
king en voor bezielde stemklank in voor
treffelijk beheerste nuanceringen. Het
overwegend lyrische karakter van zijn
stem werd van bijzondere betekenis voor
de indruk van Caccinis gevoelige „Ama-
rilli". Warme bijval noopte beide solisten
tot het geven van een toegift. Beiden had
den veel te danken aan de muzikale be
geleidingen van de pianiste Emmy van
Eden, die ook voor „Polyhymnia" bij de
uitvoering van het koraal van Bach en de
misdelen van Frans Schubert een betrouw
bare steun werd.
P. Zwaanswijk
Een zwaarbeladen trailer is te Affcrden
(gemeente Druten) van de weg geraakt.
Een voetgangster, mevrouw Van de G. uit
Afferden, werd door de wagen meege
sleurd en gedood. Het slachtoffer, dat 56
jaar was, laat vijf kinderen achter.
De 68-jarige Rotterdamse schoenmaker D.
van Tiel is, toen hij hardlopend de Staten-
weg te Rotterdam wilde oversteken, aan
gereden door een auto. Ernstig gewond
werd hij naar het Zuiderziekenhuis over
gebracht, waar hij is overleden.
Op de Kallenkoterallee bij Steenwijk is
de 38-jarige smid J. Vredeveld uit Was-
perveen met zijn auto in volle vaart tegen
een boom gereden en omgekomen. Oor
zaak van het ongeval was het losraken
van een wiel. Het slachtoffer was gehuwd
cn had vijf kinderen.
De 24-jarige motorrijder H. uit Asten
is te Maasbracht dodelijk verongelukt toen
hij een auto rechts wilde passeren. Hij
raakte de auto met het stuur en vloog
daarna tegen een boom. Het slachtoffer
overleed ter plaatse. Hij was ongehuwd.
Woensdagmiddag om twaalf uur zal Hare
Majesteit de Koningin, gezeten in een open
jeep, de eerste zijn die ove rde hobbelige
caissons van Noord- naar Zuid-Beveland
gaat rijden. Naast haar zal de Commissaris
der Koningin in de provincie Zeeland jhr.
mr. A. F. C. de Casembroodt zitten. De
jeep, de eerste zijn die over de hobbelige
de ingenieur van Rijkswaterstaat die de
dagelijkse leiding heeft bij de uitvoering
van 't drie-eilanden-plan. Zoals bekend1 is
de Zandkreek 4 mei door middel van 14
caissons afgesloten. Over de caissons is
nu een noodweg gelegd, waarover Koningin
Juliana zal rijden.
De cineast Bert Haanstra is druk bezig
met de studio-opnamen van zijn nieu
we film „De zaak M.P." De film heeft
heel wat uit te staan met het beeld
van zeker manneke te Brussel. Een
folo van Haanstra'tijdens zijn pogingen
JULES BRONGERS OVERLEDEN
In het St. Bernardusgesticht te Amster
dam, waar hij werd verpleegd, is op 80-
jarige leeftijd overleden de oud-toneel-
speler Jules Brongers. De heer Brongers,
die de laatste dertig jaar niet meer op de
planken heeft gestaan, was destijds vex--
bonden aan het gezelschap van Royaards.
Voorts heeft hij nog gespeeld onder Louis
Bouwmeester.
DE DESTIJDS als een unicum in de wereld opgerichte balletgroep voor de
jeugd „Scapino" is ouder geworden dan het publiek, waar zij gewoonlijk voor
optreedt. Het gezelschap bestaat vijftien jaar en een dergelijk jubileum moet
natuurlijk gevierd worden. Officieel had dit feest maandagmiddag plaats in het
Amsterdamse Theater Carré, waar de secretaris-generaal van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen aan de initiatiefneemster en artistieke leidster mevrouw Hans
(De Vries-)Snoek kon meedelen, dat het Hare Majesteit de Koningin heeft be
haagd haar tot ridder in de Orde van Oraiije-Nassau te benoemen. Zij is de
tweede op het gebied van de danskunst (na Sonia Gaskell) die deze onderschei
ding heeft ontvangen. Secretaris-generaal dr. J. II. Wesselings liet zijn toespraak-
met gelukwensen mede horen namens de minister en de staatssecretarissen, omdat
in „Scapino" de belangen van kunst en onderwijs samengaan.
