Jubileumconcert van Polyhymnia „Alle wegen gaan naar Amsterdam", musical van Mies Bouhuys Scapino viert derde lustrum met „Jantjes eerste schooldag" Artsen gaan samenwerken ter voorkoming van oorlog Honderdéén doodvonnissen gewijzigd in celstraffen Vier doden in het verkeer Machinist gewond bij treinbotsing Medici uit twaalf landen naar congres in Noordwijk Verhoging pensioenen A.O.W. en A.W.W. 4 99 Koningin Juliana rijdt als eerste van Noord- naar Zuid-Beveland Prtnière op 23 mei ter gelegenheid van tien jaar Kunstmaand Amsterdam" Artistiek leidster Hans Snoek geridderd Antilliaanse oppositie protesteert opnieuw Minister Beerman over het gratiebeleid Thans nog 49 oorlogsmisdadigers in Nederlandse gevangenissen Oud-redder Oostendorp overleden DINSDAG 17 MEI 1960 55 ZESTIG JAAR GELEDEN, op 1 juni van het jaar 1900 werd te Haarlem het gemengde koor Polyhymniaopgericht. Spoedig na de oprichting werd het kooi een der bekendste ensembles in onze stad. Maar ook in andere plaatsen var ons land. en zelfs in het buitenland were Polyhymniageacht als een voortreffe lijke vereniging. Talrijk zijn de onder scheidingen geweestdie het koorvoor al onder zijn vroegere dirigent Willem Hespe heeft kunnen behalen op vele belangrijke zangconcoursen. Als alle verenigingen heeft „Polyhym nia" tijden van voorspoed gekend en ook tijden waarin alle krachten moesten wor den bijgezet om zich te kunnen handha ven. Maar dank zij een kern van volhar dende en idealistisch gezinde leden kon het koor blijven voortbestaan en thans kan het onder betrekkelijk gunstige om standigheden zijn zestigjarig jubileum vie ren. Een vorm voor deze viering vond men in het feestconcert dat maandag avond in de tuinzaal van het gemeente lijk concertgebouw te Haarlem werd ge geven. „Polyhymnia" begon het concert met een uitvoering van het bekende koraal uit Johann Sebastian Bachs Cantate no. 147 „Jesu bleibet meine Fi-eude" onder leiding van zijn dirigent Henk Arisz. On der de akoestische omstandigheden waar onder moest worden gezongen en die elke sublimering van de klank in de weg ston den, viel het niet mee om tot een gewens te gelijkmatigheid, homogeniteit van de koorklank te geraken. Ook bij de uitvoe ring van de aansluitende composities: het Ave Verum van W. A. Mozart, „In stiller Nacht" van Joh. Brahms en „Der Greis" van Haydn moest dit probleem overwon nen worden. Het kwam mij voor, dat dit minder moeite gekost zou hebben, wan neer men voor de dynamische verhoudin gen van een lager klanksterkteniveau was uitgegaan, zodat de expressieve geluids expansie beter opgevangen had kunnen worden en meer klankgaafheid de koor zang had kunnen sieren. Het meest werd een dergelijk resultaat benaderd met het gevoelige werkje van Brahms en episodisch waren er ook van deze lichtpunten in de vertolkingen van het „Ave Verum" en van „Der Greis", al kon men bezwaar hebben tegen het lieder- tafelachtige karakter van de interpretatie van dit stuk. Het aandeel van „Polyhymnia" in het programma voor dit jubileumconcert werd gecompleteerd met drie delen uit de Mis in Es van Franz Schubert, met na me het Kyrie, Gloria en het Credo. Nu deze mis-delen aan het eind van de avond werden gezongen, stelde de uitvoering het uithoudingsvermogen van het koor zeer op de proef. De zangeressen en zangers hiel den dapper stand, maar voor het Credo verzwakte de concentratie. De vertolking van dit gedeelte kon zeker geen hoogte punt genoemd worden, maar in het Kyrie en het Gloria werd verdienstelijk werk verricht. Weliswaar kon ik mij niet ver enigen met het al te