Ballet voor de jeugd Debutanten en beginnelingen HET ONDERZOEK VAN DE TE RIJNSBURG GEVONDEN SKELETTEN VAN DE GRAVEN VAN HOLLAND Wekelijks toegevoegd aan alle edities van MamCeCis Dag aéi )prec - iaur ernscjhe Co000:00i en IJ muider Courant Spooksch rijverij in Amerika A VAN DE REGERENDE GRAVEN is de sterfdag meestal vrij nauwkeurig bekend, in tegenstelling tot hun geboortejaar. Juist deze gegevens zijn voor het onderzoek van buitengewoon veel belang. Aan de stoffelijke resten kan men immers behalve het geslacht en de lichaamslengte ook de leeftijd vaststellen. De vergelijking der historisch overgeleverde gegevens met de uitkomsten van het onderzoek der ske letten, heeft in een aantal gevallen tot identificatie geleid. Graaf Jan de Eerste bijvoorbeeld is 15 jaar oud geworden. Van hem is historisch bekend, dat hij in Rijnsburg begraven werd. Bij de skeletten werd er slechts één van de genoemde leeftijd gevonden, en daarmee was de laatste graaf van het Hollandse geïdentificeerd. Ook de ligging der begravenen in de kerk kon soms tot identificatie leiden. Wanneer men op de schriftelijk overgele verde rustplaats van abdis Ada van Hol land inderdaad een vrouwenskelet vindt van de vermelde leeftijd, dan staat daar mee wel vast met wie men te doen heeft. Niet altijd echter is de identificatie zo eenvoudig. In het algemeen bestaat deze in het ontrafelen en steeds verder beper ken van het aantal verwisselingsmogelijk- heden. Elke geslaagde persoonsvaststel ling vermindert dit aantal voor de rest. Uitgangspunten zijn daarbij steeds ge slacht, leeftijd (jong of oud), plaats, be gravingsdiepte wanneer twee skeletten boven elkaar begraven zijn, moet de on derste de oudste begraving zijn onder linge overeenkomsten, wijzend op bloed-, verwantschap of duidelijke verschillen, die dit juist onwaarschijnlijk maken, enzo voort. AAN EEN FORS GEBOUWD mannelijk skelet van ongeveer tweeënveertig jaren vond dr. Dijkstra zodanige gewelddadige verwondingen, dat er hier geen twijfel kan bestaan dat het de bekende graaf Floris de Vijfde „der keerlen god" betreft. De reconstructie van de moord te Muiderberg in 1296, leverde zodanige bijzonderheden op, dat omgekeerd kon worden vastgesteld hoe betrouwbaar de kroniekschrijver Me- Drie weken lang geeft het thans vijf tienjarige Scapino-ensemble ter ge legenheid van zijn derde lustrum in het Amsterdamse Carré balletvoorstellin gen voor de Nederlandse schooljeugd in het kader van schoolexcursies, ivaaraan in totaal vijftigduizend kin deren zullen deelnemen. Hoogtepunt van het jubileumprogramma is het ballet „Jantje's eerste schooldag", waarvoor het idee geleverd werd door leerlingen van de Jan Ligthartschool in Haarlem en waaruit men hieronder een scène ziel: „Jantje" in pyjama beleeft in zijn droom, te midden van vleesgeworden schrijf cahiers en kroon tjespennen, de verschrikkingen der schoolse discipline: Eén twee in de maat, anders wordt de meester kwaad lis Stoke achteraf van deze moord heeft verhaald. Het is voor historici nuttig te weten, aldus dr. Dijkstra, hoe betrouw baar een bepaalde geschiedschrijver te werk ging, en slechts zelden krijgt men na 650 jaar een zo fraaie controle-moge lijkheid. Behalve een historische controle heeft dit onderzoek ook enige inzicht gegeven in de aanwezigheid van tandheelkundige en geneeskundige hulp in de twaalfde en der tiende eeuw. Uiteraard omvatte het de meting van de gevonden beenderen, ter wijl voorts een uitgebreide documentatie in beeld werd en wordt aangelegd. ZOALS MEN ZICH wellicht herinneren zal, begonnen de opgravingen te Rijnsburg in het jaar 1949 en zij werden voortgezet in 1951. Gegraven werd