VAN CESAR DOMELA
Knap spel van Lily Bouwmeester
EXPOSITIE
Dirk Smorenberg
overleden
verbeelding moet
tot stand komt
Nederlandse Comedie
voert „Dona Diana" op
De negen muzen
Knappe hoeden van Toon Smit
in teleurstellend stuk van Theater
Werk dat eerst in
leven voor het
DONDERDAG 15 SEPTEMBER 1960
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
11
i
Zuidnederlandse opera
kreeg nieuwe digirent
„Le petit soldat" is
Zwitserse film
Johan Daisne kreeg
letterkundige prijs
De Maternity-mode heeft in
Amsterdam haar eigen huis!
„Bel Canto" en Ned.
impresariaat gaan
samenwerken
Advertentie
Dinsdagnacht is in Oud-Loosdrecht over
leden de heer D. Smorenberg, in leven
kunstschilder. Hij bereikte de leeftijd van
77 jaar.
Dirk Smorenberg werd geboren op 4
september 1883 in Alkmaar. Op veertien
jarige leeftijd nam hij vrijwillig dienst bij
de marine. Hij diende tot 1905. Het jaar
daarop begon hij met schilderen. In 1910
exposeerde hij in New York en in 1912
en 1913 was hij werkzaam in Zwitserland.
Van 1914 tot 1916 verbleef hij in Engeland,
waar hij in 1915 in Londen exposeerde. De
thans overledene vestigde zich in 1920 in
Oud-Loosdrecht. In 1924 richtte hij in Bar-
celone in Spanje een expositie van zijn
werken in. Dirk Smorenberg schilderde
voornamelijk landschappen, stillevens en
portretten. Zijn schilderijen zijn verspreid
over de gehele wereld. In Nederland be
vinden zich werken van hem in het Ste
delijk Museum in Amsterdam, in het raad
huis in Hilversum en in het raadhuis van
Egmond aan Zee.
Het bestuur van de Zuidnederlandse
pera, heeft met ingang van 15 september
)t dirigent benoemd de heer Hein 's Gra-
esande. De heer 's Gravezande werd in
916 te Voorburg in Zuid-Holland geboren.
Hij was de laatste maanden reeds tijde
lijk bij de Z.N.O. werkzaam, ter vervanging
van de heer Ger Terwiel, die de Zuid-
rederlandse Opera als dirigent verlaten
heeft.
het kunstwerk niet eens veel meer is dan
nieuwe foefjes bij de behandeling van het
materiaal en aan vorm nog nauwelijks ge
dacht wordt. Een Domela past wel heel
slecht in zo'n „ontwikkeling", waarin veel
nieuws overigens al heel oud is. Juist het
werk van Domela is er om dat laatste te
bewijzen en in Den Haag kan men dat ook
zien.
DOMELA IS NOG HELEMAAL niet oud
te noemen. Hij is nu 2è'stig. Maar hij begon
vroeg; als autodidact. Wij ontmoeten op
zijn expositie een landschap uit 1920 en
twee stillevens uit 1922. Hoe beducht ook
voor het overslaan van een min of meer
gedegen studie in het tekenen naar de na
tuur, heb ik toch leren erkennen dat het
enkelen mogelijk is direct aan te sluiten
op wat op een bepaald moment als waar
devol erkend mag worden. Ik verwijs
slechts naar een Utrillo, die in sommige
boeken wel een primitief genoemd werd,
maar wiens mooiste werk achteraf voor
ons de kracht van klassieke voorbeelden
blijkt te bezitten. Domeia's landschap ver
kreeg een ongewone spanning in de relatie
van enkele huisjes geplaatst op een vlak
van een merkwaardig mooie groene kleur.
