Prinses Wilhelmina tachtig jaar
MILDHEID EN WARME MENSELIJKHEID
KENMERKTEN HAAR LEVEN EN WERKEN
GEHEUGENKUNSTENAARS
Koningschap kreeg onder haar
regering een nieuwe inhoud
Bel even
op en u
weet het
Erbij
Emmas voorbeeld
Religieuze achtergrond
REUZEN EN DWERGEN IN DE ONAFZIENBARE RIJ DER
Jeugd en oecumene
ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1960
PAGINA DRIE
v-.;Y
MAJESTEIT EN MENS twee begrippen die onmetelijk
ver van elkaar schijnen te liggen maar elkaar toch
kunnen ontmoeten, zijn de polen waartussen het
leven van Koningin en Prinses Wilhelmina zich nu
tachtig jaren heeft afgespeeld.
Voor Koningin Wilhelmina is de abdicatie in 1948 een
wezenlijk „afstanddoen" geweest, een afstand
nemen van de troon, van de majesteitelijke waardig
heid; een terugtreden ook in het persoonlijke leven,
een accentverschuiving van majesteit naar mens. v
De afstand tussen vorst en volk is altijd groot, moet
dit zijn, hoe nauw beide ook aan elkaar verbonden
zijn door aanhankelijkheid en liefde: op deze afstand
berust de essentiële waarde van het wezenlijke
koningschap.
De abdicatie betekende, dat Wilhelmina als Prinses
minder ver van haar volk kon gaan staan, dan zij als
koningin staan moest. Maar tevens, dat wij haar
Emma en Wilhelmina: de lijn werd
doorgetrokken
dichter konden benaderen en haar menselijke mild
heid niet meer slechts behoefden te vermoeden
achter de facade van majesteitelijke waardigheid.
Wij zijn er dankbaar voor, hierdoor naar aanleiding
van de komende tachtigste verjaardag van Prinses
Wilhelmina, meer op het menselijke van haar leven
de nadruk te mogen leggen dan in het verleden ge
daan kon worden.
Dit behoeft niet in strijd te komen met haar wens, zo
weinig mogelijk aandacht aan deze hoogtijdag te
schenken. Deze wens, die evenzeer als haar titel-
keuze van Prinses in plaats van koningin-moeder de
ernst van haar „afstand doen" onderstreept, was met
een juist begrip voor de gevoelens van het volk
voorzichtig geformuleerd: „zo weinig mogelijk". Zij
heeft zeer goed beseft, dat een wens tot volkomen
stilzwijgen niet ingewilligd kon worden, ook ai werd
deze van zo geliefde en geëerbiedigde zijde geuit.
In de regeringsperiode van Wilhelmina heeft het koningschap een andere
inhoud gekregen. In dit tijdsbestek ligt de ontwikkeling van de samenleving
waarbij de bewondering en eerbied voor het hoofd van de staat, medegeërfd met
de troon, plaats moest maken voor door persoonlijke verdiensten verworven aan
hankelijkheid en liefde. Slechts weinig Europese vorstenhuizen hebben deze
ommekeer overleefd. Het grootst wat Koningin Wilhelmina tijdens haar regering
voor ons volk heeft volbracht, moet de volledige aanvaarding worden geacht van
deze maatschappelijke heroriëntering, welke zich vooral in cle jaren van en na
de tweede wereldoorlog zo razend snel heeft voltrokken.
Ongetwijfeld zijn ook haar eigen inzich
ten in de tientallen jaren van haar re
gering gewijzigd. Ieders innerlijk leven en
wereldbeschouwing wordt mede gevormd
door de wereld waarin hij is geplaatst.
Wie deze invloed niet wil ondergaan, ont
kent als individu onderdeel te zijn van
een gemeenschap. Wij mogen derhalve niet
stellen, dat Koningin Wilhelmina zich aan
deze invloed zou hebben weten te onttrek
ken, want dit zou betekenen, dat zij haar
plaats in de gemeenschap van ons volk
en de wereld niet zou hebben onderkend,
terwijl juist in het willen dienen van ons
volk, het „van allen" en „voor allen" wil
len zijn, haar leidraad is geweest.