op een terrein ten oóstèn van de huidige Nederduits-her- vormde kerk dat moest worden opgehoogd in verband met de uitbreiding van de her vormde begraafplaats. Op dit terrein werd in 1133 door Petronella van Saksen, wedu we van Floris de Tweede, een abdij ge sticht voor adellijke Benedictinessen. De bijbehorende kerk, een grote Romaanse basiliek, die tevens parochiekerk was, werd in het derde kwart van de twaalfde eeuw gebouwd door Sophia, gravin-weduwe van Holland. Abdij en kerk werden bij het eerste of tweede beleg van Leiden, in 1573 of 1574, door de burgerij van deze stad verwoest, daar men vreesde, dat de Span jaarden van dit complex een sterkte zou den maken. Slaan bleef alleen de zuidelij ke toren van de door twee turfstenen to rens gevormde westelijke afsluiting van de abdijkerk. Tegen deze toren werd in 1578 de eerste faze van het tegenwoordige protestantse bedehuis gebouwd. Van de ruïne van de abdij, die in 1811 op last van de regering is opgeruimd, hebben vele kunstenaars afbeeldingen gemaakt. De be kendste daarvan zijn ongetwijfeld de ruïne-etsen van Hercules Seghers. Omdat hier sprake was van een adellijke abdij, vervielen de goederen niet aan de staten van Holland, maar aan de ridderschap, die tot ver in de achttiende eeuw uit de rijke inkomsten het onderhoud 'van arme adel lijke jonkvrouwen bekostigde. DE LEDEN VAN HET Hollandse huis werden oorspronkelijk in de Benedictijner abdij te Egmond begraven: na 1133 wer den zij op enkele uitzonderingen na in die van Rijnsburg bijgezet. Hoewel men algemeen aannam, dat bij de vernietiging van de kerk en de abdij ook de bewuste graven verdwenen zouden zijn, besloot men toch in 1949 vóór het ophogen van het terrein, een systematisch oudheidkundig onderzoek dn te stellen. De verwachtingen waren niet groot, omdat de fundamenten van de kerk reeds in 1613 waren uitge graven. Groot was echter de verrassing van prof. Glasbergen en zijn medewer kers, toen zij de fundamentsleuven aan troffen van een aan twee kanten rond ge sloten dwarsschip met daarop aansluitend een rond gesloten koor, geflankeerd door twee absiden. De zuidelijke van deze ab- siden bleek later verbouwd te zijn tot een rechthoekige kapel. Deze kapel is zonder De ruïne van de Abdij te Rijnsburg. OP 11 FEBRUARI 1960 werd opgericht de „Stichting Gedenkteken Graven van het Hollandse Huis", gevestigd te Rijns burg. Deze stichting heeft ten doel het ijveren voor het stichten en in stand hou den van een waardige rustplaats voor de stoffelijke resten van de te Rijnsburg bij gezette graven en gravinnen van het Hol landse Huis vroegere dragers van de landsheerlijke macht en hun familiele den, op hun oorspronkelijke rustplaats of in de onmiddellijke nabijheid daarvan, en het verzamelen van historische gegevens en voorwerpen, betrekking hebbende op De beelden die Mari Andriessen voor het Haarlems stadhuis heeft vervaardigd Rechts Willem II, links Floris V. twijfel de in 1309 door graaf Willem de Derde ter nagedachtenis van graaf Floris de Vijfde gestichte „Gravenkapel". In de fundamentsleuven ter plaatse en in het puin werd een aantal fragmenten van te gels met ingestempelde versiering aange troffen, onder meer met de voorstelling van een naar links gewende leeuw. Deze, waarschijnlijk uit Zuid-Duitsland geïm porteerde tegels, dateren uit het begin van de veertiende eeuw. In het dwarsschip, gedeeltelijk vóór de kapel, werden daarbij de bovengenoemde bijzettingen ontdekt, het abdijcomplex te Rijnsburg. In het be stuur hebben zitting de burgemeester, de twee wethouders en de secretaris van de gemeente Rijnsburg, twee ingezetenen van Rijnsburg, ên vertegenwoordigers