DE BR IF,F Schaken 4 4 i '9 '9 4 'Wb m WË ifillll' lil A 1 SS l jjf H I in B m 1 1 Bridde ZATERDAG 28 MEI 1960 Erbij PAGINA VIER m ill HH m m 1 IIP if n n m l m m M SS w u 1 iH Hf 11 Hjj n jgf gjj ÉI Hf JU? gf m gf ss n gH z Twaalf moorden uit boekenliefde Na het viertal stellingen, in welke vorige maal een aantal dame-offers uit de toer- nooipraktijk werden besproken, vandaag wederom een soortgelijke bloemlezing. Het slot van de partij Szabodr. Ban was, gelijk de aandachtige lezer zich zal herinneren, gebaseerd op matmogelijk- heden op de onderste lijn, waardoor een niet te pareren aanval op de vijandelijke dame en toren uitgevoerd kon worden. Precies hetzelfde, zij het in een volkomen andere positie, deed zich voor in een be kende partij uit het grote toernooi Moskou 1914 tussen dr. Bernstein en Capablanca. Zwart: CAPABLANCA (aan zet) *C"OC CCCO^CCCOO-CCCOCC'-COOCCOOCOCCCCCCCCCCCCCC'rCC WA V/////A X WA pp mn SP a ill Wit: Prins DADIAX (aan zet) Het voornaamste kenmerk is, dat de zwarte koning niet uit de hoek kan ont snappen, omdat Ra2 veld g8 bewaakt. Na het offer van Pe5 op g6 ontstaan zodoende mat.mogelijkheden langs de h-lijn. Het gaat echter niet aanstonds. Zie: 1. Pg6f?. hgb:, 2. Th3:f Ph3:, 3. Dh3: Rh4 en zwart ont snapt nog.aan het mat, hoewel hij natuur lijk op verlies staat. Wit forceerde het mat als volgt: 1. Tfl- f8tü De bedoeling van dit offer is, een van de twee op h4 gerichte zwarte stukken weg te lokken. 1Re7xf8, 2. Pe5-g6f h7xg6. 3. Dg4xh3f! Pg5-h7, 4. Dh3x h7f! Kh8xh7, 5. Te3-h3f en mat op de vol gende zet. Vier offers achter elkaar. Dat dame-offers ook in normaler aan doende stellingen zich kunnen voordoen, bewees grootmeester Spielmann in een simultaanseance, welke hij in 1912 te Pas- sau gaf. Zwart: STRASZL -occce- '■Mè 'WM Ww, OÓOCOÖÖiCÖÓÓ .CÜ Wit: DR. BERNSTEIN Zwart vervolgde hier met het dame offer 1Db6-b2!, waarna wit redde loos is, daar hij niet tegelijk dame, toren en eerste lijn kan beschermen. Er volgde nog 2. De2-el Db2xc3! en wit moest capi tuleren, daar na 3. Dc3: Tdlf en mat komt. Een pikante bijzonderheid is. dat wit een tegengrapje had kunnen proberen, omdat ook zwart aan gevaren op de onderste lijn bloot staat. Na 1Db2 had hij 2. Dd3 kunnen spelen, om op 2Td3:? met 3. Tc8f zelf mat te geven. Maar na 2 Dalf zou het valletje falen. Soortgelijke valletjes, zoals 2. Td3 of 2. Tc8 worden eveneens op eenvoudige wijze weerlegd. Ons vierde voorbeeld van vorige week (Young-Kittaley) was gebaseerd op de stikmatwending Pf7, ingeleid door een verrassend dame-offer op h7. Een bijzonder suggestieve variatie op dit thema leverde de partij Tietz-May (Karls bad 1898). Zwart: MAY gooóoöbooooócoooco3ooe«5ooooococoxx»Kccoa»a wit de betere stelling overhoudt. 11) 50-44 13 18. 12) 41-37 18x29. 12) 37-32 1-7. 14) 46-41 8-13. 15) 41-37 2-8. 16) 44-39 12-18, waarna met 17) 28-23 wit het stuk terug krijgt, en met. beter spel. De tweede speelgang is, dat zwart niet het stuk verovert. 10) 20-24. 11) 49-44 15-20. 12) 44-39 10-15. 13) 50-44 2-7. 14) 41- 37 16-21. 15) 31-26 en na 12-18. 16) 23x12 7x18 kan zwart de indringer op 23 verwijderen. Met ongeveer gelijk spel. De Jong zag van deze voortzetting af, waarna zwart door 19-23 een aanvalspartij kon ondernemen. In de partij ging het als volgt verder: 9) 50-44 19-23. 