De postkoetsreis van Istanboel naar Rotterdam:
hippische prestatie van de eerste rang
NEDERLANDS ZANGERESJE MAAKT CARRIERE
Tlieuioe
UITGAVEN
ZATERDAG 21 MEI 1960
Erbij
PAGINA TWEE
AAN DE „STUNT" urn de Floriade-
organisator Jac. Kleiboer is door de
Nederlandse pers betrekkelijk weinig
aandacht geschonken, in vergelijking tot
wat de buitenlandse pers er van gemaakt
heeft. We kunnen ons dat wel voor
stellen omdat men de reis met de post
koets in de eerste plaats heeft gezien (zo
als de opzet ook inderdaad was) als re
clame voor de Floriade. Maar de hip
pische en sportieve zijde van deze reis
mag wel publiciteit hebben, want wat-
Joop van der Touw met zijn mannen en
zijn paarden heeft gepresteerd is een
stukje paard-esport van de beste soort.
Er reden ook auto's mee. De tankwagen
en de service-wagen (van een banden
fabriek) hadden eigenlijk alleen maar
zin voor de meerijdende vrachtauto's,
maar de paarden moesten net als hon
derd jaar en meer geleden het doen
met hun eigen benen, met doodgewone
hoefijzers, in ouderwetse lederen tuigen
en gespannen voor een koets van
120 jaar oud, gemend door koetsiers met
minder ervaring dan die van eeuwen
terug. Waarmede we maar zeggen wil
len, dat men niet moet denken, dat met
behulp van de moderne tijd en de tech
niek deze postkoetsreis een peule
schilletje geworden is.
DIE POSTKOETSREIS beschouwen wij
als véél indrukwekkender dan zulke rei
zen van honderd jaar geleden. Om te be
ginnen hadden de koetsiers van toen in het
rijden met vierspannen veel meer erva
ring. Voorts reden ze vrijwel nooit verder
dan hun eigen trajecten vice-versa. Ook
de paarden gingen op eigen trajecten op
en neer en kwamen derhalve altijd weer
op bekende stallen om uit te rusten. Zelfs
de koets had het toen gemakkelijker want
de wegen waren weliswaar net zo slecht
als nu op de Balkan het geval was, maar
ze waren zachter, muller en daarom had
de koets nu veel meer te lijden dan vroe
ger het geval geweest zou zijn.
De meerijdende vrachtauto's die als stal
Onze tuin- en kamerplanten
dienden omdat men daardoor niet aan
gewezen zou zijn op échte stallen, welke
dikwijls trouwens óf helemaal niet meer
te vinden zijn óf dusdanig slecht zijn dat
ze niet de naam „paardenstal" mogen
dragen. Of ook wel zouden stallen op on
derling te ongelijke afstanden gevonden
worden, waardoor een regelmatige route-
en tempo-indeling op losse schroeven zou
komen te staan. Om al die moeilijkheden
te ondervangen nam men de stallen mee
in de vorm van vrachtauto's. Maar geloof
niet, dat de paarden in die auto-boxen net
zo goed hebben kunnen uitrusten als in
vaste stallen met werkelijk ruime boxen
het geval geweest zou zijn. Dat de dieren
na een week ook onderweg, zelfs rijden
de, al gingen liggen moge dan een goed
teken zijn, het neemt niet weg, dat tussen
,,op je gemak zijn" en werkelijk „uitrus
ten" nog wel enig verschil is.
