Hans Haselböck verwerft definitief de wisselprijs van improvisatieconcours ERIK BRUHN REDT DE EER VAN BALLET THEATRE Residentie Orkest in Scheveningen onder leiding van Dean Dixon Warm welkom op Schiphol voor „Gouden Beer Prestatie van Piet Kee geëvenaard DONDERDAG 7 JULI 1960 HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 11 Ochtendconcert in Kleine Zaal Veiling bij Sot heb y de nieuwe gevulde vruchten-ulevellen Fijn FAAM fantastisch! NOG BETER IN DE ST. LAURENSKERK te Alkmaar heeft dus woens dagavond de spannende internationale krachtmeting plaats gehad van de voor de tiende keer door het Haarlems Comité voor Orgeleultuur uitgeschreven improvisatiewedstrijd. Dr. Hans Haselböck. organist van de Dominikanerbasiliek te V enen, die reeds twee jaren achtereen de wisselprijs won, en hem nu te verdedigen had tegen drie kandidaten (de Vlaming Stanis Deriemaeker, de Zweed Sven Olof Ohlsson en de Nederlander Johan van Dommelc) is andermaal als over winnaar uit liet strijdperk getreden, wat betekent, dat de emaille plaquette thans definitief zijn bezit geworden is. Een NUMMER EEN was Johan van Dommele. Deze leidde zijn prestatie met bravoure in met een introductie van overwegend pe- daalspel. Daarop liet hij een vrij uitge breide fantasie horen, om na lang dralen het, eerste motief van het thema behoud- zaam aan te vatten. Eindelijk werd hij wat beslister, maar de vrije episodes bleven toch overheersen, tot de improvisator ein delijk de idee van de hymne begon samen te vatten in een fuga, die het geheel een imposant besluit gaf. Wat dus in 't begin het effect gaf van ,,de kat rond de hete brij", werd uiteindelijk een positief „quod erat. demonstrandum". DE TWEEDE SPELER was Sven Olof Ohlsson. Deze hieid zijn improvisatie veilig in de vorm van een Partita. Hij wist de „cantus firmus" contrapunlctiscn aardig te ressante dingen ge beurden. ging men een magistrale bekro ning verwachten. Deze bleef echter uit. Het slot werd een verstilde weergave van het authentieke gegeven. zelfde geval dus als met de eerste wisselprijs, die, na drie overwinningen, het eigendom geworden is van Piet Kee. Als jury fungeerden: Prof. Anton Nowakowski uit Stuttgart, Luigi F. Tagliavini uit Bologna en Louis Toebosch uit Breda. Gevraagd .werd een vrije improvisatie speelduur ongeveer vijftieïi minuten over het koraalthema „Christe, qui lux et dies". Zoals gebruikelijk werd om de beurt van optreden geloot en bleven de jury en 't publiek in het ongewisse welke kandidaat men beluisterde. Pas na bekendmaking van de prijswinnaar werden de namen der spelers in hun volgorde genoemd. DE DERDE KANDIDAAT was dr. Hans Haselböck. Ook deze hield zich bij de Par- titavorm, die hij echter besloot met een vrije maar niettemin effectrijke fuga. Har monisch vrij gedurfd, maar als zodanig lo gisch aangewend en consequent volgehou den, werden de zeven variatiedelen, die de fuga vooraf gingen, evenveel boeiende en MAAR HIJ MOEST nog afrekenen met een te duchten tegenstander, de Belg Stanis Deriemaeker. Deze begon met een zeer vrije inleiding: en toen dan eindelijk het thema aan de beurt moest komen, toonde hij een voorliefde om het scheef te trekken. Deze gewilde originaliteit om anders te doen dan gewoon, bleek ook verder een manie der ongebreidelde fantasie van de speler. Maar tenslotte was er dan toch fan tasie, die weliswaar voor geen cru effect terugschrok, doch een niet te miskennen scheppend vermogen manifesteerde. Dit zou zich dan moeten ontladen in een stren- j ge fugavorm. Het thema daartoe, interes- sant ritmisch gevormd uit het gegeven, j was voorzeker een goede belofte. Jammer genoeg bleef een ordelijke uitwerking ach terwege en bij de pogingen om het geheel in goede banen te leiden en een overtui gend sloteffect te bereiken, raakte