romantische, al te -menselijke en allerminst liturgische ac- "cent, dat aan het Gloria werd gegeven. Het Kyrie daarentegen verliep in een veel zuiverdér sfeer en ook naar de klank kan de uitvoering geprezen worden. Aan dit concert verleende het Zandvoorts mannen koor, dat eveneens onder leiding staat van Henk Arisz, zijn medewerking. Het stemmengehalte van dit koor bleek wat stug en vooral bij klankexpansie was het moeilijk de sonoriteit te handhaven. De drie composities van Da Palestrina: „Po- pule Meus", „Omnes amici mei" en „Soa- ve" dienden nog voor het aftasten van de klankmogelijkheden van de ruimte. Voor „Die Nacht" en „Zum Sanctus" van Franz Schubert en voor „In Epiphania Domini" van Matthieu Neumann, had het koor zich daar belangrijk meer op inge steld, zodat vaak een gunstige indruk kon worden verkregen. Een verdiend succes verkregen twee jonge vocalisten, de sopraan Ans Rieke en de tenor Jan Ditmeyer, die de kooruit voeringen met solozang afwisselden. Ans Rieki die arias van Handel en Debussy en liederen van Schubert en Schumann vertolkte, bezit een fraaie,klankrijke stem met tal van expressieve mogelijkheden, die echter nog lang niet in volle omvang verwerkelijkt zijn. Het meest lijkt haar voordracht afgestemd te zijn op de sfeer van een lied, meer dan op de zeggings kracht, de geladenheid van het woord. Vandaar dat „lm Abendrot" van Schubert door de uitstekend getroffen verstilde stemming veel indruk kon maken, maar „Frühlingsglaube". van Schubert en Ma- rienwiirmchen van Schumann te weinig in houd kregen en de dramatiek van Debus sy's „Air de Lia" te weinig spanning kreeg. Met bijzondere belangstelling moet men echter de groei van dit vocale talent in het oog houden, want het debuut van de zangeres is ongetwijfeld veelbelovend ge weest. Met veel voldoening kan ik voorts gewagen van de prestaties van de tenor Jan Ditmeyer. Ook deze zanger bezit een fraaie, gave stem, die hij al in belang rijke mate beheerst. Zijn zingen werd bij de voordracht van opera arias van Lalo en Mozart gedragen door een zuiver mu zikaal begrip en een gevoel van uitdruk king en voor bezielde stemklank in voor treffelijk beheerste nuanceringen. Het overwegend lyrische karakter van zijn stem werd van bijzondere betekenis voor de indruk van Caccinis gevoelige „Ama- rilli". Warme bijval noopte beide solisten tot het geven van een toegift. Beiden had den veel te danken aan de muzikale be geleidingen van de pianiste Emmy van Eden, die ook voor „Polyhymnia" bij de uitvoering van het koraal van Bach en de misdelen van Frans Schubert een betrouw bare steun werd. P. Zwaanswijk Een zwaarbeladen trailer is te Affcrden (gemeente Druten) van de weg geraakt. Een voetgangster, mevrouw Van de G. uit Afferden, werd door de wagen meege sleurd en gedood. Het slachtoffer, dat 56 jaar was, laat vijf kinderen achter. De 68-jarige Rotterdamse schoenmaker D. van Tiel is, toen hij hardlopend de Staten- weg te Rotterdam wilde oversteken, aan gereden door een auto. Ernstig gewond werd hij naar het Zuiderziekenhuis over gebracht, waar hij is overleden. Op de Kallenkoterallee bij Steenwijk is de 38-jarige smid J. Vredeveld uit Was- perveen met zijn auto in volle vaart tegen een boom gereden en omgekomen. Oor zaak van het ongeval was het losraken van een wiel. Het slachtoffer was gehuwd cn had vijf kinderen. De 24-jarige motorrijder H. uit Asten is te Maasbracht dodelijk verongelukt toen hij een auto rechts wilde passeren. Hij raakte de auto met het stuur en vloog daarna tegen een boom. Het slachtoffer overleed ter plaatse. Hij was