WIE ZONNEBLOEMEN wil kweken die
tot een hoogte van wel drie meter kun
nen opgroeien zal de eenjarige soorten
moeten bestellen en dan dient men ook mochten rusten en toen voor de
WAT ONS HET MEEST is opgevallen bij
deze prestatie-rit, dat is, dat de paarden,
die toch zo ontzettend gevoelig zijn, óók
voor klimaatverschillen zo maar in vracht
auto's werden geladen, naar Istanboel ge
bracht, daar niet meer dan drie dagen
koets
'de grootbloemige soorten te kiezen; liefst
soorten met enkele bloemen. Zonnebloe
men zijn echt wel ideaal voor de tuin;
in zeer kleine tuintjes zal men geen ruim
te hebben voor die hoog opgroeiende plan
ten, maar tegenwoordig zijn er ook laag-
blijvende en dan kan men die zaaien. Voor
zonnebloemen heeft men geen kassen of
bakken nodig; die kunnen direct ter plaat
se in de tuin gezaaid worden en het is
nu de goede tijd om dat te doen. Stop
de vrij grove zaden niet te diep in de
grond; als ze op een diepte van een paar
centimeter komen kan men dat wel als
voldoende beschouwen. Zonnebloemen
hebben wel een zeer voedzame grondsoort
nodig en daar zal men dusvoor moeten
zorgen. Het is dus wel nuttig indien wat
oude mest onder gespit wordt; is de grond
echter voldoende humusrijk dan kan men
ook heel goede resultaten bereiken met
de bekende tuin- en gazonkorrelmest.
Vooral op 'de'achtergrond in de border
zullen de hoogop groeiende soorten prima
voldoen.
G. Kromdijk
gende. De éne keer wat meer misschien;
een andere keer wat minder, maar ten
slotte werd het toch maar ruim 3400 kilo
meter. Het waren bovendien doodgewone
paarden, zoals we ze nog (gelukkig) bij
honderden aantreffen in het Gelderse en
elders waar men een goed paard van het
carosserietype gaarne ziet. Want Van der
Touw heeft er geen speciale paarden voor
gekocht. Hij heeft een stal met veertig
paarden in Den Haag. Die worden ge
bruikt voor vleesvervoer over korte af
stand van het slachthuis naar de slagers.
Soms zit er een beste klepper bij en dan
probeert één der zoons hem als con-
courspaard. We krijgen ze dan op de con
coursen in tuig te zien, in enkelspan en
in tweespan. Soms ook in tandem. Maar
concourspaard of niet, werken voor
vrachtwagen moeten ze allemaal.
de
DIE TIEN PAARDEN van de Floriade-
stunt waren dan ook doodgewone vlotte
slepers van het Gelderse of niet te zware
Groninger type. Het merendeel vermoede
lijk gekocht in de buurt van Meppel, want
daar haalt Van der Touw altijd veel paar
den vandaan omdat men daar nog graag
een goede klepper fokt en groot brengt.
Het waren alle ruins en er was één con-
courstuigpaard ondei-, namelijk Johan.
Getraind zijn die tien paarden natuurlijk
wél, maar ze hebben het daardoor eerder
zwaarder dan gemakkelijker gekregen
dan hun stalgenoten, die thuis mochten
blijven. Vanaf augüstus 1959 werden ze
elke dag in vierspan gereden en kregen
dan speciaal de verste wijken van Den
Haag toegewezen, zodat ze op die manier
elke dag zo'n dertig kilometer konden vol
maken. Dat was de training! Zeer belang
rijk was het om de juiste paarden bij el
kaar te zoeken. Een vierspan is niet zo
maar vier paarden bij elkaar spannen.
Neen, een vierspan vormen wil zeggen
vier paarden bij elkaar zoeken, welke
vooral in werklust, temperament en ka
rakter bij elkaar passen. Ze moeten met
z'n vieren werkelijk één vierspan vor
men. Om twee van zulke vierspannen bij
elkaar te zoeken komt heel wat vakman
schap kijken. Want er is toch altijd nog
een groot verschil tussen het voorrijden
gedurende tien minuten van een vierspan
op een concoursterrein en veertig dagen
lang zo'n vierspan mennen over harde en
ten dele slechte wegen bij allerlei weers
omstandigheden.
