j*0 -
won bijna single-handed den wedstrijd teger,
om zich heen (als ik het zoo maar eens i
de 3e ronde had gebracht. Als wij wat pootig
hadden gehad, was het Uruguay denkelijk
minderwaardig anonimus-scheidsrechtertje O)
te ponjaardeeren. Ook Ben speelt in den Pa
wordt door de pers zeer geprezen.
In den zomer van 1924 komt de zeer b
Indische land, (de scholen hadden dien dag
Seizoen II
Ach die arme, arme vrouwen,
Ach die arme meisjesschaar
Zijn er bij, die het berouwen,
Met de handjes in het haar
Wijl ze eens hun zwakke hartje,
Schonken aan zoo n „voetbaljong"
Van heur hartje 't beste partje
Schonken, aan wien er naar dong
't Is zoo heel gewoon begonnen
De eerste vonk kwam op het veld,
Waar z'm in heur netten vongen,
't Leuke jong, den jongen held.
Foeigij stoute, mooie meisjes.
„Hup Haafcee zoo roept ge daar,
Maar ik ken die lokkerswijsjes,
Jullie zijn zoo slim, zoo gaar
Jullie kraaien niet om goaltjes,
Volgen slechts den „dierb'ren schat"
Jullie stoven mij geen kooltjes,
Mij, den ouwen voetbalrat.
VAN DE TRIBUNE.
Jullie huppen, kraaien, schreeuwen
Enkel maar om „hem" alleen
't Is om „hem", den leeuw der leeuwen;
Zooals hij, speelt er geen een.
En dit arme kleine hartje
Volgt hem angstig onder het spel.
Is 't niet waar soms Kom ik tart je,
Ach, ik ken de meisjes wel.
En krijgt Jan of Piet of Bartje
Soms 'n trap, tegen z'n scheen,
Dan verraadt g'uw eigen hartje,
Ge springt op, gilt„Hoe gemeen
Praat me niet van al die meisjes,
Die hup-huppen voor het spel,
'k Ken ze, het zijn malle sijsjes,
Weest gerust, ik ken ze wel.
Als na afloop dan zoo n meisje
Met den kreup'le huiswaarts keert,
Zingt ze zacht het oude wijsje,
Kweelt ze„Heb je j' erg bezeerd
„Je mag best wat op me leunen",
Zegt zoo n slimme rakker dan
„Ik zou jou zoo graag wat steunen,
Doet het pijn, zeg, Janneman
't Zijn verraderlijke dingen
Meisjes nee, ik mag ze niet,
Ik wil der vrouwen lof niet zingen,
Blijf uit 't penalty gebied.
Maar de rest van zoo n historie
(Is bekend, z'is eeuwen oud)
Laat ik rusten, pro memorie,
Zoo'n geval laat u wis koud.
Maar dat wil 'k u wel vertellen,
Dat van menig „accident",
Als „zij" „hem" gaat vergezellen,
Heel den Hout door, langs de tent,
Hoopen trouwerijtjes komen.
Zeg niet „nee", onthoud uw dag,
'k Kon er lang nog over boomen,
Ik zeg niet alles, wat ik zag.
PIM PERNEL.
MANNES repatrieert