Het is een heel bijzonder feest, dat drie
weken lang zal duren. De gelegenheids
voorstelling, die in die periode dagelijks
twee keer wordt gegeven, is opgenomen
in een schoolreisprogramma, dat verder
een rondvaart door Amsterdam en een
bezoek aan Artis omvat. Dankzij de me
dewerking van de Nederlandse Spoorwe
gen kunnen aldus naar ruwe schatting bij
na vijftig duizend kinderen uit het gehele
land van de partij zijn. Zo waren op de
eigenlijk verjaardag grote delen van stal
les en balkons met jeugdige toeschouwers
uit Weert en Appingedam gevuld. Zij kre
gen nog een paar extra attracties voor
gezet: een koor onder leiding van Hans
de Jong zong een speciaal hiervoor door
Cor Lemaire en Willy van Hemert ge
maakt jubellied, Angela Bayley en Ben de
Rochemont brachten vervolgens (bij wijze
van geschenk van het Amsterdams Ballet)
de zogenaamde boeren-pas-de-deux uit
„Giselle" ten tonele.
Met Ine Rietstap, die het volgende sei
zoen deel van „Scapino" zal uitmaken,
als soliste voerden leerlingen van de op
leidingsklasse een door hun leraar Karei
Poons in elkaar gezette „Feestelijke dans"
op muziek van de pianiste Coby Lankester
uit. Daarna ging het hoofdnummer in
première: „Jantjes eerste schooldag". Dit
driedelige ballet is de uitwerking van een
idee van de Klaasdorpers, leerlingen van
de Jan Lighthartschool te Haarlem, be
kroond met de tweede prijs in een lan
delijke verhalenwedstrijd voor kinderen
tot veertien jaar. Het uiteindelijke rsultaat
is ontstaan uit de samenwerking van vier
kunstenaars, die daartoe opdracht van het
De Vos van Steenwijkfonds hebben gekre
gen: Jan Rebel voor de choreografie, Jan
Mul voor de muziek, Hans van Norden
voor de aankleding en Mies Bouhuys voor
de tekst (door Jan Verhoeven uilgespro
ken). De enscenering werd mogelijk dank
zij een bijdrage uit het Prins Bernhard-
fonds.
De Haarlemse kinderen zaten op de
eerste rijen van het theater, toen hun col
lectief beraamde fantasie tot bewegelijke
en veelkleurige werkelijkheid werd. Het
grootste deel van het ballet is gevuld met
droomvoorstellingen, die de zesjarige ti
telheld zich van zijn nog onbekende voor
land maakt schrikbeelden zijn daarbij,
maar ook plezierige en wonderlijke tafe
relen. Tenslotte krijgt men te zien hoe het
hem echt vergaat, als hij voor het eerst
ook voor hem de schoolbel hoort luiden:
hoe hij wordt opgenomen in een nieuwe
gemeenschap van in korte kleren spelen
de vrienden en vriendinnen. En tot zijn
geruststelling ziet hij de meester met ge
heel andere ogen dan in zijn nachtelijke
waan, namelijk als iemand die er met
hart en ziel bijhoort. Elly Pijpers en Nico
Kemmers vervullen de genoemde rollen.
