129
deed en ook nooit een extra aansporing noodig had, kortom een dier weinige spelers,
welke nimmer een schrobbeering van hun captain ontvangen.
En als Wim in het laatste kwartier van
een wedstrijd tot me zei: „Nico, ik kan
niet meer", dan was een „kom, jong, nog
10 minuten" voldoende om hem weer met
nieuwe energie achter zijn voorhoede te doen
aanhollen.
Voor H. F. C. beteekende het een zware
slag, toen hij verleden jaar naar New-York
vertrok, om zich daar een positie te verwerven,
maar nu wij weten, dat hem zulks schitterend
gelukt is, kunnen wij ons er slechts over ver
heugen. Immers vóór alles gaat ons werk en
is H. F. C. slechts een school, waar we ons fit
maken voor den hardsten strijd van alle! Uit
zijn brieven weten we gelukkig, dat het hem
goed gaat, maar ook, hoe dankbaar hij is eens
onze kleuren te hebben mogen dragen.
Dat stemt prettig, want hoezeer ik hecht
aan spelkwaliteit, zal ik toch nooit uit t oog
verliezen, dat voor 't verdere leven de vriend
schapsbanden, die H. F. C. tusschen ons allen
gelegd heeft, een zoo veel mooier „goed" zijn, ernst.
dan wat dan ook.
En als ik thans, ver van Haarlem, zoo nu en dan weer aan al die personen uit
onzen „renaissance-tijd" terugdenk, dan zie ik steeds weer voor me onzen fairen sports
man, onzen waschechten H. F. C. er, Wim Reijdon
Hamburg, Januari 1925.
W!.WH0 7XER,-'"MtTiE