m
Hl
Hf
s
Litteraire
Kanttekeningen
ZATERDAG 3 SEPTEMBER 196 0
Erbij
PAGINA VIER
- FH.ATFT.IF. -
(910 i960
HP
iH
HP
Él
HP
-«H
wê
Éi
11
9
m.
Hf
iüP
n
s
Sa
s
8
ui
|jf
8
ma
ém
HP
8
ui
#f
8
8
m,
xm.
4'M
Él
JU
f
ipf
tl
IÜP
Hf
ÉH
lil
ill
:e
C. J. E. Dinaux
Negen Muze
De nieuwe koning
van de reuzen
Spring-in-het-veld
VERENIGDE STATEN. Op 1 novem
ber a.s. zal een postzegel van 4 cents
(rood en blauw) in circulatie worden
gebracht ter gelegenheid van het vijf-
tigjarig bestaan van de organisatie van
kampvuur meisjes. De zegel vertoont
het embleem van de organisatie, be
staande uit twee gekruiste boomstam
men met een vlam.
INDONESIë. De Indonesische poste
rijen hebben een serie van vier post
zegels het licht doen zien, die gewijd
is aan de landbouw. Het zijn een 25 sen
(groen) met een theestruik, een 50 sen
(blauw) met een kokosboom, een 75 sen
(rood) met een rubberboom en een 1,15
roepiah (rooclviolet) met een rijstplant.
Deze serie zal te zijner tijd worden aan
gevuld met de waarden 5, 10, 15 en 20
sen.
SOVJET-UNIE. Naar aanleiding van
de Olympische Spelen te Rome is een
serie van tien waarden verschenen: 5
kop. hardlopen, 10 kop. worstelen, 15
kop. baskettbal, 20 kop. gewichtheffen,
25 kop. boksen, 10 kop. vrouwengymna-
stiek, 40 kop. schermen. 40 kop. duiken,
60 kop. kanoën en 1 roebel paardesport.
Voorts is een postzegel van 40 kop. uit
gegeven ter viering van de twintigste
verjaardag van de Moldavische Socia
listische Sovjet-Republiek. De zegel
geeft een gezicht op de hoofdstad Kisji-
new. In de rechterbenedenhoek zijn de
vlag van de republiek en het staats-
embleem afgebeeld.
COMMUNISTISCH CHINA. Twee
postzegels, beide in de waarde 8 fen,
zijn uitgegeven ter herinnering aan de
bevrijding van Korea, vijftien jaar ge
leden. Op de ene zegel ziet men de vlag
gen van China en Noord-Korea, waar
mee de vriendschap en eenheid tussen
beide volken wordt gesymboliseerd en
op de andere zegel Pegasus, die de snel
le ontwikkeling van de socialistische
landen voorstelt.
FEDERATIE VAN NIGERIA. Op 1
oktober a.s. wordt Nigaria onafhanke
lijk. Ter viering van dit feit zal die
dag een serie van vier postzegels ver
schijnen. De l d. (rood en zwart) ver
toont het federale parlementsgebouw,
de 3 d. (lichtblauw en zwart) een man
die met een kano naar de horizon vaart
als symbool van de opbouw van de jon
ge federatie de 6 d. (groen en bruin) het
gebouw van het federale hooggerechts
hof en de l sh. 3 d. (blauw en oranje)
een kaart van Afrika, waarop de lig
ging van de federatie is aangegeven,
van waar een duif vliegt met een olijf
tak in haar snavel en een vlammende
toorts als symbool van de geboorte van
de federatie.