Het is in zoverre een aardig en aan
trekkelijk gegeven, als het zich leende tot
dynamische uitbeelding van vertrouwde
motieven, waardoor de herkenbaarheid
van de levendige danstableaus vrijwel
zonder enige mondelinge toelichting
kon worden opgeroepen. In zijn
vormgeving heeft Jan Rebel zich mis
schien wat erg langdurig op de conventio
nele vlakte gehouden, slechts zelden in
zijn stereotiepe combinaties van dans en
pantomime met originele vondsten ver
rassend. Veel wonderbaarlijks in de kin
derlijke zin is er niet te zien, maar men
moet daarbij uiteraard rekening houden
met de omstandigheid dat hij, wat het
levende materiaal betreft, slechts over be
scheiden krachten kon beschikken. Bij de
ensembles der gepersonifieerde leermidde
len zou men van een vereenvoudigde ver
sie van de laatste akte van „Coppélia"
kunnen spreken. In de meest sprookjes
achtige scènes zijn solistische partijen aan
Marian Sarstadt, Toos Waldman (die in het
programma met bedenkelijke overdrijving
een „ballerina" wordt genoemd) en Mar
ten Melema toebedacht. Het geheel heeft
stellig een zo niet opwindende dan toch
plezierige indruk achtergelaten bij deze
kennismaking.
David Koning
Drie vrouwen en zes mannen, nauw
betrokken bij de Nederlandse musical
„Alle wegen gaan naar Amsterdam".
Van links naar rechts: regisseur Johan
Greter, Hedy d'Ancona, Tabe Bas,
daarachter Piet Romer, Tine de Vries,
„kunstmaand"-directeur Jan Huckrie-
de, Ton van Duinhoven, Laura Cor-
monte en Rom Kalma.
„Alle wegen gaan naar Amsterdam".
Dat is de titel van de musical waarmee
het feit herdacht wordt, dat tien jaar ge
leden in 's lands hoofdstad de „Kunst
maand Amsterdam" werd geboren. De ini
tiatiefnemers meenden namelijk, dat Am
sterdam een feestelijke periode waardig
was, waarin zoveel mogelijk Nederlandse
kunstwerken vertolkt door uitsluitend
Nederlandse kunstenaars hun weg kon
den vinden naar een zo breed mogelijk
publiek.
Nu tien jaar later blijkt dit initiatief tot
een vruchtbare traditie geworden. Want
mede dankzij het plezier van de uitvoe
renden en van de bezoekers werden er
288 werken van 92 Nederlandse scheppen
de kunstenaars in de afgelopen tien jaar
uitgevoerd, er waren 56 premières waar
van er 21 ontstonden in opdracht van de
Kunstmaand Amsterdam. Er kwam een
eigen orkest, dat uitgroeide tot een per
manent en veelgeprezen ensemble.
Dit alles is voor de directie van de stich
ting „Kunstmaand Amsterdam" aanlei
ding geweest om het tweede lustrum fees-
gelijk te gaan vieren en tijdens een al
even feestelijke persconferentie hebben
wij daarom kennis kunnen maken met een
groep Nederlandse ax-tiesten, die gezamen
lijk de uitvoering zullen verzorgen van
„Alle wegen gaan naar Amsterdam", de
musical van Mies Bouwhuys, die op 23 mei
in Carré in Amsterdam in première zal
gaan. „Kunstmaand"-directeur Jan Iiuck-
riede somde vooraf uit het blote hoofd op,
dat er ruim honderd mensen aan deze mu
sical meewerken, te weten 10 hoofdrolspe
lers, 2 koren (een van volwassenen en een
van „nozems"), een uit 8 personen be
staand balletgroepje en een orkest van
ruim 40 man. De tekst van deze musical
is, zoals gezegd van Mies Bouhuys, de mu
ziek van Walter Kous met arrangementen
van Pi Scheffer, de regie is in handen van
Johan Greter terwijl Willy Ledèl voor de
decors, Ruth Hellmer voor de kostuums en
Robert Kaezen voor de choreografie zorg
den.