VAN DER TOUW heeft getoond een vak
man te zijn, want elkeen, die weet wat
het zeggen wil om t.uigpaarden te rijden
en ze daarbij in goede conditie te houden
over 3400 kilometer, zal het met ons eens
zijn, dat hier een hippische sportverrich
ting getoond werd, waarmede men in dit
jaar der Olympische Spelen hoogst tevre
den mag zijn. Joop van der Touw heeft
hiermede zich in de rij der grote rijders
gevoegd. Wat hij heeft gedaan is „klasse-
werk". Want we hebben ons hart wel eens
vast gehouden. Een paard is tenslotte geen
motor en wanneer men dan ziet welke
moeilijkheden er zich op de diverse auto-
prestatieritten alzo voordoen, dan kan het
ons alleen maar dés te meer voldoening
geven, dat een eenvoudige paardenman in
déze tijd heeft laten zien, dat paarden toch
wel zeer betrouwbare trekkrachten zijn!
DAAROM WAS deze reis ook zulk een
prachtige reclame voor onsNederlandse
paard. Want het waren toch doodgewone
werkpaarden, waarvan men elders eigen
lijk veel te weinig weet en zo kwam het
dan ook, dat in het buitenland de kennei's
stom verbaasd waren daar koetspaarden
te zien, zoals ze er honderd jaar geleden
óók waren om de zware koetsen te trek
ken.
Maar nogmaals dat de paarden het
hebben uitgehouden is mede voor een niet
onbelangrijk gedeelte te danken aan Van
der Touws paardenkennis, de goede ver
zorging der paarden en de hulp welke bij
dat alles door zijn stalbaas Krijgsman en
zijn koetsier Aalbei\s werd geboden. De
pracht conditie, waarin de paarden in
Nederland aankwamen (ze glommen als
spiegels) was wel het beste bewijs voor
onze redenering. Het doel der reis dus bui
ten beschouwing latende besluiten wij met
er nogmaals op te wijzen, dat de post
koetsreis Istanboel-Rotterdam zal blijven
behoren tot Nederlands beste hippische
prestaties.
Slob
wérden gèsparrnört crtn 'de reis t'erüg naar
Nederland te beginnen. Er kwam geen -ac-
climatrsatie aan te'pas: Eén paard is daar
het slachtoffer van geworden. Het kreeg
longontsteking en stierf, reeds in Turkije,
maar de andei-e negen paarden gingen op
stap en hebben niets gemankeerd. Toch
was het eerst heet en daarna werd het
koud, het sneeuwde, regende en hagelde,
maar ook moesten de dieren stijgen om
de Alpenpassen over te kunnen komen en
kwamen daarbij in ijlere luchtlagen. Ge
weet hoe ook mensen bij de beoefening van
bij voorbeeld de wintersport wel eens last
van de ijlere lucht kunnen hebben.
En dat die paarden dat alles hebben
kunnen volhouden, elke dag opnieuw hon
derd kilometer en dat veertig dagen
lang noemen wij een hippische presta
tie van de eerste rang. Er waren dus ne
gen paarden over en daarmede kon men
twee vierspannen vormen, welke elkaar
om de vijftig kilometer aflosten, op die
manier elke dag honderd kilometer afleg-
WILHELMINE, die ge hierbij
ziet afgedrukt, het hoofd ge
vlijd tegen het eigen ietwat
versomberde portret, be
hoort tot de jonge chanson-
nières van Parijs die sterk op
gang maken. Dat veelbelovend
begin van een nog meer be
lovende carrière zou vermoe
delijk toch geen reden voor ons
zijn geweest uw speciale aan
dacht voor haar (dubbele) con-
terfeitsel en haar persoon te
vragen, ware 't niet dat Wil-
helmine die uit medelijden
met de Franse tongen haar
achternaam' Luittenbert uit
spraak: lu-ie-tan-ber-gue heeft
laten vallen bovendien dan
nog van Nederlands-Belgische
afkomst is. Ho.ar vader, vertelt
ze afwisselend in het Frans en
het Nederlands (met licht-
Vlaams accent) kwam uit
Zwolle, ging naar Brussel om
daar Leidse. en Edammer kazen
te verkopen, huwde met een
Belgische, die de moeder van
Wilhelmine werd. Aan een
zorgeloze, en zelfs welvarende
jeugd kwam voor Wilhelmine
vier jaar geleden echter een
plotseling einde toen haar
beide ouders kort na elkander
stierven en het vijftienjarige
meisje moederziel alleen ach
terbleef met een loodzware
schuldenlast (waaronder ze nu
overigens zichtbaar al lang
niet meer gebukt gaat).
