NES KERVEL
DE oude garde aan het lijntje, de „eeretribune"
't zijn echte Haarlemsche Nurksen is nooit gauw
tevreden en tot pruttelen licht geneigd.
Niet natuurlijk Pim, als hij met zijn vrouw op bezoek
is, hij ziet en wordt gezien, hij groet en glimlacht en
heeft voor pessimisme geen tijd; niet natuurlijk Karei,
die moet schreeuwen, 't moge dan goed gaan, 't moge
tegenloopen op het veld; evenmin Tinus natuurlijk, deze
optimist a outrance is pas blij, als alles mislukt en de
stand 13 tegen ons is; „dan gaan ze ophalen!", zegt
hij voldaan en voor hem geen grooter succes dan stum
perige spelers en een verloren thuiswedstrijd, want dan
winnen ze „uit" vast!
Maar die anderen aan het hekje, dat zijn rakkers!
Nooit vinden ze het elftal geoefend genoeg, altijd
loopt volgens hun oordeel de voorhoede maar zoowat
door elkaar, valt Mies, na een opgelegde kans gemist
te hebben, met een stumperig gezicht al appelleerend
op den grond, onmiddellijk knarsetanden zij„vervloekte
aansteller", trapt Japie mis, zij weten 't alweer„de
Zwaluwen hebben hem over t paard getild", verwerkt
Géjus eens een kanjer niet precies naar behooren, hoofdschuddend klagen zij„hij is
op z'n retour."
't Zijn echte vitters en stuurlui aan den wal, die Jannen, Pieten, Peeren en hoe ze
verder mogen heeten, maar ze bijten niet, integendeel hun keffen is goedmoedig en on
schuldig enkomt uit liefde voor hun erf voort.
Aardig en eigenaardig was steeds de geleidelijke ommekeer in gevoelens, welken bij
eiken wedstrijd de hoofdpersoon dezer korte schets bij hen te weeg wist te brengen.
Eerst geen goed woord, „onbetrouwbaar", „lui", „ongeoefend", „rijp voor de vete
ranen", „een oud meubel", „ik heb 't ze nog gezegd" enz. enz., dan langzaam, maar
zeker, een kentering: „Zeg, hij valt me toch nogal mee" fluistert iemand me stiekum in
't oor, „routine heeft ie zeker", gromt een tweede, een derde vindt hem „nogal safe
vandaag", en aan 't einde van den wedstrijd denken allen bij zichzelf, maar zouden 't
elkander om den dood niet graag bekennen, „dat ie toch den volgenden keer tegen die
zware ploeg vanzeker mee moest doen en 't stom zou zijn zoon speler te laten
schieten, omdat ie wat langzaam is."
Vanwaar, geduldige lezer, dit varieerende, wel waardeerende, doch ook eenigszins
gereserveerde oordeel? Ik geloof, omdat Nes niet was, wat men noemt, een brillant
speler. Bij dezen ras-amateur, geboren sportman, maar geenszins eenzijdig voetballer,