OOK 'ACHTER de Koningin Wilhelmina
van vóór 1940 stond de mens, al mocht
die uit eigen verkiezing op grond van
aanvoelen der samenleving indertijd
minder spreken.
Bij het oritdekken van deze mens ach
ter de majesteit, na 1940 en vooral ook
na 1948 sterker mogelijke geworden, dringt
zich steeds weer het beeld op van Koning
in-moeder Emma: de lijn der menselijke
mildheid, blijkt sterker doorgetrokken, dan
meestal rrordt vermoed.
De innerlijke gelijkenis tussen Emma en
Wilhelmina is groot geiveest door de jaren
heen, alleen Erna behoefde als regentes
en moeder, vooral omdat zij zelf nimmer
Koningin heeft willen zijn of schijnen, niet
als mens schuil gaan achter de fagade,
van het koningschap.
De plaats waar Prinses Wilhelmina haar
tachtigste verjaardag viert, is een sym
bool van deze gelijkenis: het Loo, het pa-
•eis en de parken waaraan beiden zo ge-
echt zijn geraakt, parken die Prinses
Wilhelmina de laatste vijf jaren slechts
bij hoge uitzondering heeft verlaten.
In deze vertrouwde en geliefde omge
ving vindt Prinses Wilhelmina vele en rij
ke jeugdherinneringen terug, herinnerin
gen aan een waarlijk niet onbezorgde
maar, achteraf gezien, toch vrij zonnige
jeugd.
Hier heeft zij van haar moeder geleerd,
mild te zijn tegenover het leven, mildheid
ook te behouden als achtergrond van dik
wijls noodzakelijke strengheid en hardheid.
Haar gehele leven door heeft zij deze
mildheid getoond, ook in haar regerings
periode voor de tweede wereldoorlog toen
de meesten in haar slechts de majesteit
konden zien. Op ontroerende wijze kunnen
chronisch zieken, anderszins getroffen en
ook „gewone" mensen uit haar directe
omgeving daarvan getuigen.
Op de fiets, als iedere „gewone" burger;
een facet van haar eenvoud
Nog steeds leeft Prinses Wilhelmina, in
tens mee met het persoonlijk lief en leed
van allen die haar omringen met hun
met graagte gegeven zorgen. Zijzelf be
treurt maar al te zeer, dat zij dit mense
lijk medeleven, nu zij er de tijd voor heeft
door haar ouderdom niet een veel groter
reikwijdte kan geven.
Door de jaren heen heeft déze persoon
lijke belangstelling een sterk religieuze
achtergrond gehad. We behoeven slechts
te denken aan de kersttijd waarin zij
liefde voelen verkeren door de warme
menselijkheid van een Landsvrouwe, die
voordien in hun ogen „slechts" waardig
vorstin was geweest.
Hoe kon het anders, of Koningin Wilhel
mina stond onmiddellijk na de bevrijding
een vleugel van Het Loo af voor de huis
vesting van oud-illegalen die bijzondere
zorg behoefden. Tussen haar en haar „in
woners" van die tijd zijn banden van
warme menselijke vriendschap ontstaan
in urenlange gesprekken van mens tot
mens. Jaarlijks vindt nog een reünie
plaats van deze oud-verzetslieden op het
Loo, waarbij Prinses Wilhelmina nimmer
placht te ontbreken-
Het Loo is overigens ook nadien nog een
gastvrij toevluchtsoord voor velen ge
weest: voor repatrianten uit Indonesië,
voor Hongaarse vluchtelingen, voor ouden
van dagen, door de watersnoodramp uit
Zierikzee verdreven.
Al deze hebben die „andere" Wilhelmi
na leren kennen als mens, haar mense
lijke beminnelijkheid ervaren, haar open
hartige spontane medeleven (waarin kri
tiek niet werd gespaard) leren waarderen.
