Schaken
Bridge
ZATERDAG 21 MEI 196 0
Erbij
PAGINA ZES
CURIOSITEITEN UIT DE HISTORIE VAN HET BOEK
m Ww.
De unica van de
graaf De Fortsas
Het trouweloze hondje
Dammen
DE STOUTE POP
10 4 3
Q H V B 10 9 0
O 5
V 8 2
De apostel van het Blackmar-Diemer-
gambiet heeft onder opoffering van twee
pionnen zoals gewoonlijk een aanvalsstel-
ling opgebouwd. Hij offert nu nog de
dame, waarbij hij gebruik maakt van de
gevaren, welke de zwarte koning bedrei
gen langs de diagonaal f5c8. Van belang
is voorts dat veld a7 bestreken wordt 1)
Telxe6! Rf7xe6, Niet 1).Td2:2 Te8 mat!
2) Rf5xe6t Kc8—b8 3)Dd2xd8f! Weer
wordt de dame geofferd en mat op de vol
gende zet.
Het is duidelijk, dat wit moet kunnen
profiteren van de matgevaren op de on
derste lijn. Hoe de zwarte dame van de
verdediging van d8 en f8 weg te lokken?
Heel simpel. 1) Dc3e5!Valt zowel de
zwarte dame als de zwarte toren aan, ter
wijl 1) De5:? natuurlijk op 2) Td8t
enz. faalt. 1) De7—f8 2) De5xf4! Weer
een dame-offer, dat mag worden aan
vaard, zodat zwart een toren achter blijft
en het daarom op gaf.
*38752
O 3
O 74 2
B 10 6 4
West gever. NZ kwetsbaar. De OW-
plaatsen werd bezet door de Amerikanen
Rubinow-Stavman, de NZ-plaatsen door
de Engelsen Reese-Shapiro.
Het bieden ging: west pas - noord 2 kla
veren - oost 2 harten - zuid pas - west
pas - noord doublet - oost pas - zuid 2
schoppen - west pas - noord 3 schoppen -
zuid 4 schoppen.
Tegen dit 4 schoppenbod kwam vest uit
met harten 7. noord maakte hartenaas. In
slag 2 schopnenaas en in slag 3 de schop
penvrouw. die voor wests schonoenheer
was. West trok harten na en zuid iroe'de
in waarna Shapiro ruiten soeelde en
met ruiten 10 gunstig sneed. Uit noord
werd harten gespeeld, zuid troefde in en
speelde wéér ruiten - gesneden met ruiten-
boer; deze ruiten werd door oost ingetroefd
met schoppen 10.
Het zal u duidelijk zijn. dat het snel nu
eenvoudig gewonnen is. want NZ verliezen
in totaal slechts schoppenheer de inge-
troefde ruiten, alsmede één klaverenslag.
Oost was aan slag en speelde harten na;
alles wat Shapiro had te doen was introe
ven en wéér ruiten te snijden - een snit,
die honderd percent zeker goed zat. daar
oost al niet meer in ruiten had bekend.
Shapiro echter dacht abusievelijk, dat hij
reeds drie slagen had verloren (inpiaat.s
van twee) en dat hij het verlies van een
klaverenslag als downslag zou moeten
noteren. Inplaats van verder te spelen na
dat hij harten had ingetroefd. legde hij het
spel neer en zei: „Eén down".
Nu staat in de reglementen, dat men bij
Verreweg het aantrekkelijkste damtoer-
nooi van het jaar is dat om het persoonlijk
damkampioenschap van Kennemerland. In
januari beginnen de voorwedstrijden in
vijf verschillende klassen. In april werd
de spannende finale van de hoofdklasse
gespeeld, welke door de dertigjarige Frans
Slot werd gewonnen. De nieuwe kampioen
begon in 1946 te dammen in Noord-Schar-
woude; hij kreeg zijn opleiding van mees
ter P. Beers. Slot is, voor hij in 1956 naar
Haarlem verhuisde, drie keer kampioen
van Alkmaar en omstreken geweest. In
1956 deed Slot voor het eerst mee in het
Kennemerland-toernooi: hij werd kam
pioen. In 1957 veroverde hij de tweede
plaats en thans is hij voor de tweede keer
kampioen. Deze dammer bezette in de wed
strijden om het provinciaal kampioenschap
altijd de tweede of derde plaats. Slot zal
ook in dit najaar deelnemen aan het toer
nooi om het provinciaal kampioenschap.