10) 28x19 14x23. 11) 25x14 10x19. 12) 44-39 15-20. 13) 35-30 20-25. 14) 40-35 16-21. 15) 30-24 19x30. 16) 35x24 1-7. 17) 31-26 9-14. 18) 24-19 13x24. 19) 29x9 3x14. 20) 41-37 8-13. 21) 37-31 21-27. 22) 46-41 5-10. 23) 45-40 14-19. 24) 40-35 23-28. 25) 34-30 25x34. 26) 39x30 28x39. 27) 43x34 18-23. 28) 41-37 2-8. Er dreigt 17-21 26x28 23x41. 29) 37-32 11-16. 30) 32x21 16x27. 31) 38-32 27x38. 32) 42x33 6-11. 33) 33-29 12-18. Leuk gedwongen. Op 13-18 dam met 26-21. 48-42 en 30-25. 34) 31-27 22x31. 35) 36x27 17-22. 36) 49-44 22x 31. 37) 26x37 7-12. 38) 37-32 12-17. 39) 44-39 17-22. 40) 30-24 19x30. 41) 35x24 11-16. 42) 48-42 22-27. 43) 32x21 16x27. 44) 24-20 10-14. 45) 20x9 13x4. 46) 29-24 18-22 en op voorstel van zwart remise gehouden. In hetzelfde toernooi een fragment tus sen RoozenburgBom. J. M. BOM Wit: SPIELMANN (aan zet) Men bedenke bij het verdere verloop, dat Spielmann de nu volgende combinaties practisch a tempo moet hebben uitgevoerd. 1. b5-b6fKc7xb6, 2. Tfl-blf! Kb6-c7. In aanmerking kwam 2.Ka5: omdat het matzetten langs de a-lijn nog niet zo een voudig is, daar zwart zich met b7-b5 een vluchtveld op b6 kan verschaffen. 3. De2- e3! Ta8-b8, 4. De3-b6t Kc7-c8, 5. Ta5-a8! ..Dreigt zowel Db7:t als Tb8:t, 5 Dh4-e7, 6. Db6xc8f! De7-c7. Niet 6 bc6:, 7. Tab8:f en mat, 7. Tblxb7! en zwart gaf het op, daar na 7Dc6:. 8. Tab8: mat volgt. Geen wonder dat juist Spiel mann het leerboek: richtig opfern schreef. (Slot volgt.) X 'COZO' 3003» 'mm 'mm mm X "CC-CCC-^C^COCOCOD Mr. Ed. Spanjaard De Ütrechtse damclub „Ons Genoegen" organiseerde in mei 1960 ter gelegenheid van haar gouden feest een groot aantal vierkampen. Vier oud-kampioenen van Nederland: De Jong, Dukel, Bom en Roo zenburg, kwamen in de eregroep uit. De partij tussen De Jong (wit) en Dukel (zwart) werd als volgt geopend: 1) 34-30 19-23. 2) 39-34 14 19. 3) 30-25 10-14. 4) 44-39 18-22. 5) 33-29 12-18. 6) 39-33 7-12. 7) 32-28 23x32. 8. 37x28 4-10. Stand na 8ste zet 4-10. B. DUKEL W. ROOZENBURG Stand na de 30ste zet van zwart. Bom heeft goed spel veroverd en kwam als volgt in het voordeel: 33) 37-32 27x38. 32) 33x42 22-28. 33) 41-37? 8-12. 34) 45-40 6-11. 35) 40-34 11-17. Wit staat zeer moei lijk. Op 35-30 volgt 28-32. 26-31. 18-22. Op 44-40 28-32. 18-23 met 13x44. Op 42 of 43-38 door 28-33 en 18-23 enz. enz. 36) 29-24 19x30. 37) 35x24 18-23. 38) 42-38 en nu zag Bom wonderlijk genoeg niet, hoe eenvoudig de winst te grijpen was na 14-20. In; de partij .speelde Bom 38) 13-19 en de partij wérd later remise. B. Dukel CCCO^XOKïDCCCCCCCOCOKOCOIOKKOOOOSOTCOKttCOD Wit: TIETZ (aan zet) Er volgde 1. Pc3xe4 Pc5xe4, 2. Te2xe4 Pf6xe4, 3. Telxe4 Dc6xe4. Zwart zal hier wel aan een moment van aberratie van zijn tegenstander gedacht hebben, want wat kan hem lijkt het gebeuren? Er volgde echter een vreselijke verrassing. 4. Pf3-g?üFantastisch. Wit moet voor uitgezien hebben, dat de velden el en hl gedekt staan en dat na 4Dh4:? ons stikmat 5. Pf7 mat volgt. Zwart probeerde nog 4.De4-g6, waarna de onze lezers reeds bekende wending 5. Dh4xh7f!! Dg6x h7, 6. Pg5-f7 mat besliste. Een geheel ander idee zien we in de partij, welke in 1903 tussen prins Dadian von Mingrelien en Banoff gespeeld werd. Zwart: BANOFF seoooooooooooooccccc :»ooöoooooo3»ooooocc ~.cccs. CCCOD^CCCCCOKXCCOODCCCCCÓCODCOOOICCCCCOCCCC-^rCCCOCCCCO W. DE JONG Zwart: 1, 2, 3, 5, 6, 8 tot en met 20, 22. Wit: 25, 28. 