DAHOMEY Ter gelegenheid van de
onafhankelijkheid is een postzegel van
85 fr. (donkerbruin, bruin en rood) in
RUIMTE CONTRA MATERÏAAL
In de kortgeleden gespeelde achtkamp
om het open kampioenschap van Neder
land vestigde de opkomende jonge speler
Verholt alle aandacht op zich, door reso
luut met 3 uit 3 de leiding te nemen en dat
met opvallend fris spel. In de eerste ronde
verpletterde hij met een reeks offers de
titelhouder 1958, de Westduitse schaakfan-
tast Diemer. Groter contrast dan tussen
deze twee is nauwelijks denkbaar. Diemer
lang, met sterk van de gebruikelijke af
wijkende normen, (quasi-) diep en „Künst-
lerisch", langzaam spelend, Verholt klein,
nuchter, helemaal niet diep maar zeer
practisch en onbevangen, nooit in tijdnood.
Ziehier het resultaat van de botsing tus
sen deze twee zo verschillende naturen.
Wit: Verholt Zwart: Diemer
Ben-Oni
1) d2-d4 c7-c5 2) d4-d5 g7-g6 3) Pgl-f3
Rf8-g7 4) g2-g3 e7-e5 5) Rfl-g2 d7-d6 6)
0-0 h7-h6. Een zet waarvan de diepere be
doeling, behalve misschien voor Diemer,
wel voor een ieder duister zal blijven. Wel
licht wilde zwart g6-g5 voorbereiden, maar
deze opmars strookt bepaald niet met de
eisen der positie. 7) Pbl-c3 Pg8-e7 8) Pf3-
d2 Op weg naar het sterke veld c4,
8) g6-g5 Legt de positionele grond
slag voor de nederlaag, omdat veld f5
zwak wordt. 9) e2-e4Nu kan wit een
eventueel f7-f5 altijd beantwoorden met
ef5waarna hij een onaantastbaar steun
punt op e4 verkrijgt.
9) Pb8-a6 10) Pd2-c4 Pa6-c7 11)
a2-a4 Pe7-g6 12) Pc4-e3 Rc8-d7 13)
Ddl-f3 Nu staat wit reeds klaar
voor Pf5. Na Rf5: Df5: zijn de witte vel
den in de zwarte stelling blijvend ver
zwakt. 13) h6-h5 14) Pe3-f5 Rg7-f8.
Zwart had vermoedelijk beter gedaan het
paard maar te slaan. Na b.v. 15) Df5: g4
benevens Dd7 en/of Rh6 kan hij zich nog
staande houden. 15) Df3-e3 f7-f6 Beter
g4f Rf5:f Rh6. 15) De3-d3 Dd8-c7 17)
Pf5-e3 b7-b<3 18) Pe3-c4 Ta8-b8 19) f2-f4
Wit, die over de meeste ruimte be
schikt, opent terecht de stelling. Er ont
staan nu boeiende verwikkelingen. 19)
g5xf4 20) g3xf4 Th8-g8 21) Kgl-hl
Pg6-h4.
Zwart: DIEMER
Korchow (met zwart) uit de kampioens
wedstrijd te Minsk.
KORCHOW
yy/yyfr
V/tv///
W/JW'*
WW?/.
MANSJIN
De kampioen aan zet vervolgde met 18-
23. Deze zet lag voor de hand. Niet voor de
hand lag wat Korchow allemaal heeft moe
ten berekenen om tot winst in alle varian
ten te komen.
Bijvoorbeeld: 1) 39-33 28x39. 2) 34x43
23-28. 3) 43-39 of? 28-32. 4) 37x28 22x44. 5)
31x11 14-20. 6) 25x33 44-49. 7) 30x19
49x24. 8) 36-31 24-13. 9) 31-26 17-17 wint.
In de partij verliep het spel als volgt:
1) 18-23. 2) 38-33 17-21. Wit moet nu
wel de doorbraak nemen met 34-29. Op
31-26 12-17 37-31 23-29 34x32. 27x29 met
winst. 3) 34-29 23x43. 4) 31-26 28x39. 5) 26x8
14-20. 6) 25x23 24-29. 7) 23x34 43-48. 8) 34x43
48x3. 9) 30-24 3-14 en Mansjin gaf zich
gewonnen.
