Boeken voor mooi en slecht weer (3) FestiVale-Ouwe, klankschone herdenking van geheel vergeten Veluws componist discoucs ZATERDAG 23 JULI 1960 Erbij PAGINA DRIl SYBOLD QUINTZOON ACKERNOOT LEEFDE SPAARZAAM VAN 1735-1796 VANMORGEN IN DE BRIEVENBUS een folder met ge gevens over het Festival te Veurde (midden-Veluwe). Ik citeer: Op 6 en 7 augustus 1960 zal te Veurde een muziek feest plaatsvinden waarvoor grote belangstelling ver wacht wordt uit binnen- en buitenland. Dit festival, dat de steun geniet van Rijk, Provincie en Gemeente, is om twee redenen uniek in zijn soort. In de eerste plaats zal het slechts één week-einde duren en is het daarmee het kortste festival van dit continent, wellicht van de gehele wereld. In de tweede plaats zal het uitsluitend gewijd zijn aan de nagedachtenis van één enkele com ponist, te weten SYBOLD QUINTZOON ACKERNOOT die in 1735, dus precies 225 jaar geleden in het naburi- ge Krummél geboren werd. Van Ackernoot zullen wor den uitgevoerd zijn drie voornaamste werken, te weten een cantate voor soli, koor en orkest en twee éénakters. Een musicoloog en een landbouw-expert zullen referaten houden die op de componist en zijn werk betrekking hebben. Ook staat een excursie op het programma. BIOGRAFISCHE BIJZONDERHEDEN betreffende Sybold Quintzoon Ackernoot (17351796) zijn slechts spaarzaam overge leverd. Uit de kerkboeken van de N.-H. Kerk te Krummél blijkt dat hij aldaar in 1735 geboren is en vanaf zijn vijftiende jaar eerst als hulp-, later als hoofdorganist in zijn geboorteplaats werkzaam was. Van wie hij zijn opleiding ontving is niet be kend, al wordt door sommigen in dit ver band de naam genoemd van Rogge Rogs- zoon Molkenboer die omstreeks 1750 te Hoog-Luntersebroek werkzaam was. De componist bleef ongehuwd, hij moet een noeste, knoestige natuur geweest zijn die zich uitsluitend wijdde aan zijn werk als organist en componist en aan zijn lief hebberij, de apicultuur (bijenteelt). Zijn mensenhaat ging zo ver dat hij zelfs zijn biografen van honderdvijftig jaar later de stof voor pikante anekdotes onthield. Wel voerde hij enige tijd een briefwisseling met de dichter Rhijnvis Feith, toenmaals bur gemeester van Zwolle, die voor hem de tekst schreef van een, verloren gegane, „Ode aan de Hierderbeeck", die inmiddels eveneens is opgedroogd. VERDER IS BEKEND dat hij in 1783 in een heftig conflict raakte met de voor ganger van zijn kerk, de weleerwaarde Joannes Puystenkooker. Dominee Puys- tenkooker fulmineerde vanaf de kansel tegen zijn organist die hij ervan betichtte „de heylige gezangen te smooren in 't ad derengebroed van veyle deuntiens". Waarschijnlijk liet de organist bij zijn ko raalvoorspelen en begeleidingen zijn fan tasie te zeer de vrije loop, aanleiding die ook een ander componist van naam, Jo- han Sebastiaan Bach, al eens in conflict met een kerkeraad gebracht had. Acker noot trok zich terug in de schaapskooi te Griet, de wijsheid van zijn bijen tot de zijne makende en honing peurend uit de bittere ervaringen des levens. Zijn wrok jegens de dominee leverde hem inspiratie voor een satyrische éénakter: „Zwartrock Tweehonderd jaar geleden wandelde Sybold Quintzoon Ackernoot zo over de Veluwe. en het Veldbloempjen", waarin hij Puys tenkooker in het hemd zette met behulp van rock-effecten en Libertijnse Bassen die voor die tijd als uiterst gewaagd moe ten gelden. (Sommigen spreken dan ook in dit verband met de invloed van Jacobus Nozemaan 1693-1745). WELLICHT WAS AAN DE TWIST met de zieleherder ook het feit niet vreemd dat Ackernoot zich gaarne vermeide in de gedachtenwereld der Franse verlichtings filosofen. In het bijzonder met de grote Jean-Jacques voelde hij zich verwant en diens uitspraak „Retournons a la nature!" verdietste hij voor zichzelf als „Den boer op!" Aldus werd Sybold Ackernoot de grote, eenzame voorloper van het volks lied-onderzoek en stroopte hij bos, heide en zandverstuiving af om uit de mond van Krummelige