de spe ler de harmonische consequentie van zijn opzet kwijt. En toch was deze ongebreidel- Sven O'of Ohlsson Zweden Stanis Deriemaeker (België) Johan van Dommele 'reffende stukken, die naar hun oorsprong liet lieten raden. Citeren wij een kloeke Toccata, een fraai getimbreerd Trio, een opgewekte variatie met lichte hoge mix tuurklanken, en steeds weer verrassende vondsten om het thema in een contraste rend kleedje te steken, waarbij men de in druk onderging van het echte scheppende vermógen. Dat deze speler ruime kansen had om prijswinnaar te worden, stond bij ons vast. Prijswinnaar dr. Hans Haselböck wordt gelukgewenst door dr. J. F. Obermayr, In het midden de wethouder van on derwijs en kunstzaken D. J. A. Geluk. de improvisatie een boeiend geval, ondanks de roekeloze fantasie waarmee zij bedre ven en voortgestuwd werd. Alles bij elkaar heeft dit concours een belangwekkend verloop gehad. Niemand kan er aan twijfelen dat Haselböck terecht de bekroning deelachtig werd. Maar hij had. sterke tegenstanders en dit verhoogt de waarde van zijn nu definitief verworven trofee. De jury heeft geen verdere rang orde van verdienste bepaald, of althans niet vrij gegeven. Dat zal het 'publiek ech ter wél gedaan hebben en uit de ingele verde staatjes zal ie zijner tijd wel blijken hoe de algemeene indruk was van de ver houdingen. Jos. de Klerk LIÉTEN BIJ HET EERSTE optreden van het American Ballet Theatre in dit Holland Festival maar liefst vier solisten verstek gaan. bij het tweede programma bleek dat de in prospectussen en op aanplakbiljetten met hoofdletters als gastmedewerker aangekondigde danser van wereldreputatie fgor Yöuskevitch in het geheel niet aan de voorstellingen deelneemt. Dat hiervan op geen enkele wijze mededeling werd gedaan aan pers en publiek, moet W& toch wel als een overtreding van de grenzen van het be- jip.yx*!III1WM hoorlijke worden aangemerkt. Voor wiens rekening de ver- antwoordelijkheid dan ook mag zijn, in ieder geval is de «mMSfMIifSBCT betalende bezoeker de dupe. Overigens was dit woensdagavond in de Amsterdamse Stadsschouwburg niet de enige teleurstelling. Men zag een uitvoe ring van „Les Sylphides" van Michael Fo- kine in een kort voor zijn dood door deze meester ingestudeerde, niet bijzonder ge lukkig herziene versie. De Amerikaanse dansers en danseressen missen vrijwel ge heel de vermogens om de choreograaf te volgen in zijn idealisering van de voor hen verre en vreemde romantiek uit de eerste helft, van de negentiende eeuw. Zelfs een veelzijdige ballerina als Lupe Serrano, die vooral in de mazurka met haar uitgebalanceerde techniek zonder ge affecteerdheid de voorgeschreven poses bereikte, bleef ten slotte qua stijlgevoel beneden de limiet. Wat er aan gewenste sfeer werd bereikt, was voornamelijk aan de prachtige belichting door Jean Rosen thal te danken. Do muziek van Chopin werd in arrangementen van Benjamin Britten door het Rotterdams Philharmo- nisch Orkest eenvoudig ontstellend ge speeld: herhaaldelijk vals en in de hache lijke passages opmerkelijk ongelijk. De aanwezigheid in het gezelschap van de door geboorte en opleiding Deense so listen Toni Lander en Erik Bruhn kan de enige rechtvaardiging zijn voor de plaat sing van „Freule Julie" door Birgit Cull- berg op het repertoire. Deze Zweedse cho reografe kwam na het zien van „Carmen" van Roland Petit, op het idee een der sterk ste en tot ieders verbeelding sprekende drama's van August Strindberg in danster- men te vertalen. De wereldpremière had in september 1950 te Stockholm plaats. Het past dus in het schema der artistieke po litiek van het American Ballet Theatre, dat immers vooral voortbrengselen van hedendaagse scheppingskunst wil uitdra gen. Modern is het echter alleen in die zin, dat het „Le rendez-vous