Zijn grote kennis van de klassieke stelling
en van standaardeindspelen is een uit
stekend wapen voor het behalen van nog
vele damsuccessen in de toekomst.
J. H. MEURE (HDC)
CCCCCCCCCCCCCO- 0COOCCCCCO3C ÏTCCOCOOOO
F. SLOT ('t Oosten)
F. SLOT ('t Oosten)
Zwart, Warmerdam: 11, 12, 13, 15, 16,
18. 19, 20, 23, 24.
Wit, Slot: 26, 27, 28, 32, 35, 37, 38, 40,
44. 45.
Zwart aan zet moet als beste 24-30 35x24
en 20x29 spelen, waarna Slot geen vat op
de stelling krijgt. Op keurige wijze straft
de nieuwe kampioen het foutspel af.
1) 24-29? 2) 35-30 20-25. 3) 37-31
25x34. 4) 38-33 29x38. 5) 32x43 23x21. 6)
26x6 16-21. 7) 40x29 21-27. 8) 31x22 18x27.
9) 6-1 13-18. 10) 1-6 27-32. 11) 6-33 32-37.
12) 33-47 19-24. 13) 29x20 15x24. 14) 47x20
37-41. 15) 20-3 waarna de volgende stand
is bereikt: Zwart: 12, 18, 41; Wit: dam op 3,
stukken op 43, 44, 45. De kampioen won dit
eindspel door 15) 41-46. 16) 3x17 18-23.
17) 17x33.
Het zwarte stuk is op 33 geblokkeerd. De
witte stukken moeten nu naar de velden
35, 24 en 20 worden gespeeld en de vang-
stelling is bereikt, aldus de heer Slot.
Naar onze mening is in het eindspel:
wit dam op 33 stukken op 43, 44. 45; zwart
dam op 46 en stuk op 23, nog volop tegen
spel aanwezig; er is dus geen reden voor
zwart om het spel als verloren op te geven.
Een tweede en nieuw eindspel voor remise-:
kansen is het spel na de 14de zet 37-41. 15)
20-3 om 41-47 dam te halen. Na 16de) 3x17
is het spel nog het onderzoek waard.
B. Du kei
Oplossingen en correspondentie te zen
den aan het adres van de damredacteur,
B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg 125, IJmuiden.
Canisiuskerk hersteld. Onder leiding
van de architecten ir. A. Siebers uit Breda,
ir. W. van Dael uit Breda en de heer J
Coumans uit Nijmegen, is de oude Cani
siuskerk te Nijmegen hersteld. De kerk
werd in de oorlog tijdens de bombarde
menten van Nijmegen gedeeltelijk vernield.
Zondag wordt de nieuwe kerk plechtig
in gebruik genomen.
De ervaren speler zal zich aanstonds af
vragen, of er op h8 niets te „versieren"
valt, na Rf6 zo agressief gericht staat. En
het kan inderdaad. 1) Te3h3! Wit
laat zijn dame rustig en prise staan, om
dat na 1) cd3: 2) Th6: het mat op h8
ondekbaar is. Vandaar: 1) h6h5 2)
Th3xh5! Dreigt weer Th8 mat, dat
niet kan worden belet, omdat na 2)
gh5: 3) Dh7 mat volgt. Zwart capituleerde
daarom. Hij had beter 1) Rh3: kun
nen proberen, om na 2) Dh3: h5 nog wat
stand te houden.
Iedere schaker kent wel het stikmat,
dat kan ontstaan in de volgende stelling:
Wit: Ddl Pg5. Zwart: Kg8 Tf8, pion g7—
h7. Wit wint dus met 1) Dd5f Kh8 2) Pf7f
Kg8 3) Ph6f! Kh8 4) Dg8f! Tg8: 5) Pf7 mat.
Daarom zal het hem niet veel moeite
kosten te zien, dat na: 1) Dhle4!de
riposte 1) Dg4:? faalt op 2) Pf7 mat.