van het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de universiteit van Amsterdam, respectieve lijk de heren B. H. Koomans (voorzitter), T. Kralt, K. Zandbergen, J. J. van Dijk (secretaris), C. D. van der Vijver, D. N. den Haan (penningmeester), mr. A. L. Goedhart, D. van der Kwaak, prof. dr. J. F. Niermeyer, terwijl prof. dr. W. Glas bergen en dr. B. K. S. Dijkstra zich bereid hebben verklaard, als adviseurs van het genoemde bestuur op te treden. Light Blue Dark Blue, An Anthology of Oxford and Cambridge Writing - Macdonald, Londen Young Writers Young Readers, ed. by Boris Ford - Hutchinson, London LIGHT BLUE DARK BLUE is een bloemlezing uit het werk van studenten in Oxford en Cambridge van de laatste zes jaar. De bloemlezers, twee van ieder van de universiteiten, zeggen in hun inleiding, zoals het hoort, dat er een element van willekeur is in hun keuze. Het komt dus eigenlijk niet te pas dat wij deze verza meling vergelijken met wat wij van zo'n boek in het Nederlands zouden verwachten, te minder omdat er weinig in staat dat als directe critiek op gebeurtenissen of boeken, geschreven is (een bloemlezing uit het levendigste vah de Nederlandse studentenbladen, Propria Cures, is daar juist grotendeels mee gevuld); maar wij doen het natuurlijk toch, zij het met een overeenkomstige reserve. Er kan dan het eenvoudige onderscheid gemaakt worden dat de artikelen meestal niet beter zijn dan men ze in Nederland zou verwachten te vinden, de verhalen bijna altijd wél. Er is een goed stuk on der de titel The Korean Generation op de eerste plaats in het boek gezet, van een Amerikaan, Jonathan Steinberg, die in Cambridge gestudeerd heeft. Daarna is b.et meteen bijna afgelopen met de ver helderende opvattingen over de tijden en de mensen. Er zijn nog een paar andere artikelen opgenomen die, evenals het eer ste, geschreven werden in antwoord op oen zevenpunts enquête in Cambridge naar de standpunten van de studerende generatie; maar tenzij men bepaald meer wil weten over die generatie zelf, doen zij er niet veel toe. EEN ANDER GEVAL is het met de verhalen (zoals trouwens ook met de ge dichten, waar enige opvallend goede bij zijn, van de Indiër Dom Moraes bijvoor beeld en van de Amerikaanse Sylvia Plath en haar Engelse echtcgenoot Ted Hughes). Er is een grappig verhaal van een jongen die in zijn vakantie aan de zuidkust ge werkt had en die hier de toon aanneemt van een stalletjeshouder op de boulevard; een verhaal dat technisch al hoog ontwik keld is, weer door een Amerikaan geschre ven, over een jong meisje dat haar groot vader gezelschap houdt in het ziekenhuis en meeleeft in de laatste dagen van IN HET NEDERLANDS is spookschrijverij nog geen officieel woord, maar „ghost writing" hoe men het ook wil vertalen is in Ameri ka een gangbare uitdrukking geworden. Men verstaat er onder: het schrijven van redevoeringen of artikelen, die niet worden uitgesproken of gepubliceerd door de man die ze eigenlijk gemaakt heeft, maar door een ander, die ervoor heeft betaald en die er de eer voor opstrijkt. Wanneer men het aldus for muleert, klinkt het niet erg vleiend voor degene, die zich van spookschrijvers be dient, maar vrijwel iedere politicus, hooggeplaatst di plomaat en staatsman, laat tegenwoordig redevoeringen voor zich opstellen en vrij wel iedereen begrijpt, dat hij waarlijk niet de tijd heeft om al zijn speeches zelf voor te bereiden. In Nederland komt dat natuurlijk ook wel voor. Hoe goed spookschrijvers ook kunnen zijn, het valt toch op als iemand een rede uitspreekt waar hij zelf aan heeft gewerkt en waar hij zelf volledig achterstaat. Vandaar dat speeches van