In dit schilderijtje zit eigenlijk al meer
van de latere kunstenaar dan in de stil
levens, die van een constructief cubisme
zijn, maar ondanks een doelen op grote
evenwichtigheid, deze nog niet zo bezitten
als latere constructivistische abstracte
composities. In zwart-witjes ziet men de
behoefte alles tot het platte vlak terug te
brengen, als gevolg misschien van behoefte
tot puurheid in de vorm van het schilderij,
dat toch een plat ding is. Dat hij daarna
aansluiting vindt bij de Stijlgroep ligt voor
de hand. Domela geraakt bevriend met
Mondriaan. Beider werk komt dicht bij
elkaar. Zijn kleur blijkt echter geschakeer-
der dan in Mondriaans strenge composities.
En het is of hij zoekt naar een treden bui
ten de grenzen van het gegeven vlak. Hoe
wel gelijk bij Mondriaan eigenlijk van om
lijsting geen sprake is, zou ik van Domeia's
composities kunnen zeggen dat zij als het
ware achter de lijst doorgaan. Bij Mon
driaan zag het er naar uit dat hij wel kon
eindigen in het witte vlak. Mondriaan
heeft echter een doorgaan gevonden in een
trillend bewegen van de lijnen in zijn laat
ste schilderijen. Domela vond een andere
bevrijding uit het keurs van zekere „Stijl
ideeën" door uit het vlak naar voren te
treden. Daartoe waren andere materialen
dan verf nodig. In de beginne waren dat
vlak te noemen materialen als platen
plexiglas, metalen gazen, metalen banden
en uitgestanste metalen platen. Deze wer
den in verlangde vormen gebracht en op
steunen van verschillende hoogte voor het
„doek" aangebracht. Ik kan me nu nauwe
lijks voorstellen dat Domeia's vondst in
zijn tijd verbaasd heeft. Want hoe natuur
lijk komt het ons thans voor dat de neo-
plastische compositie uit het jaar 1930 ont
stond als een vervolg op en uit het alleen
geschilderde werk daai-voor. Dit werk mar
keert Domeia's bevrijding. Want welke
ruime mogelijkheden werden hiermee ge
opend! Terecht kan De Gorter nu spreken
van 's kunstenaars immense palet.
De rechthoekigheid van Domeia's com
posities woi-dt vervolgens gebroken door
ronde vormen: eerst cirkels en spiralen,
later vrijer gebogen lijnen. De oppervlakte
van de te gebruiken materialen behoeft ook
niet meer vlak te zijn. Nog zijn de door
sneden der metalen banden rechthoekig,
zodat ook hiermee een verdere ontwikke
ling steeds mogelijk is. Genoeg vrijheid is
echter voorlopig al bereikt door het in ge-
bruiknemen van vooral edele houtsoorten,
die in vrije vorm gehakt en gesneden kun
nen worden. De hierbij geplaatste foto van
een compositie uit 1954 uit geel koper,
staal, ebben-, ahorn- en mahoniehout op
beige fond, die een plaats vond in het
nieuwe kantoor van Van Leer's Vatenfa-
briek n.v. te Amstelveen is een goed voor
beeld van de materiële aard van Domeia's
werken. Men ontmoet op de expositie wer
ken van ook heel andere beweging. Het is
juist de suggestie van beweging die me zo
opviel bij het weerzien van Domeia's werk.
Juister gezegd symboliseert Domeia's werk
de beweging van het produkt van de
hedendaagse techniek. De dan toch wel wat
oudere Domela heeft leren geloven in onze
wereld en bij het blijven bestaan daarvan
zal zijn werk van langer waarde blijken
dan het niet vol te houden gevloek van
actieschilders en wat dies meer zij.