boerkens en Veurder frou- kens de oude liederen op te tekenen. Het „De madonna met de vissestaart" door Stratis Myrivilis (Elsevier, Amsterdam, 5.90). In deze roman vertelt de Griekse auteur op een heel natuurlijke, eenvoudi ge maar zeker niet ondiepe, wijze het ver haal van de vondelinge Smaragdi, een beeldschoon meisje dat noodlottig wordt voor allen die op haar verliefd raken. Volgens kwade tongen is zij een dochter van een zeemeermin, een oud bijgeloof dat alleen de oudste dorpelingen nog we ten op te brengen. Myrivilis weet het ver haal van het dorp, de zee en de onver anderde levenswetten van een primitieve gemeenschap, meeslepend in een echte stromende roman gestalte te geven. Myri vilis verheerlijkt noch verdoemt de onge compliceerde maar hevige leefwijze van het dorpje; deze roman ontleent zijn tref kracht juist aan de afstand, waarmee hij zijn verhaal vertelt Een heel mooi boek, ideaal voor de vakantietijd. „Kijk Marietje, de zee!" „De schaduw van de regen" door Inez van Dullemen (Querido, Amsterdam, ƒ7,90). Een uitstekende verhalenbundel van deze begaafde jonge schrijfster. Het boek bevat drie verhalen: „De oude man" „Een eiland in de wind" en „De Reisge zellen". Het eerste is een novelle; een meisje hervindt in Parijs na vijfentwintig jaar de danser, voor wie haar moeder in dertijd haar vader verliet. Het bittere he den ontluistert het als groots beleefde ver leden. Een zeer atmosferische verteltrant geeft dit verhaal een indringende kleur, een romantisch waas, waarin de feitelijke contouren van de reële, maar wat vrij blijvende, visie van het meisje niet hele maal tot hun recht komen. Zij verlaat de gebroken man heel rustig, maar die rust is strijdig met het gevoel dat de lezer krijgt: dat het meisje tot de epoche van de danser behoort. „Een eiland in de wind" beschrijft atmosferisch even on ontkoombaar een Grieks eiland, waar een vrouw een miskraam krijgt. De arts van dat eiland is heel onopzettelijk, terugge houden, maar onvergetelijk beschreven. Het verhaal verplaatst zich dan naar een ziekenhuis in een grote stad, waar inhou delijk wellicht het zwaartepunt van het verhaal moet liggen, maar waar de lezer toch veel minder geboeid wordt. Ook in dit verhaal ligt het thematische zwaarte punt dus weer juist naèst de sterkste trefkracht van het verhaal: sfeerbeschrij ving. „De reisgezellen" is een vlot ver telde, plezierig oppervlakkige reisbeschrij ving. Een oudere, verbitterde automobi list neemt een gelukkig, pas getrouwd paartje, als lifters mee. We bevelen deze bundel van harte aan; Inez van Dulle men schrijft uitstekend. De titel geeft het karakter van de bundel heel juist weer: in de atmosferische schaduw van de re gen is het prettiger en beschermder toe ven dan in de trefkracht van de regen ZONDAG 7 AUGUSTUS 11.30 Excursie, georganiseerd door V.V.V. „Griet Vooruit". Bespieden van Wi- ven in het wild. Fotograferen toege staan. 14.30 Berengat, Veurde, Lezing door Prof. Quaatvlieg uit Wageningen over: „Gal-appel-analyse bij enkele 200- jarige eiken in verband met datering van handschriften". 19.30 In de gemoderniseerde schaapskooi te Griet, verblijfplaats van de com ponist gedurende zijn laatste dertien levensjaren, heeft een uitvoering plaats van zijn onvoltooidecantate „Ondergang van de Vale Ouwe". Medewerking verlenen de Christelij ke, On-Christelijke en Bijzonder-Hu- manistische Koren van Veurde, Griet, Krummél, Lummeloo en Lom merd, het Gelders Orkest en een keur van solisten, het geheel onder leiding van Henri. Heycneu t, achter- achter-kleinzoon van een zuster van de componist, en derhalve hoeder van de authentieke uitvoerings-tra dities. 