In haar merkwaardige openlijke „ge
loofsbelijdenis" onder de titel „Eenzaam
maar niet alleen" vertelt Prinses Wilhel
mina over haar besluit tot afstand het vol
gende: „Toen ik geschiedenis leerde, trof
mij bijzonder de afstand van Karei V in
1555. Ik vond dat toen een wijze daad. Dat
zoiets als afstand doen bestond, was een
geheel nieuw gezichtspunt. Natuurlijk ging
ik naar mijn moeder en besprak dit vraag
stuk met haar. Wij bekeken alle gezichts
punten en verdiepten ons in de gevolgen,
welke het zich terugtrekken van een vorst
ook voor de oorlog hoewel dat vrijwel
niet bekend is geworden - tussen de druk
ke staatszaken door nog tijd en energie vond
haar religieuze taak tegenover de mede
mens, die zij als een persoonlijke zen
dingsopdracht: aanvoelde, te volbrengen.
Hoevelen hebben haar niet in een persoon
lijke ontmoeting aan 't ziekbed het Kerst
evangelie horen lezen.
Onherroepelijk gescheiden zijn deze
twee aspecten van haar leven majesteit
en mens overigens geenszins geweest.
Men behoeft slechts met begrip voor het
onderscheid, dat er moest bestaan tussen
haar koninklijke en menselijke taak, haar
leven te overzien om vele voorbeelden de
zer mildheid te vinden, ook in haar open
bare optreden.
Een menselijke mildheid die bij voor
beeld herhaalde malen leidde tot het als
Koningin laten gelden van genade boven
recht, tot beroepen op het wereldgeweten
(vaak onder ministeriële verantwoorde
lijkheid maar naar eigen persoonlijk con
cept), tot koninklijke woorden van troost
voor hen die lijden, woorden waarin heel
wat meer sprak dan functionele plichtsbe
trachting.
Wij behoeven slechts te herinneren aan
de ontroerende toespraken in balling
schap. Wanneer de Koningin in die jaren
het woord voerde, moesten deuren en
gordijnen worden gesloten. Haar stem
mocht slechts klinken in een heel kleine
vertrouwde kring. Zij werd daardoor deel
van de familie in de huiskamer, deel van
een groepje benarden in een schuilhol,
deel van een samenscholing van verbeten
landgenoten in een broeinest van het ver
zet.
In Londen heeft Koningin Wilhelmina
ontelbare malen contact gehad met Enge
landvaarders, waarbij verhalen en rap
porten over de toestand in het bezette ge
bied vaak moesten wachten op een ge
sprek over persoonlijk leed, persoonlijke
ontberingen, persoonlijke angsten. Zeer
velen hebben daar in Londen hun bewon
dering in aanhankelijkheid, hun eerbied in
Van deze levensopvatting uit is haar be
langstelling verklaard voor die twee ter
reinen: oecumene en jeugd, welke zo sterk
op de voorgrond staan in het beeld, dat
wij ons van Prinses Wilhelmina als mens
kunnen vormen.
Als Koningin heeft de Prinses destijds
natuurlijk vele prominente buitenlanders
leren kennen. Met velen hunner heeft zij
bovendien nog steeds persoonlijk contact.
Geen officieel bezoek van een staatshoofd
aan ons land gaat voorbij, of op de een
of andere wijze kan, buiten de ogen van
de publieke belangstelling, ook nog een
ontmoeting met Prinses Wilhelmina wor
den ingelast. Haar menselijk contract met
hen, die zij persoonlijk en functioneel in
hun moeizame plichtsvervulling heeft
waargenomen, is daardoor nog steeds be
houden.
Wanneer zij bijvoorbeeld een onderhoud
heeft met Albert Schweitzer, wordt er
waarlijk niet gesproken over het weer of
de plantengroei in Afrika, maar worden
essentiële menselijke problemen in het
licht van het moment en in niet aan het
ogenblik gebonden perspectief besproken.