29, 31, 33, 34, 35, 36, 38, 40, 41, 42, 43, 45 tot en met 50. Met zwarts laatste zet (4-10) bood deze aan wit de hoogst interessante voortzetting 9) 29-23, een zet waar ex-wereldkampioen Piet Roozenburg en de Canadese meester M. Deslauriers ongetwijfeld direct op in gegaan waren. Na onderzoek blijkt, dat deze voortzet ting inderdaad zeer goed voor wit was te spelen en tot niet alledaagse spelmomenten leidt. Laten wij eens enkele spelgangen nagaan. 9) 29-23 18x29. 10) 34x23 19-24. Nu kan zwart voorlopig stuk winnen maar moet deze dan steeds weer teruggeven waarna FISHBEIN. MET PET! Harry Fishbein, de vriendelijke doch nogal luidruchtige Amerikaanse bridge- expert, droeg vele malen tijdens het brid- getoernooi te Turijn een anderepet! De éne dag was het een rode, de volgende dag een groene, de derde dag een blauw gele, enzovoort. Kwam het toevallig eens een keertje voor, dat het team waarvan hij captain was de overwinning behaalde, dan bleef hij de pet die hij daarbij had gedra gen, trouw. Daar het team echter vaak verloor, heeft men Fishbein met véle pet ten in Turijn zien rondlopen. Een zeer goede speler uit het Fishbein- team was Donald Oakie, die wij enkele jaren geleden óók in Nederland gezien hebben, toen hij hier een bezoek bracht met het Amerikaanse team dat zojuist wereldkampioen was geworden en dat in Amsterdam veidoor. Hier ziet u een typisch Amerikaans spel van Oakie: 4 B 7 3 C H 7 2 O H V 9 «f> A H 10-8 V 9 2 C 10 9 5 3 O 8 2 7 4 3 N W O 10 8 4 V 6 O B 5 4 3 V 9 6 5 A H 5 C A B 8 4 O A 10 7 6 4» B 2 Zuid gever allen kwetsbaar. Tegen Ne derland (OW, dat steeds paste) boden OP DE BOEKENMARKT van Barcelona vestigde zich omstreeks het jaar 1830 een koopman in tweedehands boeken, die des kundiger en beter ontwikkeld was dan zijn collega's. Hij heette Don Vincente en men zei, dat hij een monnik was, die weg gelopen was uit een klooster in de provin cie Tarragona. Don Vincente was een wat zonderlinge, zwijgzame man, die zich wei nig bemoeide met de andere boekhande laren om hem heen. Hij was weinig popu lair onder zijn collega's, vooral ook om dat hij al spoedig aanmerkelijk betere za ken deed dan zij. Eigenlijk was dit laatste tamelijk vreemd, want Vincente kon vaak moeilijk van zijn boeken scheiden. Als iemand in zijn winkeltje een zeer zeld zaam werk ontdekte en het wilde kopen, begon Vincente altijd met een exorbitant hoge prijs te vragen. Betaalde men hem niettemin deze absurde prijs, dan probeer de hij het geld terug te geven aan de koper, daarbij op vurige wijze bezwerend, dat het boek zo'n groot bedrag absoluut niet waard was. Bleef de koper voet bij stuk houden en moest Vincente dus ten slotte toch het boek overhandigen, dan maakte zich een verschrikkelijke emotie van hem meester. Zijn gezicht werd eerst rood, dan paars, hij begon te trillen over heel het lichaam, te draaien met zijn ogen en op afschuwelijke Wijze te kreunen. MAAR, ZOALS GEZEGD, ondanks deze merkwaardige gedragingen deed Don Vin cente beste zaken en uit concurrentienijd besloten zijn collega's in 1836 hem met vereende krachten tegen te werken. In dat jaar werd te Barcelona in het openbaar