ongehuwd. Woensdagmiddag om twaalf uur zal Hare Majesteit de Koningin, gezeten in een open jeep, de eerste zijn die ove rde hobbelige caissons van Noord- naar Zuid-Beveland gaat rijden. Naast haar zal de Commissaris der Koningin in de provincie Zeeland jhr. mr. A. F. C. de Casembroodt zitten. De jeep, de eerste zijn die over de hobbelige de ingenieur van Rijkswaterstaat die de dagelijkse leiding heeft bij de uitvoering van 't drie-eilanden-plan. Zoals bekend1 is de Zandkreek 4 mei door middel van 14 caissons afgesloten. Over de caissons is nu een noodweg gelegd, waarover Koningin Juliana zal rijden. De cineast Bert Haanstra is druk bezig met de studio-opnamen van zijn nieu we film „De zaak M.P." De film heeft heel wat uit te staan met het beeld van zeker manneke te Brussel. Een folo van Haanstra'tijdens zijn pogingen JULES BRONGERS OVERLEDEN In het St. Bernardusgesticht te Amster dam, waar hij werd verpleegd, is op 80- jarige leeftijd overleden de oud-toneel- speler Jules Brongers. De heer Brongers, die de laatste dertig jaar niet meer op de planken heeft gestaan, was destijds vex-- bonden aan het gezelschap van Royaards. Voorts heeft hij nog gespeeld onder Louis Bouwmeester. DE DESTIJDS als een unicum in de wereld opgerichte balletgroep voor de jeugd „Scapino" is ouder geworden dan het publiek, waar zij gewoonlijk voor optreedt. Het gezelschap bestaat vijftien jaar en een dergelijk jubileum moet natuurlijk gevierd worden. Officieel had dit feest maandagmiddag plaats in het Amsterdamse Theater Carré, waar de secretaris-generaal van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aan de initiatiefneemster en artistieke leidster mevrouw Hans (De Vries-)Snoek kon meedelen, dat het Hare Majesteit de Koningin heeft be haagd haar tot ridder in de Orde van Oraiije-Nassau te benoemen. Zij is de tweede op het gebied van de danskunst (na Sonia Gaskell) die deze onderschei ding heeft ontvangen. Secretaris-generaal dr. J. II. Wesselings liet zijn toespraak- met gelukwensen mede horen namens de minister en de staatssecretarissen, omdat in „Scapino" de belangen van kunst en onderwijs samengaan. Het is een heel bijzonder feest, dat drie weken lang zal duren. De gelegenheids voorstelling, die in die periode dagelijks twee keer wordt gegeven, is opgenomen in een schoolreisprogramma, dat verder een rondvaart door Amsterdam en een bezoek aan Artis omvat. Dankzij de me dewerking van de Nederlandse Spoorwe gen kunnen aldus naar ruwe schatting bij na vijftig duizend kinderen uit het gehele land van de partij zijn. Zo waren op de eigenlijk verjaardag grote delen van stal les en balkons met jeugdige toeschouwers uit Weert en Appingedam gevuld. Zij kre gen nog een paar extra attracties voor gezet: een koor onder leiding van Hans de Jong zong een speciaal hiervoor door Cor Lemaire en Willy van Hemert ge maakt jubellied, Angela Bayley en Ben de Rochemont brachten vervolgens (bij wijze van geschenk van het Amsterdams Ballet) de zogenaamde boeren-pas-de-deux uit „Giselle" ten tonele. Met Ine Rietstap, die het volgende sei zoen deel van „Scapino" zal uitmaken, als soliste voerden leerlingen van de op leidingsklasse een door hun leraar Karei Poons in elkaar gezette „Feestelijke dans" op muziek van de pianiste Coby Lankester uit. Daarna ging het hoofdnummer in première: „Jantjes eerste schooldag". Dit driedelige ballet is de uitwerking van een idee van de Klaasdorpers, leerlingen van de Jan Lighthartschool te Haarlem, be kroond met de tweede prijs in een lan delijke verhalenwedstrijd voor kinderen tot veertien