115 Nog een bede tot U, tot der Kenauenschaar, Die de matchspelers tracht te bekoren, Ach laat onze ploeg nog acht keer bij elkaar, Nog slechts acht keer moeten ze scoren, Braafsten der braven, hoe zwelt steeds mijn hart Bij het zien van uw mooie prestatie! Ik speel niet meer mee, maar ik volg nog als bard Uw mannenspel, kloek en vol gratie. 't Gooi. Als weleer trok ik uit met m'n trapvaste lui Naar het Gooi, in 'n fijn derde klasje; In 'n pakkie je trappers, je kousen, je trui, Onderweg werd gesmousd op 'n jasje. In 't kleedhok spreekt Frits 'n kerngezond woord Tot het ploegje, dat wóu en zóu winnen; En een elk leest zijn „brief", die mij zoo heeft bekoord, Want zijn taal, die verwarmt je van binnen Jaloersch ben ik even 'n wijle geweest Op dien man met z'n open karakter, Uit zoo n dagorder proef je z'n nobele geest En ik vraag me stil af: „Zeg, wat pakt er Zullen we ooit Arie's goal (1 1) tegen t Gooi vergeten? Een voorzet van rechts. pang! keeper en bal in 't net

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1924 | | pagina 119