discoucs
DOCUMENT VAN EEN
EPOCHE „40 JAAR
CONCERTGEBOUW
KAMERMUZIEK"
Voelt u zich eens thuis bij de
oude Grieken en Romeinen
ZATERDAG 11
JUNI 1960
Erbij
PAGINA VIER
Weinig Nederlandse
toeristen naar Griekenland
Hieronder worden besproken Philips A 00584
L met pianospel door Sviatoslav Richter,
D.G.G. LPEM 10201 met suites van Tsjai-
kofski door de Nationale Filharmonie t.e
Warschau en Decca BR 3014 met balletmuziek
van Rossini en Respighi door het Israëlisch
Filharmonisch Orkest.
De zangeres Ilona Durigo
SINDS 1920 ORGANISEERT het Con
certgebouw n.v. in eigen huis gedurende
het seizoen een serie kamermuziekconcer
ten. Ter gelegenheid van het veertigjarig
bestaan van deze concertreeks is bij de
drukkerij-uitgeverij Jacob van Campen te
Amsterdam een gedenkboek verschenen
„40 jaar Concertgebouw Kamermuziek".
Het bijzonder smaakvol uitgegeven boek
trekt in de eerste plaats de aandacht om
het vele foto-materiaal dat vooral de oude
re habitué's zal aanspreken en bij hen ve
le avonden in de herinnering zal terug
roepen die inmiddels het aureool van een
legendarische luister hebben verworven.
Zo vindt men nog eenmaal visueel bijeen
een hele galerij van eertijds befaamde
ensembles en solisten: het Concertgebouw
sextet (met Evert Cornelis) en kwartet-
ensembles waaronder het Boheems, het
Amsterdamsch. Pro Arte, Kolisch, het IIol-
landsch Strijkkwartet (Leydensdorff, De
Clerck, Röntgen jr. Canivez); voorts zijn
er portretten opgenomen van onder ande
re Ilona Durigo, Louis Zimmermann. Ma-
rix Loevensohn, Julia Culp, Berthe Seroen
Julius Röntgen, zonder nog de namen te
noemen van de kunstenaars die thans nog
geregeld meewerken aan de liederen- en
kamermuziekavonden in de kleine zaal en
wier beeltenissen men eveneens aantreft.
HET GROOTSTE GEDEELTE van het
boek is in beslag genomen door een vrij
wel volledig overzicht van alle sinds 1920
uitgevoerde programma's. De tekst zelf
wordt geopend met een „Ten Geleide" van
de Raad van Bestuur van het Concertge
bouw n.v. die een terugblik geeft naar de
tijd van ontstaan van de kamermuziekse
ries. Het woord „kamermuziek" wordt in
dit gedenkboek steeds met een hoofdletter
geschreven. Hierbij een voorbeeld van de
gebezigde stijl: „Wij hebben dit over
zicht, waarvan we de gerechtvaardigde
verwachting mogen uitspreken, dat het be
hulpzaam zal zijn de ontwikkeling op de
voet jaar na jaar te volgen, kunnen doen
voorafgaan door een inleidende beschou
wing van de hand van drie van de meest
vooraanstaande muziekbeoordelaars, die
gedurende vele jaren elk op zijn eigen
wijze, in de Nederlandse pers hun kriti
sche beschouwingen, met name ook over
het Amsterdamse Muziekleven en alles
Louis Zimmermann door F. Bobeldijk
wat daarmede verband houdt, hebben ge
geven ter voorlichting van het muziekmin-
nende publiek". De bedoelde drie zijn de
heren L. M. G. Arntzenius, Herman Rut-
ters en Bertus van Lier. Hun afzonderlijk
aandeel is niet vast te stellen al zal men
vermoedelijk aan laatstgenoemde wel de
tactisch gestelde critische opmerkingen
moeten toeschrijven waarmee deze be
schouwing besluit. Het is namelijk opval
lend en het komt uit de stijl van dit
gedenkboek, wellicht ongewild, sterk naar
voren dat de instelling Concertgebouw-
Kamermuziek zijn fundamenten heeft in
de levensstijl van een vooroorlogse bur
gerdom dat zijn conservatief-liberale op-
vattingen paarde aan een muziekliefde die
dikwijls meer half-religieus dan musisch
geaard was. Uit menige zin in dit boek
blijkt het bijna masochistisch gestreeld-
zijn van een vorige generatie door het
feit dat „de grote kunstenaars-persoonlijk
heden" de kleine zaal Concertgebouw en
zijn abonnees heiligden met hun spel en
zang.