23.30 En tot slot: ALLEMAAL ÖP NAAR DE WIPSELBERG! met medewer king van bromfietsploegen en slijte rijen uit de omliggende gemeenten. Groot gekostumeerd Boeren- en Bos- zèlf. Dat heeft de schrijfster wellicht niet zo bedoeld, maar het boek is er niet minder aanbevelenswaardig om. Aange name lectuur, óók in de vakantie. Mag ik een eend stropen?" door Theo van der Wal (Nijgh Van Ditmar, Den Haag 4,95). Een bundeling van dertien verhalen, waarvan er zes zó indrukwek kend zijn, dat geen litteratuurliefhebber zich deze bundel mag laten ontgaan. Het vreemde is dat de overige zeven verha len juist lijden aan een tekort, welks vol strekte afwezigheid de zes overige zo bij zonder maakt: het doordrukken van een idee in een daaraan ondergeschikt gemaakt verhaal. Van der Wal schrijft, als hij op zijn best is blijkbaar, een geheel eigen stijl. Zijn verhalen beschrijven mannen, wier vrijheidsliefde de basis is waarop zij in de maatschappij bereid zijn hard te werken. Ongecompliceerde kameraad schap, rechtstreekse ontmoeting, onsenti mentele mensenliefde, weet hij in échte verhalen gestalte te geven. Zijn stijl is Amerikaans, maar niet ontleend. Hij schrijft zijn verhalen waar, de lezer twij felt er niet aan of het is zó gebeurd. De lezer kan er uit halen wat hij wil - elk feit kan men immers interpreteren - maar de interpretatie is er niet door de auteur bij voorbaat, in gelegd. Men leze deze bun del; en daarin vooral „Mag ik een eend stropen?", „De Lifter", „De steengroeve", „De Karwats", „Het verhoor" en „De stofzuiger". 'Afscheid van mijzelf" door H. F. Mer- venne (Leopold, Den Haag, 5,90). Een verlitteratuurde psychologische casuïstiek wordt in dit boek met intelligentie en - in details - raak gevoel weergegeven door een auteur, wiens litteraire aanleg zozeer over- waasd wordt door de verplichte psycholo gische symbolenduiding, dat het moeilijk is te hopen dat er een volgend boek van hem snel'zal verschijnen. Een raszuiver trauma wordt in deze roman keurig naar één overwegend projectie-object gevoerd, dat door de patiënt letterlijk en figuur lijk met dynamiet wordt weggeblazen, waarna het afscheid van zichzelf kan open- bloeien tot de ontmoeting met een nieuwe ik. „De meesterdromer" door Agaath van Ree (U.M. Holland, Amsterdam 9.75). Een roman over Josef. De oud-testamen- tische gegevens worden door de schrijf ster her-gegroepeerd binnen een grote rijk dom aan authentieke historische gegevens uit het oude Egypte heel interessant en bovendien op een zodanige wijze dat de historische figuren de eigentijdse le zer in het eigen leven, in zijn eigen tijd, treffen. Een niet geringe prestatie. „De zaak met de drie hemelbedden" door Jelte Kuipers (De Arbeiderspers, Am sterdam, 2.75). Een heel gezellig, span nend verteld speurdersverhaal, waarin humor en ernst overtuigend dooreengewe- ven zijn. Het bizarre gegeven is fantastisch genoeg om de lezer een vrijblijvend va kantie-leesgenoegens te garanderen. volkslied speelt dan ook in zijn oeuvre steeds een grote rol, zoals kan blijken uit zijn komische één-akter „Olie Wiven", ge baseerd op een oud-Uddelse sage. In zijn later werk vindt een toenemen de integratie van het folkloristisch mate riaal plaats. Deze integratie gaat zóver, dat volgens sommigen de eigen persoon lijkheid van Ackernoot geheel met het volkslied zou zijn versmolten en hij dus in feite niet echt gestorven en tot as ver teerd zou zijn, maar integraal in een volksmelodische agregaatstoestand is overgegaan, (zie ook de publicaties van Balfoort en Thijsse in het „Gelders Maandblad voor Muziekgeschiedenis", jaargang no. LXV, blz. 423-428.) VERTOONT „OLLE WIVEN"; in Ve luws dialect, de invloed van de Napoli- taanse opera-buffa (Pergolesi), van ge heel andere aard is zijn laatste, onvol tooid gebleven werk, de profetische can tate „La Maga Silvana", zijnde „Boshexe of d'Ondergang van de Vale Ouwe". Uit de titel spreekt de invloed van Rousseau („Le devin du village", 1752) maar Acker noot heeft diens volkse arcadische stijl op experimentele wijze verdiept, getuige de Horekafkase „Apotheose op de Wipsel- berg" met haar futuristische modulaties van paddestoelen naar richtingaanwijzers, plaggenhutten naar eethuysjes, van een echoput naar een Echoput, en van een malle-jan naar een sjieke-Buick (omstre den plaats in het tekstboek; bedoeld wordt waarschijnlijk: een slée). HIER VOLGT DAN het eigenlijke her denkingsprogramma: ZATERDAG 6 AUGUSTUS, in het Beren gat te Veurde (bij slecht weer in het Gezondheidshuis, Brink 4) heksen-Bal. Loterij met fraaie prij zen: Personenauto's, T.V.