HOE DELI MET H. F. C. MEDELEEFDE DE golf van enthusiasme, die door heel Nederland ging, toen het bericht kwam, dat de koene Hollandsche vliegeniers den bodem van het „overzeesche filiaal" bereikt hadden, deed mij denken aan het telegram van Karei, hetwelk ik eind Maart 1923 te Medan ontving, en dat voor ons H. F. C.'ers in Ned.-Indië zoo'n ontzettend blijde boodschap bracht. Het luidde kort en bondig „Kampioen". Ik zie nog eenige minder sportlievende collega's op mijn kantoor, die wellicht dachten aan een droevig telegrafisch familiebericht, belangstellend informeeren en daarna lachen bij het hooren, dat het slechts een „voetbalclub" betrof. Konden die menschen echter beseffen, welk een arbeid daar aan de Spanjaardslaan geleverd was, en welk een voldoening dit bericht was voor ons, H. F. C.-leden, in den vreemde De 3V2 jaar, die ik te Medan doorgebracht heb, zijn juist de jaren van angst en spanning in de H. F. C.-wereld geweest en heb ik zelf dus ons eerste niet één match in lager regionen zien spelen. Al ras bleek mij echter uit het mij en anderen steeds punktueel trouw gezonden clubblad, dat er menschen achter de bestuurs- en redactietafel zaten, die wisten en voelden, dat er wat gedaan moest worden, menschen, die niet bij de pakken neerzaten en de oude traditie zouden ophouden, ondanks voorbeelden als R. A. P., Volharding e.a. Die krachtige opgewekte toon, iedere maand weer, in dat keurig verzorgde cluborgaan, spoorde mij ook aan eens te laten weten, dat bij de H. F. C.'ers op Sumatra's Oostkust een even krachtige clubliefde bestond en dat ook wij niets liever wilden dan H. F. C. op het hoogere plan terug te brengen, dat ook wij met het wel en wee der Good-Old meeleefden. Onze welgemeende Nieuwjaarswensch 1923, welke Karei na den wedstrijd tegen de Oud-Internationals op 1 Januari 1923 kon voorlezen, was slechts bedoeld om de spelers te doen voelen, dat heinde en ver in de overzeesche gewesten een contingent clubmenschen hun het allerbeste in hun streven naar de herovering van het eerste-klasseschap toewenschten, en die zich bij elke overwinning, die de telegraaf hun bracht, de handen wreven. En het waren niet alleen oud-leden van H. F.C., die medeleefden, maar ook o.a. Joop Boutmy van H. B. S„ de Serrière van H. V. V., Coen Verduin van Sparta, de Koster van V. R. A„ Gunning van Ajax (L.) en vele andere, minder bekende voetballers. Tijdens mijn verblijf in Medan ontmoette ik geregeld H. F. C.-spelers, die naar of van Indië reisden. Ik sprak er toen meer, dan nu in Amsterdam. Ab Koopman verliet Simeloengoen, uren van Medan verwijderd, om via Deli en Holland naar Zuid-Afrika te gaan. Wouter kwam even het Toba-meer bekijken en werd door mij, tijdig vanuit Semarang gewaarschuwd, in het Medan-hotel gesnapt. Jan Roos kwam onverwachts op een avond met Willy Angenent van „Haarlem" per vrachtboot uit Holland in Medan opduiken. Ieder toonde een onverflauwd enthusiasme, ieder droeg de zekerheid, dat wij het zouden halen, vöör Mannes in ons midden was. Ik hoop, dat onze penningmeester geen financieele bezwaren zal maken, om dit boekske aan onze Indische vrienden te zenden. Waar ik zelf niet meer naar de Oost terug keer, spoort dat mogelijk eenigen hunner aan nog eens door middel van ons clubblad blijk te geven van de saamhoorigheid in onze vereeniging, die ons allen zoo dierbaar is. Amsterdam, 29 December 1924. FRITS VAN MAAS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1924 | | pagina 143