staatslieden die niet meer in functie zijn (voor Amerika geldt dit bijvoorbeeld voor Acheson en Lovett) vaak veel meer indruk maken dan oraties van lieden, wier par lementaire of diplomatieke bezigheden hun geen tijd overlaten om zelf een rede goed voor te bereiden. DAT KANDIDATEN voor het Amerikaanse president schap steeds meer spook schrijvers nodig krijgen kan men begrijpen. Vrijwel van de woorden. Zoveel tijd, dat zijn organisatie en stra tegie wel eens te wensen overlieten. Niemand denkt eraan poli tici of diplomaten te vervol gen wegens oneerlijkheid, wanneer zij een rede uit spreken of een artikel publi ceren, waarvan zij zelf de maker niet zijn. Ook direc teuren van grote onder nemingen kunnen zich de luxe veroorloven van spook- iedere dag treden zij ergens anders op, maar radio en televisie verbreiden hun woorden over een groot ge bied. Zij kunnen niet twee maal met dezelfde speech voor de dag komen, maar zijn natuurlijk ook niet in staat iedere dag een andere redevoering zelf in elkaar te zetten. Zelfs Stevenson had medewerkers voor de samenstelling van zijn speeches, maar hij gaf altijd veel tijd aan de formulering schrijverij en omdat er zo veel vraag is naar pasklaar gemaakte redevoeringen en artikelen, bestaan er in Amerika de laatste tijd in stituten, waar men deze nrodukten eenvoudig kan bestellen. WAAR IS DE GRENS? De populaire New Yorkse krant World-Telegram and Sun beeft onlangs onthuld, dat ook studenten van dergelijke instituten gebruik maken en daar scripties en zelfs disser taties bestellen! Alex Ben son, een verslaggever van deze krant, heeft zelfs ont dekt dat er soms rempla- ganten gehuurd worden, wanneer er een examen moet worden afgelegd. Om dit onweerlegbaar te be wijzen heeft hij zelf voor 40 dollar het examen over genomen van een jongeman, die het leraarsinstituut van New Yorks Columbia Uni versiteit met succes wilde verlaten. Verder liet deze Benson, die een intelligente journalist schijnt te zijn, zich 350 dollar betalen om een dissertatie te schrijven over een psychologisch onderwerp. Na deze onthullingen heb ben de rechterlijke autori teiten van de staat New York de zaak ter hand ge nomen. Volgens de wet van de staat New York staan er gevangenisstraf en boete op het oneerlijk verwerven van academische graden. Profes soren van universiteiten, die genoemd zijn, hebben reeds betoogd dat zulke oneerbare praktijken zeer zelden voor komen, maar het lijkt toch goed, dat de rechter eens gaat zoeken een stervende in een andere kamer. Verhalen die hun materiaal aan het stu dentenleven ontlenen zijn verder schaars, zoals zij het overal gewoonlijk zijn, waar schijnlijk doordat studenten de bijzondere omstandigheden van hun leven aan de uni versiteit als scherts opvatten en juist nieuwsgierig zijn naar werkelijke levens voorwaarden. Er komt in het geval van deze bloemlezing bij dat vele van de schrijvers van Oxford en Cambridge al min of meer aan een auteurscarrière be gonnen waren, en over de universiteit heenzagen. Zo is de charme van dit boek minder dat het ons nader inlicht over het Engelse studentenleven of ons de ideeën van een nieuwe generatie opgeeft, dan dat het ons eerste oefeningen vertoont van schrijvers waar wij meer van zullen ho ren, en in sommige gevallen al gehoord hebben (Moraes, Ted Hughes Sylvia Plath, Dennis Potter, John Fuller, Peter Levi). YOUNG WRITERS young readers dient zich in de eerste plaats aan als een bloem lezing uit het werk van kinderen tussen de zes en de achttien aan een paar En gelse scholen. Een belangstelling voor zul ke verhaaltjes en versjes is allang niet meer ongewoon of origineel, en bij het