PIET IS TE BEGRIJPEN dat Domela wat
te weinig bekend is. Zijn werk ontroert
niet direct. Domela is er de man niet naar
ons bij de kraag te grijpen. De laatste keer
dat ik hem ontmoette in gezelschap van
ook andere geïnteresseerden spraken we
over het toeval in het kunstwerk, het toe
val dat de laatste jaren zo voorop is komen
te staan. Plet is aan zijn werk duidelijk dat
de zo redelijk denkende Domela het toeval
nooit zal zoeken. Het tekent deze zo ver
doordenkende man dat hij op zo'n gesprek
komt ook door eigen werk. Want ook aan
zijn werk voegt mogelijk het toeval nog
iets toe. Zijn reliëfs immers veranderen
in hun totaliteit toch altijd enigszins door
de wisseling van de belichting. Men wil in
Domeia's werk wel decoratie zien, waarbij
ik moet zeggen dat zij die deze opinie op
perden zich toch niet zeker daarvan voel
den. Een feit is dat Domela zijn werken
bedoelt als zaken die gelijk vrije schilde
rijen op zichzelf staan. Zijn werk zou het
moeten kunnen doen in iedere schone om
geving. Liever exposeert hij bij wijze van
spreken samen met een goede impressionist
dan met een slechte abstracte schilder.
Toch zal hij een opdracht tot het aan
brengen van een werkstuk aan een be
staande en uiteraard voor hem waardeer
bare architectuur willen aanvaarden. Ik
geloof dat het niet te bout gesproken is als
we dan mogen veronderstellen,' dat hij ook
met lichtval op het werkstuk rekening zal
trachten te houden.
Mag een Domeia het zich al niet gemak
kelijk gemaakt hebben met de techniek bij
de vervaardiging van zijn werkstukken,
men moet eens trachten te bedenken hoe
zeer dit werk eerst in de verbeelding moet
leven om het te kunnen realiseren. Dome
ia's werk bestaat al voor het zijn materiële
vorm krijgt. Onderdelen van het werkstuk
moeten behandeld worden steeds met het
geheel voor ogen. En het resultaat, samen
gesteld uit „harde" materialen, wordt ten
slotte toch een immaterieel ding, waardoor
het meer is dan een fraai stuk ambachts-
werk.
Bob Buys
Bij de foto's: geheel boven een Compo
sitie gedateerd 1954. Daaronder een
Neoplastische Compositie.
De Franse censuur zal niet veel succes
hebben met haar verbod van de film „Le
petit soldat" van Jean-Luc Godard. Zoals
gisteren gemeld is de film verboden om
dat hij de avonturen behandeld van een
uit het Franse leger gedeserteerde jonge
man, die in Zwitserland voor een Franse
terroristische organisatie moet werken en
daar door de Algerijnse nationalisten
wordt gefolterd. Thans blijkt echter, dat
de film geen Franse film is, maar een
Zwitserse. De regisseur heeft de Zwitser
se nationaliteit.
De Franse censuur en de regering
hebben dan ook alleen iets over „Le petit
soldat" te zeggen voor zover het de verto
ning in Frankrijk betreft. Reeds zijn bij
de Zwitserse maatschappij bestellingen
uit Nederland, Duitsland, Amerika en de
Scandinavische landen binnengekomen. De
film zal in die landen zo snel mogelijk in
roulering worden gebracht.
Regisseur en producent overwegen of zij
wel nog een wat gewijzigde visie zullen
samenstellen bestemd voor Frans-binnen
lands gebruik. De toespelingen op de
strijd in Algerije zouden daarin dan wor
den verzwakt of weggenomen. Die nieuwe
versie kan dan weer op normale wijze aan
de Franse censuur worden voorgelegd.
Johan Daisne is dit jaar laureaat van de
driejaarlijkse staatsprijs voor Letterkunde,
afdeling proza. De prijs werd hem toege
kend voor zijn roman de „Neusvleugel der
Muze".
Johan Daisne is de schuilnaam van dr.
Herman Thiery, die bekendheid verwierf
met zijn roman „De trap van steen en wol
ken", waarin droom en werkelijkheid door
elkaar zijn gevlochten. Dit procédé (ma
gisch realisme) paste hij ook toe in zijn
latere roman „De man die zijn haar kort
liet knippen". Daisne is vroeger reeds ver
eerd met de driejaarlijkse staatsprijs voor
toneel.