WILHELMINE maakte zich
op dat moment juist op met
een eerste prijs voor piano van
het Brusselse conservatorium,
waar Stefan Askenase haar
leraar was geweest, haar weg
te banen naar het grote po
dium en een uitnodiging voor
een concert in Berlijn had haar
toen al bereikt. Ze begreep
echter met het zakeninzicht
dat ze naast de schulden blijk-
ook van haar vader had ge-
erfd, dat het nog wel heel wat
jaartjes zou kunnen duren al
vorens ze, eventueel, als con
certpianiste op haar eigen
benen zou kunnen lopen, en
daarom besloot ze maar
meteen een andere weg in de
wereld van de kunst met grote
en kleine k in te slaan. En zo
wijdde ze zich dan aan het
chanson. Éérst nog in de
secundaire rol van begeleid
ster van de Belgische imitator
en liedjeszanger Steeman, en
al gauw daarna geheel op eigen
krachten.
DE BESLISSENDE STAP als
Parijse chansonière-in-spe deed
ze een paar maanden geleden
toen ze, na een proef waar ze
sich met knikkende benen heen
had begeven, werd geïnviteerd
haar eigen „tour de chant" weg
te geven op de planken van
Bobino in Montparnasse, een
buurttheater voor het betere
variété waar men al heel wat
sterren, onder anderen Greco,
Brassens en Deguelt zag debu
teren. Haar Parijse debuut had
ze niettemin al even eerder ge
maakt toen de bekende chan-
sonnière met de asblonde
haren Suzy Solidor Wilhel
mine in de gelegenheid stelde
in haar persoonlijke cabaret
wat ervaring op te doen. Ze
is nu ook door een beginnende
grammofoonplatenindustrieel
gestrikt die al een tien, twaalf
nummers op drie 45-toeren-
plaatsjes van haar in de han
del heeft gebracht, en boven
dien is er dan nog ernstig
sprake van dat Wilhelmine
binnenkort in een film zal
mogen optreden.
IK HEB WILHELMINE bij
haar optreden onlangs eens
gade mogen slaan, en het aar
dige is dat ze haar verlegen
heid op de planken vooralsnog
veel minder compleet dan bij
een persoonlijke ontmoeting
weet te overwinnen. Een
zekere onhandigheid in haar
houding van uit de kluiten ge
wassen jong meisje, die bij
zonder wel past bij de geest
van haar chansons waarin ze,
met een mengeling van kinder
lijke onbevangenheid en linkse
timiditeit, haar jeugdervarin
gen en haar eerste liefdes be
zingt. De liefde in het alge
meen en de eerste dan nog in
het bijzonder, is een onderwerp
waarop zoals ge weet, chan
sonniers en chansonnières
maar niet raken uitgezongen,
maar in haar „quand je me
souviens" (als ik me herinner)
weet Wilhelmine die gebeurte-
Het boek dat meer dan normale belang
stelling waard is, is de ARTIS-DIEREN-
ENCYCLOPEDIE van H. van de Werken,
die in een bijzonder mooie uitgave met
150 foto's van J. Bokma, 6 kleurenfoto's
van E. Schulthess en een grammofoon
plaatje met dierengeluiden is verschenen
bij Uitgeverij Ploegsma, Amsterdam.
De naam van H. van de Werken is ge
noegzaam bekend als redacteur van het
uitstekende tijdschrift „Artis", waarvoor
de belangstelling bij jong en oud groot is.