de bibliotheek verkocht van een overleden advocaat, die tijdens zijn leven een groot bibliofiel was geweest. Onder deze boeken bevond zich een zeldzaam werk dat in 1482 was gedrukt door Lambert Palmart, de man, die de eerste drukkerij in Spanje op richtte. Vincente had bijzonder veel be langstelling voor dit werk getoond en daarom hadden zijn collega's afgesproken tot het bittere einde tegen hem op te bie den. Zo werd op de veiling niet Vincente, maar een andere boekhandelaar, Augustin Patxot, eigenaar van het zeldzame boek. Een week later werden de inwoners van Barcelona midden in de nacht wakker ge schrikt door alarmkreten. Er was brand uitgebroken in de boekwinkel van Patxot. Nadat' men het vuur had geblust, werd tussen de rokende resten het verbrande lichaam gevonden van de boekhandelaar. Op een tafeltje naast zijn bed stond een onaangeroerd en goed gevuld geldkistje. Men nam dus aan, dat er geen sprake was van kwaadwillige opzet en dat de brand was ontstaan doordat de boekhandelaar in slaap w-as gevallen terwijl hij in bed een pijp rookte. EEN PAAR DAGEN LATER werd uit de haven het lijk gevist van een jonge Duitse schrijver, die met dolksteken was vermoord. Weer enkele dagen later vond men op korte afstand buiten de stad in een greppel het lichaam van een vermoor de pastoor. Het merkwaardige van al deze moorden was, dat de slachtoffers niet wa ren beroofd van hun geld en hun juwelen. Dat was ook het geval met de negen ande re mannen, die in de loop van de volgende maanden op geheimzinnige wijze in Bar- Oakie (zuid)-Schleiffer (noord): zuid 1 har ten - noord 1 schoppen - zuid 2 ruiten - noord 3 klaveren - zuid 4 schoppen - noord 4 SA - zuid 5 schoppen - noord 6 harten. West, Lengyel. vond de goede uitkomst van klaveren 7, doch dit. hielp hem weinig. Noord nam klaverenaas en er werd har tenheer en nog twee malen troef gespeeld west bleef met. de hoogste troef zitten, oost wierp een schoppentje weg. Zuid speelde klaverenboer na, nam in noord klaverenheer en troefde een derde klave ren van noord af met zijn laatste troef. Toen kwamen ruitenheer, daarna ruiten- vrouw en vervolgens de ruiten 9 op tafel: oost, die zorgvuldig zijn ruitenboer-vierde had bewaard, zag toch hoe goed Oakie de situatie taxeerde, want de ruiten 9 werd met de 10 overgenomen, zodat de boer er uit gesneden was. Wat moest west doen? Introeven hielp niet, daar hij daarna schoppen zou moeten spelen en noord schoppenboer zou maken - schoppen op ruimen hielp evenmin, daar zuid eenvou dig ruitenaas naspeelt en west voor het zelfde probleem zit. Met deze voortreffe lijke speelwijze slaagde zuid er dus in 12 slagen te maken en 1430 punten te boeken. Dat zijn critiek toch niet onverdeeld gunstig kan zijn. heeft een andere oorzaak: het bieden. Het bereikte eindcontract is niet het beste - beter is een eindbod van 6 Sansatout. Natuurlijk niet omdat dit 10 punten hóger telt (wat in een viertallen- match geen rol speelt), doch omdat. 