Verrukkelijk optreden in Bloemendaal van Pilar Lopez en haar ensemble Muziekweek Spaarndam geopend De Beierse Staatsopera met „Capriccio" van Strauss Amerikaans kwartet-ensemble met Berg's Lyrische Suite Uitvoering door leer lingen van To Venema Elisabeth Schwarzkopf met Nederlands Kamerorkest in Scheveningen AGENDA Haarlem 4 Sir Thomas Beecham in ziekenhuis te Londen Gerard den Brabander gehuldigd elsen-IJ mui den Beverwijk MAANDAG 4 JULI 1960 EEN OPERA, handelend over de problemen van de „opera"; het is weliswaar niet de eerste, zelfs niet de eerste van Richard Strauss, die als zodanig reeds de Ariadne auf Naxos" op zijn actief had. toen hij zich in 1941 tot taak stelde zijn carrière als componist voor het theater te besluiten met deze „Capriccio". Stefan Zweig had hem een achttiende-e'euws tekstboek in de hand gespeeld, waarvan de titel luidde „Prima le parole dopo la musica" („eerst de woorden daarna de muziek"). Lang heeft hij met het idee rondgelopen om deze eeuwenoude kwestie als hoofdgedachte in een opera te pas te brengen, tot hij de dirigent Clemens Krauss bereid vond op het onder werp een libretto te bouwen, dat dan tevens tal van opera problemen zou behandelen. Uiteraard werkte Strauss inspi rerend mee aan de totstandkoming van het tekstboek. Het zou dus worden een conversatiestuk vol dispuut. Het werd gefixeerd in een Frans rococomilieu, in de tijd dat Gluck met zijn hervormingen de kwestie „woord en toon" op zijn manier besliste. Sen dichter en 'n com ponist, beiden dingend naar de amoureuze gunsten van een jonge kunstlievende gravin, vertegenwoordigen de twee twistpunten: „woord" en „toon". Maar zij kan niet kiezen, want neemt zij de ene, dan verliest zij de andere. Dus blijft het probleem onop gelost. Intussen wor den in tal van snedige opmerkingen allerlei vraagstuken betref fende het operabedrijf onder de loep ge nomen. De oppervlak kige kenner, de ge vierde actrice, de wijsneuzige buiten staanders, de Italiaan se routiniers, het bal let. de souffleur en de zelfbewuste theater directeur die het alle maal precies weet, ze komen allemaal be hoorlijk aan hun trek ken, maar hun dis puten en prestaties brengen tenslotte meer vertroebeling dan klaarheid in de zaak. De critici zijn buiten het debat ge houden; dat hebben de auteurs waar schijnlijk niet aan gedurfd! De lectuur van dit libretto is buiten kijf een verkwikkende bezigheid; men kan er zowaar de muziek van Strauss bij missen, zodat men het „primo le parole" zou gaan geloven. Maar als .„musica" er tijdens de opvoering bij betrokken wordt, zit men te wachten tot deze de voorrang zal krijgen, wat dan ook van tijd tot tijd gebeurt in een goed getroffen versmelting van beide elementen. Dit wachten is dan meteen raden wat er nu precies aan de orde is, want het betoog is moeilijk te volgen, zodat men het ..prima le parole" graag wil afzweren en Mozart bijvallen, die beweerde dat de tekst de ge hoorzame dochter van de muziek dient te zijn. En hiermee zitten wij dan mede in het proces vernikkeld waar het om gaat. Maar zo blijft men in deze parodistische tendens-opera hinken op twee gedachten, waarmee Strauss op handig-virtuoze wijze jongleert, om de vraag toch maar de vraag te laten. Dit tot op zekere hoogte, want al toont hij zich dan niet de geniale samen- vatter, die, als een Mozart, alle elementen tot muziek transformeert, die in zich woord en toon verenigt, hij grijpt toch dankbaar de kansen aan om zich als musicus te mani festeren; maar dan schrijft hij bij voorkeur scènemuziek die nagenoeg geen tekst heeft, zoals bijvoorbeeld de zeer geslaagde slot scène. Of