Indien er in de zeer nabije toekomst zich
geen jong talent meldt, dan is de enige
hoop op ex-wereldkampioen P. Roozen-
burg gevestigd. Deze topdammer hoopt in
1961 of begin 1962 zijn studie in de econo
mie te hebben voltooid. En dan zal. na in
tensieve training, moeten blijken of Roo-
zenburg nog tegen Koeperman opkan. Voor
ons staat vast, dat Roozenburg in elk geval
een beter resultaat zal behalen dan tot nog
toe Springer, Keller en ir. Van Dijk op de
Russen hebben behaald.
In de weinige vrije uren die hij heeft
neemt Roozenburg nog wel eens het dam
bord voor zich en onlangs stelde hij onder
staand prachtig vraagstuk samen.
P. ROOZENBURG
circulatie gebracht, die het portret van
de eerste minister Hubert Maga uit
beeldt.
Wit: VERHOLT (aan zet)
Zwarts aanval met toren, paard, dame
en dameloper ziet er wel aardig uit, maar
in werkelijkheid staat hij slecht door:
a) ruimtegebrek
b) achterstand ontwikkeling
c) onveilige koningsstand.
Verholt taxeert nu zeer scherp dat hij
niet op enig materiaal behoeft te kijken,
mits hij er in slaagt, snel het centrum
te openen.
22) f4xe5 1 Voortreffelijk. De
witte aanval is een stuk meer dan
waard. 22) Tg8xg2 of b.v. 22)
fe5: 23) Rh6! Re7 24) Pe5: met geweldige
attaque. 23) Tflxf6 Nu dreigt er
van alles, b.v. e5-e6 e5xd6, Rh6 enz. 23)
Rd7-h3 24) e5-e6! Nu dreigt Dh3:
24) Dc8-d8 25) e4-e5! De ge-
nadestoot, want het binnendringen op h7
is niet te pareren 25) d6xe5 26)
Dd3-h7! Dd8-e7. Er dreigde Df7 mat; na
Df6: ware Dd7 mat gevolgd, na Tg7 27)
Tf8:f! Kf8: 28) Dh8t Tg8 29) Rh6t Ke7
30) Dh7f enz. 27) Pc4-d6f! De7xd6 of
Kd3 28) Tf8:f en Dd7 mat. 28) Tf6xf8f!
Nog een laatste offer tot slot. Er
volgt altijd mat op de volgende zet, zo
dat zwart capituleerde.
Een bijzonder spectaculair partijtje.
Mr. Ed. Spanjaard
wm
van 2 harten en ik stelde, dat dit een
zeer bijzondere prestatie was, daar naar
mijn mening praktisch alle bridgeparen die
het noordspel zouden openen te hóóg zou
den komen, of zouden rondpassen als noord
niet opende.
Nu lokken dergelijke beweringen altijd
verzet uit en ontvangt de scribent brieven,
waarin aangetoond wordt dat „bij ons"
dergelijke biedprobleempjes peule-schillen
zijn. De rubriekschrijver mag zich dan
enerzijds verheugen over de belangstelling
voor zijn werk, anderzijds rust op hem de
haast onmogelijke taak bridgers die de
problematiek niet geheel overzien te over
tuigen dat hun opvattingen in top-bridge
inferieur zouden blijken te zijn.
