O. H. KAARS SYPESTEIJN.
Snor, bij officiëele gelegenheden wel eens George genoemd, gaf ons als
oudste herinnering aan zijn voetballoopbaan op, zijne presentie als tienjarig knaapje
bij een bekerwedstrijd in den Haag in den jare 1902. Velen zullen deze mede-
deeling minder interessant vinden, maar zij leert ons dat Snor's voetbalkiem al
vroeg aan het ontwikkelen geslagen was. Richtte zijn neef Piet Hein in 1904, het
VIIIe Xl-tal op, Snor ontfermde
zich in datzelfde jaar over het VIIe
en nam dusdoende het captain
schap waar.
Spoedig promotie makende, zien
we hem reeds twee jaar later
de stad Haarlem als centre-half in
de federatie-wedstrijden vertegen
woordigen.
Na zich als ballenjongen bij
Holland-België (7—0) aan de Span
jaardslaan verdienstelijk gemaakt
te hebben, vestigde hij zich in
Leipzig en kwam aldaar uit voor de Leipziger Ball-Spielclub op de links half
back plaats. Met zijn aanleg voor forsch spel (hij werd er vroeger door zijn
kornuitjes op uitgestuurd om dezen of genen te „bewerken") wist hij zich al spoedig
den Duitschen speeltrant eigen te maken. Twee en een half jaar duurde de
„Marken"periode; hij kwam daarna slechts voor enkele maanden weer in Holland en
versterkte het IIe elftal, om dan als „ster" te fungeeren in de U. S. M. B. te
Duinkerken, spelende in de ie klasse Departement du Nord. Vrijblijvend nemen
we hieronder een zin uit een verslag over den wedstrijd tegen de Olympique
Lillois op: „Le petit hollandais surclassat ses coéquipiers". Deze match ging
met 9 2 verloren, waarbij Snor voor de beide tegenpunten zorgde, iets wat
misschien zijn tegenwoordige scoringlust verklaarbaar maakt. Alvorens zich voor
goed in Holland te vestigen, speelde hij nog een beetje voor de Hollandsche