hij laat de verliefde concurrenten naar de eis der geijkte opeargebruiken hun hartstochtelijke declaraties doen, of hij ver enigt ze met de aangebedene in een trio dat het gewraakte Italianisme te na komt. Of wel hij haalt er heel geestig een thema uit Glucks „Iphigénie en Aulide" bij te pas, om de situatie te lokaliseren, of hij zet in een ongemeen zware bas-aria van de thea terdirecteur alle sluizen van de Wagner- stijl open, om als een opgeblazen Wodan zijn anathema's naar de hoofden der kriti- kasters van het operabedrijf te slingeren. En verder amuseert hij zich om met een De 80-jarige Engelse dirigent sir Tho mas Beecham is opgenomen in een Lon- dens ziekenhuis. Hij werd zaterdagavond per vliegtuig uit Genève naar Londen over gebracht en een vertegenwoordiger van het Royal Philharmonic Orchestra ver klaarde dat hij ernstig ziek is. Dit werd echter zondagavond als schromelijk over dreven ontkend. Beecham heeft weer last van de virus infectie, welke hij in Amerika heeft opge lopen. Hij moet zoveel mogelijk rust hou den, vooral omdat hij in de herfst weel een zwaar programma voor de boeg heeft. Ondanks zijn hoge leeftijd lijkt de vitale excentrieke Beecham onvermoeibaar. Hij maakt vaak de indruk van een oude zieke man, maar zodra hij voor het orkest staat beschikt hij weer over zijn onuitputtelijk lijkende energie. In „Eylders" het kunstenaarscentrum aan het Leidseplein, is zondag op zijn zes tigste verjaardag de Amsterdamse dichter Gerard den Brabander, nog duidelijker dan hij dat daar wel meer is, het middel punt geweest van verscheidene vrienden en bekenden. Dezen waren gekomen om de hand te drukken van en te klinken met de man die zich in 1924 aan de poëzie ging wijden, die van „Vaart" (1932) tot „Gespleten Vuur" (vorig jaar) meer dan dertig verzenbundels en vertalingen van Shakespeare, Calderon, Ibsen, Tolstoi het licht heeft doen zien. Zaterdag is Den Brabander in meer in tieme litteraire kring ten huize van de dichteres Djoeke Eringa gehuldigd. Na mens een initiatiefcomité, waarvan onder andere Bertus Aafjes, Ed Hoornik, Ab Vis ser deel uitmaakten en tevens namens zeer vele vrienden en bewonderaars heeft A. Roland Holst de jubilaris een jubileum geschenk (onder couvert) overhandigd. Tal van felicitaties in velerlei vorm hadden Den Brabander toen al bereikt. Lisa della Casa en Richard Holm als respectievelijk de gravin en Flamand in „Capriccio" van Strauss. solistisch bezet kamerorkest binding fot stand te brengen tussen de opgeroepen con trasten. „Misschien is „Capriccio" een lekkernij voor culturele fijnproevers" heeft Strauss zelf gezegd. Ilij wist dus dat het geen opera was voor coulant gebruik, wat altijd het geval zal blijven bij werken die veel willen betogen en waarin de adem van de lyriek niet ongeremd doorstroomt. Met dat al blijft het een interessant geval, alleen reeds om de problemen, die de tekstdichter Clemens Krauss er werkelijk geestig in aan de orde stelde. De representatie door de Beierse Staats opera mocht geraffineerd heten. Met Karl Böhm als muzikaal leider, die zijn instru menteel apparaat steeds binnen de perken van de intimiteit wist te houden en met een uiterst verzorgde regie van Rudolf Hart- mann in een stijlvol toneelbeeld van Ro- chus Gliese, wist men zich op het veilige terrein der meesterschap. Het optreden van Lisa della Casa, in de rol van de gravin, bracht niet alleen de confrontatie met een prima beschaafde zangeres, maar tevens van een eersterangs actrice. Naast haar kan met gelijke lof ge noemd worden de bast Karl Kohn, wiens vertolking van La Roche, de theaterdirec teur, om de rake