IN HET DOOR BOVENGENOEMD drie
manschap geredigeerde hoofdstuk wordt
over de „glorieuze tijd" van de jaren 1920
Julia Culp in de twintiger jaren
tot 1925 gezegd: „Maar méér nog dan dat
alles is zij een souvenir, waaraan men
en speciaal uiteraard hij, die de glo
rieuze tijd heeft meegemaakt vol dank
baarheid terugdenkt: de allergrootsten van
de kunst die naar Amsterdam kwamen,
mede om te musiceren in de intimiteit
en voor het klein auditorium van de Con-
certgebouw-Kamermuziek.Voelt
men het, wat waren „wij", gewone Hol
landers toch vereerd (met de verrukking
van de gymnasiumleerling die na school
tijd met de leraar-zelf over Plato mag
praten) wanneer Ravel, Schönberg,
Strauss, Prokofjef zelf bij ons op bezoek
kwamen en hun werk lieten horen aan
een publiek dat vermoedelijk liever naar
Beethoven en Schubert luisterde.
Uit de toon en ten dele uit de
inhoud van dit gedenkboek blijkt dat alle
veranderingen in de levenssfeer, de oorlog
en het daarmee verbonden opkomen van
een nieuw waardebesef, binnen de Heili
ge Hallen aan de Van Baerlestraat ter
nauwernood zijn doorgedrongen. Het
klinkt dan ook enigszins merkwaardig
wanneer men uit deze hoek hoort bewe
ren, „dat door tal van omstandigheden
het jongere en jongste verleden een on
rustbarende vermindering van het aantal
persoonlijkheden ook (cursivering van mij.
S. B.) in de muziekwereld te zien gaven."
EEN DERGELIJKE UITSPRAAK wekt
de indruk dat aan het begrip persoon
lijkheid een onjuiste en verouderde waar
de wordt toegekend, mede om op deze
wijze namelijk gedekt door „de ver
mindering van het aantal persoonlijkhe
den" het gemis aan eigen initiatief te
kunnen maskeren. Met een dergelijke ge
nie-verheerlijking, in al of niet gesubli
meerde, al of niet levensgevaarlijke vorm
plaatst men zich buiten de tijd en komt
men terecht bij verstarringen die ertoe
leiden dat men in het seizoen 1959-1960 op
de veertien uitgevoerde programma's on
der de zevenenzestig werken er zegge en
schrijve vier tegenkomt van tijdgenoten,
te weten twee van de tachtigjarige com
ponisten Malipiero en Kodalv, één van
onze (zeer behoudend georiënteerde)
plaatsgenoot Hans Bijvanck en één van
Benjamin Britten, een liederencyclus door
Peter Pears ten gehore gebracht met de
componist aan de vleugel.
Matrix Loevensohn, geschilderd door
Bobeldijk
Het kan dan ook als een winstpunt van
deze jubileumuitgave gezien worden dat,
na de documentatie van wat in het verle-
den bereikt werd, de wens wordt uitge-
sproken „tot de opstelling van een welom-
lijnd, weldoordacht programma voor de
toekomst, zich mede richtend tot het pu-
bliek van de toekomst: de jeugd van nu".
Het is te hopen dat Plet Concertgebouw
N.V. en de huidige artistiek adviseur van
de Concertgebouw-Kamermuziek, Felix de
Nobel, de daartoe strekkende richtlijnen
willen volgen die de kamermuziek-concer-
ten weer tot een levend instituut kunnen
maken, levend niet alléén van een roem-
rijk verleden en van de aandacht waai'-
mee enkele honderden uit Amsterdam en
omgeving zes maal per seizoen nieuwe in-
terpretaties van oude meesters bijwonen.
Sas Buiige 1||
LAATST STOND IK voor een etalage
te kijken naar een driepotig tafeltje van
een zeer „verantwoorde vorm'. Het blad
had een slappe omtrek die nog het meest
aan een uitgelopen nier deed denken. De
drie tapse poten zaten er met drie blok
ken ergens willekeurig onder geplant.