-toestellen, wilde zwijnen, rood koper, straalja gers en nog véél meer!! Voor de muziek zorgen de Hot Hat- temmers o.l.v. Boy Kneppélhout. Beleefd aanbevelend, Culturele Middenstandscentrale voor Veurde e.o. WIJ HEBBEN ER DUS weer een festival bij; een kleintje maar, een festi valletje ,een FestiVale-Ouwe. Na afloop zal het gemeentebestuur van Veurde wel besluiten „van dit evenement een jaar lijkse traditie te maken". Ik zal het maar alvast in mijn agenda schrijven, de kunst redactie zal mij er wel op af sturen. Ik De schaapskool waar de getergde Acker noot zijn bittere levenservaring wist om te zetten in verdiepte harmonie met het veel al barre landschap, waar zijn gekweldheid werd opgenomen in het welvende zwerk van de begrijpende natuur. noteer het onder: „Bijzondere Feest dagen" in het rijtje van Sinterklaas, Matttheüs, Toerdefrans, Vader- en Moederdag, Bloemencorso, Boekenbal, Sinterklaas. Het herdenken van al die goed-heilige instellingen waaraan u en ik ons fysiek en geestelijk welzijn te danken hebben, is een vermoeiende bezigheid. Maar men behoeft er gelukkg niet bij te denken. Alexander Hieronder worden besproken: ,,An intro duction to Bach". Rosalyn Tureck (piano). His Master's Voice ALP 1747; en Liszt Recital: „Dante" Sonate, Consolations no 16. Polo naises no. 1, in C, en no. 2 in E, door Peter Katin (piano), Decca LXT 5557. 20.Opening van de 225ste geboortedag van Sybold Ackernoot door de Edel achtbare Heer jhr. IJ. van Fereest, burgemeester van Veurde. 20.15 Lezing door Prof. Hamoll, musico loog te Grüblingen (West-Dld). On derwerp: „Sybold Quintzoon, Be- ziehungen zum Zeitgeist". UIT EEN DOOR DE vertolkster Ro salyn Tureck zelf op de hoes gegeven toelichting blijkt dat deze plaat tevens beschouwd kan worden als de klinkende illustratie bij een door haar verzorgde instructieve bloemlezing van Bach's klavierwerken. Deze is onder de titel „An Introduction to the Performance of Bach" in drie banden verschenen bij de Oxford University Press. De pianis te geeft er aanwijzingen in betreffende interpretatie en techniek bij Bach. Dit verklaart dat deze opname een aantal korte en eenvoudige stukjes bevat die iedere amateur bekend zijn „aan den lijve"; ze komen namelijk voor in het klavierboekje dat Bach bundelde voor zijn tweede echtgenote Anna Magdale- na en dat sinds twee eeuwen een van de basis-elementen van het paiano- onderricht gebleven is. Verder hoort men op deze plaat de eerste van de tweestemmige Invenzionen, een onge kende Fantasie in g en een wèlbekende Prelude en Fuga in a uit de „Kleine Praludien und Fugen". De drie uitvoe rigste stukken zijn tenslotte een drie delige Suite in f: een mij niet bekend werk dat door Rosalyn Tureck in ver band gezien wordr met de luit, een toenmaals populair huisinstrument; voorts een eveneens driedelige Suite in A uit het klavier boekje dat Bach voor zijn oudste zoon Wilhelm Friedemann samenstelde, en een Aria met tien va riaties „nach Italienischem Goüt" die men zeer zelden in de concertzalen hoort, het enige variatiewerk dat Bach geschreven heeft, naast de monu mentale Goldberg-variaties. Het is ver moedelijk een vroeg werk waarin voor al de terugkeer in de laatste variatie naar de meditatieve sfeer van het the ma na een toenemende brille in de voorlaatste variaties, een opmerkelijk moment is. Over de pianistisch zeer geraffineer de wijze waarop Rosalyn Tureck deze composities op het moderne toetsinstru ment overbrengt, kan men van oordeel verschillen, men zal echter onder de indruk komen van de bijna fragiele be hoedzaamheid waarmee zij Bach in de klanksfeer van de piano weet