Verrukkelijk optreden in Bloemendaal
van Pilar Lopez en haar ensemble
Muziekweek Spaarndam geopend
De Beierse Staatsopera met
„Capriccio" van Strauss
Amerikaans kwartet-ensemble
met Berg's Lyrische Suite
Uitvoering door leer
lingen van To Venema
Elisabeth Schwarzkopf met Nederlands
Kamerorkest in Scheveningen
AGENDA
Haarlem
4
Sir Thomas Beecham in
ziekenhuis te Londen
Gerard den Brabander
gehuldigd
elsen-IJ mui den
Beverwijk
MAANDAG 4 JULI 1960
EEN OPERA, handelend over de problemen van de „opera"; het is weliswaar
niet de eerste, zelfs niet de eerste van Richard Strauss, die als zodanig reeds de
Ariadne auf Naxos" op zijn actief had. toen hij zich in 1941 tot taak stelde zijn
carrière als componist voor het theater te besluiten met deze „Capriccio". Stefan
Zweig had hem een achttiende-e'euws tekstboek in de hand
gespeeld, waarvan de titel luidde „Prima le parole dopo la
musica" („eerst de woorden daarna de muziek"). Lang
heeft hij met het idee rondgelopen om deze eeuwenoude
kwestie als hoofdgedachte in een opera te pas te brengen,
tot hij de dirigent Clemens Krauss bereid vond op het onder
werp een libretto te bouwen, dat dan tevens tal van opera
problemen zou behandelen. Uiteraard werkte Strauss inspi
rerend mee aan de totstandkoming van het tekstboek. Het
zou dus worden een conversatiestuk vol dispuut. Het werd gefixeerd in een Frans
rococomilieu, in de tijd dat Gluck met zijn hervormingen de kwestie „woord en
toon" op zijn manier besliste.
Sen dichter en 'n com
ponist, beiden dingend
naar de amoureuze
gunsten van een jonge
kunstlievende gravin,
vertegenwoordigen de
twee twistpunten:
„woord" en „toon".
Maar zij kan niet
kiezen, want neemt zij
de ene, dan verliest zij
de andere. Dus blijft
het probleem onop
gelost. Intussen wor
den in tal van snedige
opmerkingen allerlei
vraagstuken betref
fende het operabedrijf
onder de loep ge
nomen. De oppervlak
kige kenner, de ge
vierde actrice, de
wijsneuzige buiten
staanders, de Italiaan
se routiniers, het bal
let. de souffleur en de
zelfbewuste theater
directeur die het alle
maal precies weet, ze
komen allemaal be
hoorlijk aan hun trek
ken, maar hun dis
puten en prestaties
brengen tenslotte
meer vertroebeling
dan klaarheid in de
zaak. De critici zijn
buiten het debat ge
houden; dat hebben
de auteurs waar
schijnlijk niet aan
gedurfd!
De lectuur van dit libretto is buiten kijf
een verkwikkende bezigheid; men kan er
zowaar de muziek van Strauss bij missen,
zodat men het „primo le parole" zou gaan
geloven. Maar als .„musica" er tijdens de
opvoering bij betrokken wordt, zit men
te wachten tot deze de voorrang zal krijgen,
wat dan ook van tijd tot tijd gebeurt in
een goed getroffen versmelting van beide
elementen.
Dit wachten is dan meteen raden wat er
nu precies aan de orde is, want het betoog
is moeilijk te volgen, zodat men het ..prima
le parole" graag wil afzweren en Mozart
bijvallen, die beweerde dat de tekst de ge
hoorzame dochter van de muziek dient te
zijn. En hiermee zitten wij dan mede in
het proces vernikkeld waar het om gaat.
Maar zo blijft men in deze parodistische
tendens-opera hinken op twee gedachten,
waarmee Strauss op handig-virtuoze wijze
jongleert, om de vraag toch maar de vraag
te laten. Dit tot op zekere hoogte, want al
toont hij zich dan niet de geniale samen-
vatter, die, als een Mozart, alle elementen
tot muziek transformeert, die in zich woord
en toon verenigt, hij grijpt toch dankbaar
de kansen aan om zich als musicus te mani
festeren; maar dan schrijft hij bij voorkeur
scènemuziek die nagenoeg geen tekst heeft,
zoals bijvoorbeeld de zeer geslaagde slot
scène. Of hij laat de verliefde concurrenten
naar de eis der geijkte opeargebruiken hun
hartstochtelijke declaraties doen, of hij ver
enigt ze met de aangebedene in een trio dat
het gewraakte Italianisme te na komt. Of
wel hij haalt er heel geestig een thema uit
Glucks „Iphigénie en Aulide" bij te pas,
om de situatie te lokaliseren, of hij zet in
een ongemeen zware bas-aria van de thea
terdirecteur alle sluizen van de Wagner-
stijl open, om als een opgeblazen Wodan
zijn anathema's naar de hoofden der kriti-
kasters van het operabedrijf te slingeren.