uitbeelding en om de vo cale prestatie, een der hoogtepunten van de opvoering was. De bariton Horst Günter, als de graaf, de tenor Richard Holm als Flamand, de componist, de bariton Her mann Prey als de dichter, Christel Golz als de toneelspeelster. Paul Kuen. Georg Wie- ter, Erika Köth, Lorenz Fehenbergcr, als mede de neven partij en, die der dansers in cluis. zij schonken allen de bevrediging die van hun team verwacht werd. Jos. de Klerk De Haarlemse dans- en balletstudio van To Venema, heeft dit jaar de gebruikelij ke leerlingenuitvoeringen gesplitst. Zo zijn zaterdagmiddag in het. Minerva theater al leen de kinder- en meisjesklassen opge treden, icelke matinee op maandag 12 sep tember in de Haarlemse Stadsschouwburg zal worden gevolgd door een balletvoor stelling. geheel te verzorgen door de ge vorderde leerlingen. Deze splitsing bleek een gelukkig besluit dat ook door andere balletscholen verdient te worden nagevolgd. Want op een derge lijke wijze behoeven de jongste leerlingen het niet op te nemen tegen haar oudere studiegenoten, die uiteraard in de gele genheid zijn geweest meer routine en ken nis op te doen en daarvan in haar dans- prestaties blijk kunnen geven. De verrichtingen waren over het alge meen van een prima gehalte, vooral wan neer in aanmerking wordt genomen, dat de jeugdige leeftijd zoveel noodzakelijke beperkingen oplegt. Zo werd het program ma voor de pauze op een eenvoudige wij ze ingezet met diverse kleine dansjes en balletten, kennelijk bedoeld als demonstra tie, van hetgeen op dit gebied nog met de allerkleinsten kan worden bereikt. Amu sante onderdelen hiervan, zoals een me nuet, de dans van de tien kleine eendjes en het ballet „De vier jaargetijden" vorm den het bewijs, dat To Venema hierbij tot verrassende resultaten komt. Na de pauze bewoog het programma zich in stijgende lijn. Met genoegen heb ben wij de reprise gadegeslagen van het ballet „D estrijd tussen Goed en Kwaad", dat op muziek van Charles Gounod en naar een idee van de heer A. J. Hekkel- man, onder leiding van mevrouw To Ve nema al eens eerder was uitgevoerd door de dansklasse van de Th. M. Ketelaar- school, ter gelegenheid van een school feest. Dit ballet werd gevolgd door een geestige parodie op het sprookje van Klein Duimpje, welke evenals „Een ontvoering naar de maan," werd gekarakteriseerd door een frisse choreografie en uitstekend verzorgde kostuums. Dit gold ook voor het hoofdnummer, het slotballet „De Wilde Zwanen". Dit. naar een verhaal van Hans Christiaan Andersen bewerkte sprookje telde diverse sprankelende tafereeltjes, zoals de dans der zwanen en later het turbulente bewegen van heksen en gasten, die in totaal een verkwikkend schouwspel hebben opgeleverd. TWEE WIEBELENDE LESSENAARS, bewogen door mysterieuze en ongetwijfeld boosaardige machten, dreven zaterdag avond in de Kurzaal te Scheveningen de spot met elk decorum, dat passend is voor het Holland Festival. Ztf droegen de mu ziek van de twee solo-vioolpartijen van het Concerto grosso in a van Antonio Vivaldi, dat als eerste werk zou worden uitgevoerd op het concert, dat het Nederlands Kamer orkest op deze avond zou verzorgen. Het ongewenstee optreden van de twee ijzeren muziek-dragers bleef niet zonder invloed op het spel van de solisten Thomas Magyar en Piet: Nijland. Vooral Thomas Magyar, die telkens weer bij een oaar maten rust voor het lastige ding een sta bieler plaats trachtte te vinden, had aan vankelijk moeite zijn concentratie op het spel te bewaren. Bij het verdere verloop van de uitvoering trad er herstel in en werd een vrij verdienstelijk resultaat ver