Voor het eerst in Haarlem
Vrijdagavond 16 september zal de Ne
derlandse Comedie, voor het eerst in
Haarlem, een opvoering geven van het
door de Madrileen Don Augustin Moreto
y Cavana geschreven blijspel „Don Dia
na".
Het gaat hier om een van de opvoerin
gen die de Nederlandse Comedie zou ver
zorgen als onderdeel van de Nederlandse
toneelmanifestatie in het Hollands Festi
val. De hiervoor beraamde plannen wer
den door de grote bezetting zo kostbaar
geacht, dat men terwille van de financie
ring twaalf maanden uitstel moest verle
nen. De Nederlandse Comedie zorgde voor
een artisstieke schadeloosstelling door het
aanbieden van de toch reeds voorgenomen
opvoeringen van het toen nog niet binnen
onze grenzen vertoonde blijspel. Op 15
juni ging van het stuk in Den Haag de
première voor ons land.
Moreto werd als zoon van Italiaanse
ouders in 1618 in Madrid geboren. Zin on
geveer twintig jaar oudere collega Calde-
ron introduceerde hem bij het Spaanse
hof. Als „comediografos" van het theater
des konings genoot hij een grote reputatie.
De regie berust bij Han Bentz van den
Berg. Verder werken onder anderen aan
de opvoering mee Ellen Vogel, Rita Ma-
réchal, Nienke Sikkema, Adelheid van der
Most, Tom van Beek, Paul Huf, Eli Blom
en Ko van Dijk.
Overleden. Mevrouw Hedda Eulen-
berg, de weduwe van de in 1949 gestorven
Duitse dichter Herbert Eulenberg, is maan
dagavond in de ouderdom van 84 jaar te
Düsseldorf overleden. Zij is bekend ge
worden door vertalingen van Guy de Mau
passant, Emile Zola en Edgar Allan Poe.
Zwarte velours hoed met opgeslagen rand, die een tegenvoering van zwart
nappa toont. Ook de bandeau is van dit materiaal (links) Een gewaagd ontwerp
is dit model van twee langharige vossen met een tussenstukje van zijden jersey
(midden). Het laatste model van zuiver zijden taft ligt als een harmonica op
het hoofd en is langs het gezicht met een zwart fluwelen band afgewerkt.
Er is toch wel veel fantasie en talent nodig om op één thema zo rijk te kunnen
voortborduren als Toon Smit dat met zijn dameshoeden doet. Hij weet ieder
half jaar weer met een collectie te komen, die telkens geheel nieuw is. Het is
een streling voor het oog te zien met wat voor prachtige materialen uiterst
elegante en modieuze hoeden gevormd worden. De kleuren zijn dit seizoen wel
zeer flatteus en de sprekende materialen geven zelfs de meest fletse vrouw nog
expressie. Er zijn diep gesloten hoeden, die aangepast zijn aan de hoge kraag
en het sluik langs het gezicht vallende kapsel. Door combinatie van verscheidene
materialen was de collectie zeer rijk gevarieerd en waren er prachtige effecten
bereikt. Een zwarte zijden taft was hoog op het hoofd gedrapeerd, van achteren
gegarneerd met een roos en van onderen afgezet met een zwart fluwelen rand,
die als een schaduw over de ogen viel. Sommige hoeden hebben een rand met
mogelijkheden, zoals een zwart fluwelen hoed met leren binnenvoering en leren
bandeau. De ene keer wordt de rand naar boven geslagen, een andere maal kan
men deze naar beneden dragen zodat een rechte cloche ontstaat. Bever, vos,
nerts en breitschwanz zullen deze winter het gezicht van de modieuze vrouw
sieren. Een model bestond uit slechts twee banen nerts, de onderste breed, de
bovenste smal, maar het model was onweerstaanbaar mooi. Zo ook een bruine
velours cloche, die halverwege onderbroken wordt door een band van geplakte
veertjes en overgaat in een rand van persianer.