Maar hoe komt wit verder na: 1)
Bg6xh5? De uiterst verrassende oplossing
MEN STELT ZICH een bibliofiel over
het algemeen voor als een bleke, dorre
man, die zich niet bekommert om de zin-
tuigelijke genietingen des levens en een
soort kluizenaarsbestaan leidt temidden
van zijn boeken. Hoe verkeerd deze voor
stelling veelal is, werd wél op zeer over
tuigende ivijze bewezen door de levenslus
tige Rénier Chalon, die in de geschiedenis
van de bibliofilie altijd geboekstaafd zal
blijven als een onverbetelijke „practical
joker" en als de auteur van vele zeer ge
degen bibliografische geschriften.
Chalon was in het begin van de vorige
eeuw belastingontvanger te Mons, een
grauwe, onaantrekkelijke mijnstad, die
misschien juist door het gebrek aan uiter
lijk schoon en werelds vertier een cen
trum was geworden van boekenvrienden.
In hun bibliotheken zochten vele intellec
tuelen een compensatie voor wat zij aan
schoonheid en vrolijkheid in hun woon
plaats misten. Zij hadden zich verenigd in
een genootschap en Rénier Chalon was hun
voorzitter. De handelaren in tweedehands
boeken te Mons deden, dankzij de leden
van dit genootschap, goede zaken en kon
den op veilingen in Frankrijk en België
hoog bieden voor rariteiten.
EEN VAN DEZE HANDELAREN, Em
manuel Hoyois, verzond op 10 juli 1840
honderddertig exemplaren van een catalo
gus, die zeer veel opschudding verwekte
bij de liefhebbers van oude en zeldzame
boeken. Op de omslag stond;
„Catalogus van een zeer kostbare, maar
kleine collectie boeken, behorend tot de
bibliotheek van wijlen Graaf J. N. A. de
Fortsas, welke de 10de Augustus 1840 te
Binche openbaar zal worden verkocht om
elf uur in de ochtend onder toezicht van
Maitre Mourlon, notaris, Rue de l'Eglise
no. 9."
De catalogus bevatte een inleiding,
waarin stond, dat de graaf in zijn verza-
miling alleen werken opnam, die volko
men uniek waren op de wereld. Zodra hij
bemerkte, dat er van een boek in zijn
bibliotheek meer dan één exemplaar be
stond, verwijderde hij het uit zijn collec
tie. In de lijst, die hij van zijn boeken
aanhield, trof men dan ook herhaaldelijk
aantekeningen aan als: „Bevindt zich ook
in die en die verzameling of bibliotheek",
waarna het woord „verkocht", „weggege
ven" of zelfs „vernietigd" volgde. Daar
om was het aantal boeken in zijn collec
tie klein, maar zeldzamer werken kon
men nergens aantreffen.
DE GRAAF DE FORTSAS, zo vermeld
de de catalogus verder, was op 24 oktober
1770 geboren op het kasteel bij Binche,
waar hij tot aan zijn dood had gewoond.
Hij leefde alleen voor en temidden van
gehad met de buitenwereld. Daardoor
zijn boeken en had vrijwel geen contact
bleef zijn naam in het kamp der boeken
vrienden vrijwel onbekend.
Na zijn biografische inleiding volgde een
opsomming van de werken, die in het
openbaar zouden worden verkocht. Aller
eerst was daar een „Corpus Juris Civi-
lis", gedrukt en uitgegeven door Elsevier.
Het werk bestond uit vier delen, gedrukt
op perkament. „Een met de hand geschre
ven aantekening in het eerste deel, onder
tekend door D. Elsevier", aldus stond er
in de catalogus, „leert ons, dat dit werk
speciaal voor en op kosten van de Staten
van Holland op perkament werd vervaar
digd. De uitvoering is prachtig. Het is
waarschijnlijk het mooiste boek, dat er
op de wereld bestaat. De graaf had het
gekocht van een antiquaar te Amsterdam
voor 2000 gulden. Zijn vriend Richard
Hebert heeft er enkele malen vergeefs
1000 pond sterling voor geboden".
VOORTS BEVATTE de verzameling nog
werken als „Le Sardanapale de ce Temps"
(„een Hollandse satire tegen Lodewijk
XIV van de geheimzinnige Cornelius Bles-
sebois") „Mémoires de l'Abbé de Mouson"
(„het enige bekende exemplaar van deze
uitgave dat geheel compleet is") en nog
vele andere curiositeiten, die elke boeken
verzamelaar slapeloze nachten konden be
zorgen.