kregen, dat evenwel niet op een niveau kwam, dat van een concert, in het Holland Festival verwacht mag worden. Bij de vertolking van de „Tre antiche danze ed arie per liuto" van Ottorino Respighi, zeer ge slaagde bewerkingen van oude schone mu ziek, werd een posi tiever musiceergeest vaardig over het dooi de dirigent Carlo Maria Giulini geleide Nederlandse Kamer orkest. De inzet van „Italiana" bij voor beeld was inderdaad treffend door de ver rukkelijk lichte strijkersklank, die Giulini wist te bewerken. Voor de „Aria di Corte" onderscheidde zich vooral de altisten en in de Passacaglia werd met een zorgvuldig afgewogen dynamiek een gunstig resultaat, verkregen, behoudens daar, waar al te grote subtiliteit haar doel voorbij schoot en de nuancering niet meer een muzikaal uit voeringselement bleef, maar een effect werd, een soort demonstratie van „zacht" spelen. Een prettige, maar zeker geen onver getelijke ervaring werd de vertolking van de beroemde Symfonie met de paukeslag van Joseph Haydn, welk blijmoedige en door vormevenwicht uitmuntende werk aan het slot van de avond tot uitvoering kwam. Afgezien van enkele oneffenheden, werd Havdns muziek verdienstelijk en vlot gespeeld, mede dank zij de op eenvoud van uitdrukking, verfijnde klankschakeringen en lichte, standvastige ritmiek gerichte directie van Carlo Giulini. De hoogtepun ten van dit concert, kwamen echter met het optreden van de sopraan Elisabeth Schwarszkopf. Wie de naam van deze zan geres in gedachte neemt, denkt ook aan de vocale kunst van Mozart Inderdaad zijn de gecombineerde namen van Elisabeth Schwarzkopf en van de Salzburgse meester tot een begripseenheid geworden, hetgeen zaterdagavond opnieuw overtuigend werd bevestigd. Elisabeth Schwarzkopf is groot als liederen-zangeres. Maar groter nog is zij als de uitbeeldster van muzikale drama tiek, inzonderheid die van Mozart. Recita tief en Rondo „Ch'io mi scordi di te?", waarmede de zangeres voor de pauze op trad, is wel geen opera-fragment, de allure ervan bezit deze compositie, die geschreven werd voor sopraan, obligaat-piano en or kest, wel degelijk. En voor deze tekst en deze muziek wilde Elisabeth Schwarzkopf alle voordrachtselementen inschakelen: be wogen stemklank, gebaar en mimiek. Be grijpelijk was daarom haar wanhopig in eenslaan der handen, toen vóór haar ver tolking de hoofdverlichting van de zaal uitgeschakeld werd en de expressie van haar gelaastrekken in de duisternis van schaduw verborgen moest blijven. Dat mimiek inherent is aan haar voor dracht werden de zeer talrijke toehoorders gewaar toen bij haar vertolking van twee aria's uit Mozarts opera ,.Cosi fan tutte" de belichting niet uitviel. Met voortreffelijk acteertalent „speelde" de zangeres met overtuiging de rollen van Fiordiligi en van Dorabella en bij haar typering werd haar emotionele, glansrijke stem van bijzondere betekenis. Op deze avond toonde Elisabeth Schwarzkopf zich wederom als de grote, met Mozarts kunst zo innig verbonden kunstenares. Het orkest was bij de door Carlo Giulini geleide begeleidingen van de zangeres op zijn best. Mozarts muziek klonk bijzonder spiritueel, tintelend en gaaf. Vermelding verdient de muzikale en vaardige vertol king van de obligate piano-partij van het Recitatief en Rondo door de pianiste Maria Curcio, die met de dirigent en het orkest door Elisabeth Schwarzkopf in de ovationele bijvalsbetuigingen betrokken werd. V. Zwaanswijk BLOEMENDAALS OPENLUCHTTHEATER biedt voor manifestaties van uitheemse, direct met de aarde of met dc menselijke natuur verbonden danskunst een welhaast ideale entourage. Het gebeurt echter