Het geheel zag er glimmend, wankel, on
zinnig en verschrikkelijk duur uit, waar
toe het overigens discrete prijskaartje
niet weinig bijdroeg. De volgende dag
Driepotig Romeins uitneembaar tafeltje
stond ik voor een andere etalage en be
keek een driepotige tafel van brons,
strak, evenwichtig, solide, origineel van
versiering, en wonderlijk voornaam en
vooral logisch van allure. De eerste tafel
stamde uit I960, de tweede uit de vijfde
eeuw voor Christus.Degene die het
er voor over heeft om eens een bezoek te
brengen aan de tentoonstelling HUIS
EN HUISRAAD IN DE GRIEKSE EN
ROMEINSE OUDHEID in het Rijks
museum van Oudheden te Leiden krijgt
er de kans van zijn leven om kennis te
maken met een meubelkunst die de
meeste van ons onbekend is, met gereed
schap van werkelijk verantwoorde
vorm zonder enige kitsch, met ge
raffineerde sieraden en toiletbenodigd-
geraffineerde sieraden en toiletbenodigd
heden, met elegante vrouwtjes, met
kleding en vloerbedekking, met klassiek
kinderleven en met nog veel meer. On
danks de wat dorre titel van de tentoon
stelling zult u zich in de twee zaaltjes,
waar dit alles zeer overzichtelijk en aan
genaam werd opgesteld, een goed beeld
kunnen vormen van de meer menselijke
kant van deze grote antieke beschaving.
IN DIE HUIZEN woonden dus de Grie
ken en Romeinen. Ze sliepen er op vier
potige bedden met dekens en matrassen
en spreien. Ze hadden tafels en stoelen,
en kisten om de boel in te bergen. In de
keuken hing het kookgerei aan de muur
of het stond op planken. En daarbij houdt
dan de gelijkenis weer op. Want wij be
zitten niet van die prachtige sierlijke bed-
Romeinse in palla en stola
den met bronsbeslag en mooie ranke po
ten, die in klauwen eindigen. Wij hebben
geen elegant omgekruld bovenstuk waar de
matras tegenop wordt gelegd, zodat deze
een lekker steuntje vormt. Maar ja, onze
bedden komen uit een fabriek. Die van
Grieken en Romeinen waren handwerk.
En zoals wij door de nood der tijden tot
het divanbed gekomen zijn, zo hadden de
klassieken hun aanligbedden, die ze ner
gens anders voor gebruikten dan om be
zoek te ontvangen of behaaglijk liggend te
eten. Alleen dames lagen niet aan, die za
ten ordentelijk op een elegant stoeltje. Het
eten en wat,men meer nodig had stond
op tafels met drie poten, met een recht
hoekig blad bij de Grieken, met een vaak
afneembaar rond blad bij de Romeinen.
Hout en marmer, brons en zilver waren
de materialen waaruit die tafels werden
vervaardigd. Daarnaast hadden de Romei
nen nog vaststaande marmeren tafels
langs de wand.
IN DE KEUKEN werkte het personeel
geen dame kookte zelf met gereed
schap dat voor 'n groot deel reeds de vorm
van het onze had. U ziet, ook hier is er
geen nieuws onder de zon of het moest
de pressure-cooker, geboren uit gemak
zucht en gebrek aan kooklust zijn. De pan
nen en serviezen waren van brons of aar
dewerk, het bestek voor zo ver gebruikt
uit brons of zilver vervaardigd. Men
dronk uit bekers van brons en zilver, goud
en glas. Er waren drie maaltijden per dag,
vrij eenvoudige bij de Grieken, maar steeds
luxueuzer wordende bij de Romeinen. We
spreken immers niet voor niets over Lu-
cullus-gerechten. En uit de nog bestaande
Romeinse recepten kunnen we heel wat
iddeën nogal bewerkelijke, dat is wel
waaropdoen.