De schrijfster zelf verklaarde nog, dat
zij de musical in het algemeen meer ziet
als een soort passepartout-toneel, waarin
allerlei aspecten van het theater zoals
zang, ballet en dans gebundeld kunnen
worden. Het tempo van deze tijd leieft, al
dus Mies Bouhuys, tot deze vorm van
theater waarin de diverse aparte onderde
len met hun specifiek eigen functies tot
uiting kunnen komen.
Mies Bouhuys vertelde verder nog het
een en ander over de inhoud van haar
musical, waarin drie paren alle op eigen
manier hun liefde voor Amsterdam tot
uitdrukking brengen. „Ik heb geprobeerd
duidelijk te maken hoeveel ik van Amster
dam houd. Amsterdam is hier een pas ver
overde liefde in, een „verloren" liefde en
een rustpunt in de rumoerige wereld. Na
tuurlijk speelt het verkeer er een belang
rijke rol in. Er gaan steeds maar weer
auto's het water in".
Nadat Walter Kous nog plechtig had
verklaard, dat hij in deze musical geloof
de, kregen we tussen de suitedeuren van
de woning in de Amsterdamse straat,
waar de persconferentie werd gehouden,
enkele fragmenten te horen uit „Alle we
gen gaan naar Amsterdam", fragmenten,
die ons overigens nieuwgierig naar de pre
mière op 23 mei doen uitzien.
De hoofdrollen in deze musical worden
gespeeld door Fledy d'Ancona, Laura Cor-
monte, Dorien Mijksenaar, Tine de Vries,
Tabe Bas, Herman Bouber, Ton van Duin
hoven, Rom Kalma, Piet Römer en Bob
Verstraete.
orde in de hem omringende chaos te
scheppen. Achter hem een der mede
spelenden, Albert Mol.
De laatste personentrein uit Bergen op
Zoom naar Vlissingen is gisteravond om
streeks half twaalf nabij het station Roo
sendaal op een stilstaand treinstel gereden.
De machinist, de heer L. C. Krebbeks uit
Roosendaal werd gewond. Hij is in een
ziekenhuis opgenomen. Geen der reizigers
liep verwondingen op. De treinstellen wer
den beschadigd, doch ontspoorden niet.
I-Iet dagblad „Beurs en Nieuwsberichten"
vermeldde een mededeling van zijn cor
respondent in Den Haag als zou binnen
korte r.ijd de intrekking van de Algemene
Maatregel van Rijksbestuur ten aanzien
van de bestuurscrisis op Curasao te ver
wachten zijn. De samenwerkende (opposi
tie) Partijen van Curasao hebben in dit
bericht aanleiding gezien zich telegrafisch
tot minister-president prof. De Quay te
wenden ten einde te protesteren aangezien
de toestand op Curagao naar hun in
zicht nog in het geheel niet rustig te
noemen is. Officieel, aldus dit telegram,
zijn de Samenwerkende Partijen nog niet
benaderd. Slechts individuele raadsleden
heeft men gepoogd over te halen.
Ongeveer 75 artsen uit twaalf lan
den zullen van 23 tot 29 mei a.s. in
Huis ter Duin te Noordwijk deel
nemen aan een internationaal congres
ter voorkoming van oorlog. De Ne
derlanders prof. R. H. M. Bergman,
prof. dr. G.. C. Heringa, prof. dr. M.
Knap, J. Fieyra en A. Rodrigues-
Brent zijn de organisatoren. Zij zijn
van mening dat de arts een grote ver
antwoordelijkheid heeft tegenover de
mens, een verantwoordelijkheid die
voortvloeit uit zijn beroep.
Dankzij de ontwikkeling van de genees
kunde zijn de artsen thans in staat talrij
ke ziekten te voorkomen of te bestrijden.
Desondanks is de revalidatie van oorlogs
slachtoffers een groot maatschappelijk
px-obleem gebleven. De organisatoren me
nen dat de artsen bij uitstek in staat moe
ten worden geacht om de gevolgen van
een oorlog genetische schade tengevol
ge van atoomsplitsing, revalidatie e.d.
te kunnen vaststellen. Daarom is men van
mening dat een gedachtenwisseling op in
ternationaal niveau over het thema „voor
koming van oorlog" groot nut kan hebben.