Velours wordt gecombineerd met leer of met bever, of in verschillende tinten
in een ingenieus ontwerp tegen elkaar ingeplooid. Eveneens van fluweel was
het zwarte hoedje met goud doorgestikt op een tussenlaag van vilt.
En tot slot een bonthoed die bestond uit twee vossen, met zijden jersey tegen
elkaar gezet, een model dat iedere vrouw bekoorlijk maakt. Een knappe en zeer
smaakvolle collectie.
Katy
Advertentie
Dinsdag 20 september opent "Entre Nous" haar derde
speciaalzaak voor positiekleding. In het oude hart van
Amsterdam zal daarmee deze jonge mode een eigen huis
betrekken in het knusse pand St. Luciënsteeg 19 (bij de
Kalverstraat). Hier zullen aanstaande moeders geheel
"onder ons" zijn en, bijgestaan door een ervaren mode
adviseuse, keuze kunnen maken uit een veelzijdige collec
tie nieuwe maternity modellen uit binnen- en buitenland.
Zowel in rokken, tops, pantalons als in blouses, japon
nen en deux-pièces overtreft deze collectie alles wat ooit
op dit gebied kon worden bijeengebracht.
Men zal bij "Entre nous" tevens tot de ontdekking komen,
dat positiekleding beslist niet duur behoeft te zijn.
Voor het eerst in Amsterdam heeft de Maternity mode
thans een eigen huis. Iedere vrouw die het geluk heeft op
deze mode te zijn aangewezen, zal er hartelijk welkom zijn.
ROTTERDAM
DEN HAAG
speciaalzaken voor positiekleding
AMSTERDAM ALLÉÉN ST. LUCIËNSTEEG 19 (BIJ KALVERSTRAAT)
Men kan met de beste wil van de wereld niet zeggen dat de Toneelgroep Theater
een goede greep heeft gedaan met de keuze van Arthur Laurents' blijspel „Als de
koekoek roept" (Time of the Cuckoo") als het stuk waarin de terugkeer van
Lily Bouwmeester op de vaderlandse planken kon worden gevierd. Want het Neder
landse publiek heeft reeds op allerplezierigste wijze kennis gemaakt met de film
versie van dit stuk („Summer Madness", met Katherine Hepburn in de hoofdrol)
en het is gewoonlijk een hoogst ondankbare taak voor een gezelschap, voor een
regisseur en voor de hoofdrolspelers, met zo heel andere en vaak beperktere middelen
te moeten concurreren tegen de herinneringen van de toeschouwers aan een bijzonder
geslaagde film. En daar komt in dit geval nog bij, dat het toneelstuk er in zijn ver
filmde vorm met op achteruit is gegaan maar eerder vooruit en dat de kennismaking
met het oorspronkelijke blijspel voor hen, die de film hebben gezien, daardoor be
paald tegenvalt.
Het gegeven een
ontnuchterend avon
tuurtje van een niet-
meer-zo-jonge Ame
rikaanse met een hart
vol liefde maar zon
der man, en dus een
gemakkelijk slacht
offer van de roman
tische atmosfeer van
Venetië, waartegen
haar Amerikaanse
realiteitszin haar
;lechts gedeeltelijk
wapent dat ge
geven op zichzelf is
aardig" en onderhou
dend genoeg om het
ook zonder de visuele
presentatie van de
Venetiaanse sfeer
door middel van de
kleurenfilm te kun
nen stellen. Maar bij
de uitwerking ervan
ïeeft de schrijver zich
niet tot een rechtlij
nige ontwikkeling
weten te bepalen. Hij
heeft zich laten ver
leiden tot zijspron
getjes, nu eens in de
richting van het
kluchtige, dan weer
in die van het over-
matig-sen timentele,
en hij laat de hande
ling ophouden door
incidentjes die er in
het geheel niets toe
doen. Daar komt nog
bij dat de tekst, in de
vertaling van Alfred
Pleiter, geen aanvaardbare oplossing bood
voor het Nederlands-Italiaans-Engelse
talenpi-obleem, zodat er èn wat de taal,
wat de grammatica èn wat de uitspraak
betreft een mengelmoes was ontstaan waar
aan geen touw viel vast te knopen.