DAN IS ER DE ANTIEKE kleding en de
lichaamsverzorging. Vooral de Romeinse
dames hoefden daarbij in niets voor ons
onder te doen. Ze gebruikten cosmetica,
krulden hun haren, hadden mode, waren
dol op sieraden, alles net als wij. Ze keken
in hun spiegel en zulke prachtige spiegels
hebben wij niet meer; ze droegen juwe
len van goud en zilver en kleurige stenen,
ze droegen kleurige dunne of zwaardere
stoffen die versierd werden met prachtig
borduursel, haar sandaaltjes lijken als
twee droppels water op de onze. En wie
mocht denken dat onze modeverschijnse
len: de bikini en de „knipperbol" a la
Farah Diba, een eigentijds vei'schijnsel
zijn, die kan ik ook nog uit die waan
verlossen. Reeds de Griekse dame kapte
haar haren tot een soort meloen, en de
Romeinse droeg een bikini, die de Franse
nog slaat in kleinheid van afmetingen!
Deze boeiende expositie blijft tot 4 juli
geopend en zal daarna waarschijnlijk ver
lengd worden.
HET BEGINT AL MET de huizen waar
in men woonde. Er zijn namelijk twee
alleraardigste maquettes van een Griek
se en een Romeinse villa, beide verrukke
lijke huizen om te bewonen, met een leven-
naar-binnen dat een uiterste aan persoon
lijke vrijheid bood. De kamers liggen rond
een centrale hof met zuilengalerijen en
een vijver. Daar lag als voornaamste de
woonkamer met een mooie vloer
meestal van mozaïek en beschilderde
wanden zoals we die hebben leren kennen
uit opgegraven ruïnes en uit Pompeji.
SVIATOSLAV RICHTER. Aanvanke
lijk zijn het na de oorlog vooral de Rus-
siche violisten geweest die in het Wes
ten een hoge indruk hebben gegeven
van het peil waarop in hun land de
reproducerende toonkunst staat: Leo
nid Kogan en de beide Oistrachs, va
der en zoon. De verspreiding door mid
del van de grammofoonplaat heeft ons
inmiddels ook doen kennismaken met
een voortreffelijk cellist (Rostropo-
vitsch) en met enkele fenomenale pi
anisten, onder wie Emil Gilels en Svia
toslav Richter. Laatstgenoemde een
der beste vrienden van de onlangs over
leden Boris Pasternak is in geheel
Oost-Europa een ongelooflijk gevierde
solist, betreffende wiens reputatie men
sterke staaltjes vermeld vindt op de
hoes van een door Philips uitgebrachte
opname (A 00584 L). Deze opname is
namelijk overgenomen van de bandop
name die voor een radiouitzending be
stemd was en die gemaakt werd tij
dens een piano-avond in Sofia. Binnen
een week gaf hij drie recitals in de
Bulgaarse hoofdstad, in een zaal voor
1500 mensen die telkens geheel uitver
kocht was; bovendien stonden er nog
150 tot 200 mensen langs de wanden,
hetgeen de brandweer daar blijkbaar
toelaat. Een vertegenwoordiger van de
platenmaatschappij die de uitvoeringen
bijwoonde, meldt dan verder: „Onge
hoorde tafrelen speelden zich na ieder
optreden van Richter af. Duizenden
personen zochten hem op in de solisten
kamer, om hem de hand te drukken,
hem te feliciteren, hem om zijn hand
tekening te verzoeken. Op 2 maart was
het nog erger: toen zag ik jonge meis
jes over de ballustrade van het podi
um klimmen om de handen van de
kunstenaar te kussen en de toehoorders
scholden geruime tijd op een employé
van de Filharmonie die ongelukkiger
wijze de vleugel kwam sluiten nadat
de pianist gedurende veertig minuten
toegiften had gespeeld!" Dergelijke be
schrijvingen doen denken aan de triom
fale verering die een figuur als Frans
Liszt in de vorige eeuw ten deel viel.
Men wordt dan wel nieuwsgierig naar
de capaciteiten van het slachtoffer en
daartoe biedt deze plaat dan gelegenheid
met een selectie uit de door Richter
in het voorjaar van 1958 in Sofia ge
speelde werken. Omdat het een „live"
opname is, hoort men de geluiden van
de zaal erbij, hetgeen nogal opvallend
is omdat er in die tijd juist een griep
epidemie heerste. Overigens klinkt hoes
ten en niezen ten oosten van het ijze
ren gordijn ongeveer net zoals bij ons.