Van de meeste aangeboden boeken had
weliswaar niemand gehoord, maar dat
was niet verwonderlijk aangezien zij im
mers enig op de wereld waren. De be
schrijving klonk in alle opzichten deskun
dig en geloofwaardig.
De boekenhandelaar Hoyois, die met de
veiling belast was, werd weldra over
stroomd met brieven uit alle landen van
Europa. De beroemdste boekenkenners en
de bekendste antiquaars schreven om na
dere inlichtingen of deden vast een bod op
één of ander unicum.
Sommigen schreven niet, maar kwamen
persoonlijk om vast een blik te kunnen
slaan op de unieke collectie. Uit Keulen
kwam een dikke Duitser, Jacob Ketel. Hij
zwierf dagenlang rond op zoek naar het
kasteel van de graaf De Fortsas en het
huis van de notaris Moulon en keerde,
toen hij geen van beide kon vinden, ver
bitterd en met een maagzweer terug naar
zijn woonplaats.
Hij was waarschijnlijk de eerste, die er
achterkwam, dat de hele zeldzame boeken
verzameling slechts ontsproten was aan de
speelse fantasie van Rénier Chalon, die
zijn vriend Hoyois in het complot genomen
had om al zijn collega-bibliofielen een
poets te bakken. Maar veel kon de Duit
ser niet doen om de anderen te waarschu
wen.
REEDS OP 1 AUGUSTUS waren alle
kamers in alle herbergen van Binche en
Mons besproken door boekenvrienden uit
Engeland, Frankrijk, Duitsland en België.
Behalve Techner en Nodier, hadden de di
recteuren van bijna alle grote bibliothe
ken hun komst aangekondigd. Hele vereni
De laatste maanden hebben wij door de
match BotwinnikTal zo hoog op de
schaak-Olympus vertoefd, dat wij de on
weerswolken, uit welke de offerbliksems
omlaag schieten, ver beneden ons lieten.
Het is nu eenmaal zo, dat de zeer sterken
elkander zodanig in evenwicht houden,
dat spectaculaire offerwendingen vrijwel
niet meer aan de orde kunnen komen.
Velen achten de partijen op topniveau
daarom saai, echter volkomen ten om-ech
te. De gebeurtenissen op het. bord zijn al
leen maar verfijnder en dientengevolge
minder gemakkelijk te volgen.
Toch is zo een donderbui op lager ni
veau, onder de Olympus-wolken, wel eens
verfrissend na de hoogdravende taferelen
die wij bij de wereldkampioenen aan
schouwden.
Dit is de reden dat wij in de komende
rubrieken onze lezers eens willen vergas
ten op een reeks dameoffers van de meest
verschillende aard. Het prijsgeven van het
belangrijkste stuk „doet" het altijd, vooral
als er verrassende pointes achter zitten.
Wij hopen dat onze lezers in hun eigen
archief willen snuffelen en ons staaltjes
van door henzelf gebrachte dame-offers
willen inzenden.
Vandaag een vieral stellingen, met com
binaties van betrekkelijk eenvoudige aard,
zodat een goede speler deze zelf wel"zal
kunnen oplossen.
Men probere het vooral eerst zelf!
is: 2) De4xh7tü en mat op de volgende
zet (2)Dh7: 3) Pf7 mat). Wie van onze
lezers had dit kunnen bedenken? En wie
vult onze collectie aan? (Wordt vervolgd)
Mr. Ed. Spanjaard
NIET NEERLEGGEN
De functie van Tournament-Director bij
een groot internationaal bridgetoernooi is
een baan. die er op papier aardiger uitziet
dan zij in werkelijkheid is. Met enige
andere functionarissen is men niet alleen
verantwoordelijk voor een geheel juiste
gang van zaken, doch ook wordt men her
haaldelijk geroepen om als scheidsrechter
op te treden bij meer of minder moeilijke
arbitrage-gevallen. Vele van deze gevallen
zijn bijzonder eenvoudig (tenminste, als
men de spelregels goed kent), doch er doen
zich toch óók gevallen voor. waarbij men
méér tact dan spelregelkennis nodig heeft
om de zaken op te lossen.