jaar. Het uiteindelijke rsultaat is ontstaan uit de samenwerking van vier kunstenaars, die daartoe opdracht van het De Vos van Steenwijkfonds hebben gekre gen: Jan Rebel voor de choreografie, Jan Mul voor de muziek, Hans van Norden voor de aankleding en Mies Bouhuys voor de tekst (door Jan Verhoeven uilgespro ken). De enscenering werd mogelijk dank zij een bijdrage uit het Prins Bernhard- fonds. De Haarlemse kinderen zaten op de eerste rijen van het theater, toen hun col lectief beraamde fantasie tot bewegelijke en veelkleurige werkelijkheid werd. Het grootste deel van het ballet is gevuld met droomvoorstellingen, die de zesjarige ti telheld zich van zijn nog onbekende voor land maakt schrikbeelden zijn daarbij, maar ook plezierige en wonderlijke tafe relen. Tenslotte krijgt men te zien hoe het hem echt vergaat, als hij voor het eerst ook voor hem de schoolbel hoort luiden: hoe hij wordt opgenomen in een nieuwe gemeenschap van in korte kleren spelen de vrienden en vriendinnen. En tot zijn geruststelling ziet hij de meester met ge heel andere ogen dan in zijn nachtelijke waan, namelijk als iemand die er met hart en ziel bijhoort. Elly Pijpers en Nico Kemmers vervullen de genoemde rollen. Het is in zoverre een aardig en aan trekkelijk gegeven, als het zich leende tot dynamische uitbeelding van vertrouwde motieven, waardoor de herkenbaarheid van de levendige danstableaus vrijwel zonder enige mondelinge toelichting kon worden opgeroepen. In zijn vormgeving heeft Jan Rebel zich mis schien wat erg langdurig op de conventio nele vlakte gehouden, slechts zelden in zijn stereotiepe combinaties van dans en pantomime met originele vondsten ver rassend. Veel wonderbaarlijks in de kin derlijke zin is er niet te zien, maar men moet daarbij uiteraard rekening houden met de omstandigheid dat hij, wat het levende materiaal betreft, slechts over be scheiden krachten kon beschikken. Bij de ensembles der gepersonifieerde leermidde len zou men van een vereenvoudigde ver sie van de laatste akte van „Coppélia" kunnen spreken. In de meest sprookjes achtige scènes zijn solistische partijen aan Marian Sarstadt, Toos Waldman (die in het programma met bedenkelijke overdrijving een „ballerina" wordt genoemd) en Mar ten Melema toebedacht. Het geheel heeft stellig een zo niet opwindende dan toch plezierige indruk achtergelaten bij deze kennismaking. David Koning Drie vrouwen en zes mannen, nauw betrokken bij de Nederlandse musical „Alle wegen gaan naar Amsterdam". Van links naar rechts: regisseur Johan Greter, Hedy d'Ancona, Tabe Bas, daarachter Piet Romer, Tine de Vries, „kunstmaand"-directeur Jan Huckrie- de, Ton van Duinhoven, Laura Cor- monte en Rom Kalma. „Alle wegen gaan naar Amsterdam". Dat is de titel van de musical waarmee het feit herdacht wordt, dat tien jaar ge leden in 's lands hoofdstad de „Kunst maand Amsterdam" werd geboren. De ini tiatiefnemers meenden namelijk, dat Am sterdam een feestelijke periode waardig was, waarin zoveel mogelijk Nederlandse kunstwerken vertolkt door uitsluitend Nederlandse kunstenaars hun weg kon den vinden naar een zo breed mogelijk publiek. Nu tien jaar later blijkt dit initiatief tot een vruchtbare traditie geworden. Want mede dankzij het plezier van de uitvoe renden en van de bezoekers werden er 288 werken van 92 Nederlandse scheppen de kunstenaars in de afgelopen tien jaar uitgevoerd, er waren 56 premières waar van er 21 ontstonden in opdracht van de Kunstmaand Amsterdam. Er kwam een eigen orkest, dat uitgroeide tot een per manent en veelgeprezen ensemble. Dit alles is voor