En verder heeft men daar blijkbaar
de, hier als enigszins onder-ontwikkeld
beschouwde gewoonte om na ieder af
zonderlijk stuk van drie minuten te
applaudisseren.
DE KEUZE IS na de grootste moei
te tot stand gekomen want Richter
heeft een sterke zelfcritiek ten opzichte
van zijn eigen prestaties. In dit opzicht
is het resultaat misschien wat eenzij
dig uitgevallen, de nadruk kwam im
mers meer te liggen op de reproduk-
tieve prestaties dan op het samenstel
len van een afwisselend programma
dat op één L.P. toch een gaaf geheel
zou vormen. Eén plaatzijde in nu ge
heel in beslag genomen door werken
van Liszt, te weten de „Valse oubli-
ées" in Fis en in As en twee stukken
uit de „Etudes d'exécution transcen-
dante", namelijk „Feux follets" en
„Harmonies du soir". Op de andere
kant drie stukken van Schubert (Mo
ment Musical in C en Impromptu's in
Es en in As) en de Etude in E op.
10 no. 3 van Chopin. Het is vooral
als vertolker van Liszt dat men Svia
toslav Richter als een pianist van for
maat leert kennen. De cascades van
dubbelgrepen in „Feux Follets" (glim
wormpjes) heeft men nog nooit met
een zo, bijna zou men zeggen: lichtzin
nige bravoure horen neerkomen en toch
gaat geen noot verloren, alles klinkt
met een overtuiging en vanzelfsprekend
heid waarbij de pianist nog tijd vindt
voor de nuances en accenten die deze
notenvloed gestalte moeten geven. Bij
Richter kan men trouwens altijd van
een „gezonde" muzikaliteit spreken,
een enigzins vreemde woordcombinatie
omdat muzikaliteit altijd een potenti
eel evenwicht veronderstelt dat men
gezond kan noemen. Ik bedoel dat hij
Liszt reinigt van de smetten van de
salonleeuw en naar de kern van zijn
muzikale bewogenheid tast. De twee
walsjes hebben bijvoorbeeld niets van
dat geaffecteerde dat Liszt tot een on
uitstaanbare exhibitionist kan maken,
en toch is er anderzijds niets droogs
of vervelends aan de voordracht te be
speuren. In Richters vertolking van
Schubert mis ik echter, ondanks het
vele dat men er qua pianospel aan
kan waarderen, het voorzichtige, het
behaagzieke dat, zonder weekheid, de
gesublimeerde kern van diens schep
pen aangeeft. Maar in ieder geval is
Sviatoslav Richter er een bewijs van
dat de kunst van het piano-spelen een
nieuwe en vruchtbare renaissance be
leeft. (Philips A 00584 L).
TSJAIKOFSKI Suites uit „Zwanen-
meer" en „Doornroosje". De verschil
lende grote merken van de platenin
dustrie pikken hun graantje mee van
de belangstelling die het ballet de af
gelopen jaren in toenemende mate on
dervindt. Niet alle balletmuziek is van
een zodanige betekenis dat de eigen
waarde ervan behouden blijft wanneer
men ze zelfstandig maakt van de scène.
Men zou eerder kunnen beweren dat
juist die partituren die de grootste mu
zikale rijkdommen bevatten zelden een
geheel bevredigend opvoering op het
toneel beleven maar de aandacht in
de concertzaal des te meer geboeid hou
den. Tsjaikofski heeft een bijzonder ta
lent bezeten voor het schrijven van mu
ziek die 't romantisch ballet van node
had en het is wonderlijk hoe de lyriek,
de walsritmen en de karakterstukken
van zijn balletten een geheel andere
geest ademen dan soortgelijke momen
ten in zijn symfonisch oeuvre. De com
ponist heeft voor de gedistancieerde
(ook wel „abstract") genaamde beko
ring die het sprookjesballet kenmerkt
een uitgesproken gevoel gehad. In hoe
verre men hieraan genoeg heeft zon
der de visuele verbeelding is een open
vraag. De twee suites die op deze
plaat bijeengebracht zijn, zullen voor
de liefhebbers wel vooral de beteke
nis hebben van eèn foto-album of een
filmpje voor de vakantie-toerist. Men
doet de tijdelijke verukkingen nog eens
herleven aan de hand van overblijfsels
met evocatieve kracht. Hiertoe draagt
dan bij de zeer goede uitvoering van
het orkest van de Nationale Filharmo
nie te Warschau, onder directie van
Witold Rowicki (D.G.G. LPEM 19201).