Het wereldkampioenschap in Turijn heeft
mij wel geleerd, dat men met de aller
sterkste teams de minste moeite heeft:
deze teams komen op tijd. spelen correct
cn verrichten hun administratieve ver
plichtingen nauwkeurig. Hoe zwakker de
teams, hoe groter ook het aantal arbitrages,
opschrijf- en andere fouten, waarmede
men als wedstrijdleider wordt geconfron
teerd.
In enkele gevallen, waarbij ook zeer
sterke spelers zich vergissen, leggen zij
zich over het algemeen direct néér bij de
duidelijke arbitraire beslissingen. Een in-
teresant. geval uit de match Engeland
Verenigde Staten (Staymaritëaml is zeker
de moeite van het vertellen waard:
neerleggen van een spel moet aangeven
hoe men verder denkt te spelen en als men
dat niet doet, men onder andere niet
meer mag snijden. Dit betekende, dat de
Aberikanen het. recht hadden snijden in
ruiten te verbieden, waarbij zuid één down
moest gaan. Zover kwam het niet eens -
Terence Reese. Shapiro's partner, merkte
nuchter op: „Moet je het spel maar met
neerleggen - we schrijven één down"
Shapiro mopperde nog Wat, begreep wel
dat. er niets meer aan te veranderen viel en
zónder dat de wedstrijdleider had behoe
ven in te grijpen, werd het spel genoteerd
voor één down.
Aan de ander tafel boden de Amerika
nen als NZ óók 4 schoppen. Hoewei oort
niets had geboden, kwam west met harten
7 uit, noord nam hartenaas. Hierna troefde
zuid een hartentje in en speelde troef na,
snijdend met schoppenboer; toen dat ge
lukte probeerde zuid nogmaals in eigen
hand te komen door harten te troeven,
doijji west troefde over en speelde klaveren
na. Dit was de doodsteek voor zuids
slechte speelplan, noord kon wel nemen en
zuid kon nog wel een hartentje introeven,
zuid was niet meer in staat oosts troeven te
halen zónder de controle over hei: spel te
verliezen. Het contract ging dus één down
en Shapiro's vergissing had dus géén
directe punten gekost.
Toch heb ik mij na dit spel, dat ik toe
vallig in de open kamer volgde, afgevraagd
„Hoe zou de Nederlandse wedstrijdbridger
gereageerd hebben als hij een spel voor
één down moést opschrijven, terwijl hij het
zonder enige moeite had kunnen maken?"
Het antwoord, dat ik in gedachten gegeven
heb, houd ik geheim!
II. W. Filarski
Zwart: 5. 12, 13, 15, 16, 18, 19. 24, 26.
Wit: 27, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 43.
Slot met wit aan zet heeft slechts één
doel: de stand naar „De Haas-Fabre" te
krijgen. Er werd gespeeld 5-10, na 34-30.
Doch op 34-30 moet Meure met 15-20 ant
woorden waarna niets te vrezen valt. Na
het achterblijven van 15 won Slot als volgt.
1) 34-30 5-10. 2) 30-25 10-14. 3) 33-28 18-
23. 4) 39-33 12-17. 5) 43-39 17-21. Dit is dan
de vermaarde stelling „De Haas-Fabre".
6) 27-22 23-29. 7) 39-34 29x40. 8) 35x44
13-18. 9) 22x13 19x8. 10) 28-22 14-19. 11)
32-28 8-13?
Stand zwart: 13, 15, 16, 19, 21, 24, 26.
Wit 22, 25, 28, 33, 37, 38, 44.
Voor onderzoek is 8-12 de zet. Op 25-20
24-30 22-17 15x24 en 19-23.
12) 44-39 13-18. 13) 22x13 19x8. 14) 28-22
8-13. 15) 25-20 24-30. 16) 20-14 13-19. 17)
14x23 15-20. 18) 23-18 en zwart gaf zich
gewonnen.
J. WARMERDAM (St. Bavo)
FLIPJE WAS een alleraardigste ruig-
harige fox-terriër. Hij werd verwend
door de baas en de vrouw en die had
den twee zoontjes die met hem speel
den en hem meenamen op hun zwerf
tochten. Dan kon hij fijn ravotten en in
het bos allerlei sporen nalopen. En
thuis was er dan zijn ruime mand waar
in hij heerlijk kon uitrusten.