En verder amuseert hij zich om met een
De 80-jarige Engelse dirigent sir Tho
mas Beecham is opgenomen in een Lon-
dens ziekenhuis. Hij werd zaterdagavond
per vliegtuig uit Genève naar Londen over
gebracht en een vertegenwoordiger van
het Royal Philharmonic Orchestra ver
klaarde dat hij ernstig ziek is. Dit werd
echter zondagavond als schromelijk over
dreven ontkend.
Beecham heeft weer last van de virus
infectie, welke hij in Amerika heeft opge
lopen. Hij moet zoveel mogelijk rust hou
den, vooral omdat hij in de herfst weel
een zwaar programma voor de boeg heeft.
Ondanks zijn hoge leeftijd lijkt de vitale
excentrieke Beecham onvermoeibaar. Hij
maakt vaak de indruk van een oude zieke
man, maar zodra hij voor het orkest staat
beschikt hij weer over zijn onuitputtelijk
lijkende energie.
In „Eylders" het kunstenaarscentrum
aan het Leidseplein, is zondag op zijn zes
tigste verjaardag de Amsterdamse dichter
Gerard den Brabander, nog duidelijker
dan hij dat daar wel meer is, het middel
punt geweest van verscheidene vrienden
en bekenden. Dezen waren gekomen om
de hand te drukken van en te klinken
met de man die zich in 1924 aan de poëzie
ging wijden, die van „Vaart" (1932) tot
„Gespleten Vuur" (vorig jaar) meer dan
dertig verzenbundels en vertalingen van
Shakespeare, Calderon, Ibsen, Tolstoi het
licht heeft doen zien.
Zaterdag is Den Brabander in meer in
tieme litteraire kring ten huize van de
dichteres Djoeke Eringa gehuldigd. Na
mens een initiatiefcomité, waarvan onder
andere Bertus Aafjes, Ed Hoornik, Ab Vis
ser deel uitmaakten en tevens namens
zeer vele vrienden en bewonderaars heeft
A. Roland Holst de jubilaris een jubileum
geschenk (onder couvert) overhandigd. Tal
van felicitaties in velerlei vorm hadden
Den Brabander toen al bereikt.
Lisa della Casa en Richard Holm als
respectievelijk de gravin en Flamand
in „Capriccio" van Strauss.
solistisch bezet kamerorkest binding fot
stand te brengen tussen de opgeroepen con
trasten.
„Misschien is „Capriccio" een lekkernij
voor culturele fijnproevers" heeft Strauss
zelf gezegd. Ilij wist dus dat het geen opera
was voor coulant gebruik, wat altijd het
geval zal blijven bij werken die veel willen
betogen en waarin de adem van de lyriek
niet ongeremd doorstroomt. Met dat al blijft
het een interessant geval, alleen reeds om
de problemen, die de tekstdichter Clemens
Krauss er werkelijk geestig in aan de orde
stelde.
De representatie door de Beierse Staats
opera mocht geraffineerd heten. Met Karl
Böhm als muzikaal leider, die zijn instru
menteel apparaat steeds binnen de perken
van de intimiteit wist te houden en met een
uiterst verzorgde regie van Rudolf Hart-
mann in een stijlvol toneelbeeld van Ro-
chus Gliese, wist men zich op het veilige
terrein der meesterschap.