Als nu een geachte inzender mij over het
bovengenoemde spel schrijft: „Ik vind, dat
oost na 1 harten van noord, bést 2 ruiten
had kunnen bieden waarna NZ het niet
meer zo gemakkelijk hadden gekregen"
dan bewijst hij daarmede, dat hij niet
over de ervaringsregel beschikt, dat in top-
bridge een dergelijk 2 ruiten volgbod als
slecht wordt aangemerkt. Dat NZ nu 2
Sansatout inplaats van 2 harten zouden
bereiken is misschien een waarheid voor
bridge in zwakker milieu, dit gaat niet
meer op als men tegen BacherinGhestem
speelt. Zo zeker als 2 maal 2 4, zo zeker
zou Ghestem dat volgbod gedoubleerd en
zou Bacherich met het noordspel dat dou
blet ingelaten hebben. Even zeker zou het
normale spelverloop plaats gehad hebben:
eerste 2 slagen voor hartenaas en -heer,
schoppen na noord maakt Heer, dan
V Vrouw voor noord en in slag 5 speelt
noord na. Met dichte kaarten zullen OW
verliezen: 1 schoppenslag. 3 hartenslagen,
1 klaverenslag en 2 troefslagen 2 down.
Inplaats van 140 punten voor 2 harten met
een overslag gemaakt, zouden NZ dus 300
genoteerd hebben. West tot oost: „Had je
niet beter kunnen passen?
H. W. Filarski
Bridgevraag van deze week: Zuid gever,
niemand kwetsbaar. De zuidgever heeft:
AHV753 O B 10 4 ^6 *V10 7
Zuid 1 schoppen - de tegenstanders passen
- noord 2 harten - zuid 2 schoppen - noord
3 klaveren. Wat moet zuid nu doen?
Antwoord elders op deze pagina.
qsinfuo Tqoa si iep 'uaau uassed uap
-noz sjpz aip jo uapaiq uapnoz uaddoqos g
suea Sou sueq; aip 'sjapdspinz ap Cia\ ua;
-aoui uaqfiquee .iaqiuos 'jaM §ou uep pinz
1-iooq iep .ieeui 'suaddoqos aaaui fiq ijaaq
uaiqossiui jo suaiaeq jfiA aisuiuiuai
ua aC]U9ddoqos uaa aisgooq uai Ciq ijaaq
'uapoqag ijaaq paog p.ioou siv "uai-ieq aup
laui leeispA gidojJooA 'jaui-ied sje japna
-guuds uaa iaui n }ep 'uana;s.iooA eq Ciui
jji i3A\aoH 'oa)jeq jsia sueqi si poq aisaq
ufiz :uaima ui geissaipaA uaa jeeui uaj
-napf uapoqaS apiaq ui guiimisuee agipjee
Ijaaq pinz 'ua.iois.iaA ai apgnajAuaddoqos
ap uapaa uaa§ Ctq ijaaq 'lads qeA\z uaa iaui
'.si q j a i s jaqaz p.ioou iep 'paj iaq jaAO
uapaoAA ai suaa iaq uauuigaq Cia\ uaie^
:qaaA\ jazap SetuAaSppiq do pjooA\iuv
Na de zware nederlagen welke onze
Nederlandse topspelers Springer, ir. Van
Dijk en Zeiler in de jaren 1957-1960 in
Rusland hebben geleden, rijst de vraag of
in onze topklasse het spelpeil achteruit is
gegaan. Dit is beslist niet het geval. De
Russen hebben meer tijd besteed aan het
„honderdruitenspel" en de westelijke lan
den op dit terrein naar het tweede plan
verdreven. Zo heeft de Russische wereld
kampioen, ir. I. Koeperman, zijn beroep
als mijningenieur nagenoeg opgegeven om
zich geheel aan het damspel te kunnen wij
den en daarbij een tiental reeds zeer sterke
en nog veel meer belovende jonge dam-
meesters bij te schaven.
Willen wij een kans maken in de toe
komst opnieuw de wereldtitel te veroveren,
dan zal er een topklasse van Canadese,
Franse, Belgische en Nederlandse spelers
moeten worden gevormd om door training
en met dezelfde faciliteiten als de Russen
hebben, jonge kandidaten klaar maken,
die met succes de Russen zouden kunnen
bestrijden.
De 24-jarige Rus Korchow won dit jaar
voor de tweede keer de kampioenstitel van
Rusland en na Koeperman is hij de tweede
Rus die de internationale grootmeesters
titel veroverde.