Onze verwachtingen van dit werk waren
dus al reeds „op een zeker niveau" af
gestemd en hierin zijn wij niet teleurge
steld, integendeel wij vinden dit boek
een aanwinst voor het contact van dc
mens met de dierenwereld. Nu stelt een
encyclopedie samenstellen bepaald wel an
dere eisen dan een tijdschrift redigeren,
maar de liefde tót en diepgaande kennis
van de dieren en hun gewoonten spelen
hierbij ook een belangrijke rol, en daarvan
weet de schrijver wel te overtuigen. Hij
heeft zich in dit werk beperkt tot de zoog
dieren (een tweede deel: Vissen, Vogels
en Reptielen is in voorbereiding) en daar
bij heeft hij zich de dierenwereld van
Artis als uitgangspunt gekozen: en aange
zien het in de bedoeling van Artis ligt zijn
bezoekers een beeld te geven van het ge
hele dierenrijk, waarin zoveel mogelijk
elke familiegroep is vertegenwoordigd, is
de schrijver in zijn beperking toch vrij
volledig.
De encyclopedie is alfabetisch ingedeeld
met waar nodig verwijzingen naar de
hoofdgroepen of familie's. Van de onder
scheiden dieren geeft de schrijver een uit
voerige beschrijving met interessante bij
zonderheden, oorsprong en verspreidings
gebied, verduidelijkt door kaartjes; ver
volgens een signalement met kleur, voed
sel, afmeting enz. van ieder dier afzonder
lijk.
P'oto's zijn uiteraard onmisbaar bij een
dergelijk werk; wanneer zij dan echter
ook nog zo veelvuldig en voortreffelijk zijn
als deze van J. Bokma, (de gekleurde van
E. Schulthess) dan draagt deze gelukkige
combinatie in niet geringe mate bij tot een
uitzonderlijk geheel, waarbij wij dan niet
willen vergeten het bijbehorende grammo
foonplaatje met dierengeluiden te memo
reren. Aan de hand van dit boek kan men
ook kinderen Artis laten „beleven".
Uitgeverij Ploegsma Amsterdam heeft
een alleraardigst boek uitgegeven „HAND
POPPEN" van Margaret Hutchings (Glove
Roys) vertaald door mevrouw M. Rutgers
van der Loeff-de Vries.
Handpoppen staan de laatste jaren bij
kinderen zowel als bij volwassenen in het
middelpunt van de belangstelling; hoe
men deze poppen ook zelf kan vervaardi
gen leert Margaret Hutchings ons nu in
haar boek, dat een zó bijzonder boeiende,
goede en duidelijke handleiding geeft voor
dit werk, dat men er zo aan zou willen
beginnen. Met een goede keuze van het
materiaal, onder andere vilt en teddybeer,
bereikt men om met het maken van mo
dellen te beginnen, al heel wat: daarna
komt het eventuele aankleden pas. Behal
ve het benodigde gereedschap en materi
aal toont het boek uitvoerig verschillende
methoden, steken, patronen enzovoort, in
duidelijke tekeningen en foto's. Het is een
boek om mét de kinderen, vóór de kinde
ren en kleinkinderen uit te putten, een
aantrekkelijk boek voor de leeftijd van 8
tot 80 jaar.
EEN KOOKBOEK dat nu eens een beet
je anders is dan gewoon zomaar een boek
met recepten is verschenen bij Uitgeverij
Holland-ia N.V. Baarn. Het „anders" zit
hoofdzakelijk in de indeling. Mevrouw R.
Lotgering-Hillebrand geeft in dit boek na
melijk tweehonderd recepten, ingedeeld
naar de maanden en seizoenen, hetgeen
weer eens andere perspectieven biedt. Ook
de recepten bieden hier en daar weer eens
nieuwe ideetjes en bovendien zijn zij, wat
natuurlijk wel héél belangrijk is, over 't
geheel gemakkelijk bereidbaar, waardoor
men ook nog eens sneller naar zo'n kook
boek zal grijpen. Met aardige illustraties
van S. Pennink maakt het boek een ver
zorgde indruk.