Nu zou je denken dat hij tevreden
was met zo'n leventje, maar toch liep
hij telkens van huis weg. Soms liep hij
zo maar met iemand op straat mee. Of
hij ging een huis binnen waar de tuin
deuren open stonden. Het adres waar hij
woonde stond op zijn halsband en dus
werd hij wel weer thuis gebracht. Dat
weglopen vonden zijn huisgenoten na-
1 tuurlijk niet prettig, maar ze hoopten
dat hij nog wel eens zou veranderen.
Op een dag was Flipje weer verdwe
nen en to.en hij na een paar dagen nog
niet terug was plaatste zijn baas een
advertentie, maar daar hoorde hij ook
niets op. Er gingen weken voorbij en
Flipje bleef weg. Eindelijk gaf men de
hoop op om hem nog ooit terug te zien.
WAT WAS ER NU met Flipje ge
beurd? Die had weer eens een wande
lingetje gemaakt en toen liep er vóór
hem een man die erg interessant rook.
Er was een paardeluchtje aan hem en
nog vele andere luchtjes-die Flipje niet
thuis kon brengen. Hij wou er meer van
weten en liep, al snuffelend, met de
man mee. Die bleef staan en zei: „beste
hond" en hij aaide hem. Toen vond
Flipje hem zo aardig dat hij met hem
meeliep.
Ze kwamen bij een grote tent, waar
allerlei woonwagens omheen stonden.
De man pakte Flipje op en droeg hem
de tent binnen. Daar was een grote,
1 ronde ruimte met wit zand bestrooid.
gingen zouden zelfs naar Binche komen,
zoais de illustere Camden Society en de
Roxburgh Club. Baron Frédéric de Reif-
fenberg, chef-conservator van de Konink
lijke Bibliotheek te Brussel, deelde aan de
pers mede, dat hij van de regering een
ruim krediet had gekregen, dat hem in
staat stelde om een groot deel van de
waardevolle boekenschat voor België te
behouden. De Belgische gezant te Londen,
Van de Weyer, zou zijn secretaris sturen
om tot elke prijs een schotschrift uit de
tijd van de Franse revolutie te bemach
tigen.
Hoyois begon toen te vrezen voor de
ruiten van zijn winkel en nog ernstigere
gevolgen. Hij bezwoer Chalon een eind aan
de grap te maken. Op 4 augustus ver
scheen er in het plaatselijke dagblad van
Mons, „l'Emancipation", een advertentie,
waarvan de tekst reeds eerder por circu
laire aan de ontvangers van de catalogus
was toegezonden:
„Het publiek wordt medegedeeld, dat de
fraaie bibliotheek van de Graaf de Fortsas
niet in het openbaar zal worden verkocht,
aangezien de stadsbibliotheek onderhands
de hele verzameling heeft verworven".
DAT ER IN Binche, toen nog een gat
van slechts een paar honderd inwoners,
geen stadsbibliotheek kon zijn, begreep ie
dereen. Dat de bibliotheek van de graaf
de Fortsas nooit had bestaan begon men
toen eveneens te snappen.
Niemand, die de catalogus had ontvan
gen, had ook maar een ogenblik aan het
bestaan van de collectie getwijfeld en aan
gezien zelfs de allergrootsten er grandioos
ingelopen waren, nam men over het alge
meen de grap goed op. Er werd hartelijk
gelachen en de wonderlijke catalogus werd
direct een rariteit, waarvoor hoge som
men geboden werden.
De grap van Chalon is thans vrijwel ge
heel vergeten en ook zijn meer serieuze
geschriften kennen nog maar weinigen.
Onsterfelijk werd hij echter tóch, maar
door een prestatie op heel ander gebied.
In 1850 richtte hij samen met de excen
trieke schrijver Guillaume Gensse te Brus
sel het gastronomische genootschap van
„Les Bons Enfants" op, waarvan de naam
nog heden ten dage prijkt op de ruiten
van vele voortreffelijke restaurants in Bel
gië en het zuiden van Nederland.
W. Kielich
Er was een man bezig met witte ringen
omhoog te gooien en die weer op te
vangen. „Kijk eens" zei Flipjes man
tegen hem, „wat ik hier heb. Dat hondje
liep met me mee en ik kan hem juist ge
bruiken voor mijn nummer. Het lijkt
me een slim baasje." Daarna sloot, hij
Flipje op in een ruimte met tralies er
voor, waar nog andere honden waren.
Die kwamen hem besnuffelen, maar lie
ten hem verder met rust.
