In September begonnen we met welgeslaagde athletiek-wedstrijden, waaraan zelfs
vermummiede eereknarren meededen, vierden in October ons 40-jarig bestaan met
'n alleraardigst réuniefeest, waarbij zeer oude
kameraden uit de vorige eeuw elkanders om
vangrijke buikjes en gehavende, ruïneuze schedels
met gepaste belangstelling bekeken, oude wed
strijden nog eens uit het grijs verleden werden
opgehaald en gelegenheid gegeven werd om te
constateeren, dat een breede schaar van jongeren
was opgegroeid, die al even gek waren op die
malle „kleuren" van de club als wij in onze
jonge jaren. Karei Lotsy steunde die mooie club
geest op zijn wijze, d. w. z. met een stuwkracht
van waar-ben-je-me en richtte o.a. ons clubblad
op (tegen zekere persmuskieten en vóór de H. F. C.
belangen)hij haalde daarmee den band tusschen
de leden geducht aan. Dat clubblad is werkelijk
'n orgaan voor de H. F. C.'ers geworden. Jong
en oud, zelfs het knarrendom, dat allang niet
meer gevaarlijk was op het veld, ja zelfs meine
Wenigkeit en rector Spoelder werden bij nacht
en ontijd uit hun bed getelegrafeerd om copie.
Die band was er dus, maar het samenspel van
ons eerste elftal was tijdelijk op zolder gezet
en nowhere. Ik memoreer dat K. Lotsy direct
na het gloeiende feest en de uitreiking van
het boek als praeses aftrad en door Dr.
Remmelts werd opgevolgd. In den winter
1919'20 vertrekt onze majesteitelijke back
Nes Kervel naar den grooten Slokop, Ned.
Indië. Wij excelleeren even door Ben, die
tegen Denemarken genoegelijk lachend, ge
weldige dingen doet en zich met roem bezaait.
Overigens is er aan misère geen gebrek. Jan
Laan, de captain en een onzer beste doel-
puntenfokkers, wordt voor goed „gemold",
zooals dat heet en gaat helaas op de gebrui
kelijke manier door z'n knie. En ondanks de
hoopvolle hup-hup's! van getrouwe supporters
en angstig hopende en kloppende hertjes van
supportstertjes, vrouwen, meisjes en adspirant-
meisjes (later weer wettige vrouwen van
tribunegetrouwe, geluidsterke steunpilaren van
BAS.
IJSCO.