helaas maar zelden, althans te weinig, dat de klimatologische omstandigheden toelaten dit te beseffen. Met de avonden in het Holland Festival treft men het ditkeer al heel ongelukkig: de vertoning van „Panchatantra" door het ensemble uit Bombay moest worden uitgesteld, het zondag plaats gehad hebbende optreden van het Spaanse Ballet van Pilar Lopez lokte veel minder liefhebbers dan men mocht verwachten. Men kan dc afwezigen niet helemaal ongelijk geven, want het ongunstige weer had ook invloed op het programma, al ware het slechts doordat vele onderdelen daarvan aanmerkelijk werden ingekort. De bevolking van de tribunes heeft zich niettemin kunnen warmen aan het vuur der bewondering en wilde aan het slot de uitvoerenden pas na ettelijke toegiften naar dc beschutting van hun kleedkamers laten gaan. Nog geen jaar geleden heb ik naar aan leiding van een reeks voorstellingen in het Theater Carré te Amsterdam, waar de groep ook in het volgende weekeinde en nog 'enkele dagen daarna te zien zal zijn, in twee artikelen uitvoerig toegelicht waarom men Pilar Lopez als de voor naamste uitdraagster van authentieke en vernieuwde vormen van de Iberische dans cultuur moet beschouwen. Die reputatie doel zij onverminderd gestand tijdens dit tweede bezoek aan ons land met een ge zelschap van onderling vrijwel gelijkwaar dige artiesten, waarin zij dus minder uit blinkers naast zich heeft. Een virtuoos in de syncopische variatiekunst van het za- pateado als Eduardo Serrano of een meester in sierlijk gebatteerde sprongen als Alberto Portillo vindt men er nu niet bij. Toch komt men aan veelzijdige vaar digheid niets te kort, waar het gaat om beheerste verdediging van zuivere stijl principes in geraffineerde evoluties. Toon- De Westkolk in Spaarndam is voor de tweede keer een week lang elke avond centrum van zang en muziek. Zaterdagavond werd het festijn, dat georganiseerd wordt door de Federatie van Haarlemse Zang- en Oratoriumverenigingen en de Haarlemse Bond van Muziekverenigingen, geopend door de voorzitter van de Federatie, de heer R. H. Smink. Deze zei dat de muziekweek dit jaar vervroegd is, omdat vorig jaar, in september, het te koude weer de muziekweek beïnvloedde. „Maar het is de vraag of die vervroeging geslaagd is", merkte hij daarbij op, want aanvankelijk was het zater dagavond winderig kil. Het weer verbeterde bij het vorderen van de avond snel, zodat om kwart over tien, toen het concert was afgelopen, alle aanwezigen toch op een ook wat het weer betreft geslaagde openingsavond konden terugzien. Het was in ieder geval precies zo als Jos. de Klerk, een der grote voorvechters van deze muziekweek, in het programma schrijft: „Zo is de Kolk het refugium ge bleken, het schilderachtige en akoestisch ideale „buitentje" van zang- en blaaslus- tigen en van talloze lieden met luister- grage oren, die het geraas en getoeter over de asfaltwegen der steeds drukker en ru moeriger wordende stad ontvluchten, om te Spaarndam avonden van rust en ver ademing te vinden in ongecompliceerde muzikale schoonheid, onder de wyde hemelkoepel en tussen de pittoreske huizen, die deze geïmproviseerde concertruimte omwallen". „Als het zakelijk toerisme er achter komt schrijft hij is de pret er af". Met beduchtheid en een grote voor zichtigheid om geen slapende honden wak ker te maken moeten we toch bekennen dat het zaterdag weer een heerlijke avond was. Het concert werd geopend door het Klein Dameskoor „Haerlem" onder leiding van mej. W. van Eldik. Het koor zong vier reli gieuze liederen: „Sterrennacht" van Otto de Nobel, „Adeste" van Willem Hespe, „Als de ziele