WELLICHT hadden deze gebreken van
het stuk kunnen worden weggemoffeld
door een lichte, vlotte en speelse regie en
door een ensemble dat op een dergelijke
regie even licht, vlot en speels zou rea
geren. Maar noch die regie, noch dat en
semble waren hier aanwezig. Een stuk als
dit is bepaald geen kolfje naar de hand van
Elise Hoomans, wier onmiskenbaar regie
talent om werk van heel andere aard
vraagt. Door een teveel aan nadruk, zowel
op de kluchtige bijzaken als op de hyper-
sentimentele incidenten (welke laatste
daardoor zelfs bedenkelijk dicht bij het
melodramatische kwamen) en door een
langzaam tempo juist in die scènes waar
over beter luchtig heengelopen had kunnen
worden, kwam het felste licht op de minst
geslaagde eigenschappen van het stuk te
vallen.
Onder deze omstandigheden viel het nog
extra op dat, afgezien van de twee hoofd
rollen, de rolbezetting heel wat te wensen
overliet. Lily Bouwmeester en Lo van
Hensbergen als de Amerikaanse toeriste en
haar zeer tijdelijke Venetiaanse aanbidder
werden eigenlijk alleen door Liane Saal-
born, in de rol van een ietwat cynische
pensionhoudster, behoorlijk vakkundig ge-
secundeerd, hoewel haar spel vooral in de
eerste taferelen iets hinderlijk geposeerds
had. Hetty Beck en Gerard Hartkamp als
een stel bejaarde toeristen mochten zich
vrijelijk uitleven in de karikatuur (vooral
Hartkamp probeerde krampachtig, een „ty
petje" te maken) en verder was de jongste
generatie van het Arnhemse gezelschap
aan het woord aan welk woord de mees
ten van hen helaas niet veel natuurlijkheid
wisten te verlenen.
Temidden van deze bonte entourage
stonden Lily Bouwmeester en Lo van
Hensbergen men zou geneigd zijn te
zeggen :als bakens in zee. Hier had men
dan twee uitstekende, in hun kunst (hun
vak") doorknede spelers, naar wie het
een genoegen was te kijken en te luisteren.
Toegegeven dat Lily Bouwmeester eigenlijk
t e veel charme had om de eenzaamheid
van de secretaresse-met-vakantie helemaal
geloofwaardig te maken, en ook toegegeven
Lili Bouwmeester en Lo van Hens
bergen.
dat Van Hensbergen uiterlijk niet het
ideale type voor de Venetiaan meebrengt;
maar dat neemt niet weg dat de scènes,
waarin deze twee het toneel beheersten,
de hoogtepunten van de voorstelling vorm
den. Hun dialogen waren afgeronde stuk
jes prima toneel op zichzelf, die het stuk
als dat uit niets anders had bestaan
tot een groot succes hadden kunnen maken.
Maar telkens als het „ensemble" zich met
de zaak ging bemoeien, was de ban weer
gebroken. Jammer voor Van Hensbergen,
wiens spel hierdoor niet voldoende tot zijn
recht kon komen, en natuurlijk dubbel en
dwars jammer voor Lily Bouwmeester,
die wij veel te lang op het toneel hebben
gemist en die wij zo van harte een schitte
rende „come-back" hadden toegewenst.
Aan haar talent, haar vakmanschap en
haar harde werken heeft het niet gelegen,
dat die wens deze keer niet in vervulling
is gegaan.