MAAR HET ZIJN ook „kleinere" zaken,
die haar bezig houden, ook nu zij na een
leven vol plichtsbetrachting aan een li
chamelijke doch ook geestelijke rust toe
is welke anderen reeds veel eerder ge
schonken wordt. Wij hebben onszelf voor
genomen, daarvan slechts een enkel voor
beeld. De dodencijfers van de stormramp,
hebben Prinses Wilhelmina ook iets an
ders verteld: dat niet de natuur maar de
mens zijn eigen grootste kwaad is. Kort
nadat zij de droevige eindbalans van deze
ramp onder ogen kreeg, vernam zij het
aantal slachtoffers dat het verkeer in ons
kleine land in een enkel jaar geëist had,
een aantal dat groter was dan dat van
een natuurramp die ons slechts eens in
honderden jaren treft. Sindsdien is zij,
die in haar jeugd een van de eerste „velo-
cipèdes" in ons land met angstige bewon
dering aanschouwde en derhalve de gehe
le ontwikkeling van het moderne verkeer
heeft meegemaakt, een hartstochtelijk
voorvechtster geworden van alle moge
lijke acties voor verkeersveiligheid. Zij
stelt daarbij voorop, dat ook op dit ge
bied beschaving uitkomst brengen kan:
Een staatsie foto uit de jaren veertig:
Wilhelmina als majesteit
beschaving als begrip voor erkenning van
de rechten van de anderen, beschaving
als menselijke mildheid.
Het is slechts één voorbeeld. Maar het
is tekenend. Wanneer wij in deze gedach
ten het leven van Koningin en Prinses
Wilhelmina overzien, dun zouden wij
majesteit en mens niet meer als polen
willen beschouwen waartussen dit leven
zich heeft afgespeeld. Dan lijkt ons een
zuiverder verband tussen deze begrippen
gepast: mens in majesteit, majesteit in
mens.
Zo worden deze twee elementen van een
persoonlijkheid geen tegenstellingen, maar
een synthese, die ten volle eer betoont
aan een der grootste Oranjes, naar wier
geluk en welzijn de oprechtste wensen
van alle Nederlanders uitgaan.
Onlangs hebben we een zogenaamd
geheugen wonder ontmoet. De man' wist
feilloos de telefoonnummers en gironum
mers van alle klanten en dat zijn er
vele van zijn firma.. Ook hun huis
nummers en geboortedata noemde hij in vrijwel alle ge
vallen zonder haperen op. De man bleek zich in zijn bijzon
dere eigenschap ook zelf verdiept te hebben. En hij vertelde
ons, dat hij weliswaar een goed geheugen had, maar dat er
anderen zijn, die hem als geheugenkunstenaars verre en
verre overtreffen. Hij wees er op dat oude sagen, legenden,
dichtwerken en historische verhalen mondeling van geslacht
op geslacht werden overgeleverd. De mannen en vrouwen,
die voor de overlevering zorgden, hadden een geheugen, dat
wij abnormaal sterk zouden noemen. Vaak waren het tove
naars, priesteressen, zangers die het geestelijk bezit van de
stam of het volk op die wijze voor het nageslacht bewaarden.
In rampen en oorlogen was zij haar
volk nog nader. Wilhelmina en Juliana
bij een bezoek, in 1925, aan het door
een windhoos geteisterde Culemborg
kon hebben. Wat mij in deze gebeurtenis
boeide en mij in het verdere leven niet los
liet, was de mijns inziens gezonde gedach
te die daarin tot uitdrukking kwam, name
lijk dat men niet moet aanblijven in een
ambt, dat een voortvarendheid, besluit
vaardigheid en energie eist, die gedragen
moeten worden door algehele fitheid, wan
neer men voelt, die krachten niet meer te
bezitten".
Wij tasten er waarschijnlijk niet erg ver
naast wanneer wij stellen, dat zij mede
abdiceerde omdat zij wist, haar staatstaak
aan vertrouwde kundige handen te kunnen
overdragen, doch daarnaast voelde dat
haar tweede taak onoverdrachtelijk was
en deze op dat pooment slechts ten volle
zou kunnen worden volbracht, wanneer zij
van die andere taak ontheven zou zijn.
Deze onoverdrachtelijke taak was de men
selijke, waaraan zij uit volle overtuiging
rr.eöe de inhoud van een religieuze zen
dingsopdracht heeft gegeven.