luistert" van J. Ph. Wiertz en „Sanc- tus" van H. Altink. Vooral in het tweede lied kon men de evenwichtige, fraai in gehouden klank van het koor beluisteren. Wie zou zeggen dat de krontjongliederen, die vóór en na dit optreden uit de luid sprekers deinden, weinig met dit stemmige koorprogramma te maken hadden, begrijpt even weinig van de muziekweek, als wie zou menen dat een kerstlied niet op deze avonden past. Toch kan een weinig aan passing gewenst zijn, al was het slechts voor diegenen, die de zin van dit muziek- gebeuren nog niet vermeesterd hebben. Het was dan ook goed dat, na het door Haar lems Gemengd Koor, onder leiding van Jan Booda en met de om haar kwaliteit be kende begeleiding door de pianiste Emmy van Eden, uitstekend gezongen begin- en slotkoor uit de cantate „Wachet auf" van Bach, een nieuwe suizeling van een kront jonglied spoedig in de luidsprekers bleef steken. Daarna wachtte een zeer uitgedund publiek want de beide koren, die elkaar op de gemoedelijk fruitkisten-met-planken hadden beluisterd, waren inmiddels ver trokken op de nog door het dorp mar cherende harmonie en drumband „Kunst kring Apollo", die drie kwartier later op de Westkolk arriveerde, waar de tijd stil staat. De harmonie bracht de aanwezigen on middellijk op temperatuur met de pittig gespeelde Mars DiJbeek. De jazz-ouverture „Chicago" van Ruelle kan nog wat studie verdragen, vooral in het blues-gedeelte. Met „Ballet Egyptien" van A. Luigini en „Dichter und Bauer" van Von Suppé werd sfeerrijk besloten. Rest ons te vermelden dat de kunst schilder Leen Spierenburg, die de hele avond tot na het concert met zijn ge zin onverstoorbaar in de Westkolk stond te vissen, niets heeft gevangen. Maar de muziekweek duurt nog tot en met 9 juli. aangevend daarbij is nog steeds Pilar Lopez zelve, de in 1903 geboren zuster en erfgename van de in 1945 gestorven Ar- gentinita, die voorbeeldig als geen ander de Spaanse dansen met verantwoorde middelen „overzette" naar de eisen van het moderne theater. Een groot deel van het programma voor de pauze is zoals gewoonlijk aan regionale volksdansen-op-hün-zondags gewijd, waar bij ook de Baskische specialiteiten inne mend tot gelding komen. Een uitroepteken van hartelijke hulde heb ik achter de „Baile a lo bajo" uit Castilic van Nana Lorca en Antonio Gades geplaatst. Dit tweetal heeft zich ook in de andere genres door allure en technische finesse onder scheiden. Een Aragonese jota met snelle combinaties van levendige passen vormde een zwierig besluit van deze afdeling. Het meest echter heb ik genoten van de mag nifieke toonbeelden van de Spaanse schooldans, in beginsel voortgekomen uit de hoofse feesten van de zeventiende en achttiende eeuw. Het is eigenlijk vreemd te bedenken, dat La Argcntinita op het toneel nooit haar eigen naam Encarnación Lopez heeft gedragen, want zij moet inderdaad de in carnatie, de verpersoonlijking, of beter nog de belichaming, zijn geweest van aris tocratisch tot berekende houding gesubli meerde hartstocht. In de klassieke bole ro's van Pilar Lopez doen de sierlijke ma nieren van doen zich wellicht niet minder zuiver voor als symbolen in doorzichtig ge speelde geheimtaal met ritmische varian ten van bewogenheid in de biologische or de. Van geen ander heb ik deze trotse gra tie zo magnifiek gerealiseerd gezien. An dere hoogtepunten: de verrassende virtuo siteit in vertrouwde voetsporen van Ali cia Diaz (in „Viva Navarra") en de fraaie „Asturias" van de hierboven reeds genoemde, zich tot soliste opgewerkt heb bende leerlinge. Als finale dienden een reeks spectacu laire flamencodansen, waarin gelukkig