Zoals de situatie op dit moment is, twij
felen wij er geen moment aan of Koeper
man zal in het komend wereldtoernooi, dat
in oktober 1960 in Nederland zal worden
gehouden, zijn titel prolongeren. De kam
pioen 1959, Tsjegolew, zal als tweede Rus
aan het komend wereldkampioenschap
deelnemen.
Hieronder volgt een fraaie winst van
De winst wordt geforceerd door een zeer
fraai verrassend offer. 1) 26-21 17x26. 2)
32-28 en zwart staat plotseling verloren.
Eerste variant: Er volgt op 12-17. 27-21
16x27 37-32 26x37 32x3 22-27 3x25. 27-31
36x27. 37-41 25-34 met winst.
Tweede variant: 19-23, 19-24. 10-15 of
14-20 dam door 28x17 12x41 36x47. 26x37
met 38-32 37x28. 33x2 of 4.
Derde variant: 16-21 28x17. 21x41 36x47
26x23. 17-11 en 38-32. 33x2. Een problema
tische winst in een goede partijstelling.
B. Dukel
„HAD JE NIET....?"
Een vriend zei onlangs tegen mij, dat het
zo opvallend was dat in families waar men
véle uren per week bridge speelde, het
meningsverschil over bieden en spelen
niettemin na praktisch ieder spel gesigna
leerd kon worden.
Misschien is dat wel zó, doch evenzeer
geloof ik dat deze soms heftige dis
cussies het „het zout en de peper" van
menige bridgepartij vormen; ingedriënten,
die men moeilijk kan en helemaal niet wil
missen.
Het is een vaststaand feit, dat deze dis
cussies zelden tot enig positief resultaat
leiden. Ten eerste laat de vermeend-betere
speler van een bridgepaar zich zelden cri-
tiek aanleunen, ten tweede vereisen goede,
scherpe bridge-analyses een niveau dat het
overgrote deel der schermutselaars niet
benadert.
Zo blijft de klassieke bridgevraag „Had
je nietonvoldoende beantwoord of
onvoldoende weerlegd; veelal wordt de
vraag beantwoord met de wedervraag
„Had jij niet beter
Hoe moeilijk het discussiëren over een
biedprobleem kan zijn, wérd mij weer eens
bewezen naar aanleiding van het spel der
huidige Franse wereldkampioenen Bache
richGhestem, dat in het septembernum
mer van het maandblad van de NBB be
handeld werd:
H 10 5
9 V 10 5 4 2
A
4»B974
(Veivolg van pag. 2)
van het immer voortgaande, zich ver
nieuwende, dat wij mensen „eeuwigheid"
noemen. „De dageraad is nieuw, is
nieuw", dicht hij met een onstuimigheid,
die voor de stuwkracht van zijn jeugd
verzen niet onderdoet. Wel wordt er in het
innerlijke landschap van zijn herinnering
een afschuwelijke dodendans volvoerd en
kan er geen hoop meer zijn „op wat wij
geloofden" maar onverminderd en onge
schonden is net „verlangen uit dit niet
het al te bereiken", bleef de levensover
tuiging dat in het immer-wordende „een
morgen, een andere dag" is, de onaan
tastbare innerlijke zekerheid dat er „in
de knop van heiborene lente" een „degen-
punt van bevrijding zit".
Van den Bergh heeft alle kracht van
zijn dichterlijk vermogen samengetrokken
in korte gedrongen strofen, in strakke beel
den, waarvan de geladenheid vonken van
associaties doet overslaan, die menig expe
rimenteel dichtei zich mocht wensen. Deze
jongste bundel is van een intensiteit, die
de stenen van dit menselijk bestek doet
gloeien als vuur. Hoe waér zijn bitsheid,
zijn beduchtheid, zijn strijdbaarheid èn zijn
levenseerbied er. -liefde zijn, bewijst het
achtregelige gedicht subliem gedicht
uit deze rijke, gave, sterke, manmoedige
bundel dat hij „Een nacht" noemde:
„Mijn traan en de ster
raakten elkaar en opeens
werden ze een enkele traan
werden ze een enkele ster.