Het congres in Noordwijk is het eerste
van deze aard. Wijlen prof. J. Roorda
In de jaren 1945 tot en met 1951 hebben 127 Nederlandse en 14 Duitse politieke
delinquenten, die in Nederland ter dood werden veroordeeld, verzoek tot gratie
ingediend. In 35 gevallen van Nederlanders en 5 gevallen van Duitsers werd het
gratieverzoek afgewezen en de executie voltrokken. Van de gegratieerden kregen
er 90 levenslang en van .11 werd de doodstraf verwisseld voor een tijdelijke
gevangenisstraf, variërend van 7y2 tot 11 jaar. In 1954 werd voor het laatst een
doodstraf omgezet in gevangenisstraf. Tussen 1949 en 1960 zijn nog 79 levens
lange gevangenisstraffen van delinquenten, die aanvankelijk ter dood waren
veroordeeld, omgezet in tijdelijke gevangenisstraffen.
Dit overzicht geeft de minister van Jus
titie in antwoord op schriftelijke vragen,
die hem over het gratiebeleid waren ge
steld door het Tweede-Kamerlid Berkhou
wer (V.V.D.j. Uit dit overzicht blijkt ver
der, dat op 30 april van dit jaar nog 42
Nederlanders en 7 Duitsers als politiek
delinquent of als oorlogsmisdadiger gevan
gen zaten. Hiervan zijn er destijds drie
veroordeeld tot een tijdelijke gevangenis
straf, 17 tot levenslang en 22 ter dood ver
oordeeld. Intussen zijn van de gegratieer
de gevangenen vier Nederlanders overle
den en twee Nederlanders ontvlucht. Het
totaal aantal doodstraffen, uitgesproken
ingevolge de bijzondere rechtspleging,
heeft 154 bedragen (waarvan er dus 101
gratie hebben gekregen). Tot levenslang
werden veroordeeld 149 delinquenten en
tot gevangenisstraffen van meer dan 15
jaar 585.
De minister zet in zijn antwoord verder
uiteen, dat de twee grote lijnen, waarlangs
zich in de eerste jaren het gratiebeleid
bewoog, waren: het zg. rechttrekken van
de verschillen in strafmaat en het bevor
deren van spoedige vrijlating van de zg.
lichte gevallen, speciaal wanneer de so
ciale nood in gezinnen van de gedetineer
den daartoe aanleiding gaf.
Met het rechttrekken van de straffen is
reeds in 1947 begonnen, toen de gerechts
hoven ambtshalve voorstellen konden doen
om voor 1 september 1946 opgelegde straf
fen, welke zij te zwaar vonden, bij wege
van gratie te matigen. Dit systeem heeft
niet steeds bevredigend gewerkt, omdat
de verschillende rechterlijke colleges
geenszins een uniforme gedragslijn volg
den.
Ook na deze ambtshalve gratieverlenin
gen in 1947 is het onvermijdelijk geble
ken, op ruime schaal het gratierecht toe
te passen. In 1948 werd een commissie in
gesteld voor het uitbrengen van advies in
zake het ambtshalve verlenen van gratie
aan jeugdige politieke delinquenten, waar
onder werden verstaan zij, die in 1918 of
later geboren zijn. Deze commissie heeft
op vrij ruime schaal voorstellen gedaan
tot aanzienlijke strafverminderingen, doch
heeft haar bemoeiingen beperkt tot jeug
dige wapendragers.
Toen de commissie einde 1949 deze taak
had volbracht, is haar verzocht haar
werkzaamheden eveneens tot de oudere
wapendragers uit te breiden.