6 SA niet kan sneuvelen op een.slecht troefzitsel en 6 harten wel. NZ hebben zóveel hoge kaarten in alle kleuren, dat benaald 6 Sans te verkiezen valt boven 6 in enige kleur. Waarom werd 6 SA niet bereikt? Omdat de Amerikanen wèl langdurig, doch weinig doeltreffend boden: noords 1 schoppenbod bij voorbeeld in antwoord op 1 harten zal minder sterke bridgers mis schien imponeren, doch is niet meer dan een zeepbel. Volgt men het verdere bied- proces goed, dan ziet men de Amerikanen wèl dwangbod na dwangbod geven, doch dat hun daarbij niet duidelijk een doel voor ogen stond, blijkt uit het bereikte eindcontract H. W. Filarski celona om het leven werden gebracht. De ze mensen hadden geen van allen vijan den, die hun naar het leven zouden kun nen staan. Zij bemoeiden zich niet met politiek en stonden bekend als rustige bur gers met veel belangstelling voor weten schap en litteratuur. Hoe de justitie ook zocht, een motief voor deze moorden scheen niet te vinden te zijn. Men besloot daarom maar alle figuren, die een ietwat duister verleden en een moeilijk karakter hadden, te verhoren. ONDER DEZE FIGUREN bevond zich óok de zonderlinge Don Vincente, die als weggelopen monnik natuurlijk niet zo'n beste reputatie had in de stad. In het win keltje van Vincente werd het door Pal- mart gedrukte werk aangetroffen dat door Patxot op de veiling was gekocht. Dat was voldoende om Vincente op te sluiten in de gevangenis. Aanvankelijk ontkende hij heftig, maar ten slotte beloofde hij al les te bekennen op voorwaarde dat zijn boekenverzameling niet zou worden ver kocht maar in haar geheel door de stede lijke overheid zou worden bewaard. Vin cente vertelde toen onder meer, dat op een dag een pastoor zijn winkel was bin nengekomen en een zeldzaam boekje had uitgezocht. ,.Ik deed alles, wat in mijn vermogen lag, om hem van de koop te doen afzien. Ik zei hem, dat het werk in slechte staat verkeerde, dat er een pagi na aan ontbrak, dat de band vies en be schadigd was. Maar hij wilde niet luis teren, betaalde de belachelijk hoge prijs, die ik vroeg, en vertrok. Toen werd ik bezeten door een onweerstaanbare lust om het boek terug te krijgen. Ik liep de pas toor achterna, haalde hem een paar stra ten verder in en zei: „Hier is uw geld, geef mij mijn boek terug." Dat wou hij niet. Ik bleef hem volgen en hei-haalde telkens mijn verzoek. Inmiddels hadden wij een afgelegen oord bereikt. Ik zag in, dat hij niet naar rede wilde luisteren. Er restte mij niets anders dan hem dood te steken." IN DE MEESTE ANDERE gevallen was Vincente op sluwere wijze te werk gegaan. Als iemand met alle geweld een boek van hem wilde kopen, dat hij niet wilde missen, scheurde hij er stiekum en kele bladzijden uit. Het duurde dan niet lang of de koper kwam terug om te kla gen over de beschadigingen, die hij aan vankelijk niet in het boek had opgemerkt. Vincente trachtte dan de koper zijn geld tei-ug te geven. Lukte dat niet, dan lokte hij de man naar een achterkamertje, waar hij hem met een dolksteek geruis loos om het leven bracht, 's Nachts nam hij dan het lijk op zijn schouders en de poneerde het ergens op straat. Patxot werd door Vincente in zijn bed gewurgd, waarna de laatste op zoek ge gaan was naar het boek dat hij zelf zo zeer begeerde. Toen hij het gevonden had, had hij het bed van Patxot in brand ge stoken. Het geld had hij niet aangeroerd, want, zo zei hij, hij was immers geen dief. TOEN HEM .TIJDENS zijn proces ge vraagd werd of hij geen berouw had van de twaalf moorden, die hij had gepleegd, antwoordde Vincente: „De mensen moeten sterven. De één