Blind bleef ik, en van liefde
Blind bleef de hemel.
Dat en niets meer was de wereld
pijn van ster, licht van traan."
Zulk een gedicht, ontstaan in het „ste
nen tijdperk", bevestigt het „morgen"
waarvan Van den Bergh dichtte een mor
gen van de mens, een morgen van de
poëzie.
A 9 7 3
C987
O H 8
V 10 8 6
V 4
CB63
O V B 7 6 5 4
A 2
B 8 6 2
9 AH
10 9 3 2
H 5 3
Noord gever, niemand kwetsbaar. Via
een 1 harten-opening van noord en passen
van OW, bereikten NZ het eindcontract
Gedrukt in Nederland. De tentoon
stelling „Gedrukt in Nederland vijf
eeuwen letter, beeld en band" in het Rijks
museum, kan niet worden verlengd en zal
definitief gesloten worden op zondag 11
september. Tijdens de laatste week zal de
expositie ook op vijf avonden geopend zijn.
Van maandag 5 september tot en met vrij
dag 9 september kan men de tentoonstel
ling van 7.30 tot 10 uur bezoeken.
Sir Thomas Beecham. De 81-jarige
Engelse dirigent Sir Thomas Beecham, van
wie in juli reeds werd gemeld dat hij ziek
geworden was, zal vanwege een hartaan-
doening niet als leider optreden van de
voorgenomen oktobertournee van het
Royal Symphonie-Orchestra door de Duitse
Bondsrepubliek.
REUS KNOBBELNEUS liep met stap
pen van wel tien meter door het bos.
In zijn hand hield hij een denneboom
die hij als wandelstok gebruikte en op
zijn rug droeg hij een grote badkuip,
waarin z'n twaalfuurtje zat. Het was
niet mis wat daar allemaal in die bad
kuip zat; een varken, dertig broden,
drie grote kazen, zes kilo boter en hon
derd appels! Reus Knobbelneus had een
dagje vrij genomen omeen nieuwe
koning te gaan zoeken, want de vorige
koning was gestikt, toen hij zó gulzig
was, om in één hap een heel paard op
te eten. Omdat de tien reuzen die over
bleven allemaal even dom, even sterk
en even groot waren konden ze maar
niet slagen met het kiezen van een
goede koning.
Daarom ging Knobbelneus nu in de
buurt van het reuzenland zoeken naar
een reus die net 'n beetje groter, knap
per en sterker was, en dus koning zou
kunnen worden.
Eigenlijk viel het Knobbelneus erg
tegen, want toen hij al haast de hele
dag had gelopen, had hij nog maar
steeds niet de goede reus gevonden.
Het zonnetje scheen heet in de nek
van Knobbelneus en de reus kreeg zere
voeten van het lopen.
Toen hij dan ook bij een beekje
kwam zie hij tegen zichzelf: „Knobbel
neus, je moet maar even gaan rusten,
je hebt al genoeg gelopen."
De reus trok zijn laarzen uit en zijn
sokken, toen dompelde hij zijn voeten
lekker in het koele water, zodat het
beekje overstroomde en maakte de
badkuip los.
Knobbelneus at achterelkaar 't var
ken, de kazen, de broden, de boter en
de appels op. Hij likte z'n lippen af en
dronk nog even het beekje leeg, zodat
de vissen droog kwamen te liggen.
„Zo"„ zei Knobbelneus, ,nu ga ik
een tukje doen, dat heb ik wel ver
diend." Hij sloot zijn ogen en al gauw
snurkte hij zó hard, dat de bosdieren
dachten dat de wereld verging en haas
tig vluchtten.