Het optreden van Lisa della Casa, in de
rol van de gravin, bracht niet alleen de
confrontatie met een prima beschaafde
zangeres, maar tevens van een eersterangs
actrice. Naast haar kan met gelijke lof ge
noemd worden de bast Karl Kohn, wiens
vertolking van La Roche, de theaterdirec
teur, om de rake uitbeelding en om de vo
cale prestatie, een der hoogtepunten van
de opvoering was. De bariton Horst Günter,
als de graaf, de tenor Richard Holm als
Flamand, de componist, de bariton Her
mann Prey als de dichter, Christel Golz als
de toneelspeelster. Paul Kuen. Georg Wie-
ter, Erika Köth, Lorenz Fehenbergcr, als
mede de neven partij en, die der dansers in
cluis. zij schonken allen de bevrediging die
van hun team verwacht werd.
Jos. de Klerk
De Haarlemse dans- en balletstudio van
To Venema, heeft dit jaar de gebruikelij
ke leerlingenuitvoeringen gesplitst. Zo zijn
zaterdagmiddag in het. Minerva theater al
leen de kinder- en meisjesklassen opge
treden, icelke matinee op maandag 12 sep
tember in de Haarlemse Stadsschouwburg
zal worden gevolgd door een balletvoor
stelling. geheel te verzorgen door de ge
vorderde leerlingen.
Deze splitsing bleek een gelukkig besluit
dat ook door andere balletscholen verdient
te worden nagevolgd. Want op een derge
lijke wijze behoeven de jongste leerlingen
het niet op te nemen tegen haar oudere
studiegenoten, die uiteraard in de gele
genheid zijn geweest meer routine en ken
nis op te doen en daarvan in haar dans-
prestaties blijk kunnen geven.
De verrichtingen waren over het alge
meen van een prima gehalte, vooral wan
neer in aanmerking wordt genomen, dat
de jeugdige leeftijd zoveel noodzakelijke
beperkingen oplegt. Zo werd het program
ma voor de pauze op een eenvoudige wij
ze ingezet met diverse kleine dansjes en
balletten, kennelijk bedoeld als demonstra
tie, van hetgeen op dit gebied nog met de
allerkleinsten kan worden bereikt. Amu
sante onderdelen hiervan, zoals een me
nuet, de dans van de tien kleine eendjes
en het ballet „De vier jaargetijden" vorm
den het bewijs, dat To Venema hierbij tot
verrassende resultaten komt.
Na de pauze bewoog het programma
zich in stijgende lijn. Met genoegen heb
ben wij de reprise gadegeslagen van het
ballet „D estrijd tussen Goed en Kwaad",
dat op muziek van Charles Gounod en
naar een idee van de heer A. J. Hekkel-
man, onder leiding van mevrouw To Ve
nema al eens eerder was uitgevoerd door
de dansklasse van de Th. M. Ketelaar-
school, ter gelegenheid van een school
feest. Dit ballet werd gevolgd door een
geestige parodie op het sprookje van Klein
Duimpje, welke evenals „Een ontvoering
naar de maan," werd gekarakteriseerd
door een frisse choreografie en uitstekend
verzorgde kostuums. Dit gold ook voor het
hoofdnummer, het slotballet „De Wilde
Zwanen". Dit. naar een verhaal van Hans
Christiaan Andersen bewerkte sprookje
telde diverse sprankelende tafereeltjes,
zoals de dans der zwanen en later het
turbulente bewegen van heksen en gasten,
die in totaal een verkwikkend schouwspel
hebben opgeleverd.
TWEE WIEBELENDE LESSENAARS,
bewogen door mysterieuze en ongetwijfeld
boosaardige machten, dreven zaterdag
avond in de Kurzaal te Scheveningen de
spot met elk decorum, dat passend is voor
het Holland Festival. Ztf droegen de mu
ziek van de twee solo-vioolpartijen van het
Concerto grosso in a van Antonio Vivaldi,
dat als eerste werk zou worden uitgevoerd
op het concert, dat het Nederlands Kamer
orkest op deze avond zou verzorgen.
Het ongewenstee optreden van de twee
ijzeren muziek-dragers bleef niet zonder
invloed op het spel van de solisten Thomas
Magyar en Piet: Nijland. Vooral Thomas
Magyar, die telkens weer bij een oaar
maten rust voor het lastige ding een sta
bieler plaats trachtte te vinden, had aan
vankelijk moeite zijn concentratie op het
spel te bewaren. Bij het verdere verloop
van de uitvoering trad er herstel in en
werd een vrij verdienstelijk resultaat ver
kregen, dat evenwel niet op een niveau
kwam, dat van een concert, in het Holland
Festival verwacht mag worden.