iets eerder, de ander iets later. Maar boeken blijven eeuwig leven als men ze .goed bewaart. Ik kan het niet verdragen als zeldzame boeken in handen komen van mensen, die misschien niet goed voor ze zullen zorgen." Don Vincente werd veroordeeld tot de strop. Gedurende het hele proces was hij bijzonder kalm en zelfverzekerd gebleven en even bedaard besteeg hij het schavot. Zijn laatste woorden waren: „Zo de menselijke gerechtigheid al onbuigzaam mag zijn, er is nog een andere gerechtig heid, die ik niet behoef t.e vrezen". De boekenverzameling, waar Don Vin cente twaalf moorden voor pleegde, werd later toch in het openbaar verkocht en niemand weet of zijn boeken inderdaad in handen gekomen zijn van „mensen, die goed voor ze zorgen." XV. Kielich HERLOCK SOLMS SLIM. Deze detective heeft een geheim schrift uitgevonden. Begin bij het pijl tje en zo gauw als de lijn. die je volgt een driehoek vol maakt, schrijf je de letter op, die er in staat. 'uniS uba ijuipsunaqag :Sujsso|do OP EEN KEER zat hel beertje Bom- melelbom voor te lezen uit een groot verhaaltjesboek. In een kringetje om hem heen zaten de dieren van het bos; de eekhoorn, het haasje, het hert, de uil en de veldmuis. Ze luisterden juist naar een spannend verhaal toen daar ineens een duif kwam aanvliegen. Hij streek tussen de dieren neer en gaf aan beertje Bommelebom een brief, die hij in zijn snavel had meegedragen. „O, kijk eens, een brief, een echte brief!", schreeuwede de eekhoorn opgewonden, „vertel eens gauw, wat erin staat, beer tje Bommelebom!". Maar het beertje Bommelebom stond verbaasd naar de brief te kijken. Hij had nog nooit eerder een echte brief ontvangen en hij aarzelde om hem open te maken. „Hoe kom je aan die brief, duif?'" vroeg hij eindelijk. „Nou eh, die heb ik gevonden", antwoordde de duif, terwijl hij verlegen op en neer begon te wippen, „zie je, ik was post- duifje aan het spelen en die brief zag ik ergens op een vensterbank liggen." „Op wie zijn vensterbank?", wilde het beertje Bommelebom weten. Ja, op wie zijn vensterbank? dat wist die domme duif niet meer. „Gewoon, op een vensterbank", herhaalde hij, „en omdat jij mijn vriend bent, beertje Bommelebom. dacht ik, dat ik die brief maar aan jou moest brengen." DIT WAS WEL AARDIG bedacht van de duif, maar verstandig was het niet. Het hert schudde bedachtzaam zijn kop. „Ik vind. dat hij die brief weer terug moet bezorgen. Hij had hem helemaal niet mogen wegnemen, want die mensen zullen de brief missen". Ja, dat dach ten de andere dieren ook wel. „Lees jij ons het adres maar even voor, beertje Bommelebom, dan kan de duif de brief weer terugbrengen" riepen ze allemaal. „Je kan toch wel lezen, beertje Bommelebom? Je leest ons toch ook voor uit het verhaaltjes boek?" O, wat kreeg dat beertje Bommele bom nu een kleur! Hij sloeg zijn ogen neer. „In het verhaaltjesboek staan plaatjes" zei hij „maar hierop staan echte letters en die zijn veel moeilij ker om te lezen." DAT WAS NATUURLIJK waar. Daar hadden de dieren niet zo gauw aan ge dacht. De eekhoorn kon zijn nieuwsgie righeid haast niet bedwingen. „Toe, laat mij die brief eens zien", drong hij aan, „misschien kan ik hem wel lezen." Maar, ach, ook de eekhoorn had nooit letters geleerd en hoe hij ook op het papier tuurde, hij werd er