de directie van de stich ting „Kunstmaand Amsterdam" aanlei ding geweest om het tweede lustrum fees- gelijk te gaan vieren en tijdens een al even feestelijke persconferentie hebben wij daarom kennis kunnen maken met een groep Nederlandse ax-tiesten, die gezamen lijk de uitvoering zullen verzorgen van „Alle wegen gaan naar Amsterdam", de musical van Mies Bouwhuys, die op 23 mei in Carré in Amsterdam in première zal gaan. „Kunstmaand"-directeur Jan Iiuck- riede somde vooraf uit het blote hoofd op, dat er ruim honderd mensen aan deze mu sical meewerken, te weten 10 hoofdrolspe lers, 2 koren (een van volwassenen en een van „nozems"), een uit 8 personen be staand balletgroepje en een orkest van ruim 40 man. De tekst van deze musical is, zoals gezegd van Mies Bouhuys, de mu ziek van Walter Kous met arrangementen van Pi Scheffer, de regie is in handen van Johan Greter terwijl Willy Ledèl voor de decors, Ruth Hellmer voor de kostuums en Robert Kaezen voor de choreografie zorg den. De schrijfster zelf verklaarde nog, dat zij de musical in het algemeen meer ziet als een soort passepartout-toneel, waarin allerlei aspecten van het theater zoals zang, ballet en dans gebundeld kunnen worden. Het tempo van deze tijd leieft, al dus Mies Bouhuys, tot deze vorm van theater waarin de diverse aparte onderde len met hun specifiek eigen functies tot uiting kunnen komen. Mies Bouhuys vertelde verder nog het een en ander over de inhoud van haar musical, waarin drie paren alle op eigen manier hun liefde voor Amsterdam tot uitdrukking brengen. „Ik heb geprobeerd duidelijk te maken hoeveel ik van Amster dam houd. Amsterdam is hier een pas ver overde liefde in, een „verloren" liefde en een rustpunt in de rumoerige wereld. Na tuurlijk speelt het verkeer er een belang rijke rol in. Er gaan steeds maar weer auto's het water in". Nadat Walter Kous nog plechtig had verklaard, dat hij in deze musical geloof de, kregen we tussen de suitedeuren van de woning in de Amsterdamse straat, waar de persconferentie werd gehouden, enkele fragmenten te horen uit „Alle we gen gaan naar Amsterdam", fragmenten, die ons overigens nieuwgierig naar de pre mière op 23 mei doen uitzien. De hoofdrollen in deze musical worden gespeeld door Fledy d'Ancona, Laura Cor- monte, Dorien Mijksenaar, Tine de Vries, Tabe Bas, Herman Bouber, Ton van Duin hoven, Rom Kalma, Piet Römer en Bob Verstraete. orde in de hem omringende chaos te scheppen. Achter hem een der mede spelenden, Albert Mol. De laatste personentrein uit Bergen op Zoom naar Vlissingen is gisteravond om streeks half twaalf nabij het station Roo sendaal op een stilstaand treinstel gereden. De machinist, de heer L. C. Krebbeks uit Roosendaal werd gewond. Hij is in een ziekenhuis opgenomen. Geen der reizigers liep verwondingen op. De treinstellen wer den beschadigd, doch ontspoorden niet. I-Iet dagblad „Beurs en Nieuwsberichten" vermeldde een mededeling van zijn cor respondent in Den Haag als zou binnen korte r.ijd de intrekking van de Algemene Maatregel van Rijksbestuur ten aanzien van de bestuurscrisis op Curasao te ver wachten zijn. De samenwerkende (opposi tie) Partijen van Curasao hebben in dit bericht aanleiding gezien zich telegrafisch tot minister-president prof. De Quay te wenden ten einde te protesteren aangezien de toestand op Curagao naar hun in zicht nog in het geheel niet rustig te noemen is. Officieel, aldus dit telegram, zijn de Samenwerkende Partijen nog niet benaderd. Slechts individuele raadsleden heeft men gepoogd over te halen. Ongeveer 75 artsen uit twaalf lan den