te plaat sen. Het is deze behoedzaamheid die anderen weer als een breekbaarheid zal aandoen die enigszins in strijd is met de robuuste figuur van de Thomascan tor. Het is al eens eerder opgemerkt dat Rosalyn Tureck's stijl een element „rococo" in zich draagt, een klimaat van typisch-vrouwelijke koelheid waar in Bach iets van zijn levensvatbaarheid dreigt te verliezen. Men vergelijke haar Bachspel bijvoorbeeld met dat van de jonge Canadees Glenn Gould, die haar gelijke is in detailverzorging en stijl gevoel, maar haar meerdere in muzi- kanteske vitaliteit. Wat dan weer niet wegneemt dat Rosalyn Tureck over de kostbaie gave van „stil spel" beschikt en dat. deze stille onnadrukkelijkheid waarmee zij Bach's arabesken uitspint, een oase vormt in een wereld, die aan geluid ten onder gaat. DE JONGE ENGELSE PIANIST Pe ter Katin is een van de talrijke nieu we talenten die een uitgesproken dis positie voor de piano paren aan een sterke muzikaliteit. Het is opvallend dat zelfs muziek die men min of meer volgens bepaalde interpretaties gestan daardiseerd waande, opeens nog een totaal nieuwe benadering blijkt toe te laten. Dit pleit dus voor de waarde van het meesterwerk dat, onder de druk van een met volle inzet bedreven stu die, nog ongekende dimensier toont die pas in een eigentijdse visie onthuld worden. Anderzijds kan men zich ver bazen dat in verschillende delen van de aardbol het vermogen tot dergelijke ontdekkingen bij mensen van vijfentwin tig tot dertig jaar bestaat. De onlangs te Brussel bekroonde Amerikaan Mal colm Frager is hiervan evenzeer een bewijs als de in Oost-Europa zo gevier de Sviatoslav Richter (wiens eerst bij Philips uitgekomen plaat hier onlangs besproken werd); er is de jonge Poolse Chopin-speler Adam Harasiewicz, de Scandinaviër Grant Johanneson, de hierboven genoemde Glenn Gould, en dit zijn dan nog maar een paar namen die mij te binnen schieten van kunste naars die allen in ons land reeds een zekere publiciteit verwierven door per soonlijk optreden of grammofoonplaten. Hierbij kan men zonder voorbehoud de naam voegen van Peter Katin die het bestaat, blijkens deze Decca-opname om zelfs enkele shownummers van Liszt die in overgrootmoeders commode la gen te bestoffen, nieuw leven in te bla zen. De „Consolations", zes stukjes die men als het eenvoudigste kan beschou wen dat Liszt voor piano geschreven heeft, onthullen ons iets van zijn ge heim :een uiterste fijngevoeligheid voor de waarde van interne muzikale span ningen en een techniek die geen enkel accent, geen enkele frasering behoeft te missen, dienstig om aan deze span ningen gestalte te geven. Wonderlijk wat muziek nog doen kan wanneer men aandacht heeft voor iedere noot en voor wat er „tussen" de noten gaande is: de spanningscurve van een melodie, de verdichting en verdunning in het har monisch veld. Indien men zou denken dat de met Liszt verbonden voorstelling van gran deur (tenslotte was hij een „showman", die althans zijn pianowerk componeer de om zijn aanhangers en aanbidsters brood en spelen te geven) te kort komt, luistere men naar de beide Polonaises. Het zijn vuurwerken die nog weten te boeien, ondanks (beter: dankzij) het feit dat ze niet worden afgestoken door een narcistisch acteur die meent God op aarde te kunnen laten neerdalen door zijn virtuositeit. Wat de „Dante" sonate betreft, geschreven onder de in sonate betreft, geschreven onder de in druk van bepaalde gedeelten van de „Inferno", daaraan valt, vrees ik, niet veel meer goed te maken, zelfs niet door een zo begaafd en toegewijd vertolker als Peter Katin. Sas Bunge 21.— Honderdvijfenzestig jaar geleden wandelde Sybold Quintzoon Ackernoot zo over de de Veluwe. (Wijzigingen voorbehouden zal de Nederlandse Opera uit Amsterdam de wereldpremière geven van de éên-acters „Zwartrok en het Veld- bloemje" en „Olie Wiven". In geval van nood: „La Bohème" van Puccini).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 15