NA EEN UURTJE KWAM er een
klein mannetje langs de plaats waar
Knobbelneus lag. Dat mannetje was
Pimmetje Pal, een fotograaf die naar
een nieuwe baas zocht. Pimmetje was
net bij de reus op zijn buik geklommen
(omdat hij dacht dat het een hoge berg
was) toen Knobbelneus wakker werd.
De reus begon te schateren van het
lachten toen hij het kleine ventje zag,
dat met veel moeite op zijn buik pro
beerde te komen. Maar de reus maakte
zo'n wind met zijn lachten, dat Pim
metje met een vaartje wegvloog en
hard op de grond terecht kwam.
Dat deed zó geweldig zeer, dat Pim
metje tranen in zijn ogen kreeg. De
reus, die toch maar een klein hartje
had, kreeg medelijden met het ventje
en nam hem heel voorzichtig met duim
en wijsvinger van de grond.
„Wat ben jij een klein kereltje", bul
derde hij, „hahaha, ik kan je in mijn
broekzak stoppen en dan vind ik je bij
na niet meer terug". Pimmetje Pal
werd een beetje kwaad omdat de reus
om hem lachte en riep: „Laat me los
lompe vent, ik ben geweldig kwaad!"
Maar nu moest de reus nog veel
meer lachen, de tranen liepen over zijn
wangen.
„Hahaha, wat een kleine driftkop.
Weet je wel wie ik ben, ventje?" Maar
Pimmetje hield koppig zijn mond. „Ik
ben reus Knobbelneus en als ik wil, dan
pluk ik hier de bomen alsof het bloe
metjes zijn. Weet je dat wel?"
„Poe, denk maar niet, dat ik bang
voor je ben hoor", mopperde Pim.
Knobbelneus was erg verbaasd toen hij
zag dat Pim helemaal niet verbluft
was. „Weet je wel kereltje dat ik een
hele sloot leeg drink en dan nóg dorst
heb?"
„Dat kan me allemaal niets schelen",
zei Pim flink, ik ben wel niet sterk,
maar ik ben vast en zeker verstandi
ger dan jij. Kun jij het alfabet zonder
fouten opzeggen?"
Daar stond Knobbelneus nu, want hij
wist niet eens wat het alfabet was,
maar dat wilde hij niet aan dat kleine
ventje laten merken.
„Hm, hum, bij ons staat het bos vól
alfabet, maar ik lust het niet, ik eet
liever een paar varkens op".
Nu begon Pimmetje Pal hard te lach
en.
„Zie je nu wel dat je dom bent", riep
hij, jij denkt maar, dat je alles kunt
eten. Ik heb trouwens niet gezegd op-
éten, maar opzeggen. Luister maar,
abcdefgPimmetje zei ach
ter elkaar het hele alfabet op.
„Ja", zei Pimmetje en ik bedenk op
eens, dat ik misschien nog wel sterker
ben dan jij óók".
Daar begon de reus weer te lachen.
Opeens kreeg hij een plannetje. „Weet
je wat?", zei hij, „ga met me mee naar
het reuzenland.
Als je zo knap en zo sterk bent als
je zegt, dan mag jij onze koning wor
den. Ik ben juist op zoek naar een slim
me en sterke koning". Maar Knobbel
neus dacht bij zichzelf: „Ik neem hem
mee om mijn vrienden eens te laten
lachen".
DE REUS STOPTE PIMMETJE in
zijn vestjeszak en daar gingen ze naar
het land van de reuzen.
De andere reuzen kwamen hard aan
gelopen, toen Knobbelneus thuis was,
want ze waren erg nieuwsgierig of hij
een koning gevonden had. „Hier heb ik
een kereltje, dat zichzelf erg sterk en
slim vindt" zei Knobbelneus met een
knipoogje. De andere reuzen stonden
stomverbaasd, toen Knobbelneus Pim
metje uit zijn vestjeszak haalde.