In de Prisma-reeks van de Uitgeverij
Het Spectrum in Utrecht heeft Marten
Ouwehand het KAMPEERBOEK verzorgd
in samenwerking met de A.N.W.B. Wie
tijdens zijn vakanties in binnen- of bui
tenland er met de tent op uittrekt en
het leger kampeerders groeit ieder jaar
zal in het boekje een overvloe aan
informaties vinden. De ervaren Maarten
Ouwehand vertelt op onderhoudende toon
over het kampeermateriaal dat men zich
iïet best kan aanschaffen en over het
geen men met dit materiaal wel en niet
moet doen. Vooral dc jonge kampeerders
kunnen er hun voordeel mee doen.
nis desalniettemin op een ori
ginele wijze te verhalen en
zelfs levend te maken. De jon
gelieden die, zeker dus nog
niet zo lang geleden, een kans
in haar richting hebben be
proefd, worden in dit liedje ge
karakteriseerd door de muziek
stukken die Wilhelmine in
haar dubbele functie van object
hunner dromen en aankomend
pianovirtuose voor hen spelen
moest, en ook op de grammo
foonplaat en bij haar op
treden in een zaal vertolkt
ze (met veel talent) die Bach,
Mozart en Chopin persoonlijk.
WILHELMINE zal er wel
komen. Waar? (om met die
vraag met wijlen de Frans-
Engelse componist-humorist
wijsgeer Eric Satie te spreken).
Daar weet ze zelf inderdaad
zo nog niet direct een defini
tief antwoord op te geven.
Natuurlijk is het wel leuk in
Wilhelmine, de 19-jarige Ne
derlands-Belgische chanson-
nière, over wie in Parijs al
veel en goed gesproken
wordt.
Parijs, het mekka van het
chanson, als jeugdige buiten
landse al zoveel succes te oog
sten dat ze nu voor de dag
van morgen tenminste niet
bang meer behoeft te zijn.
Maar tochde piano blijft
wel haar eerste liefde, waaraan
het dan ook soms nu moeilijk
valt te weerstaan. In Brussel
heeft Wilhelmine haar kamer
aangehouden, mét de twee
vleugels en de vierenzestig
poppen die ze evenmin nog
makkelijk vergeten kan. En
wie weet, zo peinst ze zelf
hardop, doet ze de stap naar
de grote K dus nog wel eens
terug? In ieder geval, kan men
van Wilhelmine lijkt me nog
wel verrassingen verwachten.
Frank Onnen
Voor zelfstudie van het Italiaans heeft
de n.v. Uitgeversmaatschappij „Littera
Scripta Manet" te Zutphen een boekje la
ten samenstellen door A. Rodolfi. Het is
getiteld „HOOR EN SPREEK ITA
LIAANS" en bevat behalve grammatica
vier grammofoonkaarten, waarop een Ita
liaanse dame de tekst spreekt. Daarbij
is in het bijzonder aandacht besteed aan
woorden, zinnen en uitdrukkingen, waar
mee een toerist te maken heeft als hij
tijdens zijn reis de douane passeert, in
een hotel aankomt of een restaurant, bank
of postkantoor bezoekt. De grammofoon-
kaarten, die door de leverancier voor
vierhonderd maal spelen gegarandeerd
worden, zijn van foto's uit Italië voor
zien.
WONDEREN VAN DE NATUUR, uitge
verij Contact, Amsterdam. Er is een vier
tal bijzonder plezierige fotoboekjes ver
schenen. Zij brengen het fascinerende spel
van de natuur in beeld. De foto's tonen
het ontbloeien in soms zeer knappe ver
grotingen. Men ziet het openbreken van
bloemknoppen, de geboorte van de vogels,
het ontkiemen van het zaad en de meta
morfose van rups tot vlinder. De toelich
tingen bij de foto's zijn nu eens een nuch
tere registratie van het ontwikkelingspro
ces, dan weer een beknopte boeiende na
tuurbeschrijving. De boekjes vormen
prachtig educatief materiaal, de goed ge
reproduceerde foto's zijn vooral voor jon
geren zeer aantrekkelijk. De buitenland
se teksten zijn vertaald door H. Roduin,
onder wetenschappelijk toezicht van D.
Hillenius, conservator van het Zoölogisch
Museum in Amsterdam.