Bij de vertolking van de „Tre antiche
danze ed arie per liuto" van Ottorino
Respighi, zeer ge
slaagde bewerkingen
van oude schone mu
ziek, werd een posi
tiever musiceergeest
vaardig over het dooi
de dirigent Carlo
Maria Giulini geleide
Nederlandse Kamer
orkest. De inzet van
„Italiana" bij voor
beeld was inderdaad treffend door de ver
rukkelijk lichte strijkersklank, die Giulini
wist te bewerken. Voor de „Aria di Corte"
onderscheidde zich vooral de altisten en in
de Passacaglia werd met een zorgvuldig
afgewogen dynamiek een gunstig resultaat,
verkregen, behoudens daar, waar al te
grote subtiliteit haar doel voorbij schoot en
de nuancering niet meer een muzikaal uit
voeringselement bleef, maar een effect
werd, een soort demonstratie van „zacht"
spelen.
Een prettige, maar zeker geen onver
getelijke ervaring werd de vertolking van
de beroemde Symfonie met de paukeslag
van Joseph Haydn, welk blijmoedige en
door vormevenwicht uitmuntende werk
aan het slot van de avond tot uitvoering
kwam. Afgezien van enkele oneffenheden,
werd Havdns muziek verdienstelijk en vlot
gespeeld, mede dank zij de op eenvoud van
uitdrukking, verfijnde klankschakeringen
en lichte, standvastige ritmiek gerichte
directie van Carlo Giulini. De hoogtepun
ten van dit concert, kwamen echter met
het optreden van de sopraan Elisabeth
Schwarszkopf. Wie de naam van deze zan
geres in gedachte neemt, denkt ook aan de
vocale kunst van Mozart Inderdaad zijn
de gecombineerde namen van Elisabeth
Schwarzkopf en van de Salzburgse meester
tot een begripseenheid geworden, hetgeen
zaterdagavond opnieuw overtuigend werd
bevestigd. Elisabeth Schwarzkopf is groot
als liederen-zangeres. Maar groter nog is zij
als de uitbeeldster van muzikale drama
tiek, inzonderheid die van Mozart. Recita
tief en Rondo „Ch'io mi scordi di te?",
waarmede de zangeres voor de pauze op
trad, is wel geen opera-fragment, de allure
ervan bezit deze compositie, die geschreven
werd voor sopraan, obligaat-piano en or
kest, wel degelijk. En voor deze tekst en
deze muziek wilde Elisabeth Schwarzkopf
alle voordrachtselementen inschakelen: be
wogen stemklank, gebaar en mimiek. Be
grijpelijk was daarom haar wanhopig in
eenslaan der handen, toen vóór haar ver
tolking de hoofdverlichting van de zaal
uitgeschakeld werd en de expressie van
haar gelaastrekken in de duisternis van
schaduw verborgen moest blijven.
Dat mimiek inherent is aan haar voor
dracht werden de zeer talrijke toehoorders
gewaar toen bij haar vertolking van twee
aria's uit Mozarts opera ,.Cosi fan tutte" de
belichting niet uitviel. Met voortreffelijk
acteertalent „speelde" de zangeres met
overtuiging de rollen van Fiordiligi en van
Dorabella en bij haar typering werd haar
emotionele, glansrijke stem van bijzondere
betekenis. Op deze avond toonde Elisabeth
Schwarzkopf zich wederom als de grote,
met Mozarts kunst zo innig verbonden
kunstenares.
Het orkest was bij de door Carlo Giulini
geleide begeleidingen van de zangeres op
zijn best. Mozarts muziek klonk bijzonder
spiritueel, tintelend en gaaf. Vermelding
verdient de muzikale en vaardige vertol
king van de obligate piano-partij van het
Recitatief en Rondo door de pianiste
Maria Curcio, die met de dirigent en het
orkest door Elisabeth Schwarzkopf in de
ovationele bijvalsbetuigingen betrokken
werd.