manquë" naar een als opzienbarend bedoeld be denksel van Frangoise Sagan vóór is ge weest wat betreft aan vulgariteit verwan te schokwerking. Aanleiding tot het ballet is dus de fa taal verlopende geschiedenis van de titel heldin, die door haar erotische welwil lendheid de huisknecht uitdaagt haar te verleiden. Het biologisch realisme wordt uitgevierd in de derde akte op een dusda nig langgerekte manier, dat de belangstel ling voor de burgerlijke pikantie allang zou zijn verflauwd voor het bereiken van de anticlimax, als de beide hoofdrollen niet zo fascinerend werden vertolkt. Choreo grafisch is dit spel van noodlottige harts tocht van nauwelijks meer dan nul en ge- ner waarde. De plastische thema's zijn niet ontwikkeld in termen van dans, maar van banale pantomime. De folkloristische divertissementen van het zonnewendereest dienen eigenlijk alleen om ter afwisseling van de oefeningen in academische tech niek de herinnering aan de reputatie van Kurt Jooss levendig Ie houden en doen hier verder bijzonder weinig terzake. Het verzet tegen de knellende en kwellende banden van het aristocratische gewoonterecht werd blijkbaar als gegeven motief verondersteld. Toni Lander kreeg al met al geen enkele gelegenheid haar spectaculaire bewegingen uit andere be wogenheid dan door elementaire aantrek kingskracht te rechtvaardigen. Men moest genoegen nemen met de evoluties van haar schitterende techniek. Als haar te genspeler was Erik Bruhn die wij reeds kenden als een superieure danser de volmaakte figuur door zijn magnetische persoonlijkheid. Door een suggestief vol gehouden karaktertrek van ondergeschikt heid wist hij zowaar aan deze trilogie van eeuwig lokkende lusten nog een soort an- thropologische dimensie te verlenen. Maar naar mijn inzicht heeft zelfs een stand aardduet van ouderwetse romantiek met deze uitzonderlijk begaafde solisten meer spanning, ook dramatische. Als de verne derde verloofde zag men de Nederlandse danser Martin Scheepers als vanouds ko ketteren met een slordige techniek, het geen eens temeer opviel naast de perfecte afwerking der anderen. Na de pauze ging „Graduation Ball" van David Lichine op allerhande door Antal Dorati bijeengebrachte muziek van Johann Strauss met temperamentrijke vaart vro lijk over de planken. Opvallend mooi daar in was eigenlijk alleen Ruth Ann Koesun als de conférencière en in het perpetuum mobile. Het dansconcours viel sterk legen en kon allerminst de vergelijking door staan met de wijze waarop het tot voor kort in Nederland werd uitgevoerd door Linda Manez en Marianna Hilarides, die het element van concurrentie nog ver sterkten door stijlverschillend gebruik van technische verworvenheden. Ook de ver vanging van het duet van de Sylphide en de Schot door een anachronistisch pas-de- deux in de trant van het einde der vorige eeuw (op een andere dan de hier gang bare wals) moet weinig gelukkig worden genoemd, ook omdat het parodistische ver volg nu aan effect verloor. De tamboer (een invaller wellicht?) was buitengewoon zwak. Wel grappig werkte de vertolking van de rol van de directrice van het meis jespensionaat door balletmeester Fernand Nault in komische travestie. Qua humoris tische uitwerking van de spelsituaties was er echter meer te waarderen dan bij de vertoningen, die ik er door andere gezel schappen van heb zien geven. Jan Toma- sow liet het orkest pittig en meeslepend musiceren. De toeschouwers toonden zich wederom opgetogen. David Koning VAN HET FEIT dat de sopraan Helga Pilarczyk in ons land verblijft als gast- soliste bij de Beierse Staatsopera, heeft men gebruik gemaakt door haar uit te no digen een ochtendconcert te geven in de Kleine Zaal van het Amsterdams Concert gebouw Zij heeft zich, met haar begeleider Richard Beckmann, laten horen in