Ten einde de vrijlating ook van de
overige z.g. lichtere gevallen te bevorde
ren, en speciaal de jeugdgevallen, is bo
vendien eind 1950 aan hen, die een straf
van 10 jaren of minder hadden te onder
gaan, waarvan voor 1 oktober 1950 ten
minste 1/3 deel was uitgediend en die voor
juli 1947 waren gedetineerd, ambtshalve
op vrij grote schaal voorwaardelijke kwijt
schelding van het restant der straf ver
leend. Uitgezonderd werden diegenen,
wier feiten te ernstig waren, speciaal die
zich aan verraad of ernstige mishande
ling hadden schuldig gemaakt.
In dit verband wordt nog de aandacht
gevestigd op de z.g. jubileumgratie, die
in 1948 werd verleend. Deze bedroeg 1/4
van de straf met als maximum 1 jaar
Omdat er toen nog veel politieke delin
quenten preventief gedetineerd waren, is
bepaald, dat deze gratie analoog zou moe
ten worden toegepast op de hun later bij
de berechting op te leggen straf.
Nadat deze groep jeugdgevallen groten
deels was behandeld, kwam de mogelijk
heid van strafomzetting van de groep der
oudere levenslangen aan de orde. Deze
groep oudere levenslang gedetineerde Ne
derlanders omvatte per 1 september 1957:
103 lieden. Ter bevordering van een rus
tige beoordeling werden deze gevallen in
meerdere groepen na elkaar in behande
ling genomen, waarbij de volgorde werd
bepaald door verschillende factoren te la
ten meetellen, zoals ziekte of hoge leeftijd
van de betrokken gedetineerden, een vroe
ge berechting of een hetzij door de com
missie-Roling, hetzij door het openbaar
ministerie of de rechter eerder gegeven
advies van gunstige strekking.
Op 19 mei 1959 was het aantal politieke
gedetineerden, die tot de oorspronkelijke
groep der tijdelijk langgestraften behoor
den, tot ruim 20 teruggelopen. Dezen zijn
grotendeels reeds in aanmerking gekomen
voor een voorwaardelijke invrijheidsstel-
ling volgens art. 15 van het Wetboek van
Strafrecht. De groep der levenslangen om
vatte toen nog 24 Nederlanders (waaron
der 11 omgezette doodstrafgevallen) en 5
Duitsers, die allen eerder van de dood
straf gegratieerd waren. T.a.v. deze cate
gorie werden inmiddels nog 23 Nederland
se levenslange waaronder 12 oorspronke
lijk tot de doodstraf veroordeelden, op tij
delijke straffen gesteld, variërend van 20
jaar plus 9 maanden tot 25 jaren. Daar
onder bevond zich een Duitser, aldus hel
overzicht van minister Beerman over
het gratiebeleid.
nam in 1932 reeds een initiatief in deze
richting, maar verder dan een internatio
naal manifest kwam men toen niet.
Het congres wordt volgens de organisa
toren gehouden met instemming en steun
van internationale organisaties zoals de
Internationale Loge van Vrijmetselaars,
de Wereldfederalistenbeweging en de Qua
kers. Vertegenwoordigers van deze orga
nisaties krijgen de gelegenheid op het
congres de door hen als ideaal aanbevo
len oplossingen toe te lichten. Voorts
staan o.m. voordrachten door dr. F. Katz
uit Duitsland, dr. Meganek uit Japan, dr.
P Scheffler uit Oostenrijk en dr. Alexan-
drowitz uit Polen. Het ligt in de bedoeling,
het congres te besluiten met het aanne
men van enkele resoluties.
In Den Helder is op 81-jarige leeftijd
overleden de heer J. A. Oostendorp, die in
de tijd van 1923 tot 1929 eerst als opstapper
en sedert 1929 als stuurman 44 redding-
tochten van de motorreddingboot Dorus
Rijkers meemaakte. Bij deze tochten wer
den in totaal 129 mensen gered. Voor de
moeilijke redding van de bemanning van
het op 18 februari 1928 bij IJmuiden ge
strande en in tweeën gebroken Engelse s.s.