geen spoor van decadentie viel waar te nemen, tenzij men de „spielerei" op het laatst zo zou willen beschouwen. Maar wie zou het in zijn hoofd halen puristisch be straffend te kijken naar de Madrileense „caracoles" van rond de eeuwwisseling, gepresenteerd als wat dit was en wezen wil: een meeslepend divertissement, een fascinerend van romantische vitaliteit ge tuigend volksvermaak? De wederkerige uitbundigheid hoort erbij. En hierbij kan ik het laten, want de meeste nummers zijn reeds naar aanleiding van het eerste veel te laat en daarom dubbel noodzake lijk gekomen bezoek uitvoerig in de kolommen van dit blad besproken. Mis schien ten overvloede, maar met door de eigen prestaties gerechtvaardigde spot wordt in „l'Espagnolade" bijzonder leuk de ontstellende manier geparodieerd, waarop veelal buiten Spanje de Spaanse dans tot erotisch kijkspel wordt verdraaid. Nogmaals: wie deze gelegenheid tot ken nismaking verzuimde, kan van komende zaterdag af vijf avonden in Carré aan de Amstel comfortabel terecht. De muzikale elementen ook in de dans en de aankleding zijn tot in de perfectie ver zorgd. Dacid Koning Dorita Ruiz. Nana Lorca en Pilar Lopez in Suite Espanola van Aragon. MAANDAG 4 JULI Thalia, 20 uur: „Breng de Bismarck tot zinken". Rcx, 20 u.: „Agi Murad, de witte duivel". DINSDAG 5 JULI Thalia, 20 uur: „De marteling van de nacht". MAANDAG 4 JULI Kcnnemer Theater, 19 en 21.15 uur: „En eeuwig zingen de bossen". Luxor Theater, 19 en 21.15 uur: „Zwarte nylons en hete nachten". W.B. Theater, 20 uur: „Haaien van Mar seille". DINSDAG 5 JULI Kennemer Theater, 19 en 21.15 uur: „En eeuwig zingen de bossen". Luxor Theater. 19 en 21.15 uur: „Para chutistencommando". BIOSCOPEN Cinema Palace: Vandaag tot en met donderdag 14, 19 en 21.15 uur, „Last train from Gun Hill", 18 jaar. Frans Halstheater: Vandaag, woens dag en donderdag 14, 19 en 21.15 uur en dinsdag 14 en 20 uur: „De bende zonder genade", 14 jaar. Lido Theater: Vandaag tot en met don derdag 14, 19 en 21.15 uur. „Een vrijgezel in de knel", alle leeftijden. Luxor Theater: Vandaag tot en met woensdag 14. 19 en 21.15 uur, „Jeugd in de nacht", 18 jaar. Minerva Theater: Vandaag en dinsdag 20.15 uur: „The Royal Ballet", alle leef tijden. Woensdag 14.30 uur: „Vier rakkers en een oude jeep", alle leeftijden. Rembrandt Theater: Vandaag tot en met donderdag 14 19 en 21.15 uur „De blauwe nachtvlinder", 18 jaar. Roxy Theater: Vandaag tot en met don derdag 14, 19 en 21.15 uur: „Vampier", 18 jaar. Studio Theater: Vandaag tot en met donderdag 14, 19 en 21.15 uur, „Omzien in wrok", 18 jaar. Theater Monopole (Zandvoort): Van daag en dinsdag 20.15 uur: „Allen lieben Peter", 14 jaar. Tot en met donderdag 14.30 uur: „Alleen op de wereld," alle leeftijden. TENTOONSTELLINGEN Bloemenheuvel (Bloemendaalseweg 158) Tot 10 juli expositie van tekeningen en aquarellen van A. Voorzanger. Museum „Hel Huis van Looy" (Kam perlaan): Tot 1 augustus dagelijks van 10-12.30 en 13.30-17 uur, zondags 14-17 uur: Reizende UNESCO-exposilie „Stad en landschap". „In 't Goede Uur" (Korte Houtstraat 1): Tot 1 augustus dagelijks 10-22 uur: Expo sitie van tekeningen van Hclga Schuss- heim. DIVERSEN Herv. kerk (Zandvoort): Vandaag 20.30 uur: concert N. Ph. O. IN DE KLEINE ZAAL van het Amster dams Concertgebouw gaf het Amerikaanse Juilliard strijkkwartet zaterdagavond de eerste van een tweetal kamermuziekavon den. (De volgende heeft komende zaterdag plaats). De violisten Robert Mann en Isi dore Cohen, de alt violist Raphael Hil- lyer en de cellist Claus Adam vormen een ensemble dat door de vlekkeloos heid van zijn tech niek en de