liederen van Gustav Mahler en Alban Berg. Van beide componisten betrof het werk dat tus sen hun twintigste en vijfentwintigste jaar ontstaan is, uit een periode dus vóórdat zij het oeuvre schiepen dat hun naam zou vestigen. Bij Mahler is het verschil in uit drukkingswijze ten opzichte van zijn be kende symfonische liederen („Lieder eines Fahrendcn Gesellen" bijvoorbeeld) het ge ringst. Men vindt hier al de gesublimeerde „volkstoon" die ongekunsteldheid van ex pressie verbindt met een fijn gevoel voor melodische en harmonische nuance. Het is natuurlijk nog wel sen beetje pril en minder doorwerkt dan later, en nog zon der gekweldheid. Maar de taal is toch al volkomen eigen, hetgeen men veel minder kan zeggen van Berg's „Sieben frühe Lieder" waar uit de zangeres er vier voordroeg. Die ken merken zich in hun vermoeiende chroma tiek nog duidelijk door de exuberantie van Wagner en Richard Strauss. In de vier liederen opus 2 is de schrijfwijze soberder en begint zich die enerverende toon te ont bolsteren van een bijna fatale levensangst waarvan „Wozzeck" het aangrijpende do cument zou worden. Helga Pilarczyk, wier vertolking van de rol van Marie in de genoemde opera veel indruk gemaakt heeft, evenals haar optre den in het vorige Holland Festival in Schönberg's monodramp „Erwartung" is zonder twijfel een groot kunstenares; haar stem. met een voor een sopraan eigenaar dig donker timbre en een vermogen tot uitbeelding dat volkomen op het theater is afgestemd, geven haar optreden iets per soonlijks waartoe ook haar Slavische ver schijning bijdraagt. Daarbij beheerst zij de moeilijkste partituren zodanig dat het ele ment van menselijke ontroering er feilloos in blootkomt. Maar misschien is zij door haar aard teveel er op in gesteld een grote ruimte te bespelen met stem en mimiek om in een kleinere zaal en in een intiemer genre wederom het punt te raken waar deze ontroering kan worden overgedragen Voor Mahler's kinderlijke verrukkingen leek zij bepaald niet het type, terwijl zij in de „Vier Lieder" van Berg de sterkste indruk achterliet. Aan dit korte ochtcndconcert nam ook nog deel de eerste klarinettist van het Radio Phüharmonisch Orkest, Jos D'hondt Hij bewees een meester op zijn instrument te zijn in Vier Stukken voor klarinet en piano van' Berg; in het bijzónder bewoog hij zich met grole zekerheid over de uiterst subtiele scala van sterkte-aanduidingen die door de componist zijn voorgeschreven. Zowel de zangeres als de klarinettist werden in goede eensgezindheid begeleid door de pianist Richard Beckmann, die óver de enigszïnk droge en verfijnde aan slag beschikte die vooral voor Berg's lie deren en kamermuziek vereist zijn. Sas Bunge Een Amerikaanse verzamelaar woensdag op een schilderijenveiling bij Sotheby voor 106,400 dollar eigenaar ge worden van Renoir's „Twee wassende Vrouwen" uit 1908. De verkoop van im pressionistische en nog latere werken bracht 1.2 miljoen dollar op. Matthiesens en de Stichting voor Mo derne Kunst in Zürich werden eigenaars van twee landschappen van Braque voor 33,600 en 28.000 dollar respectievelijk. Een schilderij van Picasso uit 1934 ging weg voor 30,800 dollar, zijn „Drie Baadsters" uit 1924 voor 16,800 dollar en „Harlekijn met Gitaar" voor 9.700 dollar Een van de meest op de voorgrond tredende Oostenrijkse componisten, de tweeën- veertigjarige Gottfried von Einem gaf als opus 18 een compositie uit onder de titel: Meditationen. Deze benaming wijst er op, dal de muziek een zekere relatie moet hebben tol overpeinzingen van de componist. In welke zin deze meditaties moeten worden opgevat is moeilijk te zeggen. Wanneer men afgaat op de uitvoering welke woensdagavond op een concert van het Holland Festival in de Kurzaal te Scheve ningen werdt gegeven, lijkt de zuiver muzikale