zullen van 23 tot 29 mei a.s. in Huis ter Duin te Noordwijk deel nemen aan een internationaal congres ter voorkoming van oorlog. De Ne derlanders prof. R. H. M. Bergman, prof. dr. G.. C. Heringa, prof. dr. M. Knap, J. Fieyra en A. Rodrigues- Brent zijn de organisatoren. Zij zijn van mening dat de arts een grote ver antwoordelijkheid heeft tegenover de mens, een verantwoordelijkheid die voortvloeit uit zijn beroep. Dankzij de ontwikkeling van de genees kunde zijn de artsen thans in staat talrij ke ziekten te voorkomen of te bestrijden. Desondanks is de revalidatie van oorlogs slachtoffers een groot maatschappelijk px-obleem gebleven. De organisatoren me nen dat de artsen bij uitstek in staat moe ten worden geacht om de gevolgen van een oorlog genetische schade tengevol ge van atoomsplitsing, revalidatie e.d. te kunnen vaststellen. Daarom is men van mening dat een gedachtenwisseling op in ternationaal niveau over het thema „voor koming van oorlog" groot nut kan hebben. Het congres in Noordwijk is het eerste van deze aard. Wijlen prof. J. Roorda In de jaren 1945 tot en met 1951 hebben 127 Nederlandse en 14 Duitse politieke delinquenten, die in Nederland ter dood werden veroordeeld, verzoek tot gratie ingediend. In 35 gevallen van Nederlanders en 5 gevallen van Duitsers werd het gratieverzoek afgewezen en de executie voltrokken. Van de gegratieerden kregen er 90 levenslang en van .11 werd de doodstraf verwisseld voor een tijdelijke gevangenisstraf, variërend van 7y2 tot 11 jaar. In 1954 werd voor het laatst een doodstraf omgezet in gevangenisstraf. Tussen 1949 en 1960 zijn nog 79 levens lange gevangenisstraffen van delinquenten, die aanvankelijk ter dood waren veroordeeld, omgezet in tijdelijke gevangenisstraffen. Dit overzicht geeft de minister van Jus titie in antwoord op schriftelijke vragen, die hem over het gratiebeleid waren ge steld door het Tweede-Kamerlid Berkhou wer (V.V.D.j. Uit dit overzicht blijkt ver der, dat op 30 april van dit jaar nog 42 Nederlanders en 7 Duitsers als politiek delinquent of als oorlogsmisdadiger gevan gen zaten. Hiervan zijn er destijds drie veroordeeld tot een tijdelijke gevangenis straf, 17 tot levenslang en 22 ter dood ver oordeeld. Intussen zijn van de gegratieer de gevangenen vier Nederlanders overle den en twee Nederlanders ontvlucht. Het totaal aantal doodstraffen, uitgesproken ingevolge de bijzondere rechtspleging, heeft 154 bedragen (waarvan er dus 101 gratie hebben gekregen). Tot levenslang werden veroordeeld 149 delinquenten en tot gevangenisstraffen van meer dan 15 jaar 585. De minister zet in zijn antwoord verder uiteen, dat de twee grote lijnen, waarlangs zich in de eerste jaren het gratiebeleid bewoog, waren: het zg. rechttrekken van de verschillen in strafmaat en het bevor deren van spoedige vrijlating van de zg. lichte gevallen, speciaal wanneer de so ciale nood in gezinnen van de gedetineer den daartoe aanleiding gaf. Met het rechttrekken van de straffen is reeds in 1947 begonnen, toen de gerechts hoven ambtshalve voorstellen konden doen om voor 1 september 1946 opgelegde straf fen, welke zij te zwaar vonden, bij wege van gratie te matigen. Dit systeem heeft niet steeds bevredigend gewerkt, omdat de verschillende rechterlijke colleges geenszins een uniforme gedragslijn volg den. Ook na deze ambtshalve gratieverlenin gen in 1947 is het onvermijdelijk geble ken, op ruime schaal het gratierecht toe te passen. In 1948 werd een commissie in gesteld voor het uitbrengen van advies in zake het ambtshalve verlenen van gratie aan jeugdige politieke