De Toneelgroep Theater is ons, maar in
de eerste plaats haar, een revanche
schuldig.
Simon Koster
Tussen de Union Internationale des Amis
du Bel Cantc en het Nederlands impre
sariaat is een samenwerking tot stand ge
komen. Als onderdeel van deze samenwer
king zal in de concertzaal „Diligentia" in
Den Haag een abonnementsserie van vijf
concerten worden gegeven, getiteld: „In
de tuinen der liedkunst".
Hierbij zullen optred ende Parijse bari
ton Camille Maurane, aan de vleugel be
geleid door Felix de Nobel, de tenor Hans-
Ulrich Mielsch uit Stuttgart, die begeleid
zal worden door George van Renesse, het
Nederlands Kamerkoor onder leiding van
Felix de Nobel, de Parijse sopraan Irma
Kolassi, die aan de vleugel begeleid zal
worden door Felix de Nobel en de Neder
landse bariton Hans Wilbrink woonachtig
te Frankfort. Hans Wilbrink zal worden
begeleid door de Duitse pianist Jan Em-
merink.
TWEE JAAR ge
leden heb ik in „Erbij"
verslag uitgebracht
van een bezoek aan
de te Parijs wonende
en werkende Neder
landse kunstenaar Ce-
sar Domela Nieuwen-
huis en iets verteld
over zijn werk. Tot
23 oktober is nu in
't Haagse Gemeente
museum een tentoon
stelling van Domeia's
werk te zien. Tijdens
een rondgang voor de
pers op deze expo
sitie, waarvoor merk
waardig weinig be
langstelling bestond,
viel het me op hoe
weinig Domeia's werk
toch eigenlijk bekend
was, al bleek men
zijn naam dan wel te
kennen. Uit de bibio-
grafie in de catalogus
bot deze expositie
blijkt dat in Neder
land toch wel een en
ander over Domela
gepubliceerd werd. Voorts exposeerde Do
mela na de oorlog twee keer te Amsterdam
en komt zijn werk voor in enige gebouwen
hier te lande. In de inleiding tot de catalo
gus schrijft de Parijse Nederlander Sadi de
Gorter dat Domela tweederde van zijn
zestigjarig leven buiten Nederland door
bracht. Hierin is natuurlijk wel een van de
oorzaken geleden van zijn naar mijn smaak
nog te geringe bekendheid. Daarbij komt
'det Domela geen publiciteit voor zich zelf
zoekt. Als hij aandacht vraagt, dan is het
voor zijn ideeën, die hij van algemeen be
lang acht, voor gedachten, waarvan ook
anderen profijt kunnen trekken. Domela
vindt het zo heel erg persoonlijke niet zo
bijster belangwekkend. Voor hem moet de
mens met zijn wisselende gevoelentjes
maar heel erg verscholen blijven achter
bet kunstwerk, dat op universele schoon
heid gericht moet zijn. Als men Domela
spreekt, dan kan het gebeuren dat hij zich
zelf tegenover andere veelbesproken heden
daagse artiesten stelt als een man van een
vroegere tijd. Hij doet dat dan verontschul
digend, zich excuserend als blijkt dat hij
bet laatste van het laatste niet gezien
mocht hebben. En daarin is niet in het
minst iets van een spel, want Domela is
goudeerlijk. Dat leest men ook wel uit de
inleiding van De Gorter. Als we afgaan op
wat vandaag lijkt te gelden, gezien hetgeen
museumleiders en internationaal werken
de kunsthandels plegen te propageren, dan
zou Domela iemand van een vroegere pe
riode genoemd kunnen worden, iemand uit
een tijd toen men kunst toch nog graag in
verband met de gemeenschap zag. De ont
wikkeling zou dan geleid hebben tot zelf
expressie in de eerste plaats (abstract ex
pressionisme bijvoorbeeld), tot „Action
painting", „Tachisme" en weten wij veel
wat nog meer, waarin het persoonlijke in