V. Zwaanswijk
BLOEMENDAALS OPENLUCHTTHEATER biedt voor manifestaties van uitheemse,
direct met de aarde of met dc menselijke natuur verbonden danskunst een welhaast
ideale entourage. Het gebeurt echter helaas maar zelden, althans te weinig, dat de
klimatologische omstandigheden toelaten dit te beseffen. Met
de avonden in het Holland Festival treft men het ditkeer al heel
ongelukkig: de vertoning van „Panchatantra" door het ensemble
uit Bombay moest worden uitgesteld, het zondag plaats gehad
hebbende optreden van het Spaanse Ballet van Pilar Lopez lokte
veel minder liefhebbers dan men mocht verwachten. Men kan
dc afwezigen niet helemaal ongelijk geven, want het ongunstige
weer had ook invloed op het programma, al ware het slechts
doordat vele onderdelen daarvan aanmerkelijk werden ingekort.
De bevolking van de tribunes heeft zich niettemin kunnen warmen aan het vuur
der bewondering en wilde aan het slot de uitvoerenden pas na ettelijke toegiften naar
dc beschutting van hun kleedkamers laten gaan.
Nog geen jaar geleden heb ik naar aan
leiding van een reeks voorstellingen in het
Theater Carré te Amsterdam, waar de
groep ook in het volgende weekeinde en
nog 'enkele dagen daarna te zien zal zijn,
in twee artikelen uitvoerig toegelicht
waarom men Pilar Lopez als de voor
naamste uitdraagster van authentieke en
vernieuwde vormen van de Iberische dans
cultuur moet beschouwen. Die reputatie
doel zij onverminderd gestand tijdens dit
tweede bezoek aan ons land met een ge
zelschap van onderling vrijwel gelijkwaar
dige artiesten, waarin zij dus minder uit
blinkers naast zich heeft. Een virtuoos in
de syncopische variatiekunst van het za-
pateado als Eduardo Serrano of een
meester in sierlijk gebatteerde sprongen
als Alberto Portillo vindt men er nu niet
bij. Toch komt men aan veelzijdige vaar
digheid niets te kort, waar het gaat om
beheerste verdediging van zuivere stijl
principes in geraffineerde evoluties. Toon-
De Westkolk in Spaarndam is voor de tweede keer een week lang elke avond
centrum van zang en muziek. Zaterdagavond werd het festijn, dat georganiseerd wordt
door de Federatie van Haarlemse Zang- en Oratoriumverenigingen en de Haarlemse
Bond van Muziekverenigingen, geopend door de voorzitter van de Federatie, de heer
R. H. Smink. Deze zei dat de muziekweek dit jaar vervroegd is, omdat vorig jaar, in
september, het te koude weer de muziekweek beïnvloedde. „Maar het is de vraag of
die vervroeging geslaagd is", merkte hij daarbij op, want aanvankelijk was het zater
dagavond winderig kil. Het weer verbeterde bij het vorderen van de avond snel, zodat
om kwart over tien, toen het concert was afgelopen, alle aanwezigen toch op een
ook wat het weer betreft geslaagde openingsavond konden terugzien.
Het was in ieder geval precies zo als Jos.
de Klerk, een der grote voorvechters van
deze muziekweek, in het programma
schrijft: „Zo is de Kolk het refugium ge
bleken, het schilderachtige en akoestisch
ideale „buitentje" van zang- en blaaslus-
tigen en van talloze lieden met luister-
grage oren, die het geraas en getoeter over
de asfaltwegen der steeds drukker en ru
moeriger wordende stad ontvluchten, om
te Spaarndam avonden van rust en ver
ademing te vinden in ongecompliceerde
muzikale schoonheid, onder de wyde
hemelkoepel en tussen de pittoreske huizen,
die deze geïmproviseerde concertruimte
omwallen". „Als het zakelijk toerisme er
achter komt schrijft hij is de pret er
af". Met beduchtheid en een grote voor
zichtigheid om geen slapende honden wak
ker te maken moeten we toch bekennen
dat het zaterdag weer een heerlijke avond
was.
Het concert werd geopend door het Klein
Dameskoor „Haerlem" onder leiding van
mej. W. van Eldik. Het koor zong vier reli
gieuze liederen: „Sterrennacht" van Otto de
Nobel, „Adeste" van Willem Hespe, „Als de
ziele luistert" van J. Ph. Wiertz en „Sanc-
tus" van H. Altink. Vooral in het tweede
lied kon men de evenwichtige, fraai in
gehouden klank van het koor beluisteren.