doorlezen van dit boek vindt men ook geen redenen waarom zij het weer zou worden. Er zijn alleraardigste dingen bij, en dat de regels die ons bepaald zullen heugen misschien niet talrijk zijn, wordt vergoed door het plezier dat wij ondervinden aan al de woorden die er hier nog zo-goed-als nieuw uitzien. Dat geldt dan waarschijnlijk in het bij zonder voor lezers die zich ook interesse ren voor het gebruik van Engelse woor den. Vervolgens is er nog genoeg te le zen, na de eerste zestig pagina's bloem lezing, dat meer in het algemeen aan spraak op belangstelling kan maken. In twaalf artikelen van verschillende volwas sen medewerkers worden zulke onderwer pen behandeld als het gr-oepsgewijs maken van gedichten in de klas („..men moet proberen de overtuiging bij te brengen dat verzen schrijven een normale aktivi- teit is, met niets precieus' of exotisch er aan, een gewoon onderdeel van het goede leven"), enkele schrijvers van kinderboe ken en de invloed die hun mentaliteit op hun lezers zal hebben, en periodieken voor kinderen (een artikel dat gezien kan wor den als aanvulling op het bekende stuk over hetzelfde onderwerp van George Or well vlak voor de oorlog). In zijn gerin ge omvang, ingedeeld in zoveel korte sec ties en bijdragen, lijkt het 6oek tenslotte op een nummer van een tijdschrift, be stemd om onbeperkt vervoegd te worden méér dan om als zelfstandige eenheid in de kast te blijven staan, maar er moet gezegd worden dat het dan een bijzonder geslaagd nummer is. Wie de redenen ver geten is waarom wij ons bij voorkeur niet in clichés, in stadhuistaal, moeten uitdruk ken, zal vele ervan hier met vreugde terug vinden. S. M NU HET ONDERZOEK van de te Rijnsburg gevonden stoffelijke resten van leden van het Hollandse gravenhuis zijn afsluiting begint te naderen, heeft het A.N.P. een on derhoud gehad met prof. dr. W. Glasbergen, onder wiens leiding in 1951 de opgravingen te Rijnsburg hebben plaats gehad, en met dr. B. K. S. Dijkstra, keel-, neus- en oor arts te Groningen, aan wie de iden tificatie der aangetroffen skeletten was toevertrouwd. Prof. Glasbergen doceert aan de universiteit van Am sterdam de praehistorie van West en Midden-Europa en archeologie van Nederland. Tevens is hij direc teur van het Instituut voor Prae- en Protohistorie aldaar, de instelling van welke de opgravingen te Rijns burg uitgaan. Sprekende over het skeletonderzoek, wees dr. Dijkstra er op, dat dc identificatie van de gevonden skeletten haar basis heeft in de historisch bekende gegevens over de bijzettingen van leden van het Hollandse Huis, die in de twaalfde en dertiende eeuw in de Rijnsburgse abdijkerk werden ver richt. Van de regerende graven en hun gemalinnen, zo vervolgde dr. Dijkstra, zijn in het algemeen de laatste rustplaatsen wel bekend. Deze bevinden zich voor het meren deel in Egmond en Rijnsburg. Met de bijzettingen van andere telgen uit het Hollandse Huis, die geen be langrijke rol hebben gespeeld, is dit dikwijls niet het geval. Van sommi gen, die om een bepaalde reden be kend zijn geworden, zoals bijvoor beeld Ada van Holland, dc zuster van graaf Floris de Vierde, die abdis was te Rijnsburg, staat de plaats van begraving vast. De niet of nau welijks bekende leden van de gra- venfamilie blijven onzekere factoren vormen bij de identificatie, voor zo ver zij mogelijkerwijze ook te Rijnsburg begraven kunnen zijn. Het opsporen van nadere historische gegevens over deze personen vormt een van de moeilijkste facetten van het onderzoek. Graaf Willem I, door de beeldhouwer L. O. Wenckebach (geplaatst in Katwijk). Graaf Willem II i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 15