bedoeling van deze meditaties het meest voor de hand te liggen. In de drie delen van het werk zocht Von Einem naar een vorm voor zijn muzikale overdenkingen, niet alleen in melodische gestalten, maar ook met de structuur van de muziek als constructieve eenheid. bleemloos intermezzo. De violist, wie het concert na aan het hart ligt hij speelde het nog niet zo lang geleden eveneens te Scheveningen op een concert van een Hol land Festival vertolkte het evenwich tige werk, zoals men dat van hem gewend is: met gevoelige, fraaie toon en met vir tuoze beheersing der speeltechniek en het orkest begeleidde hem onder de nauwge zette directie van Dean Dixon voortreffe lijk. Maar Isaac Stern moet bij een volgend optreden eens 'met een ander concert komen P. Zwaanswijk De toepassing van een zeer persoonlijke polyfone componeertrant voor een uitge breid aantal stemmen, optredend in ver schillende, nogal willekeurig gekozen in strumentale kleuren, heeft de melodische gestalten en tegelijk de opbouw van deze „Meditationen" vaak overwoekerd en on duidelijk gemaakt. De melodievorming lijkt in dit werk een moeizaam proces te zijn in tegenstelling tot de contrapunktische completering, die een rijk begaafd kunste naar verraadt, een rasmuzikant, die veel te zeggen heeft, maar die door de overvloed van gedachten tot geen duidelijk „ver haal" komt, fragmen ten, die uitmunten door heldere formu lering daargelaten. Ondanks de vaag heid van de overvloed behoudt de muziek gevoelige toehoorder een groot vertrouwen in de kunstenaar Von Einem. Want uit zijn werk spreekt een sterke persoonlijkheid. De uilvoering van de „Meditationen" door het Residentieorkest, geleid door de neger dirigent Dean Dixon, die uitmuntte door innerlijke spanning, heeft wat dit betrof, een overtuigende indruk gemaakt. Hetzelf de kan gezegd worden over de leiders capaciteiten van deze gast-dirigent, aan wiens aandacht geen enkel detail ontsnapte en die de orkestleden wist aan te sporen tot voortreffelijk spel. Ook voor de uitvoering van de vijfde Symfonie van de Finse componist Jean Sibelius kon het Residentie-orkest zich in vol vertrouwen overgeven aan de vaste, volkomen beheerste leiding van deze be wuste dirigent, in wie alle muzikale uit drukkingselementen ten behoeve van deze muziek geconcentreerd waren. Het werk van Jean Sibelius is in ons land, met uitzondering van „Finlandia" en de „Valse triste", betrekkelijk weinig be kend. Ei- is een kentering in de appreciatie merkbaar, maar zij voltrekt zich langzaam. De muziek zelf vormt de grootste rem, want zij is verre van mededeelzaam, al thans wat die gedachten betreft, welke kenmerkend zijn voor de geest van onze westerse muziek. De melodievorming bij Sibelius is steeds vol verrassingen en nim mer heeft zij de steun van een schablone nodig gehad. Altijd heeft zij een ander ver loop dan de traditie zou doen verwachten. Dit wil nog niet zeggen, dat elk gedeelte van de symfonie op een zelfde hoog niveau van uitdrukking en muzikaal artistieke waarde ligt. Maar als geheel is de symfonie een compositie van een sterke persoonlijk heid. die het liefst een eigen weg ging. Het programma, dat door het werk van Von Einem en Sibelius bijzonder interes sant was, kreeg met de uitvoering van het Vioolconcert van Felix Mendelssohn Bar- tholdv door de violist Isaac Stern, een pro- DE WINNAAR van cle Gouden Beer", de in Vogelenzang wonende ci neast lierman van der Horstdie deze onderscheiding op het filmfestival van Berlijn verwierf voor zijn in Suriname opgenomen documentaire „Faja Lobbi", is woensdagavond, op Schiphol grandioos ontvangen. Alle Nederlanders, die in Berlijn getui ge waren van de triomf van deze beschei den filmer wiens „Prijs de zee" vroe ger reeds in Berlijn onderscheiden werd waren naar het