Wie zou zeggen dat de krontjongliederen,
die vóór en na dit optreden uit de luid
sprekers deinden, weinig met dit stemmige
koorprogramma te maken hadden, begrijpt
even weinig van de muziekweek, als wie
zou menen dat een kerstlied niet op deze
avonden past. Toch kan een weinig aan
passing gewenst zijn, al was het slechts
voor diegenen, die de zin van dit muziek-
gebeuren nog niet vermeesterd hebben. Het
was dan ook goed dat, na het door Haar
lems Gemengd Koor, onder leiding van Jan
Booda en met de om haar kwaliteit be
kende begeleiding door de pianiste Emmy
van Eden, uitstekend gezongen begin- en
slotkoor uit de cantate „Wachet auf" van
Bach, een nieuwe suizeling van een kront
jonglied spoedig in de luidsprekers bleef
steken. Daarna wachtte een zeer uitgedund
publiek want de beide koren, die elkaar
op de gemoedelijk fruitkisten-met-planken
hadden beluisterd, waren inmiddels ver
trokken op de nog door het dorp mar
cherende harmonie en drumband „Kunst
kring Apollo", die drie kwartier later op de
Westkolk arriveerde, waar de tijd stil staat.
De harmonie bracht de aanwezigen on
middellijk op temperatuur met de pittig
gespeelde Mars DiJbeek. De jazz-ouverture
„Chicago" van Ruelle kan nog wat studie
verdragen, vooral in het blues-gedeelte.
Met „Ballet Egyptien" van A. Luigini en
„Dichter und Bauer" van Von Suppé werd
sfeerrijk besloten.
Rest ons te vermelden dat de kunst
schilder Leen Spierenburg, die de hele
avond tot na het concert met zijn ge
zin onverstoorbaar in de Westkolk stond
te vissen, niets heeft gevangen. Maar de
muziekweek duurt nog tot en met 9 juli.
aangevend daarbij is nog steeds Pilar
Lopez zelve, de in 1903 geboren zuster
en erfgename van de in 1945 gestorven Ar-
gentinita, die voorbeeldig als geen ander
de Spaanse dansen met verantwoorde
middelen „overzette" naar de eisen van
het moderne theater.
Een groot deel van het programma voor
de pauze is zoals gewoonlijk aan regionale
volksdansen-op-hün-zondags gewijd, waar
bij ook de Baskische specialiteiten inne
mend tot gelding komen. Een uitroepteken
van hartelijke hulde heb ik achter de
„Baile a lo bajo" uit Castilic van Nana
Lorca en Antonio Gades geplaatst. Dit
tweetal heeft zich ook in de andere genres
door allure en technische finesse onder
scheiden. Een Aragonese jota met snelle
combinaties van levendige passen vormde
een zwierig besluit van deze afdeling. Het
meest echter heb ik genoten van de mag
nifieke toonbeelden van de Spaanse
schooldans, in beginsel voortgekomen uit
de hoofse feesten van de zeventiende en
achttiende eeuw.
Het is eigenlijk vreemd te bedenken, dat
La Argcntinita op het toneel nooit haar
eigen naam Encarnación Lopez heeft
gedragen, want zij moet inderdaad de in
carnatie, de verpersoonlijking, of beter
nog de belichaming, zijn geweest van aris
tocratisch tot berekende houding gesubli
meerde hartstocht. In de klassieke bole
ro's van Pilar Lopez doen de sierlijke ma
nieren van doen zich wellicht niet minder
zuiver voor als symbolen in doorzichtig ge
speelde geheimtaal met ritmische varian
ten van bewogenheid in de biologische or
de. Van geen ander heb ik deze trotse gra
tie zo magnifiek gerealiseerd gezien. An
dere hoogtepunten: de verrassende virtuo
siteit in vertrouwde voetsporen van Ali
cia Diaz (in „Viva Navarra") en de
fraaie „Asturias" van de hierboven reeds
genoemde, zich tot soliste opgewerkt heb
bende leerlinge.