delinquenten, waar onder werden verstaan zij, die in 1918 of later geboren zijn. Deze commissie heeft op vrij ruime schaal voorstellen gedaan tot aanzienlijke strafverminderingen, doch heeft haar bemoeiingen beperkt tot jeug dige wapendragers. Toen de commissie einde 1949 deze taak had volbracht, is haar verzocht haar werkzaamheden eveneens tot de oudere wapendragers uit te breiden. Ten einde de vrijlating ook van de overige z.g. lichtere gevallen te bevorde ren, en speciaal de jeugdgevallen, is bo vendien eind 1950 aan hen, die een straf van 10 jaren of minder hadden te onder gaan, waarvan voor 1 oktober 1950 ten minste 1/3 deel was uitgediend en die voor juli 1947 waren gedetineerd, ambtshalve op vrij grote schaal voorwaardelijke kwijt schelding van het restant der straf ver leend. Uitgezonderd werden diegenen, wier feiten te ernstig waren, speciaal die zich aan verraad of ernstige mishande ling hadden schuldig gemaakt. In dit verband wordt nog de aandacht gevestigd op de z.g. jubileumgratie, die in 1948 werd verleend. Deze bedroeg 1/4 van de straf met als maximum 1 jaar Omdat er toen nog veel politieke delin quenten preventief gedetineerd waren, is bepaald, dat deze gratie analoog zou moe ten worden toegepast op de hun later bij de berechting op te leggen straf. Nadat deze groep jeugdgevallen groten deels was behandeld, kwam de mogelijk heid van strafomzetting van de groep der oudere levenslangen aan de orde. Deze groep oudere levenslang gedetineerde Ne derlanders omvatte per 1 september 1957: 103 lieden. Ter bevordering van een rus tige beoordeling werden deze gevallen in meerdere groepen na elkaar in behande ling genomen, waarbij de volgorde werd bepaald door verschillende factoren te la ten meetellen, zoals ziekte of hoge leeftijd van de betrokken gedetineerden, een vroe ge berechting of een hetzij door de com missie-Roling, hetzij door het openbaar ministerie of de rechter eerder gegeven advies van gunstige strekking. Op 19 mei 1959 was het aantal politieke gedetineerden, die tot de oorspronkelijke groep der tijdelijk langgestraften behoor den, tot ruim 20 teruggelopen. Dezen zijn grotendeels reeds in aanmerking gekomen voor een voorwaardelijke invrijheidsstel- ling volgens art. 15 van het Wetboek van Strafrecht. De groep der levenslangen om vatte toen nog 24 Nederlanders (waaron der 11 omgezette doodstrafgevallen) en 5 Duitsers, die allen eerder van de dood straf gegratieerd waren. T.a.v. deze cate gorie werden inmiddels nog 23 Nederland se levenslange waaronder 12 oorspronke lijk tot de doodstraf veroordeelden, op tij delijke straffen gesteld, variërend van 20 jaar plus 9 maanden tot 25 jaren. Daar onder bevond zich een Duitser, aldus hel overzicht van minister Beerman over het gratiebeleid. nam in 1932 reeds een initiatief in deze richting, maar verder dan een internatio naal manifest kwam men toen niet. Het congres wordt volgens de organisa toren gehouden met instemming en steun van internationale organisaties zoals de Internationale Loge van Vrijmetselaars, de Wereldfederalistenbeweging en de Qua kers. Vertegenwoordigers van deze orga nisaties krijgen de gelegenheid op het congres de door hen als ideaal aanbevo len oplossingen toe te lichten. Voorts staan o.m. voordrachten door dr. F. Katz uit Duitsland, dr. Meganek uit Japan, dr. P Scheffler uit Oostenrijk en dr. Alexan- drowitz uit Polen. Het ligt in de bedoeling, het congres te besluiten met het aanne men van enkele resoluties. In Den Helder is op 81-jarige leeftijd overleden de heer J. A. Oostendorp, die in de tijd van 1923 tot 1929 eerst als opstapper en sedert 1929 als stuurman 44 redding- tochten van de motorreddingboot Dorus Rijkers meemaakte. Bij deze tochten wer den in totaal 129 mensen gered. Voor de moeilijke redding van de bemanning van het op 18 februari 1928 bij IJmuiden ge strande en in tweeën gebroken Engelse s.s. Shonga ontving de heer Oostendorp de Engelse redding-medaille. (Vervolg van pag 1) De uiteindelijke hoogte van de A.O.W." en A.W.W.