Na een hele poos kwam de man terug,
deed een riem aan zijn halsband en be
gon hem tc leren om op zijn achterpoten
te lopen. Daar had Flipje helemaal geen
zin in, maar als hij onwillig was kreeg
hij een tik. Deed hij het echter goed,
dan kreeg hij een lekker hapje. Dat ging
zo dag in dag uit cn Flipje deed al gauw
precies wat de man van hem verlangde.
Ten dele uit angst voor de tik, maar
ook om het lekkere hapje, want verder
kreeg hij niet veel le eten.
Eindelijk was Flipje volleerd en brak
het ogenblik aan dat hij op zou treden
in een toneelstukje dat helemaal door
honden werd gespeeld. Hij kreeg een
rose jurkje aan en zou een dansje moe
ten uitvoeren.
JUIST DIE MIDDAG ging Flipje's
baas met vrouw en kinderen naar het
circus. Ze zaten op de eerste rij en kon
den alles dus goed zien. En er was heel
wat te zien. Gedresseerde paarden, een
leeuwentemmer, een jongleur, een
koorddanser en nog veel meer. Eén van
de laatste nummers Was een toneel
stukje door honden gespeeld. Toen dat
aan de beurt kwam vonden ze het eigen
lijk een beetje zielig die opgedirkte
beestjes zo moeizaam te zien rond trip
pelen. En nu moest Flipje zijn dansje
doen. Met de tong uit zijn bek draaide
hij rond in zijn rose jurkje. „Kijk eens
naar dat hondje", zei vader opeens, „hoe
dat op onze Flipje lijkt. Z'n rechteroor
is zwart en op z'n linkerpoot heeft hij
ook een zwarte vlek." De anderen zagen
het nu ook. Even keek vader nog en
toen. voor hij het wist riep hij „Flipje!"
Het hondje hield midden in zijn dans
je op.
„Wedden dat hij het is", zei vader.
„Flipje, Flipje, kom dan bij de baas!"
En tot grote verbazing van iedereen
rende het hondje op vader toe,
sprong bij hem op schoot, jankte van
vreugde en likte hem waar hij maar
kon.
DAAR KWAM DE BAAS van het
hondennummer aangestapt. Die deed
heel boos en vroeg wat dat moest, bete
kenen om zijn hond weg te lokken.
Maar toen werd vader boos en vroeg
wat hij bedoelde met „zijn hond" en hij
moest maar eens vertellen hoe hij aan
die hond kwam.
Die had hij gekocht, zei de man. Maar
toen kwam de clown erbij en die zei:
„Dat lieg je". En er waren kennissen
van vader in het circus die Flipje nu
ook herkenden. En toen eindelijk
iemand zei dat de politie er dan maar
aan te pas moest komen, zei de honden
baas: „Nou, voor mijn part kan je 'het
mormel houden, het is toch een snert-
hond." En toen ging de familie maar
meteen met Flipje naar huis.
DE VOLGENDE ochtend waren de
kinderen al heel vroeg op en trokken er
met Flipje op uit. Die genoot van zijn
vrijheid en rende alle kanten uit. Maar
toch hield hij zijn baasjes steeds in het
oog en toen ze terugkeerden naar huis
was hij de eerste die naar binnen rende
en daar de vrouw cn de baas uitbundig
begroette.
„Ik ben benieuw of dat zo blijft," zei
vader. En het bleef zo. Flipje ging er
nooit meer alleen op uit.
E. M. SMULDERS
Het. kleine m.eisje Laura
Heeft o, zo'n leuke pop.
Ze geeft hem lieve naampjes, ja
En kusjes op zijn kop.
Maar, lieve help, wat doet ze nou?
Ze gaat hem toch niet slaan?
Wat heeft die lieve pop van jou
Dan toch voor stouts gedaan?
Hij heeft niet in zijn haar geknipt
Met moeder grote schaar
En ook niet op zijn stoel gewipt.
O. zeg, wat is dat raar!
Hij morste ook niet op het kleed
En scheurde ook geen boek.
Maar weet je wat hij dan wel deed?
Een plasje in zijn broek!
„Wel foei!" knort Laura, „heus, ik zie,
Je bent een stoute pop."
Maar dan geeft zij er een, twee, drie
Een zoentje bovenop.
Marjan van Bce'k