Als finale dienden een reeks spectacu
laire flamencodansen, waarin gelukkig
geen spoor van decadentie viel waar te
nemen, tenzij men de „spielerei" op het
laatst zo zou willen beschouwen. Maar wie
zou het in zijn hoofd halen puristisch be
straffend te kijken naar de Madrileense
„caracoles" van rond de eeuwwisseling,
gepresenteerd als wat dit was en wezen
wil: een meeslepend divertissement, een
fascinerend van romantische vitaliteit ge
tuigend volksvermaak? De wederkerige
uitbundigheid hoort erbij. En hierbij kan
ik het laten, want de meeste nummers zijn
reeds naar aanleiding van het eerste
veel te laat en daarom dubbel noodzake
lijk gekomen bezoek uitvoerig in de
kolommen van dit blad besproken. Mis
schien ten overvloede, maar met door de
eigen prestaties gerechtvaardigde spot
wordt in „l'Espagnolade" bijzonder leuk
de ontstellende manier geparodieerd,
waarop veelal buiten Spanje de Spaanse
dans tot erotisch kijkspel wordt verdraaid.
Nogmaals: wie deze gelegenheid tot ken
nismaking verzuimde, kan van komende
zaterdag af vijf avonden in Carré aan de
Amstel comfortabel terecht. De muzikale
elementen ook in de dans en de
aankleding zijn tot in de perfectie ver
zorgd.
Dacid Koning
Dorita Ruiz. Nana Lorca en Pilar Lopez
in Suite Espanola van Aragon.
MAANDAG 4 JULI
Thalia, 20 uur: „Breng de Bismarck tot
zinken".
Rcx, 20 u.: „Agi Murad, de witte duivel".
DINSDAG 5 JULI
Thalia, 20 uur: „De marteling van de
nacht".
MAANDAG 4 JULI
Kcnnemer Theater, 19 en 21.15 uur: „En
eeuwig zingen de bossen".
Luxor Theater, 19 en 21.15 uur: „Zwarte
nylons en hete nachten".
W.B. Theater, 20 uur: „Haaien van Mar
seille".
DINSDAG 5 JULI
Kennemer Theater, 19 en 21.15 uur: „En
eeuwig zingen de bossen".
Luxor Theater. 19 en 21.15 uur: „Para
chutistencommando".
BIOSCOPEN
Cinema Palace: Vandaag tot en met
donderdag 14, 19 en 21.15 uur, „Last train
from Gun Hill", 18 jaar.
Frans Halstheater: Vandaag, woens
dag en donderdag 14, 19 en 21.15 uur en
dinsdag 14 en 20 uur: „De bende zonder
genade", 14 jaar.
Lido Theater: Vandaag tot en met don
derdag 14, 19 en 21.15 uur. „Een vrijgezel
in de knel", alle leeftijden.
Luxor Theater: Vandaag tot en met
woensdag 14. 19 en 21.15 uur, „Jeugd in de
nacht", 18 jaar.
Minerva Theater: Vandaag en dinsdag
20.15 uur: „The Royal Ballet", alle leef
tijden. Woensdag 14.30 uur: „Vier rakkers
en een oude jeep", alle leeftijden.
Rembrandt Theater: Vandaag tot en
met donderdag 14 19 en 21.15 uur „De
blauwe nachtvlinder", 18 jaar.
Roxy Theater: Vandaag tot en met don
derdag 14, 19 en 21.15 uur: „Vampier",
18 jaar.
Studio Theater: Vandaag tot en met
donderdag 14, 19 en 21.15 uur, „Omzien
in wrok", 18 jaar.
Theater Monopole (Zandvoort): Van
daag en dinsdag 20.15 uur: „Allen lieben
Peter", 14 jaar. Tot en met donderdag
14.30 uur: „Alleen op de wereld," alle
leeftijden.
TENTOONSTELLINGEN
Bloemenheuvel (Bloemendaalseweg 158)
Tot 10 juli expositie van tekeningen en
aquarellen van A. Voorzanger.
Museum „Hel Huis van Looy" (Kam
perlaan): Tot 1 augustus dagelijks van
10-12.30 en 13.30-17 uur, zondags 14-17 uur:
Reizende UNESCO-exposilie „Stad en
landschap".
„In 't Goede Uur" (Korte Houtstraat 1):
Tot 1 augustus dagelijks 10-22 uur: Expo
sitie van tekeningen van Hclga Schuss-
heim.
DIVERSEN
Herv. kerk (Zandvoort): Vandaag 20.30
uur: concert N. Ph. O.