- uitkeringsbedragen zijn mo menteel echter nog niet definitief vast te stellen, daar deze gebaseerd dienen te wor den op de indexcijfers van de lonen per 31 maart '60 en per 1 april '60. Zoals men weet, zijn deze uitkeringen namelijk, „waar devast", hetgeen wil zeggen dat zij stijgen naar gelang de kosten van levensonder houd stijgen. Blijken de schattingen van de indexcijfers van de staatssecretaris juist te zijn geweest, dan zullen de A.O.W.- uitkeringen 1.122.- per jaar voor onge- huwden en 1.764.- per jaar voor gehuw den komen te bedragen, terwijl de A.W.W. uitkeringen op 2.172.- per jaar voor we duwen met kinderen en op 1.494.- per jaar voor weduwen zonder kinderen ko men te liggen. Definitief zijn deze uitke ringsbedragen dus nog niét. Ernstige bezwaren. De S.E.R. heeft, zo blijkt uit het advies, echter ernstige bezwaren tegen het feiten materiaal waarvan de staatssecretaris is uitgegaan bij de berekening van de las tenverzwaring, die voor de bejaarden en weduwen uit de huurverhoging is voortge vloeid. De huurbedragen, welke voor de staatssecretaris de grondslag vormden voor zijn becijferingen, waren namelijk ontleend aan een in 1953 gehouden onder zoek van 4.600 zelfstandig wonende be jaarden is gewijzigd, terwijl voorts het on derzoek, dat de staatssecretaris tot uit gangspunt diende, in het geheel géén uit sluitsel geeft over de huren, welke door weduwen worden betaald. De op deze cijfers gebaseerde uitvoerige en ingewikkelde berekeningen, waarbij honderden van percenten op het papier verschenen en die als bijlage aan de ad viesaanvrage waren toegevoefd, acht de S.E.R. bovendien onjuist opgezet, daar de ze becijferingen géén juist beeld vormen van de betekenis, welke de post huren gemiddeld voor de bejaarden en voor de weduwen heeft. De staatssecretaris kwam door zijn berekeningswijze dan ook op la gere verhogingsbedragen dan de S.E.R. thans voorstelt, namelijk op A.O.W.-uitke ringen ad 1.086.- en 1.740- en A.W.W.- uitkeringen ad 1.458.- en ƒ2.148.- Andere gegevens Voor haar eigen onderzoek heeft de S.E.R. zich dan ook gebaseerd op andere gegevens. Deze werden haar verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statis tiek, dat de S.E.R. op zeer korte termijn statistisch materiaal van ruime omvang verstrekte, gedistilleerd uit de resultaten van de woningtelling 1956 en met name uit een daaruit genomen steekproef van 1 op 30. Het is op grond van dit recentere cijfermateriaal, dat de S.E.R. is gekomen tot de in de aanhef vermelde bedragen. Bij aanvaarding van dit advies, zal de totale stijging van de A.O.W.-uitkeringen circa 129.- miljoen per jaar bedragen, en die van de A.W.W.-uitkeringen ca. ƒ18 miljoen. De cijfers van de staatssecretaris zouden resulteren in stijgingen van resp. circa 103 miljoen en ca. 15 miljoen per jaar. De premie-ontvangsten zullen waar schijnlijk, zo meent de S.E.R., niet in ge lijke mate toenemen als de uitkeringen. Het achterblijven van de premie-ontvang sten zal echter niet zo groot zijn, dat het ouderdomsfonds in betekenende mate zal worden aangetast.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 4