geen sikke pitje wijzer van. „Geef maar hier", zei het haasje, „misschien kan ik je wel helpen". Gewichtig hield hij de brief voor zich uit en hij probeerde hardop de letters te spellen. „Wat een domoor ben jij", kraste de uil opeens, „jij houdt hem op zijn kop!" Verschrikt liet het haasje de brief vallen en hij kroop beschaamd achter de andere diei'en weg. Nu was de beurt aan de uil om het te proberen. Hij poetste zijn bril schoon en boog zich aandachtig over het papier. „Hmm, zei hij tenslotte, „het lijkt wel of deze letters schuin staan. Het spijt me voor jullie, maar ik ben gewend om alleen maar rechte letters te lezen." Nadat de uil dit gezegd had trok hij zich waardig terug om plaats te ma ken voor een ander dier. Maar als zelfs de uil, het knapste dier uit het bos, de brief niet lezen kon. hoe zou een ander dier het dan wel kunnen? vragen." ,En wij wilden jou iets vra gen, jongetje Matthijs", zei het beertje Bommelebom, „maar omdat jij onze allerbeste vriend bent mag. jij met vra gen beginnen." „Wel" zei het jongetje Matthijs „ik wilde alleen vragen of je misschien een brief gevonden hebt." De dieren keken elkaar eens aan. „Is het deze brief soms?" vroeg het beertje Bommelebom en hij hield de brief van de duif omhoog. „JA, DIE IS HET!" juichte het jon getje Matthijs „wat een geluk, dat ik hem weer terug heb, want er staat in op welke dag ik voor het eerst naar school mag, zie je." Hé, nu hoorden de dieren een woord, dat ze nog niet ken den. „Wat is dat, jongetje Matthijs?" vroeg het beertje Borrtmelebom „wat betekent dat, naar school gaan?" Als je groot bent, dan mag je naar school om te leren" legde het jongetje Mat thijs uit. Maar de dieren snapten er nóg niet veel van. „Wat leer je daar dan?" vroeg het beertje Bommelebom weer. Ja, hoe kon het jongetje Matthijs dat nu duidelijk maken aan die kleine, dom me dieren? Nadenkend vouwde hij de brief in zijn handen open en dicht. „Kijk eens" zei hij eindelijk „zie je deze brief? Nou, op school kan je leren om brieven te le zen." „Ooh". Met een zucht van be wondering keken de dieren naar het jongetje Matthijs. Nu konden ze best begrijpen, dat hij het fijn vond om naar school te gaan. Toen het jongetje Matthijs weer af scheid van hen had genomen bleven ze er nog lang over napraten. En over één ding waren ze het allemaal eens. Als ze nog eens een brief zouden ontvangen, dan zouden ze die door het jongetje Matthijs laten voorlezen; door het jon getje Matthijs, die nu voor het eerst naar school ging. Marjan van Beek „IK WEET WAT!", riep het beertje Bommelebom opeens, „we gaan met die brief naar het jongetje Matthijs. Misschien kan die het adres wel lezen!" Alle dieren vonden het een prachtig plan, want Matthijs was een jongetje, dat een heleboel wist. Ze gingen dus dadelijk op weg. Nadat ze een poosje gelopen hadden bleef het hert opeens staan. „Zeg, is dat niet het jongetje Matthijs, die daar aankomt?" En ja hoor, nu zagen de andere dieren het ook. Het jongetje Matthijs liep maar steeds naar de grond te kijken en daardoor kwam het, dat hij de dieren pas opmerkte toen hij vlak voor ze stond. „Dat is ook toevallig!" riep hij uit, „ik wilde juist naar je toegaan, beertje Bommelebom, om je iets te

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 20