„Goeiedag". zei Pimmetje Pal be
leefd, „mijn naam is Pal, Pimmetje
Pal om precies te zijn. Ik denk, dat
ik wel een goede koning voor jullie kan
zijn, want erg slim lijken jullie me
niet." De reuzen waren niet eens
kwaad want Pimmetje zei het erg
vriendelijk. ,Kijk", zei Pimmetje, „ik
ben sterker dan jullie, durf ik te wed
den." De reuzen sloegen elkaar lachend
op de schouders; dat klonk alsof er een
kanon werd afgeschoten. Wat hadden
ze een pret!
„Laat je kunsten maar eens zien,"
zeiden de reuzen, „als je werkelijk zo
sterk bent, mag jij onze koning wor
den". Ze gaven elkaar weer een knip
oog, want ze dachten: ,Zo'n krielkip
kan nooit sterk zijn." „Wel", zei Pim,
Hier heb ik een klein kastje" en Pim
wees op zijn fototoestel, ,ik kan jullie
met zijn allen op een klein stukje pa
pier in dit hokje stoppen." Pim knipte
een foto en zei toen: „Ik ga even weg
om jullie eruit te halen." Na een uur
tje was Pimmetje klaar. Nieuwsgierig
kwamen de reuzen om hem heen staan.
Trots liet Pim een foto zien, waar ze
allemaal op stonden.
DE REUZEN WISTEN NIET wat ze
zagen, dat kleine ventje leek wel een
tovenaar! „Kijk," zei Knobbelneus,
„hier sta ik, met mijn boom nog in
mijn hand." ,Ja", zei reus Bobbelbuik
,hier sta i k, ik snap het niet, want
ik heb helemaal niets gevoeld." Einde
lijk hadden alle reuzen de foto tien keer
gezien, toen zei Pimmetje: „Hier heb
ik een zilveren gulden, wie dié klein
kan maken, mag koning worden, af
gesproken?" Dat vonden de reuzen een
prachtig idee, die dunne gulden kregen
ze wel klein hoor! Ja dat dachten ze,
maai reus Knobbelneus, die het 't eerst
probeerde, liet de gulden vallen, omdat
het ding te klein was voor zijn grote
vingers. Nu kreeg reus Platvoet hem,
maar die kreeg het óók niet gedaan.
Alle reuzen probeerden het maar hun
vingers waren veel en veel te groot.
„Nu ben ik aan de beurt," zei Pim,
kijk, het is heel gemakkelijk, ik kan
die gulden wel klein maken". Hij pak
te zijn beurs en haalde daar twee
kwartjes, vier dubbeltjes een stuiver
en vijf centen uit en stopte de gulden
weer in zijn zak. „Alsjeblieft," zei hij,
nu heb ik hem klein gemaakt!" Wat
keken de reuzen op hun grote neus. Dat
het zó gemakkelijk was hadden ze niet
geweten.
„Je hebt het gewonnen," zei Knob
belneus, „jij wordt onze koning". Pim
metje Pal werd dus koning van de reu
zen, Knobbelneus en zijn makkers heb
ben er nooit spijt van gekregen, want
zo'n goede en verstandige koning had
den ze nog nooit gehad
Jan Nelissen
Er was eens een jongen, het klinkt
wel wat gek,
Die sprong er zo hoog als het
hoogste hek.
Hij sprong over sloten, hij sprong
over muren
En over het vijvertje bij de buren.
Hij sprong als een kikkertje over
de weg
En niemand zag hem ooit lopen, zeg!
En zag hij een huisje, een huisje
van steen
Hij sprong als een veertje er over
heen.
Hij sprong over tuintjes met boeren
kool
En over het hoofd van de juffrouw
op school.
En iedereen riep: „Wel heb je ooit!"
Want lópen, dat deed die jongen nooit!
Marjan van Beek