restaurant „De Wijde We reld" op de hoofdstedelijke luchthaven ge komen om Herman van der Horst en zijn vrouw een welkom te bereiden als goldt het een vorstelijke gast. En zo stonden bij de aankomst van het toestel van de Olympic Airways, 's avonds omstreeks acht uur, tal van Haarlemse bloemenmeisjes. Surinaamse kota missies, alsmede een kaasmeisje op het platform te dringen om de in het va derland teruggekeerde cineast te begroe ten en met hem en zijn vrouw een gunstig plaatsje in het publiciteitszonnetje te ver overen. Want publiciteit was er genoeg. Afge zien van de talrijke heren van de Rijks voorlichtingsdienst waren film, televisie, fotografen en kranten ^rijkelijk vertegen woordigd. De enige, die onder al dit huldebetoon kalm bleef, was kennelijk Herman van der Horst, het middelpunt van de feestviering. Gekleed in licht jasje, de ruige haardos bekroond met een rembrandtieke baret, de armen vol Haarlemse anjers, schuifelde hij rustig door het gedrang naar het res taurant, waar voor hem als één der mooi ste momenten van de afgelopen opwinden de dagen misschien wel de begroeting was door zijn bejaarde moeder, die helemaal naar Schiphol gekomen was om van de triomf van haar zoon getuige te zijn. Wie nog aan deze triomf getwijfeld mocht hebben werd uit de droom geholpen door de klanken van exotische muziek door het Surinaamse orkest dat ook in Berlijn met zoveel succes is opgetreden. Het lied „Wan biegie déé" (zoveel als: „Op deze grote dag komen wij u allen feliciteren") vooral was op de gelegenheid afgestemd. Advertentie De nieuwe pluvëxJ -patent- sluiting maakt de BigBen tot een nog betere bescherming. Ook in wind en regen op de fiets nu door deze sluiting" geen inregenen meer. U merkt de sluiting alleen wanneer die nodig is, want normaal gedragen is deze onzichtbaar, 't Is de moeite waard even bij een BigBen verkoper binnen te stappen en de nieuwe BigBen te be kijken. y \N\ plas tic regenjassen Prijzen: 9.75 en 12.75 De PLU VEX -sluiting is be schermd door octr.no. 88953 Omstuwd, door bloemenmeisjes, Suri naamse kota missies en een zilivél- meisje, wandelden de cineast Herman van d.er Horst en zijn vrouw naar het restaurant „De Wijde Blik" op Schip hol, waar hen een warm welkom wachtte. De bloemenmeisjes en kota missies de laatst en heupwiegend op de maat van de muziek begeleidden het echtpaar Van der Horst naar het podium, waar de gevolmachtigd minister van Suriname dr. R. H. Pos vriendelijke woorden sprak. Er waren trouwens meer hartelijke toespra ken: van de Rijksvoorlichtingsdienst, de Nederlandse Bioscoopbond, het departe ment van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen en de „Berlijnse groep". Her man van der Horst zei in zijn antwoord onder meer: „Er is niet alleen maar een artistieke kant aan mijn film. Ik heb met „Faja Lobbi" willen doordringen tot in het hart van Suriname. Ik hoop dat ik daarin geslaagd ben." Daarna verdrongen fotografen, radio- en filmmensen zich om de cineast. Natuurlijk moest hij zijn „Gouden Beer" tonen, waar door hij even in verwarring kwam. De plaquette zat namelijk nog in zijn bagage. Toen deze moeilijkheid was opgelost po seerden Van der Horst en zijn vrouw ge duldig onder de warme belichtingslampen. Ten slotte begonnen de Surinamers weer te spelen en werd er zelfs gedanst. Het was tien uur toen de bloemenmeis jes, die zich bij de ontvangst en het ont haal dapper hadden geweerd, weer mét de heer en mevrouw Van Willige en mejuf frouw Ria Hooij per autobusje de terug tocht naar Haarlem aanvaardden. Blij dat ze het gehele Berlijnse gezelschap nog eens hadden teruggezien en verheugd dat Nederland op het filmfestival zo'n goe^o beurt had gemaakt. Liederen van Mahler en Beril Advertentie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 11