Prinses Wilhelmina heeft zich na haar
abdicatie bijzonder gewijd aan twee ter
reinen: jeugd en geestelijk leven, waarin
een voorname plaats was toegekend aan
de godsdienst. Bewust schrijven wij hier
niet „kerk" in plaats van „godsdienst".
In „Eenzaam maar niet alleen" schrijft zij
zelf, dat „hierin weinig gewag gemaakt
wordt van de kerken. Zij hebben geen rol
van betékenis vervuld in mijn leven. Zij
stonden daarvoor te ver af van mijn per
soonlijke binding met Christus en Zijn lei
ding met mij". Haar belangstelling gaat
vooral uit naar vestiging van geloof in
God als leiding van mens en samenleving,
niet naar de vorm van uiterlijk belijden
van dit geloof.
IN INDIA bij voorbeeld waren er vroe
ger mannen, die de Veda's ruim 10.000
sutra's of verzen zonder te haperen of
fouten te maken uit het hoofd konden op
zeggen. In het oude Griekenland trof men
eveneens van die geheugenwonders aan.
Daar waren mannen, echte voordracht
kunstenaars, die alle werken van Homerus
van buiten kenden. Seneca kende 2500 ver
zen van buiten, die hij één keer had ho
ren voordragen. In de zestiende eeuw,
leefde een boer, Michiel Sauerhof heette
hij, die zó bijbelvast was, dat hij het
ganse Oude Testament achter elkaar en
zonder fouten kon opzeggen. En in Fin
land verstonden nog in de vorige eeuw tal
van dorpszangers de kunst om tijdens de
lange winteravonden het nationale Finse
heldendicht de Kalevala onder ha
peren voor te dragen. Het is aan derge
lijke mannen (en vrouwen) te danken,
dat wij heden ten dage de teksten van
van vele heldendichten kennen, waar
van de oorsprong verloren gaat in
de nevelen van een ver en schriftloos ver
leden.
ER IS EEN TWEEDE GROEP mensen
met een super-geheugen (vertelde onze
zegsman), wier hersenen werken als een
foto-apparaat. Men zou kunnen zeggen, dat
zij een „optisch herinneringsvermogen"
bezitten. Slaan zij een blik op een pagina
van een krant, tijdschrift of boek dan
„fotograferen" hun hersenen het beeld
van de bladzijde en nadien kunnen zij dan
(als het ware naar binnen schouwende)
de pagina voorlezen. Deze bijzondere ga
ve had bij voorbeeld een zetter op de
Franse Staatsdrukkerij in de dagen van
Napoleon I. André Lepère zo luidde
zijn naam was uit Gascogne afkomstig.
Hij werkte vooral aan de Staatscourant.
Vroeg men hem, bijvoorbeeld, onver
wachts: „Lepère, wat stond er ook weer
op bladzijde 3 van de editie van 14 febru
ari 1806?", dan las hij uit het geheugen
de gehele pagina voor. Fouten maakte
hij maar heel zelden. Dichter bij huis ken
ik nog een voorbeeld. In de jaren dertig
onzer eeuw werkte er ten kantore van een
grote Nederlandse instelling een archiva
ris. Vroeg men hem: „Wanneer ging de
firma Zus Zo ook weer failliet en waar
kan ik daar wat over vinden?", dan
luidde 't antwoord: „Even kijken, mijn
heer, dat was een bekende zaak. Ja, fail
lissement uitgesproken op 12 januari 1920
en U vindt er iets over in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant van 14 januari
1920, pagina 8, rechts boven aan.." Ter
wijl hij dit antwoord gaf, bracht de archi
varis dan de hand boven de ogen als
tuurde hij in de verte. Hij wist dan, kij
kende, het antwoord vele jaren nadat de
door hem genoemde kranten waren ver
schenen. Ook in de wetenschappelijke we
reld vindt men dergelijke geheugenkunste
naars. Zo wist de Duitse geleerde Gold-
zieher een bekend oriëntalist jaren
nadat hij het gelezen had van ieder boek
nog precies, op welke bladzijde een be
paalde uitspraak te vinden was, ja, noem
de hij zelfs alle drukfouten.