ROSSINI-RESPIGHI - La boutique
fantastique. Deze plaat (25 cm. L.P.)
verscheen in de reeds eerder genoem
de reeks „Favourite Ballet Music" van
Decca. Hiervoor geldt hetzelfde wat
ik hierboven schreef naar aanleiding
van Tsjaikofski's balletmuzieken, al
leen heeft Respighi's adaptatie van
een achttal korte werkjes van Rossini
aanmerkelijk minder eigens dan de
partituren van de grote Rus. Israel
Philharmonic Orchestra, onder leiding
van Georg Solti (Decca BR 3014).
Sas Buiige
Alle kamers die wij bezitten hadden zij
ook, tot en met badkamer en toiletje. Je
zou waarlijk zin krijgen om ook zo'n huis
te laten bouwen in plaats van die eeuwige
bungalowtjes. In Duitsland is men daar
trouwens al mee begonnen! En voor wie het
niet mocht weten, de Romeinen hadden
ook hun flatgebouwen, neergezet in tijden
van grote woningnood, compleet met te
kleine balconnetjes, drie- tot zeskamer
flats, eindeloze trappenhuizen en gangen,
waarschijnlijk even onvrij als de onze
Bob Tadema Sporrtj
Hoofdeinde van Romeins aanligbed met
bronsbeslag van muilezel- en sater
afbeeldingen
De Griekse regering, die in .1959 is be
gonnen met een vijfjarenplan voor de ont
wikkeling van het toerisme, vraagt zich
af, wat zij kan doen om de trek van Ne
derlandse vakantiegangers naar het land
van de Akropolis, de Oympus, en het
Orakel van Delphi te stimuleren. Dit zei
de president van de Griekse vereniging
voor Vreemdelingenverkeer, de heer Sle-
phane Pesmazoglu, in Athene op een pers
conferentie tot een groep Nederlandse
journalisten, die samen met de Griekse
consul in Amsterdam, dr. P. F. Ktihler en
de burgemeester van Hilversum, de heer
J. J. G. Boot, ter gelegenheid van de
opening van de nieuwe luchtlijn Athene-
Amsterdam door de Olympic Airways
naar de Griekse hoofdstad waren gebracht.
Totaal heeft Griekenland vorig jaar be
zoek van 341.000 toeristen ontvangen. Van
hen waren er 2557 uit Nederland afkom
stig. Het percentage Nederlanders is dus
slechts 0,7. Weliswaar is de reis als ge
volg van de naar verhouding vrij grote af
stand (bijna 2200 km.) wat duurder dan
die naar de dichterbij gelegen landen,
maar dit geldt evenzeer voor Engeland.
Het aantal Britten dat naar Griekenland
gaat is echter percentsgewijs veel hoger.
Verreweg het grootste deel van de bezoe
kers is afkomstig uit de Verenigde Staten.
Voor Nederlanders kost een retourreis
per vliegtuig 947.-. Daarbij komen nog
de hotel- en verdere kosten.
De burgemeester van Hilversum was
voor de openingsvlucht van de nieuwe
luchtlijn uitgenodigd omdat hij in maart
een groot aandeel heeft gehad in de te
Hilversum gehouden Griekse tentoonstel
ling „Hellas in Hilversum". Tien leden
van een Hilversumse padvindersgroep zul
len in juli een reis naar Griekenland ma
ken. Intussen is door de nieuwe luchtlijn
van de Olympic Airways de verbinding
met Athene nog beter geworden. De KLM
vliegt wekelijks vijf maal op Athene, de
„Olympic Airways", eigendom van de
Griekse multi-miljonair Onassis, voeren
de vlucht 3 maal per week uit, zodat men
dagelijks naar Athene kan vliegen zonder
ergens te moeten overstappen.
Julius Röntgen