Shonga ontving de heer Oostendorp de
Engelse redding-medaille.
(Vervolg van pag 1)
De uiteindelijke hoogte van de A.O.W."
en A.W.W.- uitkeringsbedragen zijn mo
menteel echter nog niet definitief vast te
stellen, daar deze gebaseerd dienen te wor
den op de indexcijfers van de lonen per
31 maart '60 en per 1 april '60. Zoals men
weet, zijn deze uitkeringen namelijk, „waar
devast", hetgeen wil zeggen dat zij stijgen
naar gelang de kosten van levensonder
houd stijgen. Blijken de schattingen van
de indexcijfers van de staatssecretaris
juist te zijn geweest, dan zullen de A.O.W.-
uitkeringen 1.122.- per jaar voor onge-
huwden en 1.764.- per jaar voor gehuw
den komen te bedragen, terwijl de A.W.W.
uitkeringen op 2.172.- per jaar voor we
duwen met kinderen en op 1.494.- per
jaar voor weduwen zonder kinderen ko
men te liggen. Definitief zijn deze uitke
ringsbedragen dus nog niét.
Ernstige bezwaren.
De S.E.R. heeft, zo blijkt uit het advies,
echter ernstige bezwaren tegen het feiten
materiaal waarvan de staatssecretaris is
uitgegaan bij de berekening van de las
tenverzwaring, die voor de bejaarden en
weduwen uit de huurverhoging is voortge
vloeid. De huurbedragen, welke voor de
staatssecretaris de grondslag vormden
voor zijn becijferingen, waren namelijk
ontleend aan een in 1953 gehouden onder
zoek van 4.600 zelfstandig wonende be
jaarden is gewijzigd, terwijl voorts het on
derzoek, dat de staatssecretaris tot uit
gangspunt diende, in het geheel géén uit
sluitsel geeft over de huren, welke door
weduwen worden betaald.
De op deze cijfers gebaseerde uitvoerige
en ingewikkelde berekeningen, waarbij
honderden van percenten op het papier
verschenen en die als bijlage aan de ad
viesaanvrage waren toegevoefd, acht de
S.E.R. bovendien onjuist opgezet, daar de
ze becijferingen géén juist beeld vormen
van de betekenis, welke de post huren
gemiddeld voor de bejaarden en voor de
weduwen heeft. De staatssecretaris kwam
door zijn berekeningswijze dan ook op la
gere verhogingsbedragen dan de S.E.R.
thans voorstelt, namelijk op A.O.W.-uitke
ringen ad 1.086.- en 1.740- en A.W.W.-
uitkeringen ad 1.458.- en ƒ2.148.-
Andere gegevens
Voor haar eigen onderzoek heeft de
S.E.R. zich dan ook gebaseerd op andere
gegevens. Deze werden haar verstrekt
door het Centraal Bureau voor de Statis
tiek, dat de S.E.R. op zeer korte termijn
statistisch materiaal van ruime omvang
verstrekte, gedistilleerd uit de resultaten
van de woningtelling 1956 en met name
uit een daaruit genomen steekproef van
1 op 30. Het is op grond van dit recentere
cijfermateriaal, dat de S.E.R. is gekomen
tot de in de aanhef vermelde bedragen.
Bij aanvaarding van dit advies, zal de
totale stijging van de A.O.W.-uitkeringen
circa 129.- miljoen per jaar bedragen, en
die van de A.W.W.-uitkeringen ca. ƒ18
miljoen. De cijfers van de staatssecretaris
zouden resulteren in stijgingen van resp.
circa 103 miljoen en ca. 15 miljoen per
jaar. De premie-ontvangsten zullen waar
schijnlijk, zo meent de S.E.R., niet in ge
lijke mate toenemen als de uitkeringen.
Het achterblijven van de premie-ontvang
sten zal echter niet zo groot zijn, dat het
ouderdomsfonds in betekenende mate zal
worden aangetast.