volmaakte geacheveerdheid van het samenspel op grote bewondering aan spraak kan maken. Alleen al om deze ei genschappen moet men hel tot de beste kwartetgroeperingen ter wereld rekenen. Weliswaar kreeg men niet bij ieder van de drie uitgevoerde werken de indruk dat de interpretatie geen wensen onvervuld liet, maar het is nu eenmaal onmogelijk dat een musicus, o:f een ensemble, zich evenzeer met iedere stijl kan identificeren; waar men dit ivèl meent te constateren hapert er meestal iets aan de intensiteit van bele ving. Zo zullen de bezoekers van deze avond vermoedelijk de sterkste herinneringen be waren aan Al ban Berg's „Lyrische Suite", voltooid in 1926. Het begrip „lyriek" moet men hier in zeer ruime zin opvatten en los- denken van ieder romantisch cliché. In de zes delen van deze suite zijn impulsen van een sterke innerlijke bewogenheid die men desnoods „lyrisch" kan noemen ge registreerd met behulp van een tot uiterste verfijning gebrachte twaalftoonstechniek. Het is muziek die met de toppen van de zenuwen geschreven is, en de uitkomst is een soort psychisch stenogram vol fluiste ringen, noodkreten en hartkloppingen, een teken aan de wand dat drie kwartier lang in breekbare staat kan bestaan indien het met een bijna magische kunst hoorbaar gemaakt wordt. De als het ware homeopa- tische concentratie waarin de spanningen muzikaal gedoseerd zijn, vergen van de uitvoerenden een enorme concentratie, een vermogen om zonder zich te verliezen in de behekste moeilijkheid van het detail, voortdurend van uit de muziek te werken, en niet „er naar toe". Dat dit lukte is in de beste zin een eigenaardige prestatie van het Juilliard kwartet geworden, iets geheel eigens en vermoedelijk niet gemakkelijk te overtreffen. Opvallend is nog dat in deze „lyrische Suite" timbres opgeroepen wor den die doen denken aan de holle, onbe reikbare geluiden der sinusgeneratoren in de elektronische muziek. Ook het niet-af- sluitende slot is kenmerkend: nadat drie partijen weifelend worden afgebroken, blijft de altviool alleen over met een ad libitum herhaalde, steeds meer uitsterven de tertsfiguur. Het is moeilijk met even veel enthou siasme te spreken over de wijze waarop het Juilliard kwartet de avond opende met Mozart's Kwartet in d, KV 421. Zoals wel eens meer het geval is wanneer men Ame rikanen hoort musiceren, leek het alsof zij toch niet verder konden springen dan de verchroomde polsstok lang is. Een juist iets te koket gereconstrueerd eethuysje waar men prim en proper op Old-World- stoelen zit en kip uit plastic eet. Er viel nu werkelijk niets op aan te merken, een verzorgde uitvoering, met toewijding, bijna zou men zeggen: met begrip. Oostenrijkers mompelen dan, minzaam glimlachend: „De traditie.maar dat kunnen wij natuur lijk niet. Dichter aan de kern kwamen de vier in Schubert's laatste kwartet, in G, opus 161. Er waren momenten dat Schubert's eigen lach-met-traan op nieuwe wijs tot klinken kwam: in het zachtjes klagende Andante, en in de Landler die het Scherzo met een twijfelachtige gemoedelijkheid onderbreekt Typisch dat juist beide malen de cellist hier volgens de partituur de toon mag aan geven. Misschien was hij het, die dit „kli maat" het beste aanvoelde. Sas Bunge Jubilea bij Concertgebouworkest. Vijf leden van het Concertgebouworkest gaan op 1 september jubileren. Het zijn de heren S. Bahler (eerste viool) en J. Koen (tweede viool), die dan veertig jaar aan het orkest verbonden zullen zijn, en Thom de Klerk (fagot) en Th. van Dijk (slagwerk), die hun zilveren jubileum hopen te vieren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 4