IN DE KLEINE ZAAL van het Amster
dams Concertgebouw gaf het Amerikaanse
Juilliard strijkkwartet zaterdagavond de
eerste van een tweetal kamermuziekavon
den. (De volgende heeft komende zaterdag
plaats). De violisten
Robert Mann en Isi
dore Cohen, de alt
violist Raphael Hil-
lyer en de cellist
Claus Adam vormen
een ensemble dat
door de vlekkeloos
heid van zijn tech
niek en de volmaakte
geacheveerdheid van
het samenspel op grote bewondering aan
spraak kan maken. Alleen al om deze ei
genschappen moet men hel tot de beste
kwartetgroeperingen ter wereld rekenen.
Weliswaar kreeg men niet bij ieder van de
drie uitgevoerde werken de indruk dat de
interpretatie geen wensen onvervuld liet,
maar het is nu eenmaal onmogelijk dat een
musicus, o:f een ensemble, zich evenzeer
met iedere stijl kan identificeren; waar
men dit ivèl meent te constateren hapert
er meestal iets aan de intensiteit van bele
ving.
Zo zullen de bezoekers van deze avond
vermoedelijk de sterkste herinneringen be
waren aan Al ban Berg's „Lyrische Suite",
voltooid in 1926. Het begrip „lyriek" moet
men hier in zeer ruime zin opvatten en los-
denken van ieder romantisch cliché. In de
zes delen van deze suite zijn impulsen van
een sterke innerlijke bewogenheid die
men desnoods „lyrisch" kan noemen ge
registreerd met behulp van een tot uiterste
verfijning gebrachte twaalftoonstechniek.
Het is muziek die met de toppen van de
zenuwen geschreven is, en de uitkomst is
een soort psychisch stenogram vol fluiste
ringen, noodkreten en hartkloppingen, een
teken aan de wand dat drie kwartier lang
in breekbare staat kan bestaan indien het
met een bijna magische kunst hoorbaar
gemaakt wordt. De als het ware homeopa-
tische concentratie waarin de spanningen
muzikaal gedoseerd zijn, vergen van de
uitvoerenden een enorme concentratie, een
vermogen om zonder zich te verliezen in
de behekste moeilijkheid van het detail,
voortdurend van uit de muziek te werken,
en niet „er naar toe". Dat dit lukte is in
de beste zin een eigenaardige prestatie van
het Juilliard kwartet geworden, iets geheel
eigens en vermoedelijk niet gemakkelijk te
overtreffen. Opvallend is nog dat in deze
„lyrische Suite" timbres opgeroepen wor
den die doen denken aan de holle, onbe
reikbare geluiden der sinusgeneratoren in
de elektronische muziek. Ook het niet-af-
sluitende slot is kenmerkend: nadat drie
partijen weifelend worden afgebroken,
blijft de altviool alleen over met een ad
libitum herhaalde, steeds meer uitsterven
de tertsfiguur.
Het is moeilijk met even veel enthou
siasme te spreken over de wijze waarop
het Juilliard kwartet de avond opende met
Mozart's Kwartet in d, KV 421. Zoals wel
eens meer het geval is wanneer men Ame
rikanen hoort musiceren, leek het alsof zij
toch niet verder konden springen dan de
verchroomde polsstok lang is. Een juist
iets te koket gereconstrueerd eethuysje
waar men prim en proper op Old-World-
stoelen zit en kip uit plastic eet. Er viel
nu werkelijk niets op aan te merken, een
verzorgde uitvoering, met toewijding, bijna
zou men zeggen: met begrip. Oostenrijkers
mompelen dan, minzaam glimlachend: „De
traditie.maar dat kunnen wij natuur
lijk niet.
Dichter aan de kern kwamen de vier in
Schubert's laatste kwartet, in G, opus 161.
Er waren momenten dat Schubert's eigen
lach-met-traan op nieuwe wijs tot klinken
kwam: in het zachtjes klagende Andante,
en in de Landler die het Scherzo met een
twijfelachtige gemoedelijkheid onderbreekt
Typisch dat juist beide malen de cellist
hier volgens de partituur de toon mag aan
geven. Misschien was hij het, die dit „kli
maat" het beste aanvoelde.
Sas Bunge
Jubilea bij Concertgebouworkest. Vijf
leden van het Concertgebouworkest gaan
op 1 september jubileren. Het zijn de heren
S. Bahler (eerste viool) en J. Koen (tweede
viool), die dan veertig jaar aan het orkest
verbonden zullen zijn, en Thom de Klerk
(fagot) en Th. van Dijk (slagwerk), die hun
zilveren jubileum hopen te vieren.