ABNORMAAL KAN MEN ook de geheu
gens nomen van hen, die gewoonlijk als
„talengenie" worden aangeduid. Zij ver
enigen in hun brein het „gehoor-geheugen"
met het „gezichts-geheugen". Dit maakt
het voor hen gemakkelijk om talen te le
ren en vrijwel onmogelijk om een een
maal geleerde taal te vergeten. Een der
bekendste talengenieën van alle tijden was
een kardinaal in Rome, Joseph Mezzofanti
geheten. Hij aanschouwde in 1774 het le
venslicht in Bologna. In 1833 werd hij be
noemd tot bibliothecaris van het Vaticaan.
Vijftig talen sprak hij vloeiend. Twintig
andere kende hij goed. Bovendien kon hij
zich heel behoorlijk uitdrukken in enige
tientallen dialecten. De moeilijkste talen
maakte hij zich in een paar maanden ge
heel eigen. Aan zijn talenkennis dankte
hij de bijnaam „Levend Pinksterfeest".
MEZZOFANTI was niet het enige talen
genie van zo zwaar kaliber. Een Duitse
diplomaat, Krebs geheten, die in de vori
ge eeuw leefde, verstond en kon zich ver
staanbaar maken in niet minder dan hon
derd talen. De kroon komt evenwel toe
aan de Duitse taalgeleerde prof. dr. Gott
fried Ludwig Schütz. Omstreeks 1800 do
ceerde hij in Halle. Hij beheerste bijna
tweehonderd talen.
U ziet dus besloot onze zegsman met
het enorme geheugen dat ik maar een
dwergje ben in de rij der geheugenkun
stenaars. Ik ken veel nummers en getallen
van buiten, doch ik spreek maar zes ta
len. Dat zijn: Nederlands, Frans, Duits,
Engels en Spaans. „Vijf dus maar?"
Neen, zes ik vergat Amsterdams nog te
noemen.
De speciale inlichtingen
diensten van de Westduitse
P.T.T. hebben de telefoon
dienst in de Bondsrepubliek
gemaakt tot een universele
vraagbaak. Wanneer een
huisvrouw niet kan be
denken, wat zij nu weer
moet koken, behoeft ze
slechts de telefoon op te
vemen en de „keuken
dienst" te draaien. Die doet
haar ideeën voor het mid
dag- en avondmaal aan de
hand en geeft er desge
vraagd nog recepten bij
ook. Als u zakenman bent en
de laatste koersen wilt we
ten, de telefoondienst geeft
ze u. Men kan behalve de
juiste tijd en het weerbe
richt ook het laatste we
reldnieuws „draaien", even
cis de uitslagen van paar
denrennen en voetbalwed
strijden, de prijzen in de
voetbalpools, de loterijlijst
en de data van komende
sportgebeurtenissen.
Maar er is meer. Wan
neer men de toestand van
de grote wegen wil weten
gladheidetc.) dan vertelt
de telefoondienst u er alles
over. Bovendien kan men
desgewenst vernemen of
het regent in bepaalde bad-
platsen en andere vakantie
oorden en hoe warm de zee
is. 's Winters kan men vra
gen, waar sneeuw gevallen
is voor de wintersport. En
in het onwaarschijnlijke ge
val, dat men helemaal niet
weet, waar men zijn va
kantie moet gaan doorbren
gen, geeft „inlichtingen" u
een lijst van suggesties met
de namen van de hotels,
waar nog kamers te krijgen
zijn. Als men 's nachts een
dokter nodig heeft, dan ver
telt de telefoondienst, welke
dokter nachtdienst heeft en
welke apotheken geopend
zijn. Toch ligt de Duitse
P.T.T. nog een slag achter
bij de telefoonservice die
men in Wenen kan krijgen.
Wanneer men daar zijn
